De aarde werd geoogst.

Openbaring 14:14-20

14 Toen zag ik dit: een witte wolk, en daarop zat iemand die eruitzag als een mens. Hij had een gouden krans op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. 15 Uit de tempel kwam een andere engel, die hem die op de wolk zat met luide stem toeriep: ‘Laat uw sikkel komen om te oogsten. Want de tijd om te oogsten is gekomen; de aarde is meer dan rijp voor de oogst.’ 16 Toen wierp degene die op de wolk zat zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd geoogst. 17 Er kwam een andere engel uit de hemelse tempel, die ook zo’n scherpe sikkel had. 18 Bij het altaar vandaan kwam weer een andere engel, degene die zeggenschap heeft over het vuur. Hij riep de engel met de scherpe sikkel luid toe: ‘Laat je scherpe sikkel komen om de druiven te oogsten in de wijngaard op de aarde, want de druiven zijn rijp.’ 19 Toen wierp de engel zijn sikkel op de aarde, en hij oogstte de druiven in de wijngaard op de aarde en gooide ze in de grote perskuip van Gods woede. 20 De wijnpers werd buiten de stad getreden. Er kwam een grote stroom bloed uit, zestienhonderd stadie lang en zo hoog als het bit bij een paard. (NBV)

Johannes gaat om zijn visioen duidelijk te maken weer terug naar het boek van de profeet Daniël. Daar wordt verteld hoe de Zoon des Mensen op een wolk aankomt en een rechtszaak mag beginnen tegen alle onderdrukkers van mensen. De slachtoffers staan er daar bij om hem heen. Johannes sluit vervolgens aan bij de profeet Joël, die beschrijft de aarde als een korenveld dat rijp is om geoogst te worden. Na de oogst wordt immers het kaf van het koren gescheiden, het onkruid en het graan gescheiden. Dat is de dag des Heren waar geoordeeld wordt over de levenden en de doden.

We kennen ook de uitdrukking over druiven die zuur zijn. Je hebt er de nodige aandacht en tijd in gestoken maar het resultaat is uiteindelijk niet om te drinken. Die druiven kun je beter weggooien. Hier worden de druiven toch uitgeperst maar het druivensap roept alleen maar woede op. Graan en druiven kennen we misschien nog wel als symbolen in het Christendom. Het brood dat van het graan werd gebakken moeten we delen en dat doen we ook vaak symbolisch tijdens een kerkdienst of een mis. Aan elkaar rijken we de beker met wijn als teken van liefde en verbondenheid.

Johannes van Patmos waarschuwt eigenlijk de afvalligen en steekt de vervolgde gelovigen een hart onder de riem. Het hele geloof aan de opstanding van de doden en de scheiding van het kaf en het koren was opgekomen na de verschrikkelijke martelingen door de Griekse bezetters in de tijd van de Maccabeën. Een verhaal dat in een boek staat dat net niet in de Bijbel terecht is gekomen, apocrief noemen we zo’n boek. Het lijden van mensen is dus niet uitzichtloos volgens dat geloof. Eens komt de dag, eens zal het zijn dat alleen het goede, het vruchtbare over zal blijven en mensen echt in liefde met elkaar om gaan. Het allermooiste is dat we er niet op hoeven te wachten tot we dood zijn, we mogen er vandaag mee beginnen en elke dag opnieuw.

Zij volgen het lam

Openbaring 14:1-13

1 Toen zag ik dit: het lam stond op de Sion, en bij het lam waren honderdvierenveertigduizend mensen die zijn naam en die van zijn Vader op hun voorhoofd hadden. 2 Ik hoorde uit de hemel een geluid komen dat klonk als het geluid van geweldige watermassa’s, van zware donderslagen; het klonk als het geluid dat muzikanten maken die op de lier spelen. 3 Er werd voor de troon en voor de vier wezens en de oudsten iets gezongen dat leek op een nieuw lied. Niemand kon het lied begrijpen, behalve de honderdvierenveertigduizend mensen die van de aarde zijn vrijgekocht. 4 Dat zijn degenen die zich niet met vrouwen hebben afgegeven maar maagdelijk zijn gebleven. Zij volgen het lam waarheen het maar gaat. Ze zijn uit de mensheid vrijgekocht om als de eerste opbrengst te worden aangeboden aan God en aan het lam. 5 Geen leugen komt over hun lippen, er valt niets op hen aan te merken. 6 Toen zag ik opnieuw een engel, die hoog in de lucht vloog. Hij had een eeuwig evangelie dat hij bekend moest maken aan de mensen op aarde, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. 7 Luid riep hij: ‘Heb ontzag voor God en geef hem eer, want nu is de tijd gekomen dat hij zijn oordeel zal vellen. Aanbid hem die hemel en aarde, zee en waterbronnen geschapen heeft.’ 8 Hij werd gevolgd door een tweede engel, die uitriep: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad, die door haar ontucht alle volken de wijn van haar wellust heeft laten drinken.’ 9 Zij werden gevolgd door een derde engel, die met luide stem riep: ‘Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of zijn hand krijgt, 10 zal hij de wijn van Gods woede moeten drinken, die onverdund in de beker van zijn toorn is geschonken. Hij zal in vuur en zwavel worden gepijnigd, onder de ogen van de heilige engelen en van het lam. 11 De rook van die pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid. Wie het beest en zijn beeld aanbidden, of wie het merkteken van zijn naam draagt, ze krijgen geen rust, overdag niet en ‘s nachts niet.’ 12 Hier komt het aan op de standvastigheid van de heiligen, die zich houden aan Gods geboden en aan de trouw van Jezus. 13 ¶ Ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ‘Schrijf op: “Gelukkig zijn zij die vanaf nu in verbondenheid met de Heer sterven.”’ En de Geest beaamt: ‘Zij mogen uitrusten van hun inspanningen, want hun daden vergezellen hen.’ (NBV)

Met het uitleggen van droomtaal moet je altijd wat voorzichtig zijn. We leven in een welvarend en vrij land. Als we het hier over terreur hebben dat noemen we niet meer dan twee doden die vermoord werden om hun overtuiging. Pim Fortuijn en Theo van Gogh. De vele doden die in het verkeer vielen noemen we niet, dat verkeer altijd door moet gaan is immers een algemeen gedeelde overtuiging. De vele doden die door drugs vielen noemen we ook niet, ook drugsbaronnen hebben immers hun rechten als staatsburger is onze opvatting en daarmee kunnen ze zich beschermen tegen justitie. Maar de gevangene van Patmos kende ontelbare doden die gevallen waren vanwege hun overtuiging. Bij hem telde ook elk ander mensenleven want in zijn samenleving werden mensenlevens niet geteld en niet geacht. Toen hij zich dan ook voorstelde hoe dat doden gestopt kon worden en zich de uittocht uit Egypte herinnerde, toen het bloed van een lam aan de deurpost gesmeerd het leven betekende voor de eerstgeborenen uit dat huis, en hij zich realiseerde dat die uittocht zou leiden tot de ontdekking van de goddelijke grondhouding van heb-je-naaste-lief-als-jezelf toen zag hij in zijn droom dat iedereen die daarin had geloofd mee zouden gaan in de bevrijding.

Dat getal van honderdvierenveertigduizend wijst op alle volken van de aarde. Die bevrijding vraagt om een nieuw lied, liederen zoals in de psalmen staan beschreven en die we hier zo af en toe ook meezingen. Als iedereen een overwinningslied aanheft dan dondert het, zoals een voedbalstadion kan donderen en iedereen in de stad kan horen dat de club kampioen is geworden. Maar pas op met de droomtaal uit dit boek. De bevrijde mensen zijn degenen die zich niet met vrouwen hebben afgegeven maar onbeschreven zijn gebleven staat er. Dat zijn niet de celibatairen, zoals de priesters van de Roomse zogenaamde kerk die niet mogen trouwen, maar het zijn de gelovigen die niet achter orakels aanliepen. Vrouwen uit de begintijd van het christendom die geëxploiteerd werden om voorspellingen te doen over de toekomst. In onze tijd kennen we ze als Char of Yomanda, maar toen werden ze ook meegenomen naar Christelijke gemeenten en werd verteld dat wat ze vertelden uit Christus afkomstig zou zijn. Nee de ware gelovigen doen niet meer zoals in de wereld gewoon is.

Ze zijn aan God gewijd zoals alle eerstelingen volgens de Leer van Mozes aan God gewijd werden. Ook de eerstelingen van de oogst. Zij zorgen dat alles met iedereen werd gedeeld, over de hele bewoonde wereld, met alle mensen op aarde uit alle landen en volken. En dan de wijn. Eerst wordt er gesproken over de wijn van de wellust die ieder volk te drinken kreeg. Dat Babylon hier samenvalt met Rome is wel erg doorzichtig. Maar dan komt Johannes met de wijn van Gods boosheid. Wordt er een oorlogje gevoerd? Nee, een godsdienst waar een voortdurende oorlog is tussen de Goede God en de Kwade God is niet een Christelijke godsdienst laat staan de Joodse godsdienst waar ze uit voortgekomen is. Daar is de boosheid van God pas echt te merken als de noodkreten van de armen, van de onderdrukten tot hem doordringen. Die toorn kun je niet achteloos in alcohol verdrinken die toorn zal tot je dood leiden. En te veel alcohol is dodelijk. Dat is een ontzagwekkend gegeven en laat je nog eens zien dat alles eigenlijk pas echt kan bestaan uit liefde.

Hier komt het aan op wijsheid.

Openbaring 13:11-18

11 Toen zag ik een tweede beest, dat opkwam uit de aarde. Het had twee horens, net als een lam, en het sprak als een draak. 12 Voor de ogen van het eerste beest oefende het heel diens macht uit. Het dwong de aarde en alle mensen die erop leefden het eerste beest, dat van zijn dodelijke verwonding genezen was, te aanbidden. 13 Het verrichtte indrukwekkende tekenen, het liet voor de ogen van de mensen zelfs vuur uit de hemel neerdalen op de aarde. 14 Het wist de mensen die op aarde leven te misleiden door de tekenen die het voor de ogen van het eerste beest kon verrichten. Het droeg hun op een beeld te maken voor het beest dat ondanks zijn steekwond toch leefde. 15 Het kreeg de macht om dat beeld leven in te blazen, zodat het beeld van het beest ook kon spreken en ervoor kon zorgen dat iedereen die het beeld niet aanbad, gedood zou worden. 16 Verder liet het bij alle mensen, jong en oud, rijk en arm, slaaf en vrije, een merkteken zetten op hun rechterhand of op hun voorhoofd. 17 Alleen mensen met dat teken-dat wil zeggen de naam van het beest of het getal van die naam-konden iets kopen of verkopen. 18 Hier komt het aan op wijsheid. Laat ieder die inzicht heeft het getal van het beest ontcijferen; er wordt een mens mee aangeduid. Het getal is zeshonderdzesenzestig. (NBV)

Het getal 666 als het getal van de brenger van het Kwaad. In de geschiedenis zijn er talloze mensen mee aangeduid. En dat ze kwaad deden was wel duidelijk. Maar Johannes heeft het niet over iemand in de toekomst maar over iemand die zich in zijn tijd manifesteerde en direct herkenbaar was. Het waren de priesters van de Keizercultus die vrede en rust beloofden en met allerlei goocheltrucs de mensen verleidden om de Keizerbeelden in hun tempels te gaan aanbidden. Voor ons heeft het getal een andere geschiedenis gekregen. Rond de tweede wereldoorlog werd het gebruikt om Adolf Hitler aan te duiden, de meest uitgesproken vertegenwoordiger van het kwaad op aarde. Maar dat geknutsel met sommetjes bleek helemaal niet nodig.

In Den Haag woonde in het begin van de Tweede Wereldoorlog Ds. D. A. van den Bosch. Een ouderwetse dominee die al voor de oorlog waarschuwde voor het kwaad van fascisme en nazisme. Alleen het volgen van Jezus van Nazareth telde voor hem. Hij weigerde om lid te worden van welke politieke partij dan ook. Hij was geroepen om het woord uit het Evangelie te verkondigen en deed dat in een taal die na de Tweede Wereld oorlog niet echt meer begrepen zou worden. Behalve zijn geschrift over 666. Hij schreef dat het geknutsel met cijfers helemaal niet nodig was om het kwaad te herkennen. Wie mensen uitsloot uit de samenleving, uit wilde bannen omdat ze anders zouden geloven. Wie mensen collectief wilde uitsluiten omdat ze allemaal een gevaar vanwege hun geloof zouden zijn. Wie zichzelf beter achtte dan de anderen. Die was al genoeg belichaming van het kwaad om het getallengeknutsel nodig te hebben. De dominee schreef het pamflet op verzoek van een uitgever maar zou in 1942 vanwege dit pamflet vermoord worden in een concentratiekamp. Na de oorlog werd hem het verzetskruis toegekend.

Voor ons is het nuttiger de kwaadheid van Johannes in zijn eigen tijd tot ons te laten doordringen. Want aanbidding van succesfiguren komt immers ook in onze tijd voor. Worden wij niet voortdurend verleid achter succesvolle beurshandelaren en bankdirecteuren aan te lopen? Wordt ook ons niet de vrede en de welvaart beloofd als we ons laten vertrouwen op de markt, als we van alles wat we nodig hebben, van post tot gezondheidszorg, voorwerp van handel en concurrentie laten maken? Het “ieder voor zich” zou ons meer vrijheid en geluk moeten schenken dan “allen samen” en zeker dan “allen voor de naaste en de minsten in de samenleving” Wij mogen van Johannes leren waar de oproepen om dat liefhebben van anderen maar te verlaten op uit zal lopen: op crisis, oorlog en ellende. Wij hebben nog de keus er net als de Christenen uit de dagen van Johannes tegen in te gaan en vast te houden aan de navolging van Jezus van Nazareth. Elke dag opnieuw mogen we daaraan beginnen, ook vandaag weer.

Wie kan het tegen hem opnemen?

Openbaring 13:1-10

1 Toen zag ik uit de zee een beest opkomen. Het had tien horens en zeven koppen; het had een kroon op elke horen, en er stonden godslasterlijke namen op zijn koppen. 2 Het beest dat ik zag leek op een panter, met poten als van een beer en een bek als de muil van een leeuw. De draak droeg zijn kracht en heerschappij en gezag aan het beest over. 3 Een van de koppen van het beest zag eruit alsof hij geslacht was; het was een dodelijke verwonding, maar de wond genas. Vol bewondering ging de hele wereld achter het beest aan. 4 Iedereen aanbad de draak, omdat hij het beest gezag had gegeven. Ook het beest zelf aanbaden ze, met de woorden: ‘Wie is gelijk aan het beest? Wie kan het tegen hem opnemen?’ 5 Het beest kon zijn bek gebruiken voor grootspraak en godslasteringen, en dat tweeënveertig maanden lang.6 Het opende zijn bek en lasterde God, zijn naam en zijn woning en hen die in de hemel wonen. 7 Het mocht de strijd met de heiligen aanbinden en hen overwinnen. Ook kreeg het macht over alle landen en volken, over mensen van elke stam en taal. 8 Alle mensen die op aarde leven zullen het beest aanbidden, iedereen van wie de naam niet vanaf het begin van de wereld in het boek van het leven staat, het boek van het lam dat geslacht is. 9 Wie oren heeft, moet horen. 10 Wie gevangenschap moet verduren, zal in gevangenschap gaan. En wie door het zwaard moet sterven, zal sterven door het zwaard. Hier komt het aan op de standvastigheid en trouw van de heiligen. (NBV)

Het kwaad doet zich voor in allerlei gedaanten. Ook in onze dagen kennen we dat. De herinnering aan het Nazirijk met haar gaskamers en haat tegen alles wat Joods was leeft nog voort. Maar in dezelfde tijd leefde ook de dictatuur van de zich communist noemende Stalin met zijn werkkampen waar de dood heerste. En in onze dagen was de dictator van Libië nog nauwelijks verdreven of ons werden de misdaden van de dictator van Syrië onthuld. Dat terwijl het proces over de onderdrukkers van Cambodja, met de beruchte killing fields, nog nauwelijks achter de rug is. Daniël beschreef de onderdrukkers van zijn tijd als vier dieren die uit de zee opkwamen. De leeuw, de beer, de panter en het dier met de tien horens. Johannes voegt de dieren samen tot één dier, het Romeinse Rijk, dat de ene zogenaamd goddelijke keizer laat opvolgen door de andere.

Na de zelfmoord van Keizer Nero verkeerde het Romeinse Rijk een korte tijd in verwarring. Er kwamen een aantal keizers die als tussenkeizer regeerden tot Keizer Vespasianus aantrad die het Keizerrijk een dynastie bezorgde en het keizerschap weer een goddelijk aanzien gaf. De kop met de dodelijke verwonding had zich hersteld schrijft Johannes dan. De zee waaruit het beest of de beesten waren voortgekomen was het dodenrijk, de zee was in de Joodse beleving altijd al het symbool van de dood, in heel de Hebreeuwse Bijbel kun je daar de voorbeelden van terugvinden. Met Keizer Vespasianus breekt er ook een tijdperk van vrede aan in het Romeinse Rijk en de mensen aanbaden met graagte deze Keizer en zijn opvolgers om maar rust te blijven houden. Alleen die halsstarrige Christenen deden er niet aan mee.

Johannes spreekt die halsstarrige Christenen moed in. Het maakt niet uit wat je overkomt, je hoeft het niet te zoeken wat sommigen doen, als je wat overkomt dan was dat al voor je weggelegd. Waar het op aan komt is niet dat je martelaar wordt voor het geloof in die nieuwe wereld van Jezus van Nazareth maar dat je standvastig blijft en trouw aan de idealen die dat nieuwe rijk met zich mee heeft gebracht. En aangezien alle gelovigen heiligen zijn hoeft er niemand meer heilig verklaard te worden laat staan dat iemand een ander mens zou moeten aanbidden. Het blijft duidelijk dat de richtingwijzers van de God van Israël gevolgd moeten worden, heb je naaste lief als jezelf, niemand is beter of belangrijker dan een ander, aan de samenleving moet iedereen kunnen meedoen en het verschil tussen Jood en Heiden, arme en rijke, man en vrouw, homo en hetero, allochtoon en autochtoon is weggevallen. Dat gelovigen in die samenleving bespot en vernederd worden neemt niet weg dat we er elke dag opnieuw voor mogen kiezen, ook vandaag weer.

De aarde schoot haar te hulp

Openbaring 12:13-18

13 Toen de draak zag dat hij op de aarde gegooid was, achtervolgde hij de vrouw die een zoon gebaard had. 14 Maar de vrouw kreeg de twee vleugels van de grote adelaar om naar haar plaats in de woestijn te vliegen, waar gedurende een tijd en twee tijden en een halve tijd voor haar gezorgd zou worden, buiten het bereik van de slang. 15 Toen spuwde de slang een stroom water als een rivier achter de vrouw aan om haar daarin mee te sleuren. 16 Maar de aarde schoot haar te hulp: de aarde sperde haar mond open en dronk de rivier op die de draak had uitgespuwd. 17 De draak was woedend op de vrouw en ging weg om strijd te leveren met de rest van haar nageslacht, met allen die zich aan Gods geboden houden en bij het getuigenis van Jezus blijven. 18 Hij ging op het strand bij de zee staan. (NBV)

Wij willen zo graag in de hemel komen. In de dagen dat Johannes zijn dromen opschreef, tijdens zijn gevangenschap op Patmos, was het graag in de hemel willen komen voor Christelijke gemeenten zelfs af en toe een probleem. De enorme maatschappelijke druk waartegen men zich te weer moest stellen maakte dat men ging geloven dat alleen marteling en dood bewezen dat je werkelijk Christen was, je moest dus een weg zoeken waarbij je zo snel en zo pijnlijk mogelijk in de hemel zou komen. Dat was dus niet de bedoeling schrijft Johannes. Het zal hier op aarde moeten gebeuren dat het kwaad wordt overwonnen en het kan dus ook op aarde gebeuren dat het kwaad, die geweldige draak die ons belaagd, zal worden overwonnen. Op het eind van zijn boek schrijft Johannes dan ook dat de hemel op aarde neerdaalt en God zijn tenten hier op aarde spant.

Dat de vrouw, hier het symbool van de verwachting, de hoop die mensen nodig hebben om te kunnen overleven, kan ontsnappen komt door de enorme adelaarsvleugels die ze krijgt. Adelaarsvleugels? Jazeker, de Hebreeuwse Bijbel zegt dat de God van Israël zijn kinderen draagt als een adelaar op haar vleugels. Biologisch klopt dat beeld niet maar de grote vleugels waarmee een adelaar zich bewegingsloos door het gebergte beweegt hebben altijd veel indruk gemaakt. Daar kunnen jongen onbevreesd op leren te vliegen, ze worden altijd beschermd was de gedachte. Die gedachte vinden we hier weer terug. De beelden uit het gedeelte van vandaag zijn ook niet nieuw. De tijd die ze mag wonen in de woestijn wordt ook al in het boek Daniël vermeld. Daarmee wordt de vrouw overigens ook een symbool voor het volk dat in de woestijn de richtlijnen voor het leven, de richtlijnen voor een rechtvaardige samenleving ontving. Zo zou het leven er uit moeten zien: niet doden, niet liegen in een rechtzaak, niet stelen en zo.

En in de woestijn was het kwaad al eens eerder opgeslokt. In het boek Numeri staat daar een mooi verhaal over als in het volk Israël bij sommigen het verlangen naar de doodscultuur van Egypte groter wordt dan de ontdekkingsreis door de woestijn waar je voortdurend op elkaar moest kunnen vertrouwen om te kunnen overleven. Ook toen werd de splijtzwam die het volk dreigde mee te sleuren opgeslokt door de aarde. De hulp en de kracht die we nodig hebben om het kwaad te overwinnen komt dus niet in de eerste plaats van de hemel. De God van Israël, de God die met je meetrekt is hier op aarde. In Christelijke zin heeft hij onder ons gewoond en is het Zijn Geest die in ons wil wonen. In die Geest van liefde kunnen we het kwaad bestrijden door het goede te doen en niet dan het goede. Johannes laat zien dat het niet gemakkelijk is, geen liefelijke oase wordt geschilderd, maar een harde strijd. Maar elke dag weer mogen we de keuze maken om onze naaste lief te hebben als onszelf en daarmee het kwaad te bestrijden door het goede te doen, ook vandaag weer.

Wee de aarde en de zee

Openbaring 12:1-12

1 Er verscheen in de hemel een indrukwekkend teken: een vrouw, bekleed met de zon, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd. 2 Ze was zwanger en schreeuwde het uit in haar weeën en haar barensnood. 3 Er verscheen een tweede teken in de hemel: een grote, vuurrode draak, met zeven koppen en tien horens, en op elke kop een kroon. 4 Met zijn staart sleepte hij een derde van de sterren aan de hemel mee en smeet ze op de aarde. De draak ging voor de vrouw staan die op het punt stond haar kind te baren, om het te verslinden zodra ze bevallen was. 5 Maar toen ze het kind gebaard had-een zoon, die alle volken met een ijzeren herdersstaf zal hoeden-, werd het dadelijk weggevoerd naar God en zijn troon. 6 De vrouw zelf vluchtte naar de woestijn. God had daar een plaats voor haar gereedgemaakt, waar twaalfhonderdzestig dagen lang voor haar gezorgd zou worden. 7 Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand 8 maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. 9 De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid. 10 Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen: ‘Nu zijn de redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht. 11 Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen. Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun dood aanvaard. 12 Daarom: juich, hemel, en allen die daar wonen! Maar wee de aarde en de zee: de duivel is naar jullie afgedaald! Hij is woedend, want hij weet dat hij geen tijd te verliezen heeft.’ (NBV)

Hebben wij nog de fantasie om met het boek Openbaring weg te dromen over hoe de wereld ook in elkaar zit? De schrijver van dit boek zat gevangen op een bijna onbewoonbaar eiland, Patmos. Hier werd gewerkt in de mijnen. Hier telde een mensenleven niet. Waar was nu de God van Israël? Waar waren de grazige weiden waar Psalm 23 zo mooi over kon zingen? Hier was meer het kruis waar Jezus van Nazareth over had gesproken. Maar over de vreselijke martelingen was ook al in de Hebreeuwse Bijbel gesproken. Daniël had het al gehad over draken en monsters die het volk van de God van Israël zouden bedreigen en misschien zelfs zouden verslinden. En was aan Eva niet al vanaf het begin beloofd daar haar nageslacht de kop van de duivelse slang zou vernietigen? En deze beelden gebruikte Johannes om ook zijn verhaal te vertellen. Niet een verhaal over een verre onbekende toekomst, dat willen sommigen er tegenwoordig graag in lezen, maar een verhaal over de situatie van hem en zijn medegelovigen. Mensen die door hun omgeving als ongelovigen werden beschouwd omdat ze weigerden de machthebbers en de zelfgemaakte godenbeelden te aanbidden.

Johannes laat het verhaal door de sterren vertellen. Johannes ziet het sterrenbeeld Maagd oplichten alsof ze de zon als haar mantel had aangetrokken, zoals God volgens Psalm 104 het licht als mantel had aangetrokken. Een krans van twaalf sterren geeft de Maagd iets vorstelijks. Ze verwacht een baby. Dan verschijnt het sterrenbeeld Draak dat zich uitstrekt over de sterrenbeelden Weegschaal, Maagd, Leeuw en Kreeft. We moeten om te beginnen dus steeds voorzichtig zijn met de taal van het boek Openbaring. Het is droomtaal, beeldtaal, de woorden wijzen naar dromen en proberen die dromen onder woorden te brengen. Op geen enkele manier zijn die beelden terug te vinden in de werkelijkheid. Hooguit zou je er een film over kunnen maken, een fantasiefilm en in onze fantasie kunnen we dan het verhaal van Openbaring meebeleven. Het beeld van de draak als verleider, als opposant van de God van Israël kennen we uit het boek Job. Job deed wat goed was, maar dat kon dus niet volgens de opposant. Het kwaad is dus geconcentreerd op aarde. In de dagen van Johannes was dat ook zo.

Christenen die weigerden te offeren aan de goddelijk verklaarde keizers werden gevangen genomen, gemarteld en gedood. Juist zij die de dood aanvaarden maar het goede bleven doen, bleven zorgen voor slaven, voor armen ondanks de verdenkingen die dat opriep bestreden het kwaad. Ze zouden alle Christenen moeten uitroeien om nog enige zeggenschap te hebben. Maar door gewonde soldaten te verzorgen, ook al waren het hun vervolgers, door vreemdelingen in hun midden op te nemen waardoor spanningen in de samenleving verminderden, door het onderscheid tussen vrouwen en mannen te laten verdwijnen waardoor er veel meer denkkracht en creativiteit vrij kwam, door niet langer bang te zijn voor het vreemde, het andere maar alleen te leven volgens de liefde groeide de beweging van de Weg dwars tegen de verdrukking in. Daar mogen wij in onze dagen ook moed uit putten, door het goede te doen en het kwade te bestrijden door het goede, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

De meest gezegende ben je van alle vrouwen

Lucas 1:39-56

39 Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, 40 waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. 41 Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld met de heilige Geest 42 en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! 43 Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44 Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45 Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’ 46 Maria zei: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, 47 mijn hart juicht om God, mijn redder: 48 hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, 49 ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam. 50 Barmhartig is hij, van geslacht op geslacht, voor al wie hem vereert. 51 Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, 52 heersers stoot hij van hun troon en wie gering is geeft hij aanzien. 53 Wie honger heeft overlaadt hij met gaven, maar rijken stuurt hij weg met lege handen.54-55 Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals hij aan onze voorouders heeft beloofd: hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’ 56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis. (NBV)

We hebben geleerd om de begroeting van Maria door Elisabet als een vrome tekst te lezen. De Rooms Katholieke kerk heeft er zelfs een gebed van gemaakt. Maar de schrijver van het Lucas evangelie vertelt eigenlijk voortdurend het Oude Testament na. Kijk eens hoe dat wat God met het volk Israël en de wereld heeft gedaan ook nu gebeurt. Vrouwen die tegen alle verwachting in zwanger worden komen op vele plaatsen in het Oude Testament voor. Maar deze groet is een bijzonder citaat. Je kunt het vinden in het vijfde hoofdstuk van het boek Rechters, vers 24 om precies te zijn. Daar wordt Jael op deze manier aangesproken. Jael had generaal Sisera met een tentpin door zijn hoofd geslagen en zo het volk bevrijdt van een sterke vijand. De zwangere en nog steeds ongehuwde Maria wordt hier dus niet als een zacht en dienstbaar meisje aangesproken maar als een sterke strijdster die in opstand is gekomen tegen de heersende machten.

Dat maakt ook het lied duidelijk dat Maria als antwoord Elisabeth toezingt. Daar gaat het immers om de grote dingen die de machtige aan zijn dienstmeisje in lage staat heeft gedaan. Niemand zal ooit meer dit meisje vergeten dat besloot ondanks de zwartste bezetting van haar land toch haar zwangerschap te dragen in de verwachting dat elk kind opnieuw de kans zou bieden dat het de bevrijder van haar volk zou zijn. Haar kind zou immers wel eens de pin van Jael kunnen worden waarmee de slaap van de bezetters doorboord zou kunnen worden. Dit meisje jubelt het uit dat heersers van de troon worden gestoten en dat hongerigen overladen worden met gaven en rijken heengezonden worden met lege handen. Het is een overwinningslied zoals dat werd aangeheven door zangeressen als Debora, Mirjam de zuster van Mozes en Hanna de moeder van Samuël. En geen wonder dat het lied eindigt bij Abraham want net als Sara op hoge leeftijd is ook Elisabeth zwanger geworden.

Ook Elisabeth heeft besloten haar zwangerschap te dragen, ook al moet je daar in kringen waar mannen het voor het zeggen hebben over zwijgen. Dat zwijgen laten de beide vrouwen maar over aan Zacharias. Het zal duidelijk zijn dat de pogingen om Maria en Elisabeth als vrome, gedienstige en gehoorzame vrouwen af te schilderen falen als je het verhaal van Lucas leest als vervolg op en hervertelling van het Oude Testament. Het verzet van Debora, de vreugde na de doortocht door de Rode Zee van Mirjam en de toewijding aan de dienst van de Heer van Hanna klinken hier door. Een vast vertrouwen op een nieuwe aarde waarin elk mens tot haar recht komt, waar hongerigen zijn gevoed en bedroefden getroost, waar vrouwen zich niet meer hoeven schamen als ze een kind willen krijgen en waar niet de willekeur van mannen maar de eigen keus van vrouwen bepaalt of er wel of geen kinderen worden geboren. Daarom is dit verhaal van Maria en Elisabeth ook een verhaal van vandaag. Daar waar vrouwen niet tot hun recht komen, daar waar zij afhankelijk worden gehouden van oordelen van mannen, daar zal bevrijding moeten plaatsvinden, door henzelf en door ieder die wil leven in de dienst van de God van Israël en de liefde van Jezus van Nazareth.

Hij zal heersen

Openbaring 11:15-19

15 Toen blies de zevende engel op zijn bazuin. In de hemel klonken luide stemmen, die zeiden: ‘Nu begint de heerschappij van onze Heer over de wereld, en die van zijn messias. Hij zal heersen tot in eeuwigheid.’ 16 De vierentwintig oudsten op hun tronen bij God wierpen zich neer en aanbaden God 17 met de woorden: ‘Wij danken u, Heer, onze God, Almachtige, die is en die was, want in uw grote macht neemt u nu het koningschap op u. 18 De volken raasden in woede, maar nu laat u uw woede razen. De tijd is gekomen om een oordeel te vellen over de doden; en om uw dienaren, de profeten, te belonen, evenals de heiligen en degenen die, jong en oud, ontzag hebben voor uw naam; en ook om hen die de aarde vernietigen nu zelf te vernietigen.’ 19 Toen ging Gods tempel in de hemel open en verscheen daar de ark van het verbond. Er volgden bliksemschichten, groot geraas, donderslagen, een aardbeving en zware hagel. (NBV)

De beelden bij Johannes van Patmos buitelen over elkaar heen. Ze buitelen zo snel en zo intensief dat we de neiging hebben om snel te roepen dat we ze niet begrijpen. Voor een groot deel is dat niet zo vreemd. Geen van ons kent Oude en Nieuwe Testament geheel uit het hoofd. Johannes dat zien we wel haalt beelden op uit de Joodse Bijbel en past die toe op wat hij weet van zijn tijd. We hebben hiervoor gelezen van de geboorteweeën van een nieuwe tijd. De eerste en de tweede wee. Hier gaat het niet over de ellende die het volk is overkomen maar over de weg uit de ellende.

Zeven is het Godsgetal, in zes dagen schiep God de hemel en de aarde en de zevende dag rustte hij. In de loop van de geschiedenis van het volk Israël is die zevende dag steeds belangrijker geworden. Zes dagen lang moet je zwetend je werk doen, hard werk, ploegen, zaaien en maaien of goederen van de ene naar de andere plaats sjouwen zodat ze verhandeld kunnen worden. Je bent als het ware een slaaf van je werk. Maar de zevende dag is de bevrijding. Dan draait alles om een God die bevrijdt. Niks en niemand werkt dan nog en zelfs als iedereen ophoudt met werken gaat het leven gewoon door, ja dan gaat alles ineens beter.

De 24 oudsten van het volk Israël weten het. Op de zevende dag, toen de zevende boodschapper van God op de bazuin blies brak de bevrijding aan. Want de God van Israël zal heersen, zal heersen tot in eeuwigheid. Wie er bij hoort? Dat moet zorgvuldig worden vastgesteld. Daarbij speelt opnieuw de Tempel een rol, een hemelse Tempel, een volmaakte Tempel dus. En in het hart van de Tempel verschijnt de ark van het verbond, de richtlijnen voor de menselijke samenleving die God ooit zelf in steen geschreven had. En net als de eerste keer op de berg Sinaï waren er donder en bliksem, beefde de aarde en viel er zware hagel. Zo belangrijk zijn die richtlijnen, zo belangrijk zelfs dat Johannes ons eigenlijk vertelt dat ook wij ons aan die hemelse richtlijnen moeten houden, elke dag opnieuw.

Kom hierboven.

Openbaring 11:1-14

1 Vervolgens kreeg ik een rietstengel als meetstok, met de opdracht: ‘Neem de maten op van Gods tempel en van het altaar, en tel degenen die God daar aanbidden. 2 De voorhof buiten de tempel moet je overslaan. Meet die niet op, want hij is bestemd voor de heidenen, die de heilige stad tweeënveertig maanden lang zullen vertrappen. 3 Ik zal mijn twee getuigen opdracht geven om te profeteren. Gedurende twaalfhonderdzestig dagen zullen ze dat doen, gehuld in een boetekleed. 4 Zij zijn de twee olijfbomen en de twee lampenstandaards die voor de Heer van de wereld staan. 5 Als iemand hun kwaad wil doen, komt er vuur uit hun mond, dat hun vijanden verteert; op die manier zal iedereen die hun kwaad wil doen moeten sterven. 6 Zij hebben de macht om de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt zolang zij profeteren. Ook hebben ze de macht om water in bloed te veranderen. Verder kunnen ze de aarde treffen met alle mogelijke plagen, zo vaak ze maar willen. 7 Wanneer zij hun getuigenis hebben afgelegd, zal het beest dat uit de onderaardse diepte opstijgt de strijd met hen aanbinden, hen overwinnen en hen doden. 8 Dan liggen hun lijken op het plein van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom of Egypte heet, de stad waar ook hun Heer gekruisigd is. 9 Gedurende drieëneenhalve dag komen er mensen uit alle landen en volken, van elke stam en taal, om hun lijken te zien, en zij dulden niet dat ze begraven worden. 10 De mensen die op aarde leven juichen om de dood van de twee profeten, en opgetogen sturen ze elkaar geschenken, want die profeten waren een grote kwelling voor hen geweest.’ 11 Maar toen de drieëneenhalve dag voorbij waren, voer er een levensgeest uit God in hen en kwamen ze weer overeind. Iedereen die hen zag werd doodsbang. 12 Er klonk een luide stem uit de hemel, die tegen hen zei: ‘Kom hierboven.’ Toen stegen ze in de wolk op naar de hemel, voor het oog van hun vijanden. 13 Op dat moment kwam er een zware aardbeving, die een tiende deel van de stad verwoestte. Zevenduizend mensen werden door de aardbeving gedood, de rest werd door vrees bevangen en begon de God van de hemel eer te bewijzen. 14 Het tweede wee is voorbij, maar het derde volgt binnenkort! (NBV)

Profeten voorspellen niet de toekomst maar vertellen waar het op uit gaat lopen, zeker als het volk dat ze aanspreken zich niet aan de richtlijnen van de God van Israël houden maar andere goden achterna lopen. Johannes van Patmos is zo’n profeet. Wat hij gezien heeft is dat de Tempel in Jeruzalem door de Romeinen is verwoest. De grote oorlog die door Judas de Galileër, Judas uit het land van de Heidenen had niet de bevrijding van het Joodse volk tot gevolg gehad maar de verwoesting van de Tempel. Is het daarom afgelopen met de Joodse godsdienst die zich toch bij uitstek rond de Tempel had afgespeeld? Volgens Johannes is dat niet het geval. Daar waar de Tempel heeft gestaan is de omvang van de Tempel nog steeds af te meten. Er zijn ook nog steeds gelovigen die daar God aanbidden. Overigens tot de dag van vandaag als gelovigen bij de Klaagmuur, het laatste restje Tempel, God gaan aanbidden.

Rond de Tempel waren nog verschillende voorhoven. Bekend is onder meer de voorhof voor de vrouwen waar gelovigen de Tempeloffers en vrijwillige offers in geld konden brengen. Het was de voorhof waar Jezus van Nazareth zijn leerlingen had gewezen op de weduwe die weliswaar maar een enkele penning offerde maar voor wie dat haar hele bezit vertegenwoordigde. De buitenste voorhof was de voorhof van de Heidenen. Die hoeft Johannes niet op te meten want daar werden andere goden aanbeden. Wij kennen die voorhof uit het verhaal waar Jezus van Nazareth de Tempel reinigde door de handelaars en de wisselaars er letterlijk uit te slaan. Omdat het voor gelovigen verboden was om afbeeldingen te maken had de Tempel haar eigen munt. Daar stond geen keizer op. Veel gelovigen kwamen van ver, hadden hun vee verkocht en kochten van dat geld nieuw vee dat dan werd geofferd.

Rond de Tempel is zwaar gevochten tijdens de grote oorlog van Judas de Galileër. Johannes drukt de duur van de gevechten uit in dagen of maanden en ontleend de cijfers aan het boek Daniël die het had over drienenhalf jaar. Tijdens het beleg van Jeruzalem door de Romeinen waren er in de stad drie partijen die elkaar te vuur en te zwaard bestreden. Ze maakten net zoveel slachtoffers onder het volk als de Romeinen die buiten de stad het land veroverden en de bezetting in stand hielden. Er is dus eigenlijk geen reden om te geloven dat de Tempel weer terug zou keren in het hart van het volk. Zeker als er ook nog een aardbeving plaatsvond. Dat was echt het einde van de ellende. Maar het is niet het einde van het verhaal. De echte gelovigen die de dienst van God in de Temel in stand hielden, het volk probeerden uit te leggen dat geweld nu eenmaal geweld oproept, worden naar de hemel gebracht. Wie het boek Openbaring wel eens gelezen heeft weet dat daar een nieuwe Tempel wacht. Ook op ons, ook wij moeten beseffen dat geweld nu eenmaal geweld oproept.

Het is de hoogste tijd!

Openbaring 10:1-11

1 Ik zag een andere machtige engel uit de hemel neerdalen. Een wolk omhulde hem en de regenboog was om zijn hoofd. Zijn gezicht was als de zon en zijn benen waren als zuilen van vuur. 2 Hij hield een kleine boekrol geopend in zijn hand. Hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linkervoet op het land. 3 Hij riep met een luide stem, zoals een leeuw brult, en daarna lieten de zeven donderslagen hun stem horen. 4 Ik wilde opschrijven wat ze gezegd hadden, maar een stem uit de hemel zei tegen mij: ‘Wat de zeven donderslagen gezegd hebben, moet je geheimhouden. Schrijf het niet op.’ 5 Toen hief de engel die ik op de zee en het land zag staan, zijn rechterhand op naar de hemel. 6 Hij zwoer: ‘Zo waar de schepper van de hemel en alles wat daarin is, en van de aarde met alles wat daarop is, en de zee met alles wat daarin is, tot in eeuwigheid leeft: het is de hoogste tijd! 7 Op het moment dat de zevende engel zijn bazuin zal laten klinken, zal Gods geheim werkelijkheid worden, zoals hij zijn dienaren, de profeten, heeft beloofd.’ 8 Toen hoorde ik opnieuw die stem uit de hemel. Hij zei tegen me: ‘Haal de geopende boekrol die de engel die op de zee en het land staat in zijn hand heeft.’ 9 Ik ging naar de engel toe en vroeg om het boekje. Hij reikte het mij aan en zei: ‘Eet het op. Het zal branden in je maag, maar in je mond zo zoet zijn als honing.’ 10 Ik pakte het boekje aan en at het op. Het smaakte zoet als honing, maar nadat ik het opgegeten had, brandde het in mijn maag. 11 Toen kreeg ik te horen: ‘Je moet opnieuw over talrijke landen en volken en koningen profeteren.’ (NBV)

Een nieuw visioen zo lijkt het. Maar een dergelijk visioen staat ook al in het boek Ezechiël. Dat is als Ezechiël wordt geroepen en ook in het begin van Openbaring als Johannes van Patmos wordt geroepen staat een dergelijk visioen. Ezechiël zag een donderwolk die uitgroeide tot een wagen die werd gedragen door de goden van Babel maar die bestuurd werd door de God van Israël. Die donderwolk was overigens ook Mardoek de oppergod van Babel. In het hoofdstuk hiervoor wordt gesproken over mensen die hun zelf gemaakte goden van goud, zilver en brons bleven aanbidden ondanks alle rampspoed. Hier vertelt Johannes dat wat je ook van die goden verwacht of zelfs aan die goden toeschrijft ze zijn onderworpen aan de God van Israël die de enige ware God is, een God waar je iets goddelijks van mag verwachten.

Dan klinkt weer de sjofar, de bazuin of de rampshoorn. Die klonk ook als Israël de strijd moest aangaan, als alle strijders van het volk zich moesten verzamelen. In de Tempel werd de herinnering daaraan levend gehouden. Er was zelfs een feestdag gewijd aan de bazuinen, ze klonken op de Grote Verzoendag als oproep om je bewust te maken van het kwaad waar je deel van uitmaakt en als oproep om het kwaad te bestrijden want dat is de enige manier om je te verzoenen met God. Het is een prachtig verhaal, God zorgt dat het kwaad verdwijnt en dat het leven goed zal worden. Je hoort dat nog wel eens prediken, laat Jezus toe in je hart, ga een persoonlijke relatie aan met God en al je ellende zal verdwijnen. Als je genoeg geloofd zul je zelfs genezen van de meest kwaadaardige ziekten.

De Bijbel spreekt dit geluksgeloof tegen. Het wordt er in het leven niet gemakkelijker op als je gaat geloven maar het wordt er eerder moeilijker door. Het is als dat kleine boekje, mooi verhaal, komt van de boodschapper van God, van God zelfs dus. Je vertelt het met plezier verder, het is het zoetste dat je met woorden kan schenken. Maar het is bitter van binnen. Hoe meer je geloofd dat er geen mensen hoeven verdrinken in de Middellandse zee, hoe meer je geloofd dat kinderen die hier geworteld zijn ook moeten kunnen blijven, hoe meer je de gevangen ziet die om hun overtuiging gevangen zitten, hoe meer je de vrouwen zijn die slachtoffer zijn van mensenhandel, uitbuiting en verkrachting, hoe meer je dus de ellende ziet die overal in de wereld door mensen wordt veroorzaakt hoe bitterder, hoe kwader je wordt. Al je vezels gaan zich inspannen om dat kwade te bestrijden en als je geloofd dat God je kan verlossen van het kwade dan houdt niets je meer tegen. Dan wordt je een gelovige, en dat kan elke dag opnieuw.