Wie kwaad doet, haat het licht

Johannes 3:14-21

14 De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft,15 opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. 16 Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. 17 God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. 18 Over wie in hem gelooft wordt geen oordeel uitgesproken, maar wie niet in hem gelooft is al veroordeeld, omdat hij niet wilde geloven in de naam van Gods enige Zoon. 19 Dit is het oordeel: het licht kwam in de wereld en de mensen hielden meer van de duisternis dan van het licht, want hun daden waren slecht. 20 Wie kwaad doet, haat het licht; hij schuwt het licht omdat anders zijn daden bekend worden. 21 Maar wie oprecht handelt zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet.’ (NBV)

De meest misbruikte tekst uit de Bijbel is wel die zin uit dit hoofdstuk dat God de wereld zo lief heeft gehad dat hij zijn enige zoon heeft gegeven opdat wie gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leeft. Als je die tekst uit de context van het verhaal haalt lijkt het of het gaat tussen de individuele gelovige en God, maar dat staat er niet. Het verhaal begint met een verwijzing naar een verhaal uit de woestijnreis van het volk Israel. Ze waren in een leger slangen terecht gekomen en moesten daar doorheen. Mozes maakte toen een koperen staaf met hoog daarbovenop een slang. Ieder die het oog op de slang gericht hield liep zo rechtop dat het volk door het leger slangen heen kwam, zo werd het volk gered. Zo gaat het, zegt Johannes, ook met de volgelingen van Jezus, als je het oog op Jezus gericht houdt dan wordt het volk behouden. En we kennen de afloop, zonder acht te slaan op de gevolgen voor zichzelf, de liefde blijven doen, dwars door de dood heen als het nodig is.

Daarbij gaat het alleen om het goede, niet om steeds maar te letten op wat verkeerd is, maar slechts op dat wat goed is. Dan steek je wel je nek uit, dan kom je wel in het volle licht te staan, dat valt zeker op. Zeker ook als je doet wat Paulus later aan de Romeinen schrijft, dat ze de overheid, de keizer dus, voortdurend het goede moeten voorhouden. De meeste mensen houden daar niet zo van, zo op te vallen. We hebben het goede immers niet in de binnenzak. Of iets goed of slecht is hangt vaak af van de omstandigheden. Het kan de ene keer goed zijn en de andere keer slecht. Wat we doen houden we daarom maar liever onder de oppervlakte. Toch vraagt de Bijbel je om op te vallen, om te wijzen op de mensen die ten onder dreigen te gaan. Op de slachtoffers van geweld in Syrië. Op de armen in Afrika, ondanks alle mooie woorden zijn er nog steeds geen eerlijke handelsovereenkomsten. Op de moslims en vreemdelingen in ons midden, we worden immers nog steeds opgeroepen stelling tegen hen te nemen in plaats van hen op te nemen in ons midden zoals de Bijbel ons gebiedt. Pas dus op met deze teksten. Ruk ze niet uit hun verband.

Het gaat er hier niet om dat een overheid, welke dan ook, alles mag zien van haar individuele burgers. Fouilleren als ze zin hebben, camera’s op alle plaatsen, alle telefoon en internetverkeer uitluisteren en lezen. De Big Brother uit het boek, die iedereen bekijkt, is niet God maar ook maar een mensje, zoals onze overheid ook maar uit mensjes bestaat. Het gaat er in deze Bijbelteksten over dat burgers die het goede doen zich daarvoor niet schamen maar dat goede laten zien. De vrijwilligers in de voedselbanken moeten laten zien dat de verdeling van inkomen in onze samenleving nog zo onrechtvaardig is dat gezinnen afhankelijk zijn van voedselbanken. Briefschrijvers van Amnesty laten zien hoeveel gewetensgevangenen onze wereld nog kent. De kampeerders van Occupy lieten zien hoeveel macht speculanten en beurshandelaren nog hebben over ons dagelijks leven. Zij laten het kwade zien opdat de grote daden van God zichtbaar worden. Zonder die God hadden we immers geen weet van recht en rechtvaardigheid, van eerlijk delen en zorg voor onze naaste als voor onszelf. Want die liefde mogen we elke dag opnieuw verspreiden, ook vandaag weer.

Opnieuw geboren

Johannes 3:1-13

1 Zo was er een Farizeeër, een van de Joodse leiders, met de naam Nikodemus. 2 Hij kwam in de nacht naar Jezus toe. ‘Rabbi, ‘zei hij, ‘wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht.’ 3 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ 4 ‘Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?’ vroeg Nikodemus. ‘Hij kan toch niet voor de tweede keer de moederschoot ingaan en weer geboren worden?’ 5 Jezus antwoordde: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. 6 Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. 7 Wees niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden. 8 De wind waait waarheen hij wil; je hoort zijn geluid, maar je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Zo is het ook met iedereen die uit de Geest geboren is.’ 9 ‘Maar hoe kan dat?’ vroeg Nikodemus. 10 ‘Begrijpt u dit niet, ‘zei Jezus, ‘terwijl u een leraar van Israël bent? 11 Waarachtig, ik verzeker u: wij spreken over wat we weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet. 12 Wanneer jullie me niet geloven als ik over aardse dingen spreek, hoe zouden jullie me dan geloven als ik over hemelse dingen spreek? 13 Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon? (NBV)

Een stiekemerd, is dat een juiste benaming voor Nicodemus? Van Nicodemus worden in de eerste zin van dit verhaal twee dingen verteld. Hij was een Farizeër en hij was een van de Joodse Leiders. Dat laatste betekent dat hij lid was van het godsdienstig bestuur van Israël, het Sanhedrin. Van dat Sanhedrin wordt op een aantal plaatsen in de Evangeliën verteld dat zij wegen zochten om Jezus ter dood te laten brengen. Uiteindelijk zouden ze Jezus gevangen nemen en overleveren aan de Romeinen om gekruisigd te worden. In een dergelijk dreigend klimaat ligt het niet voor de hand om openlijk naar Jezus toe te gaan om eens serieus met hem te praten. Bovendien was die Jezus van Nazareth de hele dag bezig zieken te genezen en wonderen te doen. En die Nicodemus had een paar serieuze vragen.

En als Nicodemus zijn vragen gaat stellen dan wordt het schijnbaar een raar verhaal. Volgens Nicodemus neemt Jezus een uitzonderingspositie in tegenover alle andere gelovigen. God heeft deze Jezus van Nazareth gezonden en helpt hem met het doen van zijn wonderen. Maar Jezus verwerpt deze uitzonderingspositie. Iedereen kan dit maar je moet een ander mens worden, opnieuw geboren worden als het ware. Maar echt opnieuw als een baby ter wereld komen kan natuurlijk niet. Dat is ook niet wat Jezus bedoeld. Maar je moet eerst in bad en dat kennen we zelfs in onze dagen, een douche, een bad, een zwempartij kan je als een nieuw mens doen voelen. Jezus was gedoopt in de Jordaan juist om op die manier opnieuw te beginnen met de God van Israël. Bij hem daalde toen de Geest van God op hem neer. Veel later zou die Geest van God ook op de leerlingen neerdalen. Die konden toen ook genezen en wonderen doen.

Wij doen ook vaak dingen in de Geest van.., van je ouders bijvoorbeeld, of van iemand die je held is, die je bovenmatig bewondert. In de Geest van Rutte kom je op voor de grote ondernemers. In de Geest van Renske Leijten strijd je tegen het onrecht dat onder meer door de overheid wordt aangericht. Het is goed om jezelf bewust te maken in wiens Geest je eigenlijk handelt. Wie neem je als voorbeeld, als inspiratiebron. Gelovigen in Jezus van Nazareth proberen in zijn Geest te handelen. Ze geven de hongerigen te eten, kleden de naakten, zorgen dat mensen beschermd worden tegen ziekten door op Giro 555 te storten zodat ook de armsten gevaccineerd kunnen worden. Ze helpen de gevangenen, via Amnesty Internationaal bijvoorbeeld. Ze doen allemaal iets anders want de Geest waait waarheen die wil maar samen kunnen we vertellen dat al dat werk voor de minsten de wereld toch een betere wereld maakt, zonder oorlog, zonder geweld en onderdrukking, zonder uitbuiting en discriminatie. Je kunt er elke dag ook aan mee doen,.

Ons leven sparen

Deuteronomium 6: 13-25

13 Heb alleen ontzag voor de HEER, uw God, dien hem en zweer alleen bij zijn naam. 14 Laat u niet in met de goden van de omringende volken; 15 u zou daarmee de toorn van de HEER over u afroepen en hij zou u van de aardbodem wegvagen. Want de HEER, uw God, die in uw midden is, duldt geen andere goden naast zich.16 Stel hem niet op de proef, zoals u bij Massa deed.17 Leef de geboden, de bepalingen en de wetten die de HEER, uw God, u heeft voorgehouden, zorgvuldig na 18 en doe wat goed is in zijn ogen. Dan zal het u goed gaan en kunt u het goede land in bezit nemen dat hij uw voorouders onder ede heeft toegezegd. 19  Al uw vijanden zal hij voor u op de vlucht drijven, zoals hij heeft beloofd. 20 Wanneer uw kinderen u later vragen: ‘Wat betekenen al die bepalingen en wetten en regels die de HEER, onze God, u heeft voorgehouden?’21 geef dan dit antwoord: ‘Wij waren in Egypte slaven van de farao, maar met sterke hand heeft de HEER ons uit Egypte bevrijd. 22 Wij zagen met eigen ogen hoe hij tekenen en indrukwekkende wonderen deed, die groot onheil brachten over de Egyptenaren, de farao en zijn hof. 23 Maar ons leidde hij weg uit Egypte, om ons hierheen te brengen en ons het land te geven dat hij onze voorouders onder ede had beloofd. 24 Daarom gebood de HEER, onze God, ons al deze wetten na te komen en ontzag voor hem te tonen. Dan zou het ons goed gaan en zou hij ons leven sparen, zoals hij tot nu toe heeft gedaan. 25 Als wij voor het oog van de HEER, onze God, deze geboden altijd naleven, zoals hij ons heeft opgedragen, zal het ons ten goede worden aangerekend.’(NBV)

Het gedeelte dat we vandaag lezen zou gemakkelijk tot misverstanden kunnen leiden. Zoals de Nieuwe Bijbelvertaling het stuk vertaalt zou je de indruk kunnen krijgen dat er sprake is van een soort van voor wat hoort wat. Als wij nu maar die wetten houden dan krijgen we daarvoor in ruil dat het goed met ons gaat. Maar het sleutelwoord in dit Bijbelgedeelte is het leven. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat “zou hij ons het leven sparen”, vanaf de Statenvertaling werd vertaald: “om ons in het leven te behouden”. Ook in die vertaalkeuzes wordt de indruk van een voor wat hoort wat gewekt. Als wij die geboden niet houden dan zal God ons doden.

De Naardense Bijbel vertaalt het Hebreeuws wat nauwkeuriger en daar staat: “om ons te doen leven” en dat geeft de bedoeling van dit Bijbelstuk beter weer. Als onze kinderen vragen waarom we niet in de eerste plaats voor onszelf zouden moeten zorgen maar onze naaste lief moeten hebben als onszelf dan is het antwoord dat we daardoor meer gaan leven. Niet God brengt, als een soort wraak, de dood als we de geboden niet houden, maar het niet houden van de geboden is in zichzelf een dodelijke en dodende zaak.

We lezen niet voor niets over de uittocht uit de slavernij en de tocht door de woestijn. Beide situaties waren levensbedreigend. Zonder de bevrijding en zonder de Tora die daar werd ontdekt zou het volk zijn uitgestorven. Wij spreken bij onderdrukking en slavernij ook wel eens over monddood. Elke levendigheid verdwijnt uit een samenleving. Pas als de mensen onvoorwaardelijk op elkaar kunnen rekenen en bereid zijn alles wat ze hebben met elkaar te delen dan pas is overleven en is echt leven mogelijk. Daarom is onze keuze elke dag opnieuw voor het leven, ook vandaag weer.

 

Luister

Deuteronomium 6:4-12

4 Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! 5 Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. 6 Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. 7 Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 8 Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 9 Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. 10 Straks brengt de HEER, uw God, u naar het land dat hij u zal geven, zoals hij uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob onder ede heeft beloofd. U krijgt daar grote, mooie steden, die u niet zelf hebt gebouwd, 11  huizen vol voorraden, die u niet hebt aangelegd, regenputten, die u niet hebt uitgehouwen, en wijnstokken en olijfbomen, die u niet hebt geplant. Als u daar in overvloed leeft, 12 zorg er dan voor dat u de HEER niet vergeet, die u uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. (NBV)

Heel het boek Deuteronomium is gecomponeerd als een toespraak van Mozes vlak voor het volk het beloofde land binnentrekt. Mozes zelf zal daar niet bij zijn maar geeft een nog een aantal laatste raadgevingen mee voor het leven in het nieuwe land. In dit gedeelte wordt nog het meest uitdrukkelijk naar voren gewezen. De overvloed waarin het volk zal gaan leven heeft het niet aan zichzelf te danken. Het was een volk van slaven, gevlucht uit Egypte en in het land gekomen na een lange, zeer lange, tocht door de woestijn. Het is een waarschuwing die wij ons ook wel eens ter harte mogen nemen. De welvaart en de rijkdom vernieuwd moet worden.

We beseffen nu dat het delen met anderen zo hier en daar in de wereld ook vrucht afwerpt, nu lijken we te vergeten dat we die rijkdom niet aan onszelf te danken hebben maar dat we die hebben gekregen van de generaties voor ons, generaties die met vallen en opstaan, met strijd soms, de Weg probeerden te volgen van Jezus van Nazareth en zich zijn oproep om de naaste lief te hebben als zichzelf eigen probeerden te maken. Het verhaal van de geschiedenis van onze rijkdom laat zich vertellen zoals Mozes hier het verhaal van het bereiken van het beloofde land vertelt. Centraal staat de oproep van Mozes om in dat nieuwe land niet de goden van omringende volken na te lopen. Bij ons heten het geen goden van omringende volken maar economische theorieën van de geleerden van de rijken. De goden van markteconomie, de goden van winst en profijt, de goden van goud en beloften.

Waarom mogen banken en financiële instellingen niet van ons allemaal zijn? Dat we de rijkdom ook nog zouden moeten willen delen met de armsten in de wereld raakt bijna geheel achter de horizon van het hedendaagse herstelbeleid. We horen nog wel over de klimaatcrisis omdat we daar direct zelf last van hebben, maar de voedselcrisis in de wereld is geen letter in een krant of een minuut op tv meer waard. Juist in een land vol rijkdom en welvaart zou de God van Israël extra centraal moeten staan, daar waar gedeeld wordt met de armsten worden ook de vijanden verjaagd, ook in onze dagen. Daarom zullen we ook vandaag de waarschuwingen van Mozes ter harte moeten nemen.

Volg steeds de weg

Deuteronomium 5:28–6:3

Toen de HEER hoorde wat u me vroeg, zei hij tegen mij: ‘Ik heb gehoord wat het volk tegen je zei; ze hebben goed gesproken. 29 Hadden ze altijd maar zo’n verlangen om mij te vereren en mijn geboden na te leven; voor eeuwig zou het hun en hun kinderen goed gaan.’ 30 En hij vervolgde: ‘Stuur hen nu maar terug naar hun tenten. 31 Maar jij moet hier blijven, bij mij, dan zal ik jou alle geboden, wetten en regels bekendmaken die je hun moet leren en die zij moeten naleven in het land dat ik hun in bezit zal geven.’ 32 Het is nu aan u om ze in acht te nemen, zoals de HEER, uw God, u heeft opgedragen; wijk er op geen enkele manier van af.33 Volg steeds de weg die hij u heeft gewezen, dan zult u in leven blijven en er wel bij varen en lang mogen wonen in het land dat u in bezit krijgt. 1 Dit zijn de geboden, wetten en regels die ik u in opdracht van de HEER, uw God, moet leren en die u moet naleven in het land aan de overkant, dat u in bezit zult nemen. 2 U moet voor de HEER, uw God, ontzag tonen door u te houden aan zijn wetten en geboden, zoals ik die nu aan u geef; dat geldt voor u, zolang u leeft, en voor uw kinderen en uw kleinkinderen. Dan zult u met een lang leven gezegend worden. 3 Luister dus, Israël, en neem ze nauwlettend in acht. Dan zal het u goed gaan in het land dat overvloeit van melk en honing, en zult u sterk in aantal toenemen, zoals de HEER, de God van uw voorouders, u heeft toegezegd.(NBV)

Die Tien eerste woorden die op stenen platen waren gegraveerd waren maar een inleiding. Ze symboliseren ook een heel stelsel van richtlijnen die voor dit bevrijde slavenvolk nodig was om door de woestijn te trekken en het beloofde land in te richten. Zo is die hele Tora ook voor ons een belangrijke aanwijzing om onze samenleving eens te kunnen vergelijken. De spelregels die het volk in de Woestijn had gehoord, had ontdekt en had meegekregen, waren ook een bevrijding. Veel later in Babel zouden ze ook stenen ontdekken met Wetten er op voor het volk van Babel. Dat waren hoge zuilen die dicht beschreven waren met voorschriften. Israël had het daar iets gemakkelijker mee. Zij hadden een eenvoudige stel regels die op stenen stonden.

Die stenen hoefden ze niet meer te zien omdat hun priesters ze de regels wel konden vertellen. Want dan kon gelijk verteld worden hoe in de actuele situatie de samenleving zou moeten worden ingericht. Die Wet is niet als een grenspaal die langs de weg de grens van het gedrag markeert, maar die Wet wordt ook hier omschreven als een Weg die God heeft gewezen. Toen voor de geboorte van Jezus van Nazareth de Hebreeuwse Bijbel werd vertaald in het Grieks maakte men de vergissing om het begrip Tora niet met onderwijzing maar met Weg te vertalen. Die onderwijzing leert je de juiste weg te gaan.

Een Weg die leidt naar een ideale samenleving, het land overvloeiende van melk en honing, het land dat je in bezit krijgt. Een weg die een lang leven beloofd, als je goed leest staat er dat je volk een lang leven zal hebben. Liefde is onoverwinnelijk, een volk dat tot het uiterste voor elkaar zorgt en voor elkaar opkomt is niet te regeren. Die blijven uit liefde gewoon doen wat ze altijd al deden. Daarom markeert die Tora uit de Woestijn ook eeuwen later de Weg die we moeten gaan, omdat nog steeds niet voor iedereen op de wereld die samenleving, dat land van belofte, is bereikt. Ook vandaag dus op Weg.

Een geweldig stemgeluid

Deuteronomium 5:22-27

22 De HEER heeft deze woorden-deze, en niet meer-tot u gesproken toen u daar bijeen was. Met een geweldig stemgeluid kondigde hij op de berg zijn geboden af, vanuit vuur en dreigende, donkere wolken, en hij schreef ze op twee stenen platen en gaf die aan mij. 23 Toen u die stem had gehoord vanuit de duisternis, terwijl de berg in vuur en vlam stond, zijn uw stamhoofden en oudsten bij mij gekomen 24 met de woorden: ‘Zojuist heeft de HEER, onze God, ons zijn luister en zijn grootheid laten zien en hebben we zijn stem uit het vuur gehoord. We hebben vandaag ondervonden dat God met mensen spreekt zonder dat het hun het leven hoeft te kosten. 25 Maar moeten we ons leven nu opnieuw op het spel zetten? Dit enorme vuur zal ons levend verbranden! Als we de stem van de HEER, onze God, nogmaals horen, zullen we zeker sterven. 26 Want er is toch geen mens die net als wij de stem van de levende God vanuit het vuur heeft horen spreken en het heeft kunnen navertellen? 27  Kunt u niet gaan om te horen wat de HEER zeggen wil? Als u zijn woorden dan aan ons overbrengt, zullen wij luisteren en ernaar handelen.’ (NBV)

Waarom staan die tien geboden eigenlijk op stenen tafelen? Zijn ze zo hard en onveranderlijk? Of is er een andere reden? Die stenen tafelen hebben altijd een diepe indruk gemaakt. De tien geboden zijn daardoor in de geschiedenis apart komen te staan van de overige geboden. Dat is niet helemaal terecht. Ze zijn een zekere samenvatting en uitwerking van de hoofdregel dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Waarom ze op stenen tafelen terecht zijn gekomen wordt in dit Bijbelgedeelte nog eens uitgelegd. God had ze in de woestijn immers zelf aan het volk meegedeeld. In onweer, vuur en storm hadden die geboden geklonken. Maar het volk was er bang door geworden, bang dat het iets verkeerd zou kunnen hebben begrepen. Dit klonk allemaal zo eenvoudig, terwijl het toch zo goddelijk was dat er meer nodig was dan een stem van de berg.

De oudsten zijn daarop bij Mozes gekomen en hebben gevraagd of hij de tolk van God wilde zijn. De God van Israël kan dan wel direct spreken tot mensen zonder dat mensen hoeven sterven maar angstig blijft het. De Godsdienst van Israël heeft in zijn meest eenvoudige vorm dan ook geen Priesters nodig, ook een Tabernakel was in het begin niet nodig. Het bijzondere begint met een verzoek van het volk zelf aan Mozes om God afstand te laten maken en hem als tolk te laten optreden. En daar komen de stenen platen vandaan. Niemand kan meer om die eenvoudige regels van niet moorden, niet stelen en mensen niet als object beschouwen heen. Er is één God, daar maak je geen beeld van en die gebruik je niet om je eigen zaken te rechtvaardigen. Die God heeft het volk uit de slavernij gered en die afkomst mogen ze nooit vergeten. Ze mogen het mee sjouwen door de woestijn. Bij elke stap die ze zetten gaan die regels met ze mee.

Na de tijd van Jezus van Nazareth zal Paulus schrijven aan zijn gemeente dat hij hoopt dat de Wet niet meer op stenen platen in de Tempel in Jeruzalem geschreven zal staan maar in de harten van de gelovigen. We mogen ons afvragen in hoeverre we ze met ons mee dragen. Het houden van een Sabbat doen we al lang niet meer. De Zondag als dag waarop de Christenen de Sabbat zijn gaan vieren is niet meer een dag waarop alle werk wordt gestaakt, in tegendeel. We hebben onszelf weer slaaf gemaakt van consumeren en produceren. We hebben daarvoor de God van Israël verlaten en zijn de goden van winst en profijt gaan aanbidden. Die goden leggen de nadruk op de eerste die de beste zou zijn. De God van Israël behandelt iedereen gelijk. Zelfs het bezoek van Mozes als vertegenwoordiger van het volk levert weerstand op. Wij hebben gelukkig dat verhaal over de stenen platen nog, en het woord van Jezus dat er geen punt en geen komma moet worden weggelaten uit die richtlijnen.

Evengoed rusten

Deuteronomium 5:6-21

Dit zei de HEER: 6‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. 7 Vereer naast mij geen andere goden. 8  Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. 9  Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; 10  maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht. 11 Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan. 12 Neem de sabbat in acht, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag. 13 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 14  maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u. 15 Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft hij u opgedragen de sabbat te houden. 16 Toon eerbied voor uw vader en uw moeder, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden. Dan wordt u gezegend met een lang leven en met voorspoed in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. 17 Pleeg geen moord. 18  Pleeg geen overspel. 19  Steel niet. 20 Leg over een ander geen vals getuigenis af. 21 Zet uw zinnen niet op de vrouw van een ander, en laat evenmin uw oog vallen op zijn huis, of op zijn akker, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’ (NBV)

Wetten beperken mensen. Veel mensen in ons land zijn tegen de regels die in onze overheid democratisch zijn afgesproken om onze ingewikkelde samenleving zo eerlijk en rechtvaardig mogelijk in stand te houden. Die regels knellen vaak. Nu knellen ze vaak ook meer voor mensen die alles wel voor zichtzelf willen hebben en alleen voor zichzelf lijken te leven dan voor mensen die bereid zijn alles te delen wat ze bezitten. Maar als je het over wetten en regels hebt dan praat je bijna direct mee over knellen en inperken van menselijke vrijheid. In de Bijbel gaat het ergens anders om. Vlak voor het volk Israël het beloofde land, het land overvloeiende van melk en honing, binnentrekt, herinnert Mozes het volk nog eens aan de regels die ze met hun God hebben afgesproken toen ze in het hart van de woestijn waren. Een deel van het land hadden ze nu veroverd op de Amorieten. Tijd om de laatste stap te zetten, de woestijn uit het vruchtbare land in.

Tijd om je de spelregels, de richtlijnen, voor een goed leven nog eens in herinnering te brengen. Ze staan ook in het boek Exodus maar hier staan ze nog eens op een iets andere manier geformuleerd. Het gaat dus niet om het soort juridisch zorgvuldig bij elkaar gezochte formuleringen waaraan elk gedrag op dezelfde manier getoetst kan worden. Het gaat dus niet om het soort wetten die in dikke wetboeken zijn gevat en waarmee onze rechters zich mee bezig houden. Het gaat om de spelregels voor een goed leven. Het gaat dus om spelregels van bevrijding. Het volk wordt bevrijdt van de last te overleven in de woestijn, het volk werd bevrijdt van de slavernij om met en door deze wetten te kunnen genieten van de vrijheid in het beloofde land. Het begint dan ook met de bevrijding van het volk uit de slavernij in Egypte. En aan die bevrijding zijn geen andere goden te pas gekomen. Alleen de God van Israël trok met de slaven mee door de woestijn nadat hij ze had bevrijdt uit de slavernij.

Alleen de God van Israël zorgde voor de levensleer waarmee het volk de vrijheid kon genieten in het beloofde land. Als je je heil zoekt bij andere goden en goden met je eigen handen denkt te kunnen maken dan oogst je onheil, dan vergaat het je slecht. De gevolgen daarvan zullen ook je kinderen, je kleinkinderen en je achterkleinkinderen ondervinden. De hoofdregels waarmee hier begonnen zijn kun je ook niet lezen los van de rest van de geschiedenis. Want als je het land verliest dat voor jouw familie is bestemd en waardoor je onafhankelijk bent krijgen je nazaten dat land pas na vijftig jaar weer terug zodat de familie weer opnieuw kan beginnen met het land dat God heeft gegeven en dat je bevrijd heeft van de slavernij. Wie in onze dagen het leven heeft ingericht op het houden van je naaste als van jezelf herkent die bevrijding, daarin verdwijnt zelfs de angst voor de dood en wordt je bevrijdt van het slavenbestaan van altijd maar meer en beter. Daarin begint het leven pas, ook vandaag weer.

Het onderricht

Deuteronomium 4:44–5:5

44  Dit is het onderricht dat Mozes de Israëlieten heeft gegeven. 45  Hier volgen de bepalingen, wetten en regels die Mozes ten overstaan van de Israëlieten heeft afgekondigd nadat ze uit Egypte weggetrokken waren. 46  Dat gebeurde aan de overkant van de Jordaan, in het dal tegenover Bet-Peor, in het land dat had toebehoord aan Sichon, de koning van de Amorieten, die in Chesbon zetelde en die evenals koning Og van Basan door Mozes en de Israëlieten op hun tocht uit Egypte verslagen werd, 47  waarbij het hele gebied van deze twee Amoritische koningen ten oosten van de Jordaan door hen in bezit werd genomen, 48  vanaf Aroër op de rand van het Arnondal tot aan de Sionberg, ofwel de Hermon, 49Â met de hele vallei aan de oostkant van de Jordaan tot waar de rotskloven van de Pisga in de Dode Zee afdalen. 1  Mozes riep het hele volk van Israël bijeen en sprak het als volgt toe: Luister, Israël, naar de wetten en de regels die ik u vandaag bekendmaak. Maak ze u eigen en leef ze strikt na.2 De HEER, onze God, heeft bij de Horeb een verbond met ons gesloten. 3 Niet met onze voorouders heeft hij dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier nu levend en wel bij elkaar zijn. 4 De HEER heeft zich daar vanuit het vuur rechtstreeks tot u gericht. 5 Ik stond toen tussen hem en u in om zijn woorden aan u door te geven, want u was bang voor het vuur en durfde de berg niet op. (NBV)

We spreken in de Kerk graag over de Wetten van Mozes. Als we de wetten kennen dan weten we wat we verkeerd hebben gedaan. Maar de eerste boeken van de Bijbel zijn geen wetten. Hier, al vrij in het begin van het boek Deuteronomium staat het al duidelijk. Het gaat om een onderricht. Er wordt het volk iets aangeleerd en sinds Jezus van Nazareth mogen wij mee studeren in het onderricht dat de God van Israël heeft gegeven en dat door Mozes een samenhang en een praktische betekenis heeft gekregen. Het is namelijk een onderricht hoe je een menselijke samenleving kunt inrichten. En als we om ons heen kijken dan moeten we daar nog heel erg veel over leren. Wij zetten gezinnen op straat die hierheen gevlucht zijn voor armoede, geweld, onderdrukking, vervolging soms zelfs om hun etnische afkomst of levensovertuiging. Wij nemen deel aan oorlogen waar mensen ook aan sterven door de bommen die we gooien.

Mozes en zijn volk hadden ook moeten vechten om bij dat beloofde land te komen. Ze hadden moeten vechten tegen volken die hen niet wilden laten passeren, zoals de Amorieten en het volk van Basan onder koning Og. Ze waren het volk Israël in de rug aangevallen en hadden het voorzien op de rijkdom die het volk bij de bevrijding uit Egypte had meegenomen. Maar het meest hadden ze nog moeten vechten tegen zichzelf. Het volk dat aan de oever van de Jordaan stond te wachten om het beloofde land binnen te gaan was de tweede generatie. Geen van hen had het meegemaakt dat Mozes het volk uit de slavernij in Egypte had geleid. Als kinderen en jonge mensen hadden ze wel de ontdekking bij de Horeb meegemaakt. Daar was in donder en bliksem, in vuur op de berg, de God verschenen die Mozes naar Egypte had gestuurd om zijn volk te bevrijden. Ze hadden die God als soeverein over hun volk erkent en een bijbehorend verdrag gesloten. De regels van dat verdrag, vroeger noemden we dat een verbond, die moesten nog eens in herinnering gebracht worden, moesten nog eens onderwezen worden voor het beloofde land binnengegaan kon worden.

Dat het opnieuw beleven nodig is komt omdat niemand de slavernij had meegemaakt. Ook Mozes zal het beloofde land niet binnengaan. Ook hij was er niet in geslaagd om in vrede het volk te leiden zoals God hem had opgedragen. In woede had hij op de rotsen geslagen toen het volk weer eens klaagde over een gebrek aan water. Het water hoorde niet te komen door de woede van Mozes maar door de goedgunstigheid van de God van Israël. Het eerste dat we dus leren van zelfs dit gedeelte dat alles wat we hebben, alles wat we kregen, alles wat we nog zullen verdienen, ons is toegevallen uit de hand van een God die ons liefheeft. Als we wat verliezen, zelfs als we geliefden verliezen, dan is het die God die het teruggenomen heeft. Dat verbond heeft die God dan ook niet alleen gesloten met een volk dat heel lang geleden door een verre en dorre woestijn sjouwde maar volgens de Christelijke Bijbel, heeft die God dat verbond gesloten met iedereen op de wereld die wil geloven dat er een einde kan komen aan dood en ellende. Jezus van Nazareth heeft ons dat geleerd. Daarom heet die Christelijke Bijbel het nieuwe Testament. Ten onrechte noemen we die Hebreeuwse Bijbel waar het verhaal van Mozes in staat het Oude Testament, beter was om te spreken van het oorspronkelijke Testament. Daar moeten we ons naar richten, daar staan ook nu de spelregels in waarmee ook wij een menselijke samenleving kunnen inrichten. Elke dag opnieuw kunnen we daarmee beginnen, ook vandaag weer.

De mensen gaan aan het werk

Psalm 104:19-35

19 U hebt de maan gemaakt voor de tijden, de zon weet wanneer zij moet ondergaan. 20 Als u het duister spreidt, valt de nacht, en alles wat leeft in het woud gaat zich roeren. 21 De jonge leeuwen gaan uit op roof, brullend vragen zij God om voedsel. 22 Bij zonsopgang trekken zij zich terug en leggen zich neer in hun legers. 23 De mensen gaan aan het werk en arbeiden door tot de avond. 24 Hoe talrijk zijn uw werken, HEER. Alles hebt u met wijsheid gemaakt, vol van uw schepselen is de aarde. 25 Zie hoe wijd de zee zich uitstrekt. Daar wemelt het, zonder tal, van dieren, klein en groot. 26 Daar bewegen de schepen zich voort, daar gaat Leviatan, door u gemaakt om ermee te spelen. 27 En allen zien ernaar uit dat u brood geeft, op de juiste tijd. 28 Geeft u het, dan doen zij zich te goed, opent zich uw hand, dan worden zij verzadigd. 29 Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst, ontneem hun de adem en het is met hen gedaan, dan keren zij terug tot het stof dat zij waren. 30 Zend uw adem en zij worden schapen, zo geeft u de aarde een nieuw gelaat. 31 De luister van de HEER moge eeuwig duren, laat de HEER zich verheugen in zijn werken. 32 Hij richt zijn oog op de aarde en zij beeft, hij raakt de bergen aan en zij stoten rook uit. 33 Voor de HEER wil ik zingen zolang ik leef, een lied voor mijn God zolang ik besta. 34 Moge mijn lofzang de HEER behagen, zoals ik mijn vreugde vind in hem. 35 Zondaars zullen van de aardbodem verdwijnen, onrechtvaardigen zullen niet meer bestaan. Prijs de HEER, mijn ziel. Halleluja! (NBV)

Dat zou mooi zijn, dat zou heel mooi zijn, als er eens geen boosdoeners meer zouden bestaan op de aarde. Is dat haalbaar? Moeten we daarin nou geloven? Volgens de Psalm is het niet alleen haalbaar maar zal het er uiteindelijk onvermijdelijk op uitdraaien. Maar we moeten er dan niet zozeer in geloven dat het vanzelf wel zal komen, maar we moeten dat geloven zien als een werkwoord, als een opdracht. “De mensen gaan aan het werk en arbeiden door tot de avond.” staat er in deze Psalm. Dat aan het werk gaan en door gaan tot de avond dat is pas geloven. In de Psalm worden de ceders van de Libanon bezongen. Volgens de Bijbel de mooiste bomen van de wereld. Door Salomo in Israel geïmporteerd om te gebruiken bij de bouw van de Tempel in Jeruzalem. Die bomen moeten grote indruk gemaakt hebben. Zo’n grote indruk dat je één van die bomen vandaag de dag terugvindt in de vlag van Libanon. Vogels zullen er vandaag de dag toch niet snel nesten bouwen, door het oorlogsgeweld zal hen het tjilpen zijn vergaan en de vruchtbaarheid van ooievaars is in Libanon ver te zoeken.

Wat dat betreft zullen de gewone mensen in Libanon zuchten en smeken dat de boosdoeners eindelijk van de aardbodem verdwenen mogen zijn. Lange tijd zijn de strijdende partijen in de regio onder meer uit elkaar gehouden door troepen van de Verenigde Naties, ook Nederlandse militairen hebben daarbij geholpen. Dat heeft lange tijd gewerkt en het lijkt er op dat het nu nodig zou zijn om met troepen de mensen die in de buurlanden van de Libanon geweld tegen andere burgers gebruiken te doen ophouden. We weten wel hoe we mensen moeten helpen, we doen het alleen zo vaak niet. We lijken op de mensen uit het verleden die geloofden dat de maan en de zon goden waren die vrede en voorspoed konden brengen. De Psalm bezingt terecht dat God voor de zon en de maan heeft gezorgd, in de avond als de maan schijnt kunnen we bijeen komen en de zon weet hoe laat zij moet thuiskomen.

In de Nieuwe Bijbelvertaling die wij hier volgen is dat element van samenkomst en thuiskomen wat weggevallen, in de Naardense Bijbel is dat behouden gebleven. Vroeger heette dat gezette tijden bij de maan. We zetten ons dus in voor samenspraak en overleg, voorwaarden voor vrede in de samenleving. In zo’n samenleving hoef je geen angst te hebben, in de nacht niet voor jonge leeuwen, en op zee niet voor een zeemonster als Leviatan. In zo’n samenleving hoef je niet bang te zijn voor honger en stijgende voedselprijzen. Als mensen zoals wij echt voor elkaar willen zorgen, hun naasten liefhebben als zichzelf, is er voldoende om mee te delen en is er voedsel op de hele aarde voor iedereen die het nodig heeft, in overvloed zelfs. Zonder die Geest van God ziet het er donker uit voor de aarde, maar in die Geest zal de aarde zich vernieuwen. Elke dag mogen we daar dus weer opnieuw aan werken, al zingend en God prijzend.

 

Brood winnen uit de aarde

Psalm 104:1-18

Prijs de HEER, mijn ziel. HEER, mijn God, hoe groot bent u. Met glans en glorie bent u bekleed, 2 in een mantel van licht gehuld. U spant de hemel uit als een tentdoek 3 en bouwt op de wateren uw hoge zalen, u maakt van de wolken uw wagen en beweegt u op de vleugels van de wind, 4 u maakt van de winden uw boden, van vlammend vuur uw dienaren. 5 U hebt de aarde op pijlers vastgezet, tot in eeuwigheid wankelt zij niet. 6 De oerzee bedekte haar als een kleed, tot boven de bergen stonden de wateren. 7 Toen u hen dreigde, vluchtten zij weg, toen uw donderstem klonk, stoven zij heen: 8 naar hoog in de bergen, naar diep in de dalen, naar de plaatsen die u had bepaald. 9 U stelde een grens die zij niet overschrijden, nooit weer zullen zij de aarde bedekken. 10 U leidt het water van de bronnen door beken, tussen de bergen beweegt het zich voort. 11 Het drenkt alles wat leeft in het veld, de wilde ezels lessen er hun dorst. 12 Daarboven wonen de vogels van de hemel, uit het dichte groen klinkt hun gezang. 13 U bevloeit de bergen vanuit uw hoge zalen, de aarde wordt verzadigd en vruchtbaar: 14 gras laat u groeien voor het vee en gewassen die de mens moet verbouwen. 15 Zo zal hij brood winnen uit de aarde en wijn die het mensenhart verheugt, geurige olie die het gelaat doet stralen, ja, brood dat het mensenhart versterkt. en wijn die het mensenhart verheugt, geurige olie die het gelaat doet stralen, ja, brood dat het mensenhart versterkt. 16 De bomen van de HEER zuigen zich vol, de ceders van de Libanon, door hemzelf geplant. 17 De vogels bouwen daar hun nesten, in hun kronen huizen de ooievaars. 18 De hoge bergen zijn voor de steenbokken, in de kloven schuilen de klipdassen (NBV)

“Prijs de Heer”, dat zullen velen beamen en dat zal evenveel mensen, misschien nog wel meer, afstoten. Want waarom zou je een God prijzen die je nog nooit gezien hebt, die misschien wel de aardbeving naar arme mensen heeft gestuurd, die dag in dag uit de ellende, de honger en de oorlog, op deze aarde laat voortbestaan? In de vertaling van de Naardense Bijbel begint deze Psalm met “Zegen mijn ziel de Ene” en dat klinkt al heel anders. Het goede van jezelf moet uitgaan naar God, want kennelijk mag je zelfs God zegenen. Als we dan de Psalm gaan lezen, de eerste 18 verzen en de rest doen we morgen, dan valt op dat de Psalm gaat over de schepping. Al het goede dat we zien komt van God. Al het kwade dus ook? Misschien, maar daar gaat deze Psalm niet over. Wij willen altijd graag alles weten over goed en kwaad. Maar volgens het scheppingsverhaal maken we ons daarmee gelijk aan God, die gaat over goed en kwaad maar wij hebben de opdracht alleen het goede te doen en niet dan het goede

En dan is die aarde zo slecht nog niet. De aarde zoals wij die kennen is in staat voor iedereen voedsel in overvloed te produceren. De zeeën kunnen rijk zijn aan vis, graan en rijst kan in overvloed groeien en de bossen zijn er om de lucht te zuiveren. Verder is er vee dat kan grazen op gronden die geen landbouw verdragen en is er wild als extra traktatie. Dat wij dat niet om ons heen zien? Je kunt God toch niet de oneerlijke verdeling tussen arm en rijk, tussen noord en zuid verwijten. Je kunt God toch niet de verspilling van kostbare grondstoffen verwijten. Je kunt God toch niet het gat in de ozonlaag verwijten. Je kunt God toch niet de vergiftiging van rivieren en zeeën verwijten. God is toch niet verantwoordelijk voor de overbevissing en de luchtvervuiling? Juist zo’n schijnbaar vrome Psalm over de schepping en het mooie op de aarde drukt ons met de neus op de feiten.

Wij zijn het zelf die het kwade doen. Wij zijn het zelf die de hulp aan de slachtoffers van aardbevingen en overstromingen inrichten naar de begroting van onze regering en de belasting op bonussen. We doen dat zelfs ondanks de afspraak in het handvest van de Verenigde Naties dat we samen verantwoordelijk zijn voor de bescherming van volken zelfs al worden die in gevaar gebracht door hun eigen regeringen. Als we het dan zo graag over het kwaad willen hebben zouden we eerst naar het kwaad van onszelf moeten kijken. Niet om ons schuldig te gaan voelen en ons te laten verlammen, maar om te weten dat er een andere weg is. De weg van God waarin we mee mogen gaan, ja waarheen we geroepen worden, de weg van het goede, waarop we mogen delen met ieder die het nodig heeft en de aarde mogen bewerken zodat die aarde goed is en goed blijft.