Andere goden

2 Koningen 17:34-41

34 Ook de Israëlieten zelf vervielen telkens opnieuw in hun oude gewoonten en doen dat tot op de dag van vandaag: ze vereren de HEER niet en houden zich niet aan de voorschriften, regels, wetten en geboden die de HEER heeft opgelegd aan de nakomelingen van Jakob, aan wie Hij de naam Israël heeft gegeven. 35 De HEER had met hen een verbond gesloten en hun opgedragen: ‘Jullie mogen geen andere goden vereren: niet voor hen neerknielen, hen niet dienen en hun geen offers brengen. 36 Alleen de HEER, die jullie met sterke hand en opgeheven arm uit Egypte heeft weggeleid, moeten jullie vereren, voor Hem moeten jullie neerknielen en aan Hem moeten jullie offers brengen. 37 Jullie moeten je altijd houden aan de voorschriften, regels, wetten en geboden die Hij heeft vastgelegd, en geen andere goden vereren. 38 Jullie mogen het verbond dat Ik met jullie heb gesloten niet vergeten en geen andere goden vereren; 39 alleen de HEER, jullie God, moeten jullie vereren, dan zal Hij jullie redden uit de greep van al jullie vijanden.’ 40 Maar ze hebben niet geluisterd en houden nog altijd vast aan hun oude gewoonten. 41 De nieuwe bewoners van het land vereerden de HEER, maar dienden ook hun eigen godenbeelden. Hun kinderen en kindskinderen volgden het voorbeeld van hun ouders en leven tot op de dag van vandaag op dezelfde wijze voort. (NBV21)

Je kunt dan wel kritiek hebben op de Samaritanen, die naast de God van Israël ook de goden vereerden die ze van huis hadden meegenomen, je moet natuurlijk niet de ogen sluiten voor wat je eigen volk doet. Iedere keer weer vervielen de Israëlieten in de gewoonte andere goden dan de God van Israël te aanbidden. En uitdrukkelijk worden hier de inwoners van de koninkrijken Juda en Israël bedoeld, de afstammelingen van dat ene volk dat als voorbeeld was gekozen voor alle volken en dat bevrijd was uit de slavernij van Egypte. Zij hadden de wetten en voorschriften gekregen die zich lieten samenvatten in het Heb uw naaste lief als uzelf, de manier om God lief te hebben boven alles. Met die God hadden ze afgesproken geen andere goden te dienen, geen offers te brengen, alleen de God die hen uit Egypte had geleid zouden ze voortaan nog vereren en aan zijn wetten zouden ze zich houden.

De vraag rijst waarom dat allemaal zo belangrijk is. Die nieuwe mensen in Israël waren daar ook maar heen gedeporteerd en als de achterblijvers net als het buurvolk in Juda respect zouden betonen voor hun goden en af en toe ook een offer zouden brengen aan die nieuwe goden dan vermeed je toch een heleboel wrijving en een bron van vele conflicten. Wie die vraag zo stelt gaat voorbij aan het gans andere karakter dat de godsdienst voor de God van Israël heeft. De godsdienst van de nieuwe goden had het zogenaamde voor wat hoort wat karakter. Als je zo’n god een offer bracht dan kreeg je daar wat voor terug. De God van Israël die hoefde geen offers, die had alles al. Een offer voor die God bewees alleen dat je bereid was te delen van je bezit, dat je oog had voor zijn geboden en dus voor de minsten, de zwaksten in je samenleving. De belangrijkste offers werden dan ook gebracht in de vorm van een maaltijd met Tempeldienaren, familie, knechten en slaven, armen en de vreemdelingen die bij je woonden.

In onze cultuur lijken we die afgoden waartegen hier wordt gewaarschuwd niet meer te kennen. Natuurlijk weten we van de totale overgave aan het behalen van succes, van winst en profijt, het achternalopen van goud en glitter. Maar hoeveel we er ook voor opofferen, tot onze eigen persoonlijkheid en ons uiterlijk toe, we noemen het geen goden. En in onze kerken en zogenaamde christelijke gemeenschappen daar gaat het toch ook over voor wat hoort wat, als je gelooft dan wordt je immers gered en behouden? Waarvan gered is niet altijd duidelijk of het moet zijn van een vaag soort oordeel na je dood, waar je dus geen weet van hebt. De afgoden hebben dus bij ons andere vormen aangenomen en de eigenschappen die aan afgoden werden toegekend kennen we voor het gemak toe aan een God die we aanspreken alsof het de God van Israël is. Dat die God alleen gediend wordt als er wordt opgekomen voor de lijdenden in de wereld, voor de slachtoffers van oorlog en geweld, voor zieken en gehandicapten, voor de zwaksten wordt verzwegen. De samenleving hoort niet bij geloof klinkt het dan. De Bijbel leert anders, daar valt geloof samen met het geloof dat met de God van Israël van de samenleving een land van melk en honing gemaakt kan worden. Elke morgen weer mogen we daarheen op weg gaan en daaraan gaan werken, ook vandaag weer.

 

Daarnaast vereerden zij de HEER

2 Koningen 17:24-33

24 De koning van Assyrië voerde mensen uit Babel, Kuta, Awwa, Hamat en Sefarwaïm naar de steden van Samaria, waar hij hun een woonplaats toewees in plaats van de Israëlieten. Deze mensen namen Samaria in bezit en gingen er wonen. 25 De eerste tijd dat zij daar woonden, vereerden ze de HEER niet. Daarom liet de HEER leeuwen op hen los, die een aantal van hen verscheurden. 26 Men zei tegen de koning van Assyrië: ‘De volken die u naar Samaria hebt weggevoerd om in de steden daar te gaan wonen, zijn niet op de hoogte van de regels die de God van dat land heeft gesteld. Nu heeft Hij leeuwen op hen losgelaten omdat de mensen de regels van de God van dat land niet kennen, en die hebben al een aantal van hen gedood.’ 27 Daarop beval de koning van Assyrië: ‘Stuur een van de priesters die jullie hebben weggevoerd terug naar het land waar hij vandaan komt. Hij moet daar gaan wonen en de mensen de regels van de God van dat land onderwijzen.’ 28 Zo keerde een van de priesters die waren weggevoerd terug naar Samaria en vestigde zich in Betel, waar hij de mensen leerde hoe ze de HEER moesten vereren. 29 Toch bleven al die volken hun eigen godenbeelden maken, die ze in hun nieuwe woonplaats neerzetten in de tempels die de bewoners van Samaria op de offerhoogten gebouwd hadden. 30 De mensen uit Babel maakten een beeld van Sukkot-Benot, de mensen uit Kuta maakten een beeld van Nergal, de mensen uit Hamat maakten een beeld van Asima, 31 de Awwieten maakten beelden van Nibchaz en Tartak, en de Sefarwieten verbrandden hun kinderen als offer voor hun goden Adrammelech en Anammelech. 32 Daarnaast vereerden zij de HEER en stelden ze uit hun eigen midden priesters aan om dienst te doen in de tempels op de offerhoogten. 33 Ze vereerden dus wel de HEER, maar dienden ook hun eigen goden zoals ze in hun land van herkomst gewoon waren geweest. (NBV21)

Echte godsdienst is niet gemakkelijk. Er zijn allerlei goden en die hebben allerlei taken en bevoegdheden. Je moet maar op tijd de juiste god weten aan te roepen. In de dagen van de ballingschap van de mensen van het noordelijk koninkrijk Israël had iedere stad en iedere streek een eigen god. Geen wonder dan ook dat toen er slachtoffers vielen onder de nieuwe bewoners van het verlaten en verwilderde gebied de mensen dachten dat ze de god van die streek niet goed hadden geëerd. Er werd dus een priester teruggestuurd naar die streek om de nieuwe bewoners te leren hoe je de god van die streek op de juiste manier moest eren. Voor de bewoners van Juda waren dat dus de Samaritanen, de mensen die naar het noordelijk rijk Israël waren gedeporteerd en de God van Israël aanbaden als een streekgod en daarnaast hun eigen goden hadden gehouden.

Het is een manier om mensen apart van jou te houden. Ook in onze dagen speelt dat. Godsdienstgeleerden, Christelijke theologen, zijn er steeds meer en steeds duidelijker van overtuigd dat moslims dezelfde God aanbidden als Joden en Christenen. Moslims waren daar zelf al eerder van overtuigd maar de betekenis er van dringt maar langzaam tot ons door. Dat was voor de Samaritanen ook zo. Zijzelf beschouwden zich als afstammelingen van de achterblijvers, de mensen die niet waren gedeporteerd maar over het hoofd waren gezien. Ze bleven hun godsdienst onderhouden in de heiligdommen die altijd al in het gebied van Israël gewijd waren aan de God van Israël. Maar toen de ballingen terugkeerden en Jeruzalem gingen herbouwen bleven zij vasthouden aan de vijf boeken van Mozes als de enige bron van hun geloof. De boeken van de profeten, de geschriften als de Psalmen, de Spreuken en Prediker erkenden ze niet. Pas in de dagen van het ontstaan van het Christendom ontstond er binnen de Christelijke beweging weer een eenheid tussen Joden en Samaritanen.

Er staan voor ons zeer vreemde goden genoemd in het gedeelte van vandaag. Geleerden zoeken dan uit wat voor goden dat dan wel zijn geweest. En dan blijkt dat die goden niet voor niets worden genoemd. Nergal bijvoorbeeld was de god van de onderwereld, die allerlei rampen over de mensen brengt. Vanouds overigens een herdersgod. Maar zie eens wat voor onheilsgoden die mensen meebrachten. Ze hadden zelfs goden waar kinderen aan geofferd werden. In Bethel, waar les gegeven werd in de verering van de God van Israël, werd die God van Israël overigens aanbeden in de vorm van een kalf. Dat kalf stond voor het nieuwe leven dat die God je zou geven. Dat doet natuurlijk denken aan het gouden kalf uit de woestijnreis. Zo zijn er in het verhaal allerlei onderhuidse verwijzingen naar het waarom van het verwerpen van Samaritanen door de Joden. En is het verhaal tegelijk een waarschuwing aan ons zeer voorzichtig te zijn met onze taal rond vreemdelingen en minderheden. Het zal duidelijk zijn dat dit verhaal voor Samaritanen, die eeuwen en eeuwen de geboden van de God van Israël bewaard hadden en die God vereerd hadden, zeer kwetsend was. Zo kwetsend is soms ook ons taalgebruik over vreemdelingen. Gelukkig dat we elke dag een nieuwe morgen hebben waarop we opnieuw en als nieuw met onze naasten mogen omgaan, ook vandaag weer.

 

Nietige goden

2 Koningen 17:13-23

13 Telkens opnieuw vermaande de HEER Israël en Juda bij monde van alle profeten en zieners: ‘Breek met jullie kwalijke praktijken en houd je aan mijn geboden en bepalingen, aan de wet die Ik jullie voorouders heb opgelegd en die jullie door mijn dienaren, de profeten, is overgeleverd.’ 14 Maar even halsstarrig als hun voorouders, die geen vertrouwen stelden in de HEER, hun God, weigerden de Israëlieten te luisteren. 15 Ze trokken zich niets aan van zijn bepalingen en van het verbond dat Hij met hun voorouders had gesloten, en sloegen zijn waarschuwingen in de wind. Ze liepen achter nietige goden aan en werden zo zelf nietswaardig. Ze volgden het voorbeeld van de hen omringende volken, hoewel de HEER hun dat verboden had. 16 Ze veronachtzaamden alle geboden van de HEER, hun God. Ze goten twee beelden in de vorm van een stierkalf en maakten een Asjerapaal. Ze bogen zich in aanbidding neer voor de hemellichamen en dienden Baäl. 17 Ze verbrandden hun zonen en dochters als offer, deden aan waarzeggerij en probeerden voortekens te lezen. Zo tergden ze de HEER door zich erop toe te leggen te doen wat slecht is in zijn ogen. 18 De HEER werd woedend op de Israëlieten en verstootte hen. Niets bleef er van hen over, behalve de stam Juda. 19 Maar ook de Judeeërs hielden zich niet aan de geboden van de HEER, hun God, en volgden de bepalingen die de Israëlieten eigenmachtig hadden uitgevaardigd. 20 Daarom verwierp de HEER alle nakomelingen van Israël. Hij vernederde hen door hen uit te leveren aan plunderaars, en uiteindelijk verstootte Hij hen allemaal. 21 Want Israël had zich van het koningshuis van David losgescheurd en Jerobeam, de zoon van Nebat, als koning aangesteld. En Jerobeam dreef een wig tussen Israël en de HEER, door de Israëlieten aan te zetten tot grote zonde. 22 De Israëlieten volgden in alle opzichten het slechte voorbeeld van Jerobeam en braken niet met zijn zondige praktijken. 23 Uiteindelijk verstootte de HEER Israël, zoals Hij bij monde van alle profeten, zijn dienaren, had voorzegd, en de Israëlieten werden in ballingschap van hun grondgebied weggevoerd naar Assyrië, waar zij wonen tot op de dag van vandaag. (NBV21)

Zeg nu niet dat we niet gewaarschuwd zijn. Israël en Juda, de twee kleine koninkrijkjes waarin het Koninkrijk Israël van David uiteen was gevallen, waren gewaarschuwd en wij zijn het ook. Voor onze financiële crisis uitbrak wezen mensen er bezorgd op dat tophypotheken en aflossingsvrije hypotheken mensen wel in verleiding brachten een huis te kopen maar als de koper een ongeval kreeg en in de WAO of later de WIA terecht zou komen dan zou er een probleem ontstaan. Over werkloosheid werd nog niet eens gesproken en dat bij tweeverdieners ook beiden werkloos zouden kunnen worden werd al helemaal niet serieus genomen. De waarschuwingen werden in de wind geslagen net als de waarschuwingen van schuldhulpverleners dat het lenen van geld wel heel gemakkelijk werd en dat mensen daardoor in de problemen komen. Pas op het allerlaatste moment werd er een waarschuwing in advertenties verplicht dat lenen geld kost.

Maar het hielp weinig. Nog steeds lijkt het besef niet echt door te dringen. Mensen weten al lang dat ze niet meer moeten lenen om grote zaken te kunnen kopen. De teruggang in de binnenlandse consumptie komt dus niet omdat mensen de hand op de knip houden maar doordat ze geen nieuwe leningen afsluiten voor de oude zijn afbetaald en dan nog niet omdat het te veel problemen brengt. En al vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw worden we gewaarschuwd voor klimaatverandering. Zelfs nu het zichtbaar wordt willen mensen er niet aan. Ook in Juda en Israël werden de goden van winst en profijt vereerd, de stierkalveren en de Asjeerapalen. Goden van lucht en leegte, met eigen handen gemaakt, versierd met goud en zilver, maar stom en vergankelijk, als je ze in het vuur gooide dan verbrandden ze. Nee, zelfs kinderoffers werden niet geschuwd, net als waarzeggerij. In navolging van Assyriërs werden de maan en de sterren aanbeden, Baäl werd hun god.

Kwalijke praktijken

2 Koningen 17:1-12

1 Hosea, de zoon van Ela, werd koning van Israël in het twaalfde regeringsjaar van koning Achaz van Juda. Negen jaar regeerde hij in Samaria. 2 Hij deed wat slecht is in de ogen van de HEER, maar ging daarin niet zo ver als zijn voorgangers. 3 Koning Salmanassar van Assyrië rukte tegen Hosea op en maakte hem tot zijn vazal. Voortaan moest Hosea schatting afdragen aan de koning van Assyrië. 4 Na verloop van tijd ontdekte Salmanassar dat Hosea tegen hem samenspande en afgezanten had gestuurd naar koning So van Egypte. Ook had hij verzuimd de jaarlijkse schatting af te dragen. Daarom liet de koning van Assyrië Hosea in de boeien slaan en in de gevangenis opsluiten. 5 Hij viel het land binnen, trok op tegen Samaria en belegerde de stad drie jaar lang. 6 In het negende regeringsjaar van Hosea nam de koning van Assyrië Samaria in. Hij voerde de Israëlieten als ballingen mee naar Assyrië. Sommigen wees hij een woonplaats aan in Chalach, anderen aan de rivier de Chabor in Gozan, en weer anderen in de steden van Medië. 7 Dit alles gebeurde omdat de Israëlieten zondigden tegen de HEER, hun God, die hen had bevrijd uit de macht van de farao, de koning van Egypte, en hen uit Egypte had weggeleid. Ze waren andere goden gaan vereren 8 en volgden de levenswijze van de volken die de HEER voor hen verdreven had en de bepalingen die de koningen van Israël zelf uitvaardigden. 9 Ze namen praktijken over die indruisten tegen de wil van de HEER, hun God. Overal waar ze woonden, van de kleinste wachtpost tot de sterkste vestingstad, bouwden ze offerplaatsen. 10 Op alle hoge heuvels en onder elke bladerrijke boom richtten ze gewijde stenen en Asjerapalen op 11 en op al die offerhoogten ontstaken ze offers, naar het voorbeeld van de volken die de HEER van hen had weggevoerd. Met deze kwalijke praktijken tergden ze de HEER. 12 Ze dienden afgoden, hoewel de HEER hun dat uitdrukkelijk verboden had. (NBV21)

We vallen vandaag midden in de verhalen over het volk Israël nadat Salomo koning was geweest. Onder zijn opvolger was het land uiteengevallen in twee Koninkrijken. Er was Juda, en als we hier beginnen te lezen was daar Achaz Koning, de hoofdstad was Jeruzalem. En er was het Koninkrijk Israël met als hoofdstad Samaria. En dat Koninkrijk kreeg een nieuwe koning. Toen Koning Achaz van Juda twaalf jaar had geregeerd, hij zou in totaal zestien jaar regeren, kwam er in Israël een nieuwe koning, koning Hosea. De vader van Hosea had een bondgenootschap gehad met een paar koningen van andere buurvolken van Juda en had geprobeerd Juda te veroveren. Maar alleen de Koning van Edom had een stukje in bezit kunnen krijgen. Koning Achaz had voor veel geld een bondgenootschap gesloten met de koning van Assyrië, die op verzoek van Achaz de stad Damascus had ingenomen en de bevolking gedeporteerd naar zijn eigen land.

Dat veroveren van kleine koninkrijkjes was de koning van Assyrië wel bevallen. Koning Achaz had hem nog kunnen afkopen met een serie tempelschatten maar die nieuwe koning Hosea stond vast niet zo stevig in zijn schoenen. Dat bleek want het noordelijke koninkrijk Israël werd onder de voet gelopen en koning Hosea kreeg de verplichting om belasting te betalen aan de koning van Assyrië. Dat was natuurlijk niet naar de zin van de jonge koning Hosea. Nu was er nog een wereldmacht op wie de kleine koninkrijkjes misschien een beroep zouden kunnen doen. Dat was Egypte, het machtige Egypte dat ooit het volk van Israël als slaven had gehouden en waaruit ze met de hulp van de God van Israël waren ontsnapt. Dat was geschiedenis en Hosea smeedde een complot om samen met Egypte Assyrië te verdrijven. Nu is het niet betalen van belasting niet de meest slimme start van een dergelijke onderneming, men komt er snel achter dat er iets niet klopt. Hosea ging het gevang in en ook hier werd een deel van de bevolking gedeporteerd, dat werkte had men in Assyrië gemerkt.

Er komen in deze verhalen geen arme mensen voor, geen boeren en arbeiders uit Israël en Juda. De God die geboden had je naaste lief te hebben als jezelf telde niet meer mee. De heidense volken van Kanaän en omgeving hadden leukere goden. Van goud en zilver en palen die je in moeder aarde, Asjeera, kon drijven om vruchtbaarheid te krijgen voor de akkers. Daar hoorden feesten bij van drinken en met elkaar de vruchtbaarheid beoefenen. Die afgoden van winst en proftijd waren veel leuker dan de saaie God van altijd maar moeten delen, altijd maar de ziektekosten voor armen te moeten betalen, altijd maar arme kinderen laten studeren op kosten van de rijken. De geboden van je zult niet doden en je zult niet stelen kun je toch niet altijd en onder alle omstandigheden houden? Die afgoden hadden priesters die je vertelden wanneer je je er niks van aan hoefde te trekken, die je wegen toonden om te laten zien hoe stoer en flink je wel niet kon zijn, al moest je een bondgenootschap met je vroegere slavenhouders sluiten. In onze dagen gaat het vaak niet anders. Er blijft gelukkig de oproep klinken om weer de Weg van de Liefde te gaan, elke dag weer de minsten en de armen in de wereld voorop te zetten, en elke dag mogen we gehoor geven aan die oproep, ook vandaag weer.

Zijn kruis op zich nemen

Matteüs 16:21-28

21 Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat Hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22 Petrus nam Hem terzijde en begon Hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, Heer! Dat zal U zeker niet gebeuren!’ 23 Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, Satan, achter Mij! Je bent een valstrik voor Me. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat mensen willen.’ 24 Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Mij volgen. 25 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden. 26 Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven? 27 Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal Hij iedereen naar zijn daden belonen. 28 Ik verzeker jullie: sommige van de hier aanwezigen zullen de dood niet ervaren voordat ze de Mensenzoon en zijn koninklijke heerschappij hebben zien komen.’

Het einde nadert. In Jeruzalem zal het gebeuren. Daar is het centrum van de Religie, daar ook is het centrum van de macht. Maar Jezus weet dat de massa gemakkelijk te bespelen is. De een zegt dat hij Johannes de Doper is, de ander Elia en nog weer een ander de Messias die met geweld de Romeinen wel even het land zou uitschoppen. De leerlingen weten inmiddels dat het toch iets anders in elkaar zit. Jezus is de Zoon van David en de Zoon van God. David ging over vrede en God zag dat alles goed was. Die overtuiging zou uiteindelijk de mensen in beweging brengen. Maar het zou niet zo maar gaan. Dat gaat het nog steeds niet. Ja als je met een grote zware tractor op weg gaat, dan legt niemand je een strobreed in de weg. Maar als je op een snelweg gaat zitten om te laten zien hoeveel van onze kostbare aarde verspild en opgemaakt wordt en hoewel we anders willen we dit met elkaar blijven betalen, dan staan waterkanonnen en bussen gereed.

Leuke meester was die Jezus van Nazareth overigens. De ene dag prees hij de arme Simon, zoon van Jona, als de rots op wie het nieuwe rijk gebouwd zou worden en de volgende dag werd dezelfde Simon uitgescholden voor Satan. En dat alleen omdat Simon Petrus het lijden, dat Jezus voorzag, wilde voorkomen. Er is toch niks beters dan het lijden, van iemand van wie je houdt, te voorkomen zou je denken. Nou niet helemaal. Als het gaat omdat je nu eenmaal dingen moet zeggen en doen ter wille van de liefde voor de mensen, dan moet gedaan worden wat moet worden gedaan. Als je daarbij het lijden dat het mee kan brengen niet uit de weg wil gaan is tegenhouden van dat lijden zelfs verkeerd. Zwijgen en het lijden ontlopen omdat de mensen dat nu eenmaal meer op prijs stellen is dan niet aan de orde. En daarmee komen we in een knoop terecht in onze dagen. Bij ons is namelijk een stevig beleid uitgezet tegen radicalisering. Problemen moet je bij de wortel aanpakken en degenen die problemen veroorzaken bij de naam noemen.

Jezus noemde Simon dus Satan. Dat mag dus niet meer. Niet zo vreemd trouwens. Zo kun je je vrienden nog wel eens toespreken maar als je je vijanden zo gaat uitschelden dan zaai je meer oorlog en haat dan je lief is. Wij leven in een democratie, een manier van samen leven waar je met elkaar in gesprek moet blijven. Die democratie hebben we dus niet voor niks. Die is er niet voor om deftige dames en heren te verheffen, maar om respect te krijgen voor ook de minsten in de samenleving en er voor te zorgen dat iedereen, maar dan ook werkelijk iedereen, daar aan mee mag doen. De verkiezingen in november zijn daarom extra belangrijk. Wordt de armen eindelijk recht gedaan, krijgen zij die slachtoffer werden van een oordelende overheid eindelijk genoegdoening. Kunnen mensen die moeten wonen op de puinhopen van de hebzucht weer veilig hun woning is? Het zal niet zo maar gaan. We zullen ons moeten inspannen de mooie verhalen te onderscheiden van de werkelijke idealen. We zullen iedereen moeten meekrijgen naar de stembus. Dat werk begint vandaag. Doe mee.

Jij bent Petrus

Matteüs 16:13-20

13 Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg Hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 14 Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15 Toen vroeg Hij hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ 16 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God,’ antwoordde Simon Petrus. 17 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. 18 En Ik zeg je: jij bent Petrus, en op die rots zal Ik mijn kerk bouwen; de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven; alles wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ 20 Daarop verbood Hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat Hij de messias was.(NBV21)

Simon de zoon van Jonas had een bijnaam. Jona betekende duif en boodschapper, maar was de zoon van de duif ook zo zachtmoedig?. Simon was visser dus sterk, hij was rechtlijnig, zoals vissers ook vandaag de dag nog rechtlijnig kunnen zijn. Zijn bijnaam was dan ook rots, Petrus. Maar de combinatie van rechtlijnig en godsdienst brengt splitsingen en wonderlijke ideeën. Die hoeven overigens niet altijd verkeerd te zijn maar je moet wel oppassen. In het stuk hierboven heeft onze Simon Petrus het ineens door. Die Jezus van Nazareth met zijn onvoorwaardelijke liefde voor de mensen en zijn boodschap van heb je naaste lief als jezelf die kan de hele wereld bevrijden. Zo zal de God van de Wet van de woestijn zijn zoon gezien willen hebben. Die zoon lijkt het meest van ons allemaal op God, die God immers zag dat het goed was.

Als je op die manier met elkaar omgaat heeft ook de dood geen invloed meer op je beslissingen en kan die de gemeenschap die je vormt niet meer omverwerpen. Dat is nauwelijks te geloven en Simon, bijgenaamd Petrus, zal dat geloof ook niet lang volhouden, ook daar gaan we nog van kunnen leren. Iemand die er van geleerd had was Roger Schutz, de abt van Taizé. Een Protestantse abt, en beetje raar voor Hollandse Calvinisten en Nederlandse Protestanten. Maar broeder Roger had al vroeg geleerd dat je de liefde voor mensen voorop moest zetten. Niet de liefde voor bezit of aanzien maar echte liefde voor mensen. En dat je pas echt voor mensen kunt zorgen als je ook voor jezelf zorgt. Daarom was hij naar dat kleine dorpje in Frankrijk gekomen, om in stilte voor zichzelf te zorgen, en voor de mensen. Samen met zijn broeders die hetzelfde ideaal hadden, als een soort oefening in het leven in het nieuwe Koninkrijk van God.

In de Tweede Wereldoorlog werd het een vluchthaven voor velen die met de dood werden bedreigd. Na de jaren 60 van de vorige eeuw werd het een inspiratiebron voor heel veel jonge Europeanen die moesten leren in een nieuwe wereld te leven. In dat nieuwe Europa waren de zuilen van geloven, de zuilen van landen, de zuilen van mensen die zich verheven hadden, omvergehaald. Verzoening en onvoorwaardelijke liefde voor mensen kwamen er voor in de plaats als het aan de gemeenschap van Taizé lag. Zo werd ook broeder Roger een rots waar velen naar opkeken. De gewelddadige dood van broeder Roger maakt dat niet stuk, dat gaat verder, want daar zien we nog steeds een heel klein stukje van het Koninkrijk van God. Een paar weken geleden herdachten wij zijn sterven, terwijl hij iemand wilde helpen werd hij gedood. Jezus volgen levert niet direct vreugde en geluk op. Maar de vreugde zien in de ogen van je naaste is het mooiste dat er is, wat er dan ook met jou zelf gebeurd.

 

Wees op je hoede

Matteüs 16:1-12

1 De farizeeën en de sadduceeën kwamen Hem op de proef stellen met de vraag hun een teken uit de hemel te tonen. 2 Hij gaf hun daarop dit antwoord: ‘Wanneer de avond valt, zegt u: “Morgen mooi weer, want de hemel kleurt rood.” 3 En ’s ochtends: “Storm op til, want het rood aan de hemel is dreigend.” De aanblik van de hemel weet u wel te duiden, en de tekenen van de tijd niet? 4 Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van Jona.’ En Hij liet hen staan en vertrok. 5 De leerlingen voeren naar de overkant, maar hadden vergeten brood mee te nemen. 6 Dus toen Jezus tegen hen zei: ‘Pas op, hoed je voor de zuurdesem van de farizeeën en de sadduceeën,’ 7 begonnen ze er met elkaar over te praten dat ze geen brood hadden meegenomen. 8 Jezus merkte het en zei: ‘Kleingelovigen, waarom bespreken jullie met elkaar dat je geen brood bij je hebt? 9 Begrijpen jullie het dan nog niet, en herinneren jullie je ook de vijf broden voor de vijfduizend niet, en hoeveel manden jullie weer ophaalden? 10 En ook niet de zeven broden voor de vierduizend en hoeveel manden jullie toen ophaalden? 11 Hoe is het mogelijk dat jullie niet begrijpen dat Ik het niet over brood heb? Wees op je hoede voor de zuurdesem van de farizeeën en de sadduceeën!’ 12 Toen begrepen ze dat Hij niet bedoelde dat ze op hun hoede moesten zijn voor de zuurdesem in brood, maar voor het onderricht van de farizeeën en de sadduceeën. (NBV21)

Prachtig al die wonderen die zo maar in de Bijbel voorbij lijken te komen. Als je wilt weten wat van God is, nou let dan op de wonderen, dat denken veel mensen wel, maar zo zit het niet. Jezus lijkt in dit verhaal niks van wonderen te willen weten. Als de religieuze leiders van zijn tijd vragen om een teken uit de hemel wijst hij op alle schijnzekerheden die ze steeds weer te berde brengen. Als weersvoorspellers naar de natuur gaan ze tekeer. Als het regent komt er water in de sloot en als de zon schijnt is het droog. Verder komen ze eigenlijk niet. Dat soort zekerheden kennen we nog steeds. Er komt een terroristische aanslag, zeker weten, alleen wanneer weten we nog niet, dus wees waakzaam. De vrijheden van burgers worden ingeperkt, grote massa’s politieagenten ingezet om iedereen te controleren. En uiteindelijk werd een arme Braziliaan in Londen doodgeschoten omdat hij hardlopend de metro wilde halen. En wie heeft zich niet eens gehaast om de trein of de bus te halen? Is dat voortaan gevaarlijk? En hoeveel wordt er gedaan om de oorzaken van het terrorisme weg te nemen?

De oorlogen in Irak en Afghanistan werden er mee gerechtvaardigd, maar daar zaten toen de terroristen niet. Die zaten inmiddels wel in Irak als een eigen Islamitische Staat, in de aanhangers van de vroegere dictatuur vonden ze warme bondgenoten. De tekenen van de tijd noemt men dan, nooit wordt het meer hetzelfde, we moeten ons wapenen. Dat ondertussen de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer, dat de honger in de wereld toeneemt in plaats van afneemt, dat de grenzen van de rijke landen meer gesloten worden in plaats van open dat zijn tekenen van deze tijd die niet genoemd en dus niet gezien worden. Wij zijn ondertussen druk bezig met discussies over mondkapjes en dikke fietsbanden. Verantwoordelijkheid nemen voor anderen lijkt wel veel te moeilijk. Alsof er niet genoeg op de hele wereld is om iedereen te eten te geven.

Alleen als we door blijven gaan om kostbare grondstoffen in een hoog tempo op te maken, scheppen we problemen voor hen die na ons komen. Echte liefde voor mensen zou ons daarvoor moeten behoeden. Dat we wat minder auto rijden is niet zo erg, er is ook openbaar vervoer en dat kan ook nog heel veel beter, met meer werk voor werklozen. Jezus waarschuwde voor de propaganda van het eigen belang. Pas als er wonderen worden verricht is het waar zo wil men ons doen geloven. Niks er van zei hij: pas als er gedeeld wordt is het waar. Op dus naar een duurzame samenleving, waar plaats is voor iedereen en niemand wordt uitgesloten van zorg en voedsel. Een samenleving waar tranen worden gedroogd, waar niemand bang hoeft te zijn niet meer te mogen geloven wat men gelooft, waar een kind speelt in het hol van een slang en niemand voor zijn tijd hoeft te sterven. In de Bijbel noemden ze dat het Koninkrijk van God.

Ze hebben niets te eten.

Matteüs 15:29-39

29 Jezus trok weer verder. Bij het Meer van Galilea ging Hij de berg op; daar ging Hij zitten. 30 Er kwamen grote mensenmassa’s op Hem af. Ze brachten verlamden, blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen mee, die aan zijn voeten werden gelegd, en Hij genas hen allen. 31 De mensen zagen vol verwondering hoe doofstommen gingen spreken, kreupelen beter werden, verlamden gingen lopen en blinden konden zien, en ze loofden de God van Israël. 32 Nadat Jezus zijn leerlingen bij zich had geroepen, zei Hij: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij Me en ze hebben niets te eten. En hen met een lege maag naar huis sturen wil Ik niet, want dan raken ze onderweg uitgeput.’ 33 De leerlingen antwoordden: ‘Maar waar halen we in deze verlatenheid genoeg brood vandaan om al die mensen te voeden?’ 34 Jezus vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ Ze zeiden: ‘Zeven, en wat visjes.’ 35 Hij gaf de mensen opdracht op de grond te gaan zitten. 36 Toen nam Hij de zeven broden en de vissen, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en die deelden ze uit aan de mensen. 37 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze zeven manden vol. 38 Er hadden ongeveer vierduizend mannen gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. 39 Nadat Hij de mensen had weggestuurd, stapte Hij in de boot en vertrok naar de omgeving van Magadan. (NBV21)

Getallen staan er in de Bijbel soms niet zomaar. Als we ergens 12 zien staan denken we aan de 12 zonen van Jacob die hun namen gaven aan de 12 stammen van Israël. Jezus zocht later 12 zendelingen uit die als de Apostelen er op uit werden gestuurd om zijn verhaal te vertellen. Er is nog zo’n getal is dat is 7. Het wordt wel het heilige getal genoemd en het staat voor de volmaakte wereld, de hele wereld, maar dan zoals die bedoeld is. Daarvan staat in het begin van de Bijbel dat God er naar keek en zag dat het goed was. In het verhaal waarnaar hierboven wordt verwezen bleven er zeven manden over. Genoeg dus om de hele wereld te eten te geven. Niet zo vreemd natuurlijk als je eerst de kruimels van de tafel voor de buitenlandse bestemd.

En natuurlijk net als in het eerste verhaal over het te eten geven van het volk, waren ook hier de vrouwen vergeten die na drie dagen nog te eten hadden, zij werden niet meegeteld. Maar vrouwen gaan niet op stap zonder proviand, zeker niet als ze ook nog hun kinderen mee nemen, mannen wel, die rennen zo de deur uit en zien wel. Vijf broden en een paar visjes brachten de leerlingen ter tafel. Er is dus echt genoeg te eten voor de hele wereld. Voorwaarde is dat wij niet alleen van onze rijkdom willen delen maar dat we mensen in arme landen als onze gelijken, onze zusters en broeders gaan behandelen. Als wij onze boeren inkomenssteun geven, je hoort ze er niet over, dat moet dat ook naar boeren in arme landen. Die kunnen dan beter concurreren en dan is er zeker voor iedereen te eten.

Hoe maakt Jezus dat nu duidelijk? Net als Mozes. Die kwam van de berg met de regels voor de menselijke samenleving. Zolang het volk door de woestijn trok zorgde God voor brood. Genoeg voor elke dag, en op voorraad voor de rustdag. Wij willen altijd meer. Vijf broodjes en een handvol vissen daar hoef je in de zomer niet bij de gemiddelde camping aan te komen. En als we naar buiten gaan nemen we niet meer als vanzelfsprekend de picknickmand met broodjes en limonade mee. Arme mensen doen dat nog steeds wel en zelfs in de grootste pretparken kun je gezinnen tegenkomen die hun eigen eten en drinken bij zich hebben. Wat minder luxe en gemak is volgens het verhaal van Lucas kennelijk een uitstekend uitgangspunt om samen te kunnen leven.

Medelijden

Matteüs 15:21-28

21 En weer vertrok Jezus; Hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. 22 Plotseling klonk het geroep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ 23 Maar Hij reageerde niet. Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen Hem dringend: ‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze ons maar naroepen.’ 24 Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’ 25 Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor Hem neer en zei: ‘Heer, help mij!’ 26 Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.’ 27 Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’ 28 Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen. (NBV21)

Er zijn allerlei manieren om mensen te helpen. Je kunt mensen negeren. Soms helpt dat. Uit onderzoek naar mensen die op een wachtlijst bij de Geestelijke Gezondheidszorg stonden bleek dat een flink deel van die mensen zonder verdere hulp al genas. Erkenning van een probleem, ook door henzelf was al genoeg om hen aan een oplossing te doen werken. Je kunt ook mensen helpen om er maar vanaf te zijn. Zoals de leerlingen van Jezus in het verhaal van hierboven proberen, zo van ze roept zo hard, dat staat kennelijk lelijk, dat trekt maar ongewenste aandacht. We zien die vorm van hulpverlening nog wel eens bij politici. Dan moeten ineens alle zwervers geholpen worden. Niet met hun probleem, dat kan nog heel verschillend en ingewikkeld zijn, maar met hun gezwerf, geen gezicht, dus: of naar een inrichting of naar een deel van de stad waar ze niet worden gezien.

Je hebt ook nog de zogenaamde Rode Kruis agressie. Problemen voor mensen oplossen omdat je het gevoel hebt dat het moet, daar ben je toch voor. Het spreekwoord dat je beter iemand kan leren vissen dan een vis geven helpt dan niet. Toch is het natuurlijk altijd goed om je af te vragen wat helpen in een bepaalde situatie echt betekent. Help je iemand door alles over te nemen, of help je iemand door te laten zien dat die het zelf ook kan oplossen? De geleerden zijn het er niet over eens wat hier uiteindelijk van Jezus gevraagd wordt. De nieuwe vertaling heeft het over wegsturen, maar de oude Statenvertaling had het over laten gaan. Het oorspronkelijke Grieks zou misschien ook met bevrijden vertaald kunnen worden en dan hebben de leerlingen meer door dan de Nederlandse vertaling ons wil doen geloven.

Het brengt Jezus wel in gesprek met de vrouw. Een buitenlandse, een Kanaänitische, en dat staat vaak voor buitenlands van het ergste soort. Jezus gaat eerst na wat voor hulp gevraagd wordt. Is dit een moeder die het probleem dat een dochter kan zijn op een ander wil afwentelen? Kennelijk niet want de moeder is bereid zelf voor haar dochter door het stof te gaan. Dat maakt het Jezus mogelijk iets te doen. En wat dan? Wat de dochter mankeert blijft buiten het verhaal. Ze was genezen omdat haar moeder wilde dat ze genas. De inzet van ouders voor hun kinderen kan groot zijn. Dat betekent niet dat ongeneeslijk zieke kinderen genezen als hun ouders maar genoeg van ze houden, integendeel. Kinderen die ongeneeslijk ziek zijn genezen niet, hoezeer hun ouders ook van ze houden, maar die liefde maakt wel dat de kwaliteit van leven omhoog kan gaan. Wetenschappelijk onderzoek, voorzieningen voor zieken en gehandicapten, instellingen en ziekenhuizen, het is er vaak door de inzet van zulke ouders gekomen. Die ouders gaan niet alleen door het stof voor hun eigen kind, maar voor alle kinderen. Alleen zulke onvoorwaardelijke liefde voor mensen helpt, maar hulp vragen is eigenlijk heel gewoon.

 

Kom tot inzicht.

Mattëus 15:1-20

1 Toen kwamen er vanuit Jeruzalem farizeeën en schriftgeleerden naar Jezus. Ze vroegen Hem: 2 ‘Waarom overtreden uw leerlingen de tradities van onze voorouders? Ze wassen hun handen niet voor ze hun brood eten.’ 3 Hij antwoordde hun: ‘En waarom overtreedt u het gebod van God omwille van uw eigen traditie? 4 Want God heeft gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en moeder,” en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden.” 5 Maar u leert: “Wie tegen zijn vader of moeder zegt: ‘Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn, bestem ik tot offergave,’ 6 die hoeft zijn ouders geen eerbied te tonen.” Zo ontkracht u het woord van God omwille van uw eigen traditie. 7 Huichelaars! Hoe treffend is de profetie die Jesaja over u heeft uitgesproken: 8 “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij; 9 tevergeefs vereren ze Mij, want wat ze onderwijzen zijn voorschriften van mensen.”’ 10 Nadat Hij de mensen bij zich geroepen had, zei Hij tegen hen: ‘Luister en kom tot inzicht. 11 Niet wat de mond in gaat maakt een mens onrein, maar wat de mond uit komt, dat maakt een mens onrein.’ 12 Daarop kwamen de leerlingen bij Hem en zeiden: ‘Weet U dat de farizeeën uw uitspraak gehoord hebben en dat ze die aanstootgevend vinden?’ 13 Hij antwoordde: ‘Elke plant die niet door mijn hemelse Vader is geplant, zal met wortel en al worden uitgerukt. 14 Laat ze toch, die blinde blindengeleiders! Als de ene blinde de andere leidt, vallen ze samen in een kuil.’ 15 Toen stelde Petrus de vraag: ‘Wilt U ons die uitspraak uitleggen?’ 16 Jezus zei: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog steeds niet? 17 Zien jullie dan niet in dat alles wat de mond in gaat in de maag terechtkomt en in de beerput weer verdwijnt? 18 Wat daarentegen de mond uit gaat komt uit het hart, en die dingen maken een mens onrein. 19 Want uit het hart komen boze gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen en laster. 20 Dát maakt een mens onrein, niet eten met ongewassen handen.’ (NBV21)

Iemand heeft eens gezegd dat de regels voor de anderen zijn en de uitzonderingen voor wie de regels hebben gemaakt. Multatuli schijnt eens gezegd te hebben dat principes regels zijn om dingen waar je een hekel aan hebt na te kunnen laten. Twee voorbeelden die laten zien dat het met de regels in alle samenlevingen nogal scheef kan toegaan. Jezus kwam dat tegen toen hij er op gewezen werd dat zijn volgelingen hardnekkige wetsovertreders waren. In het verhaal dat hierboven staat mept Jezus met dezelfde regels terug. Wie vader en moeder niet eert moet ter dood worden gebracht, en dan niet schijnheilig dat wat van vader en moeder was, of voor vader en moeder bestemd, bestemmen voor het offer in de tempel. Klinkt wel vroom maar je spaart je eigen bijdrage aan de tempeldienst uit en vader en moeder verhongeren evengoed wel. Daarmee is het ook het hart van de regels blootgelegd. De mensen zijn er niet voor de regels maar de regels zijn er voor de mensen. Zoals de afgelopen jaren hoog bejaarden en dementen beschermd moesten worden doordat iedereen zich aan de coronaregels moest houden. We moeten dat voorzichtig zeggen want hard spreken over falende politici moeten we aan Jezus overlaten. Zoals over de Farizeeën: “huichelaars”, zo scheld hij hun uit. Natuurlijk hoef je niet te zwijgen, maar vraag je steeds af of je iets oplost of dat je een probleem veroorzaakt.

Als je moet wachten op een smalle gracht omdat er iets uitgeladen moet worden, waarom dan niet even helpen met uitladen? Wel eens zien gebeuren? Heb je naaste lief als jezelf, jezelf niet vergeten lief te hebben en van binnenvetten wordt je maar dik, maar er is niets tegen af en toe een hand uit te steken, het is vaak vruchtbaarder dan een grote mond op te zetten. Dat is ook het bezwaar tegen die hele discussie over fatsoensnormen. Daarbij lijkt het er op dat de normen zelf belangrijker zijn dan de mensen en de pijn die verkeerde normen mensen kunnen aandoen. Wie geen geld heeft om kleding te kopen kan zich moeilijk kleden naar de geldende normen. Wie nauwelijks geld heeft om eten te kopen kan moeilijk uitgaan in een duur restaurant. Aardig zijn voor elkaar alleen omdat het zo hoort neemt problemen niet weg. Proberen tot overleg te komen ook al is dat pijnlijk is een vruchtbaarder weg. Een hand uitsteken naar iemand die dat nodig heeft is pas echt fatsoenlijk. Nederland en haar vroegere koloniën zijn al weer meer dan 60 jaar vrij van vreemde bezetting, dezer dagen herdenken we het echte einde van de Tweede Wereldoorlog. Die koloniën moesten daar soms nog een paar jaar voor door vechten, tegen de Nederlanders ook. Direct na de Tweede Wereldoorlog riepen de Indonesiërs weliswaar de onafhankelijkheid uit maar Nederlanders dachten dat de inlanders daar het bestuur niet zouden aankunnen.

Vierhonderd jaar hadden wij uitgemaakt wat goed voor hen was. Het zal duidelijk zijn dat ze in ruim 60 jaar de schade nog niet geheel hebben ingehaald. Voor Suriname geld dat overigens ook. En we vergeten maar al te gemakkelijk dat Surinamers hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid, hier in Europa en in de Oost. De Bevrijdingsdag in augustus trekt overigens van Nederlanders altijd al maar weinig aandacht. Als de een zich beter acht dat de ander dan krijg je dat. Het is een dag om te blijven gedenken, misschien zelfs als nationale feestdag, al was het alleen maar omdat we nog steeds soldaten er op uit willen sturen om te vechten voor de vrede. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, soms kan het niet anders, maar het vergt goede beslissingen ontdaan van propaganda. Propaganda wordt in het bovenstaande Bijbelstukje als het meest onrein beschreven. Dat wat uit de mond komt is verkeerd, niet wat er in gaat. Jezus had nog steeds discussies met de leiders van tempel over het houden van de Thora. Onder ons zijn er viruswaanzinnigen die nog steeds zo bang zijn voor besmetting dat ze het bestaan van elk virus ontkennen. Zij vormen een direct gevaar voor onze volksgezondheid. Let er op en spreek ze zo nodig tegen.