Vergeef ons al onze misdaden.

Hosea 14:2-10
2 Keer terug, Israël, naar de HEER, je God! Door je eigen wandaden ben je ten val gekomen. 3 Kom met woorden van berouw en keer terug naar de HEER. Zeg tegen hem: ‘Vergeef ons al onze misdaden. Neem wat goed is van ons aan. Als offer brengen wij u oprechte woorden. 4 Onze redding verwachten we niet langer van Assyrië, op paarden en strijdwagens zullen wij niet meer vertrouwen, wat we zelf gemaakt hebben niet meer onze god noemen. Immers, bij u vindt een wees ontferming!’ 5 Ik genees hen van hun ontrouw, mijn hart gaat naar hen uit. Mijn toorn heb ik laten varen. 6 Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon; 7 zijn jonge loten zullen uitlopen. Het zal als een prachtige olijfboom pronken en geuren als de ceders op de Libanon. 8 Dan is het weer goed toeven in zijn schaduw, er wordt weer koren verbouwd. Het zal bloeien als een wijnstok, befaamd zijn als de wijn van de Libanon. 9 Dan zegt Efraïm: ‘Wat heb ik nog met afgoden te maken? Ik wil zijn liefde beantwoorden, mijn oog op hem richten. Dan ben ik als een cipres, altijd groen; het zijn uw vruchten die ik draag.’ 10 Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden, wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de HEER zijn recht: wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val. (NBV)
En dan? De Tempel verwoest, Jeruzalem in puin, het land onvruchtbaar en het volk in ballingschap weggevoerd. Is dat het definitieve einde van het volk Israël dat door een God was uitgekozen om een licht voor de volken te zijn en een samenleving te vormen die door en door menselijk was en waar iedereen aan kon deelnemen. Nee zegt Hosea, dat is niet het einde. God heeft niet de handen van Israël afgetrokken maar het volk heeft zich van die God afgewend. Omkeren is dus het devies. Bekeren kun je dat noemen, maar het gaat er om weer te gaan leven volgens de richtlijnen voor de menselijke samenleving, al die bondgenootschappen met wereldmachten op te zetten en weer te vertrouwen op die God die het volk ooit al eens uit de slavernij heeft bevrijdt.
En dan schetst Hosea een toekomst die iedereen zich wel zou willen. Als er dauw op de velden ligt wordt het land weer vruchtbaar en God zelf wil die dauw zijn. De prachtige grote bloemen van de Lelie zijn het voorbeeld voor de vruchtbaarheid en als het graan er net zo mooi bij staat als de lelies er bij kunnen staan dan zullen de boeren feest gaan vieren over de oogst die ze kunnen binnen halen. En dan niet een oogst die uit elkaar valt als je het aanraakt omdat het te dor is en het water ontbreekt, maar halmen en aren die zo stevig zijn als die mooie bomen op de heuvels van de Libanon. Halmen en aren waar je nog veel op moet slaan met dorsvlegels, maar hoe harder je slaat hoe groter de kwaliteit van je oogst.
De wijngaard komt weer tot leven. Als die toekomst in het verschiet ligt dat worden de afgoden afgezworen. Die eigengemaakte goden boden immers niks en het achterna lopen van die goden had alleen maar oorlog en ellende veroorzaakt. De liefde van die God wil je ook zelf verspreiden en de richtlijnen voor de menselijke samenleving leveren vruchten op voor mensen. Andere profeten wijzen er op dat er dan geen armen meer zijn, dat lammen lopen, blinden zien en doven horen. Dan zal niemand voor zijn tijd sterven. Dan speelt het kind veilig in het hol van de adder. Dat krijg je van de wegen van God zoals die verwoord zijn in de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Heb uw naaste lief als uzelf staat daarbij in het centrum. En laat dat nu ook de toekomst zijn die het komende jaar voor ons klaar ligt. Daar moet veel voor gebeuren, maar we kunnen er mee aan de slag.

Dodenrijk, waar zijn je kwellingen?

Hosea 13:12-14:1
12  Efraïms misdaden zijn gebundeld en zijn zonden blijven bewaard. 13  Wanneer de barensweeën komen, is hij het domme kind dat, als het zover is, de weg uit de baarmoeder niet weet te vinden. 14  Waarom zou ik hen dan vrijkopen uit de macht van het dodenrijk of verlossen van de dood? Dood, zaai de pest om je heen! Dodenrijk, waar zijn je kwellingen? Ik ken geen medelijden meer. 15  Zo voorspoedig als Efraïm was te midden van zijn broers…als de oostenwind komt, ja, als de HEER de wind uit de woestijn laat opsteken, dan zullen zijn bronnen opdrogen, zijn waterputten droogvallen. Alles wat waardevol is, wordt uit zijn schatkamer geroofd. 1 Samaria is schuldig, omdat het in opstand is gekomen tegen zijn God. De mannen zullen omkomen in de strijd, hun kleine kinderen zullen worden doodgeslagen, hun zwangere vrouwen opengereten. (NBV)
Kritiek leveren op de staat Israël staat tegenwoordig voor een aantal mensen merkwaardigerwijs gelijk aan antisemitisme. Dat is in de Bijbel wel anders. De fouten die het Noordrijk Israël heeft gemaakt, hier Efraïm genoemd, zijn gebundeld en bewaard gebleven. Hoe slecht Efraïm is geweest is dus altijd terug te vinden. En denk nu niet dat zo’n boekje gemakkelijk verloren ging. De boeken werden op rollen geschreven, alle boeken van de Hebreeuwse Bijbel zijn oorspronkelijk zo geschreven. Die rollen gingen dan in een koker en die koker werd verzegeld en in een kluis bewaard. Bij opgravingen zijn zo heel oude rollen, ook van Bijbelboeken, teruggevonden.
Nu is het niet zo dat voor de God van Israël het volk heeft afgedaan als het maar genoeg fouten heeft gemaakt. In onze dagen wordt van misdadigers wel gezegd dat je die levenslang moet opsluiten. De Bijbel zegt echter dat de God nooit ophoud met de mensen die hij geschapen heeft. Ook al moet men pijn doormaken als barensweeën, die pijn is ook een teken dat er weer nieuw leven op komst. En bij de dat nieuwe leven is de pijn die er voor geleden moest worden snel weer verbleekt. Efraïm loopt echter wel een groot risico. Het gaat wel door pijnlijke tijden heen maar in plaats van opnieuw met de God van Israël te beginnen verdwaalt het op zoek naar de uitgang.
De voorspoed van Efraïm houd volstrekt geen rekening met veranderende omstandigheden. De verhoudingen tussen wereldmachten kunnen veranderen. Wij hebben tegenwoordig toch echt weinig aan de nieuw ijzeren gordijn en hebben er meer aan met Rusland in gesprek te gaan over democratie en mensenrechten. Want als de verhoudingen tussen wereldmachten veranderen, als er handelsoorlogen en blokkades uitbreken dan is het met welvaart vaak snel gedaan. De rijken kunnen er rijk van worden, de armen worden er in elk geval altijd het slachtoffer van. Dat is nu niet anders dan in de dagen van Hosea. Wij hebben echter een andere keus die Efraïm gemaakt heeft, wij hoeven niet te verdwalen, elke dag opnieuw kunnen wij opnieuw met de God van Israël op weg door onze naaste lief te hebben als onszelf.

Mensen die offeren, kussen kalveren!

Hosea 13:1-11
1 Als de stam Efraïm zich liet horen, beefde iedereen; hij had groot gezag in Israël. Toen maakte hij zich schuldig aan de verering van Baäl, en daarmee tekende hij zijn doodvonnis. 2  Toch bleven ze zondigen: ze maakten een godenbeeld. En met hun zilver maakten ze nog meer beelden, naar eigen smaak, niet meer dan het werk van ambachtslieden. Men zegt van hen: Mensen die offeren, kussen kalveren! 3  Daarom zullen ze worden als een ochtendnevel, als dauw die ‘s morgens vroeg verdwijnt, als kaf dat wordt weggeblazen van de dorsvloer of als rook uit een trekgat. 4  Maar ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten mij is er niemand die je redt. 5 Ik heb naar je omgezien in de woestijn, in de dorre woestenij. 6  Ik heb hen op weidegrond gebracht en ze raakten verzadigd. Maar toen ze eenmaal verzadigd waren, werden ze hoogmoedig en keerden mij de rug toe. 7  Daarom ben ik naar hen op jacht gegaan als een leeuw, als een panter lig ik langs de weg op de loer. 8  Ik val hen aan als een berin die van haar jongen beroofd is. Ik rijt hun borstkas open, als een leeuwin verslind ik hen. Wilde dieren zullen hen verscheuren. 9 Het wordt je noodlottig, Israël, dat je op mij aangewezen bent! 10  Waar is die koning van je nu? Hij zou je toch redden, je steden beschermen? En je heersers? Je hebt toch om een koning en om leiders gevraagd? 11  Ik heb je koningen gegeven in mijn woede-en in mijn toorn nam ik ze weer weg. (NBV)
Soms is één deel van een land voornamer dan de rest van het land. In ons land hebben we Randstad met als middelpunt de grachtengordel in Amsterdam dat, zeker door bewoners van de Randstad, belangrijker wordt gevonden dan de rest van het land. In het Koninkrijk Israël, het Noordrijk, was dat het land van de stam Efraïm. Dat was nog eens een belangrijke stam, daar kon je wat van leren. Tot die stam zich bekeerde tot andere goden, afgoden. Die afgoden waren mooier dan de God van Israël met wie het volk in de woestijn een verbond had gesloten. Die afgoden waren van goud en zilver en die God uit de Woestijn zag er niet uit, daar was zelfs geen afbeelding van.
Hosea wijst er op dat alles, hoe mooi ook, vergaat. Wij hebben musea met uitgebreide en kostbare restauratieafdelingen die het weinige aan kunst dat uit het verleden bewaard is gebleven conserveert. Voor de restauratie van het meest beroemde schilderij uit de oudheid, de Nachtwacht van Rembrandt, wordt de meest moderne apperatuur ingezet om het schilderij in de glorieuze staat te behouden die het had toen het werd afgeleverd aan de Amsterdamse schutterij. Afgoderij is daarom tijdelijk. Ook in onze tijd moet het ene icoon zo snel mogelijk vervangen worden door het volgende. Voortdurend zijn er daarom televisieprogramma’s waar iconen worden gekozen.
Het enige dat overblijft en alles overleeft is het werk van de God van Israël. Die God kunnen we nog steeds dienen en die God is overal waar liefde gevonden kan worden. Dat begon voor het volk Israël al toen ze in slavernij in Egypte moesten werken aan de bouwwerken van de Farao’s. De meeste van die bouwwerken hebben het niet overleefd en moeten weer opgegraven worden om ze te kunnen zien. Die God wordt nog steeds aanbeden en dat volk heeft zich over de hele wereld verspreid. Door die Afgoderij heeft de God van Israël zich regelmatig van dat volk afgekeerd. Ze moesten hun heil maar zoeken bij hun afgoden, of bij de Koningen en Keizers die ze zelf hadden aangesteld. Ook wij mogen ons afvragen of we Liefde voor elkaar wel echt belangrijker vinden dan winst en profijt.

Een valse weegschaal

Hosea 12:8-15
8 Dat handelsvolk heeft altijd een valse weegschaal bij de hand, het is verzot op afzetterij. 9 Hoor Efraïm zeggen: ‘Maar ik ben toch rijk geworden? Heb ik mij geen aanzien verworven? Wijst mijn winst soms op iets kwalijks dat de naam van zonde verdient?’ 10 Maar ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en ik laat je opnieuw in tenten wonen, als in de tijd van onze ontmoeting. 11 Ik heb tot de profeten gesproken en talrijke visioenen geschonken; door mijn profeten heb ik je een spiegel voorgehouden. 12 Was Gilead al misdadig, Efraïm is nog dieper gevallen: al die stierenoffers in Gilgal! En al die altaren, als steenhopen aan de rand van een geploegde akker! 13 Jakob vluchtte naar Aram; Israël werd knecht om een vrouw te krijgen, om een vrouw hoedde hij de schapen. 14 Door een profeet leidde de HEER Israël uit Egypte weg, door een profeet werd Israël gehoed. 15 Hoe diep heeft dit volk zijn Heer gekrenkt! Maar het bloed aan Efraïms handen zal de HEER hem aanrekenen, en de smaad die Efraïm hem aandeed zal hij vergelden. (NBV)
Is rijkdom een teken van Gods goedkeuring of juist niet? Dat is de vraag die Hosea ons eigenlijk hier voor legt. Het Noordrijk van Israël, hier Efraïm genoemd, beroept zich er op dat rijkdom op zichzelf geen zonde genoemd kan worden. Ook in onze dagen zijn er voorgangers die beweren dat als je je hart nu maar aan Jezus geeft je vanzelf rijkdom en geluk ten deel zullen vallen. Hosea laat zien dat het tegendeel waar is. Hij had het al gehad over de stamvader van het volk Israël, Jacob die uitdrukkelijk als bedrieger was begonnen. In Gilead had hij een verbond met Laban gesloten alsof door dat verbond de waarheid werd gediend terwijl het Jacob om de dochter van Laban te doen was.
De rijkdom op zich kan soms wel verdedigd worden maar aan wie reken je je rijkdom toe en hoe kom je eigenlijk aan die rijkdom? Je kunt in onze dagen als oliemaatschappij een complete delta in Nigeria vervuilen en onleefbaar maken maar geeft dat jou het recht om te klagen over alle belasting die je moet betalen? De Bijbel heeft geen hekel aan rijken maar een verschrikkelijk hekel aan armoede. Zo lang er armoede bestaat zouden er geen rijken horen te zijn. Hosea wijst op al die profeten die voortdurend opriepen de armen recht te doen en de weduwen en de wees te ondersteunen. Veel rijkom is echter door bedrog en uitbuiting tot stand gekomen. De valse weegschaal was in Israël daarin het meest berucht.
De bevrijding van het slavenvolk uit Egypte heeft iedereen laten zien dat de God van Israël niet de kant kiest van de Farao’s die hun rijkdom tot uitdrukking brachten in het oprichten van grote bouwwerken. Daar mochten de Hebreeën aan werken en daar mochten ze toch blij mee zijn. Maar de God van Israël koos de kant van de slaven, van de mensen die uitgebuit werden en moesten boeten voor een verlangen hun eigen God te dienen. Nu, in de dagen van Hosea, dat volk alle vrijheid heeft om die God te dienen, om armoede te laten verdwijnen is er alleen maar verlangen naar meer winst. In onze dagen moeten zelfs met Kerst de winkels open. In de dagen van Hosea werden stieren geofferd aan valse goden. Sinds Jezus van Nazareth het “wee de rijken” liet horen mogen ook wij ons bezig houden met het verdwijnen van armoede. Niet de winst, het profijt of het gemak staat voorop, maar het onrecht dat mensen wordt aangedaan door ze arm te houden.

Laat je leiden door liefde en recht.

Hosea 12:1-7
1 Efraïm heeft mij omsingeld met leugens, het volk van Israël heeft mij ingesloten met bedrog. Maar Juda heeft nog een band met God en blijft de Heilige nog trouw. 2 Efraïm bouwt op lucht; het zoekt zelfs de verzengende oostenwind op. Elke dag weer stapelt het leugen op leugen en pleegt het nieuwe gewelddaden. Met Assyrië sluiten ze een verbond, Egypte bieden ze olijfolie aan. 3 De HEER voert een geding tegen Juda; hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal hij hem vergelden. 4 Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God. 5 Hij worstelde met een engel en overwon; onder tranen smeekte hij hem om een gunst. In Betel vond God hem, daar sprak hij al tot ons. 6 Hij is de HEER, de God van de hemelse machten; HEER is zijn naam! 7 Keer voorgoed terug naar die God. Laat je leiden door liefde en recht. Blijf voortdurend hopen op je God.(NBV)
Na de regering van Salomo viel het land Israël, het rijk van David, opnieuw in twee delen uiteen. Het zuidelijke deel werd het land Juda en het Noordelijke deel werd het land Israël. Elk had haar eigen Koning. De naam Israël geeft tot onze dagen nog al wat verwarring. Het is de naam van het volk dat God heeft gekozen om de wereld te laten zien hoe het mensen vergaat die zich scharen achter de richtlijnen van de God van Israël. Maar het is ook de naam van een rijk, een land zoals er vele landen zijn. Ooit had het volk gevraagd om Koningen zoals de omringende volken die ook hadden.Nu kun je de keuze van God voor dat volk, dat toen nog in slavernij leefde, niet verwarren met de keuze van dat volk om een staat te zijn zoals alle andere staten.
Ook vandaag de dag wordt die fout vaak gemaakt. De staat Israël gedraagd zich als alle volken, het bezet, het onderdrukt, het voert oorlog en het heeft bondgenootschappen met wereldmachten die niet de God van Israël volgen. Tegelijk is er de oproep de godsdienst van de Hebreeuwse Bijbel te volgen en zijn christenen daar onopgeefbaar aan gebonden. Kritiek op de Staat Israël is dus heel iets anders dan kritiek op het door God gekozen volk, kritiek op de staat kan zeer wel gebaseerd zijn op de Hebreeuwse Bijbel. Hosea heeft er een taalkundige oplossing voor gekozen. Hij heeft het over Efraïm als hij het Noordelijke Koninkrijk Israël bedoelt. En dat rijk hult zich in leugens, voer oorlog en vertrouwt meer op een wereldmacht als Assyrie dan op de God van Israël, de God van het volk dus.
Maar ook het rijk Juda begint die trekken te vertonen. Efraïm was een kleinzoon van Jacob en Juda een zoon. De stam of familie van Jacob was naar Egypte getrokken en was daar tot een volk uitgegroeid. Maar die Jacob deugde ook al niet zegt Hosea. Dat was een bedrieger, een hielenlichter, pas toen hij een gevecht verloor met een boodschapper van God werd hij stamvader van het volk  Israël. Het kan dus wel zegt Hosea, als je je onderwerpt aan de God die dat volk had uitgekozen dan kunnen liefde en recht weer de leidende principes in de samenleving worden. Ook iets voor ons om weer eens aan te denken.

Uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen.

Hosea 11:1-11
1 Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen. 2  Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen. Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden- 3  terwijl ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat ík hen verzorgde. 4  Zacht leidde ik hen bij de teugels, aan koorden van liefde trok ik hen mee; ik verloste hen van het juk om hen te laten eten, ik hield hun het voer zelfs nog voor. 5  Zouden zij niet naar Egypte terugkeren, zou Assyrië niet over hen heersen, nu zij weigeren naar mij terug te keren? 6  Het zwaard zal huishouden in hun steden en hun orakelpriesters neerhouwen om alles wat ze hebben uitgebroed. 7  Mijn volk bijt zich vast in zijn ontrouw jegens mij. Al roepen ze tot mij, de Allerhoogste, ik zal hun lot niet verlichten. 8  Ach Efraïm, hoe zou ik je ooit kunnen prijsgeven? Hoe zou ik je kunnen uitleveren, Israël? Zou ik je prijsgeven als Adma, je laten ondergaan als Seboïm? Mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word ik bewogen. 9  Ik zal mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten. Want God ben ik, en geen mens, ik ben in jullie midden, ik ben heilig, ik zal niet meer in woede ontsteken. 10  De HEER zal brullen als een leeuw en zij zullen hem weer volgen. Wanneer hij brult, keren ze schuchter terug van overzee, 11  als bange vogeltjes komen ze uit Egypte, als duiven uit Assyrië. Dan laat ik hen weer wonen in hun eigen huis- zo spreekt de HEER. (NBV)
Wij denken vaak dat het handelen van de God van Israël begonnen is met Adam en Eva, of in elk geval met Abraham en Sara. Maar Hosea wijst er op dat het volk Israël pas een volk werd in Egypte. De groei van de familie van Jacob naar een echte volk duurde wel vierhonderd jaar. En toen het eenmaal een volk was was het gelijk ook een volk van slaven die zwaar werden onderdrukt. Dat slavenvolk koos de God van Israël uit als het volk waar die God een God voor wilde zijn. Mozes werd geroepen om leiding te geven aan de bevrijding door de God van Israël. Hij was er op voorbereid door een opleiding aan het hof van de Farao en zijn werk als herder in de woestijn.
In die bevrijding werd het volk een zelfstandig volk. Het kreeg elke dag te eten van die God en drinken als het nodig was. Uiteindelijk lag er een land op hen te wachten waar ze de God konden eren en aan alle volken laten zien hoe het je vergaat als je die God kiest als jouw volk.Tenminste dat was de bedoeling. Maar die God beantwoordde niet aan de religieuze behoeften van mensen. Die God had niks met mooie priesterkleding, de offers aan die God moest je zelf opeten samen met de armen uit je omgeving. Van die God moest je de rare vreemdelingen die langs kwamen behandelen als leden van je eigen volk. Of je een rijke of arme oogst kreeg moest je maar afwachten. De God van Israël liet het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Die God was niet te sturen.
Dat waren de Goden van de volken van Kanaän wel. Als je die offerde zouden ze wel eens wat voor je willen doen. Als je de godin van de aarde Asjeera bevruchte met de Asjeerapalen die je aan haar echtgenoot Baäl had geweid dan liep je mooi de kans op een overvloedige oogst. Winst en profijt, aanzien en klatergoud werden de belangrijke onderwerpen in dat beloofde land. Als je er zo naar kijkt dan zou je verwachten dat die God kwaad zou worden. Niks daarvan, mensen worden kwaad, rusten legers uit tot in de ruimte toe. God blijft mensen roepen om voor elkaar te zorgen, om de vluchtelingenkampen in Griekenland menselijke plekken te maken, om ook de vreemdelingen daar als leden van je eigen volk te behandelen. Uiteindelijk zal het goed aflopen zegt Hosea, wij weten dat daar ook nog de zoon van God voor nodig was en nog moeten wij leren niet op winst en profijt maar op de bevrijding van de lijdenden gericht te zijn. Dan blijft het kerstmis.

En hij gaf hem de naam Jezus.

Matteüs 1:18-25
18 De afkomst van Jezus Christus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest. 19  Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten. 20  Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. 21  Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’ 22  Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: 23  ‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuël geven, ‘wat in onze taal betekent ‘God met ons’. 24  Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw, 25  maar hij had geen gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam Jezus. (NBV)
Vandaag lezen we het kerstverhaal van Matteüs. Geen volkstelling, geen reis naar Bethlehem, geen stal, geen herders en engeltjes. Het verhaal over de afkomst, de wording, van Jezus de bevrijder, de Messias, de Christus. Nu wordt er vertaald met “afkomst” in vorige vertalingen wordt vertaald met “geboorte” Eigenlijk staat er “genesis”, wording, het antwoord op de vraag hoe het allemaal zo gekomen is dat die Jezus van Nazareth de Messias, de Christus werd. Dat begin is niet vanzelfsprekend, daar was al wat mee, niet iets om blij over te worden misschien. Maar het verhaal over een dubieuze zwangerschap. Over een jonge vrouw die al verloofd is maar dan zwanger blijkt van een ander. Dat kind moet echter in liefde verwekt zijn anders kan het toch niet. Dat is de boodschap waarvan Jozef droomt en die hem doet besluiten Maria toch tot vrouw te nemen.
En die liefde gaat verder dan de liefde tussen twee mensen. In zijn droom hoort Jozef weer de woorden van de profeet Jesaja. In het diepste duister van een belegering van Jeruzalem had die tegen de koning gezegd dat zijn favoriete bijvrouw een kind zou krijgen dat “God met ons” zou heten. Dat moet je maar durven, kinderen krijgen als demonstratie van vrede en gerechtigheid. Jezus betekent “God bevrijdt”, en die naam krijgt een bijzondere lading door de manier waarop Jozef de zwangerschap van zijn vrouw benadert. Dat Jezus van Nazareth dan ook nog de Messias, Christus, wordt genoemd gebeurt pas door de lezers van het verhaal, de gemeente die het evangelie van Matteüs leest. In dat verhaal moet het bevrijdende dus al opgesloten zijn. En dat komt doordat Jozef een droom heeft. Een droom die gaat over een wereld die wij ons allemaal wel zouden wensen. Hoeveel sympathie krijgen alleenstaande moeders wel niet rond de kerstdagen.
Ze moeten opgevangen worden, er worden kerstpakketten voor ingezameld er worden voorlichtingsprogramma’s opgestart om te voorkomen dat er nog meer alleenstaande moeders komen. Jozef droomt van een wereld waar dat niet meer nodig is. Een wereld waar elke vrouw zelf de beslissing kan nemen om een kind op de wereld te zetten zonder bang te zijn voor de gevolgen of de toekomst. Een wereld waar mensen handen en voeten van God zijn geworden en voor elkaar zorgen, elkaar lief hebben en elkaar niet veroordelen of etiketten van goed en kwaad opplakken. Die droom wordt hier door Matteüs aan ons verteld en op die droom mogen wij antwoord geven. Een antwoord dat kan zijn dat ook wij die Jezus, God met ons, als bevrijder, als Messias, Christus gaan erkennen, die ons bevrijd heeft van angst voor andere mensen, die ons geleerd heeft in liefde voor elkaar te leven. Dat is de nieuwe aarde waarvan Jesaja droomde, waarvan Jozef droomde en waar wij elke dag weer aan mogen werken, ook vandaag weer.

Als in de dagen van zijn bevrijding uit Egypte

Micha 7:14-20
14 Weid uw volk met uw staf, uw geliefde kudde die eenzaam leeft in het woud, omringd door vruchtbaar land. Mogen ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van weleer. 15  Als in de dagen van zijn bevrijding uit Egypte laat ik dit volk wonderbaarlijke daden zien. 16  De volken zullen het zien en beschaamd staan, beroofd van hun kracht, doof en met de hand op de mond. 17  Ze zullen stof likken als een slang, als dieren die kronkelen over de grond. Sidderend zullen ze uit hun burchten komen, vol ontzag voor de HEER, onze God. Ze zullen u vrezen! 18  Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat? U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn; liever toont u hun uw trouw. 19  Opnieuw zult u zich over ons ontfermen en al onze zonden tenietdoen. Onze zonden werpt u in de diepten van de zee. 20  U bewijst Jakob uw trouw en Abraham uw goedheid, zoals u gezworen hebt aan onze voorouders, in de dagen van weleer. (NBV)
Vandaag sluiten we de lezing van het boek Micha af. Een hoopvol einde wordt het, zoals komende week het einde van dit jaar voor iedereen hoopvol mag zijn. Want Micha houdt ons voor dat wat er ook verkeerd is gedaan we altijd opnieuw mogen beginnen. De bevrijding van angst en onderdrukking door het volgen van de richtlijnen voor de menselijke samenleving begint elke dag opnieuw. Elke dag gaat de zon op en elke dag is de eerste dag van de rest van ons leven. Elke dag dus kunnen we beginnen met het opbouwen van een nieuwe samenleving. Elke dag opnieuw gaat het licht op waarin we onze naaste kunnen zien, de armen in onze eigen omgeving mogen herkennen, de armen in Afrika en andere arme landen mogen zien. Elke dag ook kunnen we hen opnieuw de hand reiken.
Die bevrijding, dat eerlijk delen in een rechtvaardige samenleving, brengt ons pas echte voorspoed en welvaart. Zoals een herder zorgt voor de schapen, en Micha laat nog een keer horen dat hij een boer is, zo zorgt het spoor van Liefde en Recht voor ons. We sluiten overigens de lezingen en de beschouwingen daarover niet af. Op de sites van de PKN en van het Nederlands Bijbelgenootschap is het dagelijks leesrooster voor 2020 al weer te downloaden. Dat leesrooster is voorbereiding en uitwerking van het rooster van de Eerste Dag, het rooster van lezingen dat in de kerken in Nederland overwegend wordt gebruikt. Wie wil weten wat er zoal in de kerken zich afspeelt en waar men zich mee bezig houdt doet er dus goed aan om elke dag de aangegeven passage te lezen.
We zullen hier blijven proberen die lezingen te betrekken op wat er zich zoal in de wereld en in onze samenleving afspeelt. De week tussen kerst en nieuwjaar is een week van rust en bezinning. Maar dan verbaasd het des te meer dat die mogelijkheid om elke dag opnieuw met de nieuwe manier van samenleven in de wereld te beginnen alle volken schrik aan zal jagen. Micha belooft dat iedereen, iedere machthebber, elke regeerder, op de hele wereld er uiteindelijk aan mee zal doen. Wij leren dat dat zal moeten beginnen met eenvoudige lieden als Maria, Jozef en de Herders, eenvoudige lieden als wijzelf wellicht zijn. Beginnen kan dus vandaag al, we hoeven niet te wachten op het vuurwerk van de komende week.

Maak je niet vrolijk over mij

Micha 7:8-13
8  Jij die me haat, maak je niet vrolijk over mij. Al ben ik gevallen, ik sta op, al is het donker om mij heen, de HEER is mijn licht. 9  De toorn van de HEER zal ik dragen- ik weet, ik heb tegen hem gezondigd-tot hij voor mij heeft gepleit, mij recht heeft verschaft. Hij zal me naar het licht voeren en ik zal zijn gerechtigheid aanschouwen. 10  Zij die me haat zal het zien en beschaamd zijn, zij die me vroeg: ‘Waar is hij dan, de HEER, je God?’ Ik zal toekijken en genieten wanneer ze als straatvuil vertrapt wordt. 11  Dat is de dag om je muren op te bouwen, de dag dat je grenzen worden verlegd. 12  Die dag zal men bij je komen, van Assyrië tot de steden van Egypte, van Egypte tot aan de Eufraat, en vanaf de zee in het westen tot aan de hoogste berg. 13  En de aarde zal worden verwoest, om haar bewoners, vanwege hun daden. (NBV)
Terwijl een groot deel van Nederland een paar dagen vrij heeft genomen zo tussen kerst en oud en nieuw lezen wij na de advent en zo vlak voor de kerst het boek van Micha uit. In de Nieuwe Bijbelvertaling is degene die zich niet vrolijk moet maken weggevallen, in andere vertalingen is het een vijandin. Daarom laat het zich vandaag wellicht wat gemakkelijker lezen. In de advent hebben we gezien dat hoe donkerder het wordt hoe meer licht we ontsteken aan de Paaskaars. Maar er is altijd een keizer die denkt dat hij de baas is, ja zelfs de God, over de hele wereld was. Mis dus. Liefde regeert heel de wereld. Rijken en machtigen kunnen proberen zich ertegen te wapenen, extra muren op te bouwen, en als je dat nodig vindt moet je dat nu doen roept Micha, maar het zal niet helpen, de wereld zoals wij die kennen zal vergaan.
En is dat ook werkelijk zo gebeurt? Het is maar hoe je het bekijkt. Kleine landjes, zoals dat van Micha, worden nog steeds bedreigd. Israël is niet veilig en Israël en Palestina lijken verstrikt te zijn in een oneindige spiraal van geweld en tegengeweld. Hoe die spiraal te doorbreken heeft nog niemand bedacht. Ja liefde en respect voor elkaar zullen ook daar de oplossing zijn. De gedachte dat je met elkaar moet delen en moet zorgen dat je allemaal zult mogen meedoen zal er vrede kunnen brengen. Maar hoe krijg je de mensen in Israel en Palestina zo ver dat ze dat aandurven? Als we onze tijd vergelijken met die van Micha dan zien we dat veel goden verdwenen zijn, dan zien we dat machthebbers zich onaantastbaar wanen maar zich niet meer tot goden durven verheffen.
Goden hebben nauwelijks betekenis meer zelfs de God van Abraham, Izaäk en Jacob dwingt geen respect meer af. Maar die laatste God heeft altijd al laten weten geen naam te willen hebben en geen gouden of zilveren beelden, alleen liefde voor de armsten en de verdrukten. En die droom, ook de droom van Micha leeft nog steeds. Vrede op aarde en in mensen een welbehagen wordt met de beide kerstdagen in alle talen en door miljoenen mensen meegezongen. Die droom zet machtigen en heersers ook na de kerst onder druk om een einde te maken aan geweld en oorlog in de wereld. Ook zonder kerst lopen we te hoop tegen onrecht en onderdrukking, in eigen land en in verre vreemde landen. Die droom maakt dat disc jockeys in een lange tocht ondernemen en veel geld bijeenbrengen voor slachtoffers van geweld en onderdrukking. En om die droom was het God te doen.

Niemand is nog rechtschapen.

Micha 7:1-7
1 Ongelukkige die ik ben, het is als bij de late oogst, als bij de laatste pluk: geen volle druiventros meer om te eten, geen vroege vijg meer, waarnaar ik smacht. 2  Zij die trouw waren zijn verdwenen uit het land, niemand is nog rechtschapen. Allen zijn op bloed belust, iedereen belaagt zijn naaste. 3  Ze bekwamen zich in het kwaad: alleen voor geld stellen leiders een onderzoek in, rechters spreken recht tegen betaling, hooggeplaatsten zeggen wat hun het beste uitkomt, en zo houden zij het recht op afstand. 4  De deugdzaamste van hen is als een doornstruik, de oprechtste is erger dan een stekelhaag. De dag van straf, door uw wachters aangekondigd, is gekomen, en het volk is in beroering! 5  Geloof je naaste niet, vertrouw je vriend niet, let op je woorden, ook bij wie er in je armen ligt. 6  De zoon veracht zijn vader, de dochter verzet zich tegen haar moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder, en huisgenoten blijken vijanden. 7 Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God. (NBV)
Het is misschien bij ons nog niet zo slecht als de maatschappelijke situatie die Micha ons schetst maar er zijn toch een paar herkenbare aanknopingspunten. Micha vergelijkt de situatie in zijn samenleving met de laatste oogst. Alle volle en rijpe vruchten zijn binnengehaald. Bij het plukken zijn de onvoldragen nog niet gerijpte vruchten blijven hangen en zo vlak voor de winter begint moeten ook die er worden afgehaald. Ze brengen niets meer op, je hebt er ook niks aan. Zo gaat het ook in de samenleving van Micha, verstandige mensen die nog opkomen voor recht en gerechtigheid zijn uit het land verdwenen. Er lijkt alleen nog ruzie te zijn en als je dan naar een rechter stapt blijkt er klasse justitie en corruptie. Als er dan een vorm van bescherming wordt geboden dan doet die alleen maar pijn, als een doornhaag.
Is het bij ons anders? Soms lijkt het er op. De angstige schreeuwers lijken de overhand te krijgen. De hooligans zien hun kans schoon om weer eens met de mobiele eenheden van de politie in oorlog te gaan. We hebben nog net geen corrupte rechters, maar klasse justitie is niet ver meer. De toegang tot het recht wordt zo duur gemaakt dat mensen met een eenvoudig inkomen geen kans meer hebben op een eerlijk en rechtvaardig vonnis van een onafhankelijke rechter. En het ministerie van justitie lijkt een onneembaar gesloten bolwerk geworden te zijn waar zich schimmige zaken lijken af te spelen die de criminaliteit in de kaart spelen, misdaden verdoezelen en waar de waarheid voortdurend het slachtoffer wordt.
Micha waarschuwt ons tegen een samenleving van angst en wantrouwen. Iedereen kan uit zijn op jouw geluk en jouw verworvenheden. Je baan staat op het spel, de zorg voor je bejaarde ouders, je huisvesting is niet meer zeker, je kinderen kunnen worden misbruikt of tot drugsverslaafden gemaakt. Als je tieners een avond uitgaan loop je de kans ze in het ziekenhuis in coma terug te vinden. Een dergelijke samenleving wordt eigenlijk steeds meer onleefbaar. Geen wonder dat de angst tegen die negatieve tendensen in onze samenleving tot geschreeuw en gewelddadig verzet leiden. Micha wijst echter een andere weg. Hij blijft uitzien naar de God van Israël en als je naar die God kijkt dan hoor je de roep om je naaste lief te hebben als jezelf. Dan hoor je roep om misstanden aan de kaak te stellen maar niet met geweld maar door ze te vergelijken met wat de God van Israël van ons vraagt. De weg die Micha ons wijst zullen wij ook moeten gaan. Blijven pogen met de angstige schreeuwers van verzet in gesprek te komen, wijzen op de vruchtbare weg van liefde en respect, van zorg voor de naaste. Ook wij zullen die weg moeten gaan.