Ik zal die nacht rondgaan

Exodus 12:1-13

1 De HEER zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte: 2 ‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. 3 Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. 4 Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. 5 Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. 6  Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. 7 Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. 8 Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden. 9 Het dier mag niet halfgaar of gekookt worden gegeten, maar uitsluitend geroosterd, en in zijn geheel: met kop, poten en ingewanden. 10 Zorg dat er de volgende morgen niets meer van over is. Mocht er toch iets overblijven, dan moet je dat verbranden. 11  Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de HEER, het pesachmaal. 12 Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want ik ben de HEER. 13  Maar jullie zal ik voorbijgaan: aan het bloed zal ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee ik Egypte straf, jullie niet treffen. (NBV)
Wie blijft staren op wat vroeger was versteent, verstart, vroeger was het echt niet beter. In de Bijbel zullen we nog genoeg verhalen over het volk Israël tegenkomen als ze terugkijken op vroeger, op hun verblijf in Egypte. Maar in Egypte loopt alles uit op de dood. Alleen niet voor de volgelingen van de God van Israël, daar gaat iets nieuws beginnen. Een nieuwe jaartelling, de eerste maand valt op het bevrijdingsfeest dat voortaan Pesach zal heten. Het nieuwe jaar niet, dat valt pas in de zevende maand, we moeten een eind op streek zijn als we nieuw jaar kunnen vieren, maar het begint met de bevrijding van de slavernij. Het is een wreed stukje dat we vandaag lezen. Alle eerstgeborenen zullen worden gedood, alleen niet die uit het land Gosen die herkenbaar zijn aan de met bloed bestreken dorpels van de deuren. En dat omdat God het hart van de farao heeft verhard. Want al die Egyptenaren waren toch zo aardig om hun kostbaarheden te delen met de Hebreeën. Als we dit een wreed stukje vinden dan lezen we dat als een geschiedenisverhaal waar alleen mensen in voorkomen. Maar het gaat om de geschiedenis van God met de mensen. Daar wordt een scheiding gemaakt tussen dood en leven en worden de mensen opgeroepen te kiezen voor het leven.
Egypte staat daarbij voor het land van de dood. Niet zo vreemd want de godsdienst van Egypte draaide om de dood, de pyramiden van Egypte leggen daarvan tot op de dag van vandaag getuigenis van af en in het Egyptische dodenboek kun je lezen hoe die dodencultus in elkaar stak. Als je de God van Israël kent, de God van het leven, van het opkomen voor de zwakken, van de bevrijding van de slaven dan steekt die dodencultus wreed af tegen die God. Daarom gaat die God rond om alle Egyptische goden van hun voetstuk te stoten. De cultus van de dood loopt alleen maar uit op de dood, alles en iedereen die die cultus belijdt en aanhangt zal met de dood geconfronteerd worden, zal moeten huilen en rouwen om het dode dat gebleven is. Alleen wie het durft te wagen met de God die met je meegaat, die er zal zijn zoals die er zal zijn, de God van Israël, zal leven. Die is herkenbaar aan de uitnodiging het offer te komen delen. Want waarom dat bloed aan de deurpost? Het lijkt op iets van tovenarij, maar als je na alle rampen die Egypte getroffen heeft nog durft te slachten en te roosteren, een dier in haar geheel, en het ook nog aandurft om iedereen en alles te laten zien dat je dat hebt gedaan, dan dwing je jezelf om je open te stellen om te delen.
Dan trek je uit uit het land van de dood, naar het land van het leven. Dan moet je leeftocht meenemen dat niet bederft, het zuurdesem verwijderen en ongezuurd brood eten. Wie trouwens regelmatig zuurdesembrood bakt weet dat het verstandig is na een jaar nieuw zuurdesem aan te maken, dat duurt een paar dagen en in die dagen is eten van ongezuurd brood zeer gezond. Het zijn richtlijnen die het leven markeren, Pesach is daarom een feest van het leven dat zich afzet tegen de dood. We weten daarom dat pas in het licht van de God van Israël het hart van mensen verhard kan worden, alsof die God dat zelf doet, want temidden van de doodsaanbidding kiezen voor het leven en is zo radicaal anders kiezen dat mensen zich daartegen verzetten. Of het nu gaat om delen met de hongerenden in Afrika, devluchtelingen op de Middellandse zee of kiezen voor klimaatmaatregelen waarvoor je je gewoonten en dagelijks leven moet aanpassen, we weten dat het verzet leidt tot de dood. Maar voor sommigen lijkt het of er eerst doodgegaan moet worden voor gekozen kan worden voor leven. Wacht daar dus niet op, kies nog vandaag voor het leven. De bevrijding uit Egypte laat zien dat het kan.

Israël, hoop op de HEER

Psalm 130
1  Een pelgrimslied. Uit de diepte roep ik tot u, HEER,  2  Heer, hoor mijn stem, wees aandachtig, luister naar mijn roep om genade. 3  Als u de zonden blijft gedenken, HEER, Heer, wie houdt dan stand? 4  Maar bij u is vergeving, daarom eert men u met ontzag. 5  Ik zie uit naar de HEER, mijn ziel ziet uit naar hem en verlangt naar zijn woord, 6  mijn ziel verlangt naar de Heer, meer dan wachters naar de morgen, meer dan wachters uitzien naar de morgen. 7  Israël, hoop op de HEER   Bij de HEER is genade, bij hem is bevrijding, altijd weer. 8 Hij zal Israël bevrijden uit al zijn zonden. (NBV)
In het Latijn staat boven deze Psalm “De Profundis” en voor vele begrafenissen hebben componisten naar aanleiding van deze Psalm de mooiste muziek gecomponeerd. De psalm staat bekend als een inktzwarte psalm. De Latijns Amerikaanse dichter Ernesto Cardenal heeft eens een eigen versie van deze psalm gemaakt. Die begint “Uit de diepten, o Heer, roep ik tot U, ‘s nachts roep ik mijn cel- in het concentratiekamp, in de folterkamer- in het uur van de duisternis- het uur der ondervraging, hoor mijn stem, mijn S.O.S.”Zo zingt de psalm ook mee met de lijdenden van onze dagen. Zo zou deze psalm te horen kunnen zijn op Lesbos, in Iran en al die landen waarvoor Amnesty International aandacht vraagt. Maar de Psalm heeft ook een refrein en Ernesto Cardenal heeft dat zo gedicht: “Maar de Heer is de bevrijding, Hij is de vrijheid van Israel”
En dan geeft ook deze psalm, net als de psalm uit de Bijbel, hoop. De Psalm verkondigt bevrijding ook aan de mensen die het meest te lijden hebben van onderdrukking. Het is overigens ook een pelgrimslied. Elk jaar moesten de Israelieten een paar keer naar Jeruzalem om daar maaltijd te houden met de dienaren van de Tempel, de vreemdelingen, de armen en hun famillie. Dat was een offermaaltijd die de hoop op de bevrijding levend kon houden. Want wie het land ook had bezet, hoeveel er ook geroofd was, hoe groot ook de kans dat je tot armoede verviel en in slavernij moest gaan, altijd was er de belofte dat aan de ellende een eind zou komen. Van die hoop kon je dag en nacht leven. Als wachters op de muren van de stad die dag en nacht uitkijken en de hele donkere nacht uitkijken naar het morgenrood dat weer het daglicht brengt.
Ook als je zelf fouten hebt gemaakt die je in de ellendige situatie hebben gebracht dan nog weet je dat als je oprecht berouw hebt van die fouten en je zo verandert hebt dat je die fouten eenvoudigweg niet opnieuw zou kunnen maken dan weet je dat God genadig is en dat je opnieuw mag beginnen. Daarom klinkt in ons land gelukkig dezer dagen ook opnieuw het verzet tegen een echt levenslange gevangenisstraf. Overal in Europa kijken rechters na een groot aantal jaren of de rest van een levenslange gevangenisstraf nog wel nodig is. Wat voor zin heeft het immers om iemand van 80 of 90 nog in een cel opgesloten te houden vanwege het misdrijf dat die deed op een leeftijd van 20 of 30. Soms blijft iemand gevaarlijk maar elk mens heeft het uitzicht nodig op de dag dat een nieuw leven kan beginnen. Juist voor die gevangenen zou het zingen van deze Psalm mogelijk gemaakt moeten worden. Dan heeft het zin je te veranderen, dan heeft het zin weer mens te worden, dan kan je op het eind van het leven weer mee doen met de mensen. Het zingen van deze Psalm is nooit vrijblijvend, maar altijd bedoeld als bevrijding.

Dan komt er duisternis over Egypte

Exodus 10:21-11:10
21 De HEER zei tegen Mozes: ‘Strek je arm uit naar de hemel, dan komt er duisternis over Egypte, een duisternis zo dicht dat ze tastbaar is.’ 22  Mozes strekte zijn arm uit naar de hemel, en toen was heel Egypte in diepe duisternis gehuld, drie dagen lang. 23  Drie dagen lang konden de mensen elkaar niet zien en kon niemand een stap verzetten. Maar waar de Israëlieten woonden was het licht. 24 Toen ontbood de farao Mozes en zei: ‘Ga de HEER dan maar vereren. Jullie kinderen mogen mee, maar jullie schapen, geiten en runderen moeten jullie hier laten.’ 25-26 Mozes antwoordde: ‘Zelfs al zou u ons offerdieren ter beschikking stellen, dan nog moet ons eigen vee mee-geen enkel dier mag er achterblijven-want we moeten de HEER, onze God, een offer brengen van dieren uit onze eigen kudden, en pas als we op de plaats van bestemming zijn, weten we waarmee we hem moeten vereren.’27 Maar de HEER zorgde ervoor dat de farao hardnekkig bleef weigeren hen te laten gaan. 28 ‘Uit mijn ogen!’ beval hij. ‘En waag het niet u nog eens te laten zien. Als u hier nog eens verschijnt, wordt dat uw dood.’ 29 ‘Zoals u wilt, ‘antwoordde Mozes, ‘ik zal u niet nog eens onder ogen komen.’ 1 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal de farao en Egypte met nog één plaag treffen, daarna zal hij jullie laten gaan. Hij zal jullie zelfs het land uit jagen, niemand uitgezonderd. 2  Zeg tegen het volk dat iedereen zilveren en gouden sieraden aan zijn buren moet vragen, de mannen aan hun buurman, de vrouwen aan hun buurvrouw.’ 3 De HEER zorgde ervoor dat de Egyptenaren het volk goedgezind waren. Mozes stond zelfs in hoog aanzien bij de hovelingen en bij het Egyptische volk. 4 Toen zei Mozes tegen de farao: ‘Dit zegt de HEER: Tegen middernacht zal ik rondgaan door Egypte, 5  en dan zullen alle eerstgeborenen in het land sterven, van de eerstgeborene van de farao, zijn troonopvolger, tot de eerstgeborene van de slavin die de handmolen bedient, en ook al het eerstgeboren vee. 6 Overal in Egypte zal luid gejammerd worden, zo luid als men nog nooit heeft gehoord en ook nooit meer horen zal. 7 Maar van de Israëlieten zal niemand een haar gekrenkt worden, en ook hun vee zal niets overkomen. Dat zal u doen beseffen dat de HEER onderscheid maakt tussen Egypte en Israël. 8  Al deze hovelingen hier zullen naar mij toe komen en mij op hun knieën smeken om dit land te verlaten en mijn hele volk mee te nemen. En dat zal ik doen ook.’ Hierop verliet Mozes woedend het paleis. 9 De HEER had tegen Mozes gezegd: ‘De farao zal niet naar jullie luisteren. Zo kan ik des te meer wonderen in Egypte laten gebeuren.’ 10 Al deze wonderen hadden Mozes en Aäron daarna in het bijzijn van de farao verricht, en de HEER had ervoor gezorgd dat de farao hardnekkig bleef weigeren de Israëlieten uit zijn land weg te laten gaan. (NBV)
De Bijbel begint met het verhaal over de aarde en hoe die woest en ledig was. De Geest van God zweefde over de wateren en God besluit die woeste en lege aarde te vullen en tot mensenland te maken. Het begint met het maken van de scheiding tussen duisternis en licht. En nu de bevrijding van de slaven uit Egypte naderbij komt wordt er opnieuw scheiding gemaakt tussen het duister en het licht. Het is alsof de God van Israël opnieuw de aarde tot mensenland gaat maken. Dat het een Godsdaad is wordt in dit verhaal tot uitdrukking gebracht door het drie dagen te laten duren. Dat is het getal van de volheid, het goddelijk getal. Christenen zullen direct denken aan de drie dagen dat Jezus van Nazareth in het graf was afgedaald. Vroeger werd wel verteld dat hier al vooruitgelopen werd op die begrafenis. Maar het omgekeerde is het geval, ook Jezus van Nazareth maakte de drie duistere dagen van Egypte door. Voor de Egyptenaren is het duidelijk, prima mensen die Hebreeuwse slaven maar ze zijn ons volk niet. En als het gaat om de bevrijding van slaven dan gaat het niet aan om net te doen of ze er bij horen.
In de literatuur over de slavernij in Amerika lees je dat telkens terug. Natuurlijk waren er aardige en menselijk blanken die hun slaven menselijk behandelden. Maar het onderscheid tussen blanken en zwarten bleef, slaven bleven slaven en zelfs nadat de slavernij was afgeschaft, na een bloedige burgeroorlog, bleef het verschil bestaan. Tot ver in de tweede helft van de vorige eeuw bestonden er zelfs verschillen in wettelijk vastgelegde rechten van burgers tussen blanke en zwarte burgers. Een burgerrechtenbeweging en een democratische president, die zijn toekomst op het spel durfde zetten, waren nodig om die verschillen uit de wetten te krijgen. En het duurde tot deze eeuw voordat de eerste gedeeltelijk zwarte president werd gekozen en in tal van Amerikaanse media wordt nog het verschil gemaakt tussen blanken en zwarten en worden zwarten als voormalige slaven als minderen bestempeld. Veel mensen vragen zich af hoe het nu zit met de God van Israël, waarom toch zo wreed tegen de Egyptenaren die toch de slaven in hoog aanzien hadden. De God van Israël wilde scheiding maken tussen goed en kwaad, tussen mensenland en chaos. De vraag was niet wie er aardig was en wie niet maar de vraag was wie er bij wilde horen of niet.
In ons land komen mensen op voor kinderen die hier geboren zijn en die uitgewezen dreigen te worden. Die kinderen horen bij ons volk is dan de opvatting, ook al ligt dat niet vast in onze wetten, wie in ons midden is geboren en getogen hoort bij ons, een scheiding tussen hen en ons is niet te maken. Zo maakte de God van Israël een scheiding tussen het volk van Egypte en het volk van Israël. Waar willen wij bij horen? Horen wij bij de armen in de wereld, bij de kinderen die in ons midden zijn geboren, bij de hongerenden met wie wij niet kunnen delen, met de gevangenen om gewetens wil die op komen voor de mensenrechten die wij met hen samen hadden vastgesteld in de Verenigde Naties. bij de vluchtelingen die gedwongen door armoede, geweld of onderdrukking hier een veilig thuis zoeken. Of horen wij bij de rijken in de wereld, die hun rijkdom ophopen en elke poging om hen te laten delen met geweld en vertoon van macht verijdelen. Alle wonderen die Mozes en Aäron in het bijzijn van de farao hadden verricht waren er op gericht te laten zien dat er ook een land kan zijn waar mensen in vrede en veiligheid kunnen wonen. Voor ons Heidenen heeft die God van Israël uiteindelijk zelfs zijn zoon gegeven om ons voor te doen hoe wij moeten handelen om te laten zien dat wij bij die God willen horen, in het land van die God willen wonen.

Laat die Israëlieten toch gaan

Exodus 10:1-20
1 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar de farao, want ik heb hem en zijn hovelingen zo halsstarrig gemaakt om in Egypte al deze wonderen te kunnen doen. 2 Ook wil ik dat jij aan je kinderen en kleinkinderen kunt vertellen hoe hard ik tegen de Egyptenaren ben opgetreden en welke wonderen ik bij hen heb verricht. Dan zullen jullie inzien dat ik de HEER ben.’ 3  Mozes en Aäron gingen naar de farao en zeiden: ‘Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Hoe lang blijft u nog weigeren u aan mij te onderwerpen? Laat mijn volk gaan om mij te vereren. 4  Weigert u mijn volk te laten gaan, dan stuur ik morgen sprinkhanen op uw rijk af. 5 Die zullen het land in zulke dichte zwermen bedekken dat er geen stukje grond meer te zien is. Ze zullen het weinige dat er na de hagel is overgeschoten opvreten en alle bomen die weer uitgelopen zijn kaalvreten. 6  Uw paleis en de huizen van uw hovelingen en van alle andere Egyptenaren zullen er vol mee komen te zitten. Zoiets is op aarde nog nooit voorgevallen, eerdere generaties hebben zoiets nooit meegemaakt.’ Hierna keerde Mozes zich om en verliet het paleis. 7  De hovelingen zeiden tegen de farao: ‘Hoe lang moet die man ons nog in de ellende storten? Laat die Israëlieten toch gaan om de HEER, hun God, te vereren. Ziet u dan nog steeds niet in dat Egypte zo te gronde gaat?’ 8  Daarop werden Mozes en Aäron opnieuw bij de farao gebracht, en nu zei deze: ‘Ga de HEER, jullie God, dan maar vereren. Maar wie gaan er eigenlijk mee?’ 9 Mozes antwoordde: ‘We gaan met jong en oud, met onze zonen en dochters, en we nemen ook onze schapen, geiten en runderen mee, want we gaan ter ere van de HEER een feest vieren.’ 10 ‘Ik zou jullie nog eerder de hulp van de HEER toewensen, ‘zei de farao, ‘dan dat ik jullie met je kinderen laat gaan! Jullie zijn niet veel goeds van plan. 11 Het gebeurt niet! Alleen de mannen mogen gaan om de HEER te vereren. Dat is toch wat jullie wilden?’ En hij liet hen uit het paleis wegjagen. 12 Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Strek je arm uit over Egypte, dan komen er sprinkhanen, die alle planten zullen opvreten die de hagel heeft overgelaten.’ 13 Mozes strekte zijn staf uit over Egypte, en toen liet de HEER die hele dag en die hele nacht een oostenwind over het land waaien. Toen de morgen aanbrak, had de wind de sprinkhanen aangevoerd. 14 In grote zwermen streken ze in heel Egypte neer. Nooit eerder was er zo’n sprinkhanenplaag geweest en nooit zal er meer zo’n plaag komen. 15 Overal zag de grond zwart van de sprinkhanen. Ze vraten alle planten en vruchten op die de hagel had overgelaten, zodat er nergens in Egypte aan bomen of planten nog iets groens te bekennen viel. 16  Haastig ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Ik heb gezondigd tegen de HEER, uw God, en tegen u, ‘zei hij. 17 ‘Vergeef me mijn zonde nog deze ene keer en bid de HEER, uw God, dat hij mij nog van deze ene dodelijke plaag verlost.’ 18 Hierop verliet Mozes het paleis en bad tot de HEER.19 En de HEER liet de wind draaien en aanzwellen tot een krachtige westenwind, die de sprinkhanen de Rietzee in joeg. In heel Egypte bleef geen sprinkhaan over.20  Maar de HEER zorgde ervoor dat de farao hardnekkig bleef weigeren de Israëlieten te laten gaan.  (NBV)
Nadat het gerst en het vlaszaad voor de armen was vernield door de hagel en de bliksem zijn nu ook de tarwe en de spelt aan de beurt om verwoest te worden. Daar blijft het overigens niet bij want de sprinkhanen vreten alles op wat plantaardig is. Een plaag die ook vandaag de dag nog wel in Afrika voorkomt. Nog steeds wil die farao niet echt het volk Israël laten gaan. Nu mogen wel de mannen, maar niet de kinderen, de vrouwen en het vee. Ook eerder al werd het vee uitgezonderd van de toestemming, maar die bleef nu beperkt tot de mannen. En aangezien voor Mozes en Aäron er geen onderscheid is tussen mannen en vrouwen, tussen jong en oud, en het vee nodig is om te offeren aan de God van Israël neemt Mozes het aanbod van de farao niet aan. Als hij dan uit het paleis wordt gejaagd rest er niets anders dan de sprinkhanen op te roepen die alle planten moeten opvreten die de hagel heeft overgelaten.
De komst van de sprinkhanen wordt verteld alsof het volk Israël al in het beloofde land is gaan wonen. In het Oosten ligt daar de woestijn waaruit die zwermen sprinkhanen soms komen opzetten en in het Westen ligt de zee waarvandaan de wind komt die de sprinkhanen verdrijft. De onontkoombaarheid voor Egypte om de slaven te laten gaan wordt in deze plaag meer dan eens duidelijk. Heel Egypte gaat hieraan ten gronde. Daarom smeekt de farao of de God van Israël die dood van hem weg wil nemen en van de sprinkhanen staat er dat er geen een meer overbleef, ze verdronken in de rietzee, zoals overigens van het leger van de farao gezegd zal worden dat er geen één meer overbleef, nadat ook het leger in de rietzee verdronken was. Dit verhaal laat al zien hoe er met de opvreters zal worden omgegaan nog zonder die opvreters ook met name te noemen. De plagen van Egypte zijn dan ook uitdrukkelijk bedoeld om de macht van de God van Israël duidelijk te maken. Als je elkaar weet te respecteren, als je met elkaar weet te delen, als je de arbeider een goed loon en een fatsoenlijke behandeling weet te geven dan zal het uiteindelijk ook goed gaan. Maar als je het tegendeel doet dan zal het slecht met je aflopen.
We hebben dat een paar jaar geleden gezien toen de schoonmakers gingen staken, iedereen die met een trein ging merkte hoe belangrijk schoonmakers zijn. Maar als grote bedrijven als de NS en Prorail weigeren de schoonmakers een fatsoenlijk loon te garanderen dan rest die schoonmakers niet anders dan te staken. In het verhaal dat we vandaag lezen maakt het volk Israël gebruik van het verschil tussen landbouwers en veetelers. Die veetelers hebben nog wel even te eten nadat het groen is opgevreten door de sprinkhanen maar de landbouwers zijn in een klap alles kwijt. Wat de Egyptenaren moeten leren is dat landbouwers en veetelers met elkaar moeten delen. Zoals wij moeten leren dat de rijke noordelingen moeten delen met de arme zuiderlingen. Want vanuit ons Europa gezien wonen de rijken in het noordelijk gedeelte van de aarde en de armen overwegend in het zuidelijk deel. Ook wij zullen moeten leren dat pas als we armen en rijken gelijk behandelen, gelijke kansen geven en gelijke rechten en mogelijkheden er voor iedereen genoeg is en gerechtigheid geschiedt aan alle mensen. Daar kunnen we zelf aan werken.

Donderen en hagelen

Exodus 9:13-35
13 De HEER zei tegen Mozes: ‘Wacht de farao morgen in alle vroegte op en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat mijn volk gaan om mij te vereren. 14 Dit keer tref ik uzelf, uw hovelingen en uw volk met mijn zwaarste plaag, dan zult u beseffen dat er op de hele aarde niemand is als ik. 15 Ik had mijn hand allang naar u en uw volk kunnen uitstrekken en u met de pest kunnen treffen, dan was u al van de aarde weggevaagd. 16 Maar ik heb u alleen in leven gelaten om u mijn macht te tonen en om iedereen op aarde te laten weten wie ik ben. 17 Als u mijn volk nog langer dwarsboomt en het niet laat gaan, 18 zal ik het morgen om deze tijd in Egypte zo zwaar laten hagelen als het nooit eerder heeft gedaan, vanaf de dag dat Egypte ontstaan is tot nu toe. 19 Laat daarom uw vee en alles wat er verder nog buiten is in veiligheid brengen, want alles wat buiten blijft, mens of dier, wordt door de hagel getroffen en komt om.”’ 20 Sommige hovelingen van de farao namen de woorden van de HEER ernstig en brachten hun slaven en vee binnen in veiligheid. 21  Anderen sloegen er geen acht op en lieten hun slaven en vee buiten. 22 Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Strek je arm uit naar de hemel, dan gaat het in heel Egypte hagelen, op mensen, dieren en planten.’ 23  Mozes hief zijn staf naar de hemel, en toen liet de HEER het donderen en hagelen. Er schoot vuur naar de aarde, en de HEER liet de hagel op Egypte neerkletteren. 24 Zo’n zware hagelbui, waarbij onophoudelijk de bliksem flitste, was er in Egypte nooit eerder gevallen, zolang het volk bestond. 25 Overal in Egypte sloeg de hagel neer op alles wat buiten was, op mensen, dieren en planten; zelfs de bomen werden vernield. 26 Alleen in Gosen, het gebied waar de Israëlieten woonden, hagelde het niet. 27 Toen ontbood de farao Mozes en Aäron en zei: ‘Ditmaal erken ik dat ik gezondigd heb. De HEER staat in zijn recht, de schuld ligt bij mij en mijn volk. 28 Bid tot de HEER dat hij een eind maakt aan die vreselijke donder en hagel. Dan laat ik jullie gaan en hoeven jullie hier niet langer te blijven.’ 29 Mozes antwoordde: ‘Zodra ik de stad uit ben, zal ik mijn handen opheffen naar de HEER. De donder en de hagel zullen ophouden, zodat u beseft dat de aarde aan de HEER toebehoort. 30 Maar ik weet dat u en uw hovelingen nog steeds geen ontzag hebben voor God, de HEER.’ 31 (Het vlas en de gerst waren kapotgeslagen, want de gerst stond al in de aar en het vlas in de knop. 32  Maar de tarwe en de spelt werden niet vernield, want die rijpen later.) 33 Mozes verliet het paleis en zodra hij de stad uit was, hief hij zijn handen op naar de HEER, en toen hielden de donder en de hagel op, en stortte de regen niet langer neer. 34 Toen de farao merkte dat de regen, de hagel en de donder voorbij waren, viel hij terug in zijn zondige houding; hij was onverzettelijk, net als zijn hovelingen. 35 Hardnekkig bleef hij weigeren de Israëlieten te laten gaan, zoals de HEER bij monde van Mozes had aangekondigd. (NBV)
Opnieuw worden Mozes en Aäron naar de farao gestuurd. Ditmaal wordt opnieuw de eis gesteld het volk te laten gaan om hun God te vereren. Maar nu worden er meer waarschuwingen aan toegevoegd. Voor het eerst krijgen de Egyptenaren de kans hun vee en hun bezittingen in veiligheid te brengen. Sommigen doen dit, anderen doen dat niet. Ook de ramp zelf wordt uitvoerig beschreven, het zal gaan hagelen zoals men nog nooit in Egypte heeft gezien. Eigenlijk krijgt die farao een bijzondere boodschap, jouw hart is net zo hard als de hagelkorrels die alles zullen vernietigen waar je van zou moeten houden, je vee, je slaven en je land. Maar uit de reactie van de hovelingen valt al de reactie van de farao op te maken. De hagel en de bliksem zullen de farao diep onder de indruk laten raken, maar gaan laat hij het volk niet. De plagen die Egypte treffen in de aanloop naar de uittocht worden in de 40 dagen voor Pasen op zondag ook in veel kerken gelezen.
Tarwe en spelt bleven gespaard in de hagel en onweersstormen, maar tarwe en spelt waren bestemd voor het brood voor de rijken. Ook de farao en zijn hovelingen moeten leren dat kennelijk de armen het eerst het slachtoffer worden van natuurgeweld. In elk geval zullen wij ons dat steeds moeten realiseren. In ons rijke land bestaat de mogelijkheid om nieuwe technologie te ontwikkelen om de schade aan het klimaat te beperken of zelfs achterwege te laten. Dat zullen we moeten doen ten behoeve van de armen en die technologie zullen we ook met de armen moeten willen delen. Mozes gelooft niks van de schuldbelijdenis van de farao. Al eerder heeft de farao beloofd dat het volk zou mogen gaan als de ramp zou ophouden en ook nu beloofd hij het. De farao geeft zelfs toe dat hij zelf schuld heeft aan de ramp die het land is overkomen. Voor de farao was er nog voldoende tarwe en spelt, voor de armen in zijn land was het heel wat erger dat de gerst oogst was vernield en de vlasoogst mislukt. Want van gerst werd met behulp van de uit het vlaszaad geperste olie het brood voor de armen gebakken.
Mozes had gelijk de farao niet te vertrouwen. Toen de hagel en de bliksem weer waren verdwenen waren ook de goede voornemens van de farao weggesmolten. Hagel mag dan wel hard aankomen, het smelt ook weer en verandert geen mensen. Het zal nog dichter op de huid van de farao moeten komen. Zelfs de grootste en zwaarste tovertrucs brengen mensen niet uit de slavernij. Dat laatste geld ook in onze dagen. In de kritiek op ontwikkelingssamenwerking hoor je nog al eens dat armoede nog steeds voortduurt ondanks de hulpverlening. We denken dan dat een aalmoes wel de problemen zal oplossen, maar aalmoezen lossen nooit iets op. Veel van de landbouwprojecten zijn geslaagd, alleen blijven de boeren arm omdat ze hun producten niet kunnen afzetten, ze kunnen niet concurreren met de rijke boeren uit het westen. Als Mozes en Aäron uit het paleis verdwenen zijn, als bij ons de ramp van de televisie verdwenen is, dan zijn de beloften vergeten en weet niemand meer welke schrijnende beelden er ook al weer waren. Als we werkelijk wat willen voor de armen in de wereld dan moet dat via rechtvaardige handel, de Fair Trade. Dan bevrijden we echt volkeren uit de slavernij van de armoede.

Etterende puisten

Exodus 9:1-12
1 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar de farao en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER, de God van de Hebreeën: Laat mijn volk gaan om mij te vereren. 2 Weigert u dat en houdt u hen nog langer vast, 3 dan zal de HEER in alle hevigheid de pest laten uitbreken onder uw vee, onder de paarden, ezels, kamelen, runderen, schapen en geiten. 4 De HEER zal onderscheid maken tussen het vee van de Israëlieten en dat van de Egyptenaren: de Israëlieten zullen geen enkel dier verliezen. 5 De HEER heeft het tijdstip al vastgesteld: morgen zal hij Egypte met deze plaag treffen.”’ 6 De volgende dag deed de HEER wat hij had gezegd. Al het vee van de Egyptenaren stierf, maar de Israëlieten verloren geen enkel dier. 7 De farao liet navraag doen en kreeg te horen dat er bij de Israëlieten niet één dier gestorven was. Toch bleef hij hardnekkig weigeren het volk te laten gaan. 8  De HEER zei tegen Mozes en Aäron: ‘Neem allebei een handvol as uit een oven, en laat Mozes dat dan voor de ogen van de farao in de lucht gooien. 9 Overal in Egypte zal het als fijn stof neerdwarrelen en bij mens en dier ontstekingen veroorzaken waardoor ze etterende puisten krijgen.’ 10  Dus haalden ze as uit een oven en dienden zich bij de farao aan. Toen Mozes de as in de lucht wierp, kwamen mensen en dieren onder de etterende puisten te zitten. 11  De magiërs konden zich tegenover Mozes niet staande houden, want ook zij kregen ontstekingen, net als de andere Egyptenaren. 12  Maar de HEER zorgde ervoor dat de farao hardnekkig bleef weigeren naar Mozes en Aäron te luisteren, zoals hij tegen Mozes gezegd had. (NBV)
Ongelooflijk, bij de Israëlieten stierf er geen een dier. De farao kon het nauwelijks geloven en liet speciaal navraag doen. We zijn op helft, dit is de vijfde plaag. De kudde van Egypte wordt getroffen met de pest, naar het woord van de Heer. Ook hier laat de vertaling ons in de steek, want in het Hebreeuws rijmt “woord” op pest. En alle paarden, ezels, kamelen, runderen, schapen en geiten vielen aan de pest ten prooi. De rijkdom en de vruchtbaarheid van Egypte wordt grondig afgebroken. En langzaam begint zich een patroon af te tekenen. De magiërs die in het begin nog hetzelfde konden als Mozes en Aäron zijn al lang buitenspel gezet, zij hebben toegegeven dat er een machtige God aan het werk is. Het levenswater van Egypte werd het dode bloed, de vruchtbare god van de kikkers verstikte het leven, het stof werd een kriebelende plaag, de grond bracht agressieve steekvliegen voort en dan nu werd al het vlees, al het zuivel en de rijkdom van Egypte ten prooi aan de God van Israël. Maar de kuddes van de slaven bleven gespaard. Al eerder had de farao aangeboden dat de kuddes mochten blijven en de slaven mochten gaan maar dat had Mozes niet aanvaard en nog eens zouden die kuddes voorwerp van onderhandeling worden. Maar hoe ernstig de plagen ook waren, hoe veel schade ze ook toebrachten aan het volk van Egypte, het kon de farao niet deren, hij liet het volk niet gaan. rechtvaardige beloning, zorg voor de zwakken in de hele wereld onze verantwoordelijkheid is. Dat we ook in tijden van economische teruggang een samenleving moeten opbouwen waar de armen bevrijd worden van armoede. Anders lopen ook wij gevaar dat we van crisis naar crisis gaan, crises waarbij steeds de armen het eerst slachtoffer worden. Aan die andere manier van omgaan met elkaar mogen we ook vandaag weer gaan werken.
De reactie van de God van Israël komt de Egyptenaren steeds dichter op de huid te zitten. Mozes en Aäron moeten vuisten vol as uit een oven nemen en als Mozes dat in de lucht gooit krijgen mensen en dieren etterende puisten. Beestachtig gedrag van de mensen maakt dat ze even vatbaar worden als de beesten en dezelfde ziektes krijgen. We spreken over vuisten vol as omdat die manier van vertalen de agressiviteit van de reactie op de voortdurende weigering het volk te laten gaan het beste tot uitdrukking brengt. Ook de Statenvertaling en de Naardense Bijbel vertalen al met vuisten vol as en niet zoals de Nieuwe Bijbelvertaling met een handvol as, dat klinkt toch veel vriendelijker en om het modern te zeggen: veel te soft. Nu worden voor het eerst ook heel uitdrukkelijk de Egyptische magiërs zelf slachtoffer van de machtsdemonstratie van Mozes en Aäron. Mozes en Aäron gaan naar de farao, halen de as uit de oven, gaan voor de farao staan en dan gooit Mozes zijn as in de lucht. Daar zijn de etterende puisten. Nu was uitslag met brandende blaren niet ongewoon in Egypte, maar deze etterende puisten gingen stappen verder zeker als mensen en dieren getroffen werden door dezelfde ziekte. Voor de Hebreeën zal dit een herinnering te weeg brengen die hen later de wetten voor onreinheid doet formuleren, wetten die wij kennen als de wetten tegen de huidvraat. Zoals de Egyptenaren mocht immers niemand worden.
Er hoeft dan ook niet meer gesproken te worden, de farao weet heel goed wat Mozes en Aäron willen en Mozes en Aäron weten dat het de Egyptenaren steeds duidelijker zal worden dat de God van de Hebreeën een machtig God is die niet te weerstaan is, slaven komen altijd vrij, slavernij is nooit eeuwig vol te houden, maar dat zolang de farao niet zelf wordt aangepakt deze zal blijven weigeren het volk te laten gaan. Wij denken nog wel eens dat de afhankelijkheidsrelatie waarin wij de armste volken op aarde gevangen houden voorlopig nog wel even zal kunnen blijven duren. Zelfs in ons eigen land denken sommigen dat ze vol kunnen houden dat de meerderheidscultuur die hier is beter is dan de minderheidscultuur die zich heeft aangediend. Niemand is beter dan een ander is de boodschap van de Bijbel, ja als het er op aan komt zijn we zelfs niet meer dan de dieren, we kunnen dezelfde etterende puisten krijgen. Je zelf beter vinden dan anderen brengt je alleen maar in problemen. Je zult vanuit gelijkwaardigheid samen een samenleving moeten zien te vormen. Afwijzen en uitsluiten, afhankelijk houden en de baas proberen te blijven, leidt uiteindelijk alleen maar tot geweld en ellende, het leidt tot de dood. De Bijbel roept ons op te kiezen voor het leven, ons te voegen in de bevrijding van de slaven, om samen te delen en samen echt een samenleving te vormen waarin alle mensen tot hun recht komen. Daar mogen we vandaag weer mee beginnen.


Hier moet een god de hand in hebben!

Exodus 8:12-28
12 De HEER zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron dat hij met zijn staf op de grond moet slaan, dan zal in heel Egypte het stof veranderen in muggen  Zo gebeurde het. Aäron sloeg met zijn staf op de grond, en meteen zaten er muggen op mens en dier; in heel Egypte veranderde het stof in muggen.14 De magiërs probeerden met hun toverformules ook muggen te voorschijn te brengen, maar zij slaagden daar niet in. Omdat alle mensen en dieren onder de muggen zaten, 15 zeiden de magiërs tegen de farao: ‘Hier moet een god de hand in hebben!’ Maar de farao bleef onverzettelijk, hij wilde niet naar Mozes en Aäron luisteren, zoals de HEER gezegd had.16 De HEER zei tegen Mozes: ‘Wacht de farao morgen in alle vroegte op wanneer hij naar de rivier gaat, en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER: Laat mijn volk gaan om mij te vereren.17 Wilt u mijn volk niet laten gaan, dan stuur ik steekvliegen af op u en op uw hovelingen, uw volk en uw huizen. In de huizen van de Egyptenaren en waar ze maar gaan of staan, zal het wemelen van de steekvliegen. 18 Maar ik zal die dag een uitzondering maken voor Gosen, het gebied waar mijn volk woont, daar zullen de steekvliegen niet komen. Zo zal ik u doen beseffen dat ik, de HEER, aanwezig ben in uw land.19 Ik zal mijn volk vrijwaren voor de plaag die uw volk te wachten staat. Dit wonder zal morgen gebeuren.”’ 20 De HEER deed wat hij had gezegd: hele zwermen steekvliegen drongen het paleis van de farao en de huizen van zijn hovelingen binnen, en overal in het land richtten ze zware schade aan. 21 Toen ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Goed, ‘zei hij, ‘ga uw God maar offers brengen, maar blijf in mijn land.’ 22 ‘Dat is onmogelijk, ‘zei Mozes. ‘De offers die wij de HEER, onze God, moeten brengen, zullen de Egyptenaren weerzinwekkend vinden. Als we in hun bijzijn dergelijke offers brengen, stenigen ze ons nog! 23 Sta ons toe om drie dagreizen ver de woestijn in te trekken om daar aan de HEER, onze God, offers te brengen, zoals hij ons heeft opgedragen.’ 24 ‘Ik laat u gaan, ‘zei de farao, ‘dan kunt u de HEER, uw God, in de woestijn offers brengen. Alleen, u mag niet te ver weg gaan. En bid voor mij.’25 Mozes antwoordde: ‘Zodra ik bij u weg ben zal ik tot de HEER bidden, en morgen zullen de steekvliegen dan bij u, uw hovelingen en uw volk verdwenen zijn. Maar bedriegt u ons niet nog een keer en weiger niet het volk te laten gaan om de HEER offers te brengen.’ 26 Zodra Mozes het paleis uit was, bad hij tot de HEER. 27 En de HEER deed wat Mozes vroeg: de steekvliegen verdwenen bij de farao, zijn hovelingen en zijn volk; niet één bleef er over. 28 Toch weigerde de farao ook dit keer hardnekkig het volk te laten gaan. (NBV)
Eerst had het water gestonken, toen het in bloed veranderd was, en nu stonk het land, van al die dode kikkers. Aan de vruchtbaarheid in Egypte zat een luchtje, nog erger eigenlijk, de Egyptische vruchtbaarheid stonk. En het kon nog erger, het stof op de grond, daar waar het voedsel op verbouwd moest worden, daar waar je over moest lopen en je waren over moest vervoeren, veranderde in stekende muggen, kriebelende insecten. De vertaling is onzeker maar dat het vervelend is geweest mag voor zeker worden aangenomen. Mensen en dieren werden er door geplaagd. En kriebelende steekmuggen irriteren behoorlijk, dan komt er bij menig mens geen vriendelijk woord meer uit. Dieren worden er dan ook nog zeer onrustig en onhandelbaar van. In een samenleving zonder auto’s en treinen, die van transportdieren afhankelijk is raakt alles in wanorde. Zelfs de Egyptische magiërs kunnen niet zoveel onheil veroorzaken, ook zij moesten toegeven dat er achter Mozes en Aäron een machtige God schuil moest gaan. Maar die God van de Hebreeën laat zich niet kennen door onheil en daarom verstarde de Farao opnieuw, pas als er mensen aan te pas komen en dat komt steeds dichter bij de farao van Egypte dan kan bevrijding volgen.
Zit er veel verschil tussen muggen en steekvliegen? Voor ons niet maar dat komt eerder door ons onvermogen om zuiver te vertalen dan door onduidelijkheden in het verhaal. Eerst gaat het over stof dat tot leven kwam in wriemelende en kriebelende beestjes, Dan komt er een mengsel van insecten dat een aanval doet op de mensen, steekvliegen is daar een goed Nederlands woord voor, maar de Naardense Bijbel gebruikt het woord hondsvlieg, de Statenvertaling had het nog gewoon over ongedierte. Neem de vertaling die je leest dus niet te letterlijk en denk dus niet dat je bij redeneringen een vertaling kan gebruiken om je gelijk te bewijzen. Wat vandaag belangrijk is dat is de onderstreping in de boodschap die Mozes en Aäron namens God moeten brengen van het feit dat al die plagen het land Gosen waar de Hebreeën wonen niet treffen. Het gaat immers uiteindelijk om de bevrijding van de slaven. En nood leert bidden, zelfs de farao leert onder grote nood bidden. En als je overal waar je ook bent, in je huis, in je paleis, op het land, buiten in de stad, wordt aangevallen door venijnige vliegbeestjes dan wil je wel. Deze plaag brengt grote schade toe aan het land lezen we. Dat moet je niet te licht opnemen. In het Hebreeuws worden dezelfde woorden gebruikt als voor de zondvloed toen er stond dat de aarde verdorven was.
De ellende die door deze plaag wordt aangericht doet de farao eindelijk toegeven. De Hebreeën mogen tot hun God offeren, maar moeten in Egypte blijven. Dat is natuurlijk niet wat er is gevraagd, Mozes wilde drie dagen de woestijn in om daar te gaan offeren. En dan grijpt Mozes terug op het verhaal over Jozef. Toen die met zijn broers ging eten staat er dat ze dat apart deden omdat samen eten met Hebreeën voor de Egyptenaren afschuwelijk was. Kennelijk waren de etensgewoonten van de beide volkeren wel heel verschillend. En verschillende culturele gewoonten bepalen tot in onze dagen de angsten die volken voor elkaar kunnen hebben, zelfs in ons eigen land geld dat voor grote groepen. Soms is het goed daar respect voor op te brengen en voor Mozes is het een handige reden om gedaan te krijgen wat hij wil. Hij belooft zelfs voor de farao te bidden. Daarop krijgt hij toestemming te vertrekken met zijn volk. Maar mogen ze ook gaan? Zodra de aanval van steekvliegen voorbij is klinkt het oude liedje weer. Werken zullen jullie, als slaven in Egypte. De farao verzwaarde zijn hart staat er steeds. Macht en hebzucht blijven regeren, met alle negatieve gevolgen van dien. Zouden resistentie tegen antibiotica en steeds nieuwe insecten en virussen die ziekten verspreiden er in onze dagen ook gevolgen van macht en hebzucht zijn? Vragen die het verhaal over Mozes in Egypte mag oproepen. Vragen waar wij in onze dagen een antwoord op mogen zoeken.

Een kikkerplaag

Exodus 7:26-8:11
26 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar de farao en zeg tegen hem: “Dit zegt de HEER: Laat mijn volk gaan om mij te vereren. 27 Weigert u dat, dan straf ik uw hele rijk met een kikkerplaag. 28 De Nijl zal wemelen van de kikkers; ze zullen uit het water komen en uw paleis binnendringen, tot in uw slaapkamer en uw bed toe, en ze komen in de huizen van uw hovelingen en van uw hele volk, zelfs in uw ovens en baktroggen. 29 Ze zullen ook op u en op uw volk en uw hovelingen springen.”’ :1 Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron dat hij zijn staf geheven houdt boven de rivieren, kanalen en moerassen om overal in Egypte kikkers te voorschijn te laten komen.’ 2 Toen Aäron zijn arm boven het water hield, kwamen er kikkers uit; heel Egypte werd eronder bedolven. 3 Maar de magiërs bereikten met hun toverformules hetzelfde: ook zij lieten overal in het land kikkers te voorschijn komen. 4 Toen ontbood de farao Mozes en Aäron. ‘Bid tot de HEER dat hij mij en mijn volk van die kikkers verlost, ‘zei hij, ‘dan zal ik het volk laten gaan om de HEER offers te brengen.’ 5 Mozes antwoordde: ‘Het is aan u te bepalen wanneer ik de HEER moet vragen om u, uw hovelingen en uw volk van de kikkers te bevrijden en ze uit de huizen te laten verdwijnen, zodat er alleen in de Nijl nog kikkers overblijven.’ 6 ‘Morgen, ‘zei de farao. ‘Zoals u wilt, ‘antwoordde Mozes. ‘Dan zult u beseffen dat er niemand is als de HEER, onze God, 7 want de kikkers zullen uit uw paleis en uit de huizen van uw hovelingen en uw volk verdwijnen, en er zullen alleen in de Nijl nog kikkers overblijven.’ 8 Hierop verlieten Mozes en Aäron het paleis. Mozes riep de HEER aan en smeekte hem de farao van de kikkerplaag te verlossen. 9 En de HEER deed wat Mozes vroeg: overal in de huizen, op de binnenplaatsen en op de akkers gingen de kikkers dood. 10 Ze werden bijeengeraapt en op hopen gegooid, het hele land stonk ervan. 11 Toen de farao merkte dat het onheil geweken was, weigerde hij weer hardnekkig naar Mozes en Aäron te luisteren, zoals de HEER gezegd had. (NBV)
Dat de magiërs van Egypte hetzelfde kunnen veroorzaken als Mozes en Aäron maakt inmiddels geen indruk meer. Het was aanvankelijk een reden voor de farao om niet in te gaan op de eisen van Mozes en Aäron maar het blijkt dat die magiërs hetzelfde wel op gang kunnen brengen maar niet meer kunnen stoppen. En dan zit je er maar mee. Wij herkennen de betekenis van de plagen niet zo gemakkelijk meer. Dat het water van de Nijl in bloed veranderde snappen we nog wel als we weten dat het leven van Egypte afhankelijk was van het rijzen en dalen van de Nijl. Maar die kikkers? Daarvoor moeten we te rade bij de godsdienst van Egypte. Kikkers in de Nijl waren een teken van vruchtbaarheid en omdat je vruchtbaarheid nu eenmaal nodig hebt voor de landbouw werd de kikker het symbool van de godin van de vruchtbaarheid, de godin Heket. Daar waren tempels voor en daar waren priesters voor. En dan komen die twee Hebreeërs die de slaven maar vrij willen laten gaan naar de woestijn en die beginnen een spotversje te zingen op de vruchtbaarheid. Niet alleen zal de Nijl wemelen van de kikker, ze zullen uit het water komen en het paleis binnendringen, tot in uw slaapkamer en in uw bed toe, ze komen in de huizen van uw hovelingen en van uw hele volk, zelfs in de ovens en de baktroggen.
Als daar overal vruchtbaarheid in komt dan wordt het volk ineens superrijk. Maar net zo min als wij kunnen leven van aardolie die onze honger niet kan stillen kan de farao van Egypte en kan zijn volk leven van kikkers en het wemelde van kikkers toen Aäron zijn arm uitstrekte en het wemelde nog meer van kikkers toen ook de magiërs van Egypte de kikkers lieten komen met hun toverformules. Langzaam aan begint in het verhaal van de plagen de farao te begrijpen dat het die Mozes en Aäron zijn die de rampen kunnen laten komen en weer laten verdwijnen, kennelijk zit er een God achter die de farao nog moet leren kennen. Maar als het onheil weer geweken is blijft alles bij het oude. Ze dronken een glas en deden een plas en alles was weer zoals het altijd al was. Wat dat betreft is er nog altijd niks veranderd. Natuurlijk, wij weten wel dat het klimaat veranderd. Wij weten best dat aardolie en aardgas niet in oneindige hoeveelheden in de bodem zitten en dat ze opraken. Maar als er weer eens een weercrisis is geweest, als er weer eens een hapering is geweest in de aanvoer van aardolie of aardgas dan praten we veel en heftig over wat we te doen hebben om het onheil af te weren.
We weten wel dat we het net als de farao van Egypte zelf in de hand hebben, maar als de ergste crisis weer voorbij is, of als we aan hogere prijzen voor olie en aardgas gewend zijn dan vervallen we weer in ons oude gedrag. Dan staan onze snelwegen weer vol met auto’s die de lucht vervuilen met CO2 en de kostbare aardolie opstoken voor het gemak en het plezier van het moment. Onze kinderen en kleinkinderen zullen blij zijn met ons egoïstische gedrag. Maar we gedragen ons als aanbidders van Heket, de godin van de vruchtbaarheid, de Egyptische kikker. Net zo min als haar kikkers een echt symbool van vruchtbaarheid waren zijn onze auto’s een teken van mobiliteit. Het verhaal van de bevrijding uit de slavernij roept ook ons op onze verslavingen achter ons te laten en gaan leven in verantwoordelijkheid voor onze medemensen en zij die na ons komen. Daar kunnen we vandaag mee beginnen.

Laat mijn volk gaan

Exodus 7:14-25
14 De HEER zei tegen Mozes: ‘De farao blijft hardnekkig weigeren het volk te laten gaan. 15  Ga morgenochtend naar hem toe, wanneer hij naar de rivier gaat. Wacht hem daar op, aan de oever van de Nijl, met in je hand de staf die in een slang veranderde. 16  Je moet het volgende tegen de farao zeggen: “De HEER, de God van de Hebreeën, heeft mij naar u toe gestuurd om te zeggen: ‘Laat mijn volk gaan om mij in de woestijn te vereren.’ Tot nu toe hebt u niet willen luisteren. 17 Daarom-zo zegt de HEER zal hij u laten zien wie hij is. Ik zal met deze staf op het water van de Nijl slaan, en dat zal dan in bloed veranderen. 18  De vissen gaan dood en de rivier zal zo gaan stinken dat de Egyptenaren het wel zullen laten nog van het water te drinken.”’ 19  Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron dat hij zijn staf geheven houdt boven het water van Egypte, boven rivieren, kanalen en moerassen, boven elke plaats waar water is. Overal in Egypte zal het water dan in bloed veranderen, tot in de houten en stenen waterbakken toe.’ 20  Mozes en Aäron deden wat de HEER hun opdroeg. Voor de ogen van de farao en zijn hovelingen hield Aäron zijn staf geheven boven de Nijl en sloeg ermee op het water, en toen veranderde het Nijlwater in bloed. 21  De vissen gingen dood en de rivier stonk zo dat de Egyptenaren er niet meer uit konden drinken. Overal in Egypte was bloed. 22  Maar de Egyptische magiërs bereikten met hun toverformules hetzelfde. Daarom bleef de farao onverzettelijk, hij wilde niet naar Mozes en Aäron luisteren, zoals de HEER gezegd had. 23 Ook dit teken bracht hem niet tot andere gedachten, hij keerde zich om en ging terug naar zijn paleis. 24  Omdat de Egyptenaren het water uit de Nijl niet meer konden drinken, moesten ze in de omgeving van de Nijl naar drinkwater graven. 25 Zeven dagen duurde de plaag waarmee de HEER de Nijl had getroffen. (NBV)
Vandaag lezen we het verhaal van de eerste van 10 plagen die Egypte troffen voor ze bereid was om het volk Israël te laten gaan. Waarom zijn er eigenlijk 10 plagen en niet 3 of 5 of 7? Rabbijnen vertellen ons dat 10 het getal is van de uiterste grens van geduld, dan kan het nog, zoals Sodom gespaard zou zijn als er 10 rechtvaardigen gevonden zouden zijn, daarom zijn er in de hoofdsom van de leer van Mozes ook 10 woorden, dat is nog te verdragen. Door de 10 plagen wordt een scheiding gemaakt tussen Egypte en Israël, eigenlijk tussen Israël en alle andere volken. De dood van Egypte betekent het leven voor Israël. In deze eerste plaag staat het bloed centraal, net als het in de tiende plaag centraal zal staan. In het bloed is het leven gevangen geloofden de Hebreeën. Zoals het bloed in de mensen stroomde, stroomde het water van de Nijl door het land. Maar als de Nijl tot mens wordt gemaakt dan treed de dood in. En de Nijl werd aanbeden door de Egyptenaren, al het water van Egypte werd daardoor aanbeden.
Daarom moest Aäron de staf van God boven al het water van Egypte houden, al het water veranderde in bloed. Zelfs het water van de rituele baden waarin de goden van Egypte werden aanbeden. De staf van God was het enige wapen dat is gebruikt in de bevrijding uit de slavernij van Egypte. Natuurlijk konden de magiërs van Egypte dezelfde truc als Aäron. De God van Israël heeft immers geen trucs nodig om de slaven te bevrijden tot eredienst voor God. Maar een truc is het niet als de Egyptenaren inderdaad zeven dagen lang, de volledige week, van Godsdag tot Godsdag, geen water kunnen putten maar naar water moeten graven. De hoorders van het verhaal zullen eeuwen later een glimlach niet hebben kunnen onderdrukken als ze zich realiseren dat die domme magiërs van die stijfkoppige Farao door hun truc het lijden van het volk van Egypte alleen nog vergroten. Want water in bloed veranderen dat kan nog maar bloed in water is een andere zaak. Hebben wij ook van die afgoden zoals de Egyptenaren hadden? Het lijkt er soms wel op. Het lijkt er soms zeer op dat wij de olie net zo heilig verklaren als de Egyptenaren de Nijl.
Die olie moet ongehinderd naar ons land kunnen stromen en net als Egyptenaren toen voor hun water hebben wij nu een fijnmazig systeem om de olie over ons land te verdelen. Zuinig aan met de olie, minder auto rijden, minder verspillen in onze huizen is voor schreeuwende angsthazen ook vandaag nog onbespreekbaar. Laat staan dat we willen delen met de armen in de wereld. De oorlog in Irak werd indertijd ook afgeschilderd als een oorlog om de stroom van olie blijvend te verzekeren en als dat zo is is ook onze olie in bloed veranderd. Wij hoeven er nog niet met onze handen naar te graven, maar heel langzaam lijkt het soms wel of ons dezelfde plagen treffen als die in Egypte, zeker als we halsstarrig blijven vasthouden aan onze rijkdom en blijven weigeren die te delen met de armsten in de aarde. Bevrijding van de slavernij is ook voor ons nodig, maar de Hebreeën mopperden op z’n tijd tegen Mozes en Aäron over de last die de bevrijding met zich meebracht. Dat verzet kennen wij ook, maar die weerstand mogen ook wij opgeven opdat de hele aarde het land wordt overvloeiende van melk en honing. Het kan vandaag nog beginnen.

Veel tekenen en wonderen

Exodus 6:26-7:13
26  Deze Aäron en Mozes waren het aan wie de HEER de opdracht gaf om de Israëlieten, in groepen geordend, uit Egypte te leiden. 27  Deze Mozes en Aäron waren het die de farao, de koning van Egypte, toestemming vroegen om de Israëlieten uit zijn land weg te leiden. 28  Toen de HEER zich in Egypte tot Mozes richtte, 29  zei hij: ‘Ik ben de HEER. Alles wat ik tegen je zeg, moet je overbrengen aan de farao, de koning van Egypte.’ 30  Mozes antwoordde: ‘Ik kom zo moeilijk uit mijn woorden, de farao zal niet naar me luisteren.’ 1 Maar de HEER zei: ‘Ik zal ervoor zorgen dat jij als een god voor de farao staat, en je broer Aäron zal je profeet zijn. 2  Jij moet Aäron alles zeggen wat ik je opdraag, en hij moet het woord voeren en de farao vragen de Israëlieten uit zijn land te laten vertrekken. 3  Ik zal ervoor zorgen dat de farao hardnekkig weigert, en ik zal in Egypte veel tekenen en wonderen verrichten. 4  Ook dan zal de farao niet naar jullie luisteren. Daarom zal ik de Egyptenaren mijn macht laten voelen en hen zwaar straffen, en ik zal mijn volk, de Israëlieten, in groepen geordend uit Egypte leiden. 5  De Egyptenaren zullen beseffen dat ik de HEER ben, als ik mij tegen hen keer en de Israëlieten bij hen weg leid.’ 6  Mozes en Aäron deden alles wat de HEER hun opdroeg. 7  Mozes was tachtig jaar en Aäron drieëntachtig toen zij zich tot de farao richtten. 8 De HEER zei tegen Mozes en Aäron: 9  ‘Als de farao jullie om een wonder vraagt, moet jij, Mozes, tegen Aäron zeggen dat hij voor de ogen van de farao zijn staf op de grond gooit; die staf zal dan een grote slang worden.’ 10  Mozes en Aäron gingen naar de farao en deden wat de HEER hun had opgedragen. Voor de ogen van de farao en zijn hovelingen gooide Aäron zijn staf op de grond, en de staf veranderde in een slang. 11  De farao liet op zijn beurt de geleerden en tovenaars komen, en deze Egyptische magiërs bereikten met hun toverformules hetzelfde. 12  Ieder gooide zijn staf neer, en elke staf veranderde in een slang. Maar de staf van Aäron verslond alle andere staven. 13  Toch bleef de farao onverzettelijk, hij wilde niet naar Mozes en Aäron luisteren, zoals de HEER gezegd had. (NBV)
Goden zeggen niks, goden zwijgen. Merkwaardig om vast te stellen in een Bijbelgedeelte waar een voortdurend gesprek tussen Mozes en zijn God plaatsvindt. Maar dat is dus kennelijk een soort gesprek dat anders is als het gesprek tussen twee mensen. Want als Mozes echt naar de Farao moet dan verschijnt hij daar als een God, zwijgend. Zijn broer Aäron doet het woord. Niet dat de Farao luistert maar dat valt te verwachten. Aäron is de tweede die in het verhaal van de mensen, zoals het in de Bijbel wordt verteld, als profeet wordt aangeduid, aanzegger namens God, hij die vertelt hoe het af zal lopen. De eerste die zo werd genoemd was Abraham. Aäron moet de Farao duidelijk maken dat het slecht met hem zal aflopen en met zijn volk, als hij blijft weigeren het volk Israël te laten gaan. Maar waarom eigenlijk? Er staat dat God zelf het hart van de Farao verhardt, wat is dan nog zijn misdaad?  Het is een vraag waar de geleerden zich eeuwen over hebben gebogen.
Een enkeling stelt dat de Farao zoveel van de armsten had kunnen houden dat hij zich met veel berouw en scheuren van kleren tegen die verharding van zijn hart had kunnen verzetten. De grootsheid en de macht van de Liefde van de God van Israël moesten immers tot uitdrukking worden gebracht. Dat is in elk geval het doel van de hele geschiedenis. De bevrijding van Israël is niet zomaar iets. Daar zijn offers voor gebracht, daar is veel strijd voor gestreden en veel leed voor geleden. En hoe harder de Egyptenaren hun hart lieten verharden, hoe meer zij toegaven aan de weerstand hun slaven te laten gaan, hoe meer ze toegaven dat die goedkope arbeidskrachten uiteindelijk nog belangrijker waren dan de angst voor het vreemde in dit volk, de angst om door een volk met een ander geloof overheerst te gaan worden, hoe harder de Egyptenaren zelf moesten lijden onder het lijden van Israël. Ze zullen moeten leren ondervinden dat uiteindelijk alleen de liefde voor mensen het conflict kan oplossen. Die liefde van de God van Israël zal uiteindelijk de bevrijding blijken te brengen.
Bevrijding dan niet alleen voor het volk van Israël maar ook bevrijding voor het volk van Egypte dat in haar eigen hardheid gevangen was geraakt. Zo gingen Mozes en Aäron dus op stap, twee eerbiedwaardige woestijnbewoners, Mozes van 80 jaar en Aäron van 83 jaar oud. Ze gingen in de wetenschap dat bevrijding van de armen geen gemakkelijke taak zou worden, dat van een bliksembevrijding geen sprake zou kunnen zijn. Dat is iets wat bij ons nog wel eens wordt vergeten. Als er dan een God is die van mensen houdt, waarom sterven dan zoveel mensen van de honger, waarom wonen mensen in Haïti jaren na de natuurrampen dan nog in kartonnen dozen, waarom zijn zelfs de wonden van veel kinderen nog niet verzorgd. Wij hebben toch veel geld gegeven? Maar ook in onze dagen kan van bliksemredding geen sprake zijn. Telkens wordt ook ons de vraag gesteld of we niet meer hadden kunnen doen, of we ons geven niet hadden afgestemd op onze eigen behoefte aan plezier in plaats van aan de nood die zich voordoet aan onze zusters en broeders. Die vraag wordt ons elke dag gesteld, tot wij niet ophouden te roepen om gerechtigheid, dan pas kan er een begin worden gemaakt. Laat ons hopen dat die dag vandaag komt.