Er blijft niets van over

2 Koningen 20:12-21

12 In die tijd stuurde koning Berodach-Baladan van Babylonië, de zoon van Baladan, die had vernomen dat Hizkia ziek was, gezanten met brieven en een geschenk naar hem toe. 13 Hizkia nam hun boodschap in ontvangst en liet hun al zijn schatkamers zien: het zilver, het goud, het reukwerk, de kostbare oliën, en ook zijn arsenaal en alles wat zich in zijn magazijnen bevond. Er was niets in zijn paleis of in zijn rijk dat Hizkia hun niet liet zien. 14 De profeet Jesaja ging naar koning Hizkia toe en vroeg hem: ‘Wat hebben deze mannen tegen u gezegd? Waar kwamen ze vandaan?’ ‘Uit een ver land,’ antwoordde Hizkia, ‘uit Babylonië.’ 15 ‘Wat hebben ze in uw paleis te zien gekregen?’ vroeg Jesaja, en Hizkia antwoordde: ‘Ze hebben alles gezien wat zich in mijn paleis bevindt. Er is niets in mijn magazijnen dat ik hun niet heb laten zien.’ 16 Hierop zei Jesaja tegen Hizkia: ‘Luister naar wat de HEER te zeggen heeft. 17 De dag komt dat alles wat zich in uw paleis bevindt, alles wat uw voorouders tot nu toe hebben vergaard, naar Babel zal worden weggesleept. Er blijft niets van over-zegt de HEER. 18 Ook een aantal van uw zonen, het nageslacht dat u hebt verwekt, zal worden weggevoerd om dienst te doen in het paleis van de koning van Babylonië.’ 19 Hizkia antwoordde: ‘Het is goed, wat u namens de HEER tegen mij hebt gezegd.’ Want hij dacht bij zichzelf: Dat betekent dat er zolang ik leef, rust en vrede zal heersen. 20 Verdere bijzonderheden over Hizkia, over de vele overwinningen die hij behaalde en over het waterreservoir dat hij heeft laten aanleggen en de tunnel waardoor het water de stad in werd geleid, zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda. 21 Toen hij bij zijn voorouders te ruste ging, volgde zijn zoon Manasse hem op. (NBV21)

Wie nu denkt dat de Bijbel vol staat met wonderverhalen heeft het mis. Er staan ook een heleboel hele aardse nuchtere verhalen in. Verhalen over gewone kwetsbare mensen die niet altijd even slim handelen. Verhalen over Koningen die goede bedoelingen hebben maar te goed van vertrouwen zijn. Verhalen die ons vertellen dat we niet altijd tegen sterke persoonlijkheden moeten opkijken maar beseffen dat we eigenlijk nooit echt veel van elkaar verschillen. De bazen en de knechten worden allemaal geboren en gaan ook allemaal dood. De zon gaat op over de kwaden en de goeden en de regen valt op het land van hebberts net zo goed als op het land van mensen die bereid zijn hun oogst te delen. We doen er goed aan om dat nog eens extra in gedachten te houden als we in een tijd leven waarin mannetjesmakerij een wedstrijd is geworden en de regering van het land gaat afhangen van de vraag welk team het best het mannetje kan maken dat het volk voorgeschoteld wil krijgen. Wat die mannetjes kunnen of willen of zelfs doen doet dan vaak veel minder ter zake. De mooiste mannetjes lijken nu vrouwtjes te zijn geworden, maar wie de beste plannen heeft blijft evengoed buiten beschouwing.

Koning Hizkia was weliswaar doodziek, hij had ook nog vijftien jaar te leven en hij had zich ontdaan van de vazalstatus die zijn vader had gekregen onder Koning Sanherib van Assyrië. Het was dus een gewiekst koninkje die je maar beter aan je kant kon hebben. Daarom stuurde de koning van Babylonië gezanten met brieven en een geschenk naar hem toe. Babylonië was een wereldmacht in opkomst die uiteindelijk ook Assyrië zou verslaan en het volk van Juda, de onderdanen van Hizkia, zou in ballingschap naar Babel worden gevoerd. Maar nu nog was Koning Hizkia nog koning van een onafhankelijk in vrede levend volk dat de God van Israël diende in de Tempel in de hoofdstad Jeruzalem. Een positie om trots op te zijn. Maar ook weer niet al te trots. Koning Hizkia beging de stommiteit om alle schatten van het rijk aan de gezanten te laten zien, er was niets dat ze niet hadden gezien legt hij uit aan de profeet Jesaja.

Dan zijn er Bijbelgeleerden die denken dat Hizkia gestraft werd door God voor zijn stommiteit. Maar dat is natuurlijk niet het geval. Natuurlijk, de gezanten zullen bij hun terugkeer hebben verteld van de aantrekkelijke buit die daar in Jeruzalem lag te wachten op een veroveraar. Maar Hizkia beseft terecht dat het zijn tijd wel zou duren. Hij sterft er niet eerder door en ook de vrede die tijdens zijn regering was uitgebroken zou er niet door verstoord worden. Zijn volk zou te lijden krijgen mede van zijn stommiteit. Maar verderop kunnen we lezen dat de ballingschap ook wordt toegeschreven aan het verlaten van de dienst van de God van Israël en het gaan aanbidden van andere goden en dat was onder Hizkia zeker niet het geval. Nee we moeten er van leren dat alle regeerders en machthebbers van tijd tot tijd fouten maken. Die hoeven we hen niet altijd kwalijk nemen, wie maakt er nu geen fouten, maar we moeten blijven opletten wat het effect is van hun voorstellen. Salarisverhoging die betaald wordt uit het zorgbudget van je grootmoeder is redelijk stom, zeker als je dan ook verplicht wordt om zelf het huishouden van je grootmoeder te gaan doen. Het is voorgesteld in deze dagen. Zo zijn de effecten van foute voorstellen belangrijker dan wie ze doen. Wij kunnen elke dag de keuze maken voor de zwaksten en de minsten. Daar wilde die God van Israël naast staan, daar mogen wij ook naast staan, ook vandaag weer.

 

Niet meer beter worden.

2 Koningen 20:1-11

1 Omstreeks dezelfde tijd werd Hizkia dodelijk ziek. De profeet Jesaja, de zoon van Amos, kwam naar hem toe en zei: ‘Dit zegt de HEER: Wikkel je zaken af, want je gaat sterven. Je zult niet meer beter worden.’ 2 Hizkia draaide zijn gezicht naar de muur en bad tot de HEER: 3 ‘HEER, ik smeek U, neem toch in aanmerking dat ik me altijd oprecht en met heel mijn hart naar uw wil heb gericht en steeds heb gedaan wat goed is in uw ogen.’ Daarbij stortte hij bittere tranen. 4 Toen richtte de HEER zich opnieuw tot Jesaja, die de binnenste hof nog niet verlaten had, en zei: 5 ‘Ga weer naar binnen en zeg tegen Hizkia, de vorst van mijn volk: “Dit zegt de HEER, de God van je voorvader David: Ik heb je gebed gehoord en je tranen gezien. Welnu, Ik zal je genezen. Over drie dagen zul je in staat zijn naar mijn tempel te gaan. 6 Ik geef je nog vijftien jaar te leven, en Ik zal jou en deze stad redden uit de handen van de koning van Assyrië. Omwille van mijzelf en omwille van mijn dienaar David zal Ik deze stad beschermen.”’ 7 Jesaja beval de dienaren van de koning een plak gedroogde vijgen te nemen. Dat deden ze, en ze legden de vijgen op de ontstoken plek, waarop Hizkia nieuwe krachten kreeg. 8 Hij vroeg aan Jesaja: ‘Welk teken krijg ik van de HEER dat Hij me zal genezen en ik over drie dagen naar de tempel zal kunnen gaan?’ 9 Jesaja antwoordde: ‘Dit is het teken waarmee de HEER u laat zien dat Hij zijn belofte zal nakomen: de schaduw zal tien graden vooruitgaan of tien graden achteruitgaan, u mag kiezen.’ 10 ‘Tien graden vooruit zou niets bijzonders zijn,’ antwoordde Hizkia, ‘maar tien achteruit wel.’ 11 Daarop riep de profeet Jesaja de HEER aan, en deze liet de schaduw op de zonnewijzer van Achaz tien graden achteruitgaan. (NBV21)

Het komt ook vandaag de dag nog wel voor dat dokters onomwonden tegen patiënten zeggen waar het op staat. “U gaat hier dood aan”. Dat klinkt hard maar het is wel eerlijk. Het is natuurlijk ook hard, niemand wil dat een ander mens doodgaat. Dokters hebben ooit hun beroep gekozen omdat ze graag andere mensen beter wilden leren maken in plaats van dood te laten gaan. Voor dokters is het daarom nog moeilijker om gewoon te zeggen waarop het staat. Heel lang hebben ze het ook gewoon vaak maar gezwegen. Dan werd de pijn van de patiënten wel erger en dan verhoogden ze de pijnstillers, wetende dat je aan teveel pijnstillers ook dood gaat. Maar dan hoefde je het er niet over te hebben en als het dan toch bleek dat de patiënt het overleefde dan scheelde dat ook wel weer. Tegenwoordig weten dokters veel meer. Ook dat het goed is om het onomwonden uit te spreken, dan kun je het vervolgens tenminste samen hebben over de weg er heen en die weg kan dan nog best lang zijn.

Jesaja is geen dokter maar een profeet. Hij moet namens God de waarheid zeggen. En als Hizkia dodelijk ziek is geworden zegt Jesaja dat ook: maak je testament op want je zult niet meer beter worden. Ook al heeft Hizkia de dienst aan de God van Israël hersteld, ook al heeft hij de dienst aan de koning van Assyrië opgezegd en de aanval van die koning weten te weerstaan, hij wordt toch ongeneeslijk ziek. Een bittere boodschap en een bittere vaststelling. Je kunt immers niet zeggen dat Hizkia zich niet tot God bekeerd had. Tegenwoordig zijn er zogenaamde voorgangers die beweren dat als je je bekeerd hebt je dan ook beter kan worden. De Bijbel spreekt dat tegen, ook in het verhaal van koning Hizkia. Van genezing is geen sprake. Als je de ziekte laat behandelen dan rek je wellicht het leven nog een tijd, maar je zult er dood aan gaan. Dat is de boodschap die Jesaja geeft.

Bij Hizkia is het een plak gedroogde vijgen die de ontsteking, waar kennelijk sprake van is, zo afremt dat het nog een aantal jaren duurt voordat je sterft. Vijftien jaren in dat geval, en als Hizkia vraagt of dat echt waar is dan is het antwoord dat je de klok er op gelijk kan zetten, die zet zich dan ook gelijk. God laat ook Hizkia niet in de steek. Veel dokters weten dat ook, ze blijven soms tegen beter weten in zoeken naar het medicijn dat hun patiënt kan helpen, zo niet genezen. Veel van de medicijnen die we kennen zijn door bijna wanhopige dokters gevonden. Zelfs medicijnen tegen zeldzame ziekten zijn soms niet gevonden door onderzoekslaboratoria van medicijnfabrieken maar door dokters en apothekers die het vertikten hun zorg voor patiënten op te geven. Wie wil stoppen met zulke medicijnen omdat ze te duur zijn handelt daarom in strijd met het verhaal van de Bijbel, dan moeten we maar wegen zoeken, net zo onophoudelijk en onverzettelijk, om ze betaalbaar te maken. Het is in alle gevallen de liefde voor de zwaksten die uitkomst biedt en waar liefde is is God heeft Paulus ons geleerd. Met die liefde kunnen we het elke dag opnieuw weer wagen, ook vandaag weer.

 

Wie in het dodenrijk

Psalm 6

1 Voor de koorleider. Bij snarenspel, op de wijs van De achtste. Een psalm van David. 2 HEER, straf mij niet in uw woede, tuchtig mij niet in uw toorn. 3 Heb erbarmen, HEER, want ik kwijn weg. Genees mij, HEER, ik ben doodsbang, 4 ik vrees voor mijn leven. Hoe lang, HEER, moet ik nog wachten? 5 Keer terug, HEER, spaar toch mijn leven, toon mij uw trouw en red mij. 6 Want doden noemen uw naam niet meer, wie in het dodenrijk kan U nog loven? 7 Moe ben ik van zuchten, elke nacht is mijn kussen nat, mijn bed doorweekt van tranen. 8 Mijn ogen zijn gezwollen van verdriet, dof door alles wat mij benauwt. 9 Weg van mij, kwaadwilligen! De HEER hoort hoe luid ik ween, 10 de HEER hoort mijn roep om erbarmen, de HEER neemt mijn smeekbede aan. 11 Beschaamd en doodsbang keren mijn vijanden om, in een oogwenk met schande bedekt. (NBV21)

Deze Psalm wordt vaak gelezen halverwege de 40 dagentijd. In de 40 dagentijd heeft de kerk een paarse kleur, teken van inkeer en bezinning. Maar op half vasten is de kleur ineens roze, door het paars van de inkeer schemert het witte licht van Pasen. En daar heeft ook de psalm die we vandaag lezen mee te maken. Het is een lied bij snarenspel, de gitaar of de harp zorgen voor een begeleiding. Maar niet een zachte, zoete begeleiding. Hier klinken harde tonen zegt het opschrift van de Psalm. Er wordt gewezen op David en in zijn leven zijn de donkere tonen van de Psalm zeker aan te wijzen. Niet dat David direct zelf de Psalm heeft geschreven, dat weten we gewoon niet. Er wordt aangenomen dat het een verwijzing is naar een liederenverzameling die bekend stond als David.

In de oude kerk is deze Psalm de eerste van een reeks zogenaamde boetepsalmen. In de Psalm zelf wordt niet over boete gesproken. Zelfs het woord schuld valt niet. In tegendeel de Psalm draait de gangbare voorstelling radicaal om. We denken heel vaak dat God straft. Als we iets verkeerd hebben gedaan dan verdienen we straf en aangezien onze God een rechtvaardig God is dan krijgen we straf ook. Nu doen we zo vaak iets verkeerd dat we bij leven nooit genoeg gestraft kunnen worden. Het zou rechtvaardig zijn als we na onze dood verbannen zouden worden naar het dodenrijk waar geween is en tandengekners en God niet meer geloofd kan worden. Voor Christenen zou dan gelden dat Jezus van Nazareth die straf op zich heeft genomen zodat we toch bij God verder zouden mogen leven.

Maar dat beeld wordt door deze Psalm omgedraaid. De dichter van de Psalm realiseert zich dat hij God vraagt om redding . De ellende die hij meemaakt blijft maar en verdwijnt niet. Maar als je aan God vraagt om redding uit de benauwdheid dan is er geen sprake van straf. De dichter ziet dan ook in dat het zijn vijanden zijn die hem de ellende bezorgen. Vijanden, mensen net als hij. Die mensen zouden gestraft moeten worden. Dat inzicht geeft hem troost, want als je dat ziet in het licht van het verhaal over de God van Israël dan weet je dat dit soort vijanden uiteindelijk nooit overwinnen. God overwint en bevrijdt. En daar komt ook het verhaal over Jezus aan het licht. De Romeinse baas van het land, Pilatus, spreekt uit dat Jezus absoluut onschuldig is maar laat hem toch ter dood brengen. Zo werkt het bij ons ook. Niet God veroorzaakt het kwaad in de wereld, dat doen we zelf. En tegen dat onrecht mogen we ons verzetten, elke dag weer mogen we met Jezus opstaan uit het dode leven dat door onze vijanden, de rijken, ons wordt bezorgd.

Zeventig maal zeven

Matteüs 18:21-35

21 Daarop kwam Petrus bij Hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ 22 Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg Ik je, maar tot zeventig maal zeven. 23 Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die afrekening wilde houden met zijn dienaren. 24 Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. 25 Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. 26 Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” 27 Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. 28 Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van zijn mededienaren, die hem honderd denarie schuldig was. Hij greep hem bij de keel en zei: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” 29 Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je terugbetalen.” 30 Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. 31 De andere dienaren hadden gezien wat er gebeurde. Ze waren zeer ontdaan en gingen naar hun heer om hem alles te vertellen. 32 Daarop liet de heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. 33 Had jij dan geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik medelijden had met jou?” 34 En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de folteraars gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. 35 Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’ (NBV21)

Zeven is het heilige getal in de Bijbel. Het is het getal van de volheid. Vader, zoon en heilige geest en de vier windstreken van de aarde. Dan heb je alles wel gehad. Het is ook het getal van de schepping, na zes dagen was alles af en op de zevende dag kon God er van genieten. Zeventig maal zeven is dus oneindig veel. Elk jaar worden de aanslagen van de elfde september 2001 in Amerika herdacht. Vier vliegtuigen vlogen zich daar te pletter. Niemand heeft ooit gezegd waarom of waarvoor. Geestverwanten van de daders spraken over een straf, een straf voor de pogingen van Amerika een wereldheerschappij te vestigen. Een heerschappij waar de Amerikaanse opvatting van Christendom zou heersen over de Islam. Een heerschappij waar Israel onder toezicht van Amerika zou mogen bepalen wat er met de Palestijnen gebeurd. Een heerschappij waar Amerika bepaalt hoeveel armen er nog in de wereld mogen zijn. Waar Amerika bepaald wat we eten en drinken, welke films we kijken en welke muziek we beluisteren. Waar Amerika ook bepaalt welke regeringen we mogen kiezen.

Waren dan de aanslagen van de elfde september de manier om het Amerikaanse volk wakker te schudden en hen van hun verderfelijke weg af te brengen? Volgens de Bijbel niet. Vergeven van het kwade is volgens de Bijbel de weg. Vergeven dat is soms heel erg moeilijk. Hoe kun je de daders van de elfde september vergeven voor het onmetelijke leed dat ze hebben aangericht. Hoe kon Saddam Hoessein vergeven worden voor de gasmoord die hij liet plegen op onschuldige Koerden. Hoe kan Bush vergeven worden voor de weigering het verdrag van Kyoto te tekenen zodat de aarde zover kon opwarmen dat een orkaan van kracht 4, bijna 5, over New Orleans kon razen. Dit oneindig vergeven komt na de verhalen over het verloren schaap dat wordt gezocht en de afgedwaalde die aangesproken wordt, desnoods met een hele groep en gevraagd wordt zich te bekeren. Als dat allemaal nog niet lukt dan volgt vergeven. Vergeven is dus niet zand er over en alles blijft bij het oude alleen we hebben het er niet meer over.

Als je een oneindig aantal malen moet vergeven dan moet je ook een oneindig aantal malen proberen de situatie te veranderen, het kwaad weg te nemen. Vergeven zou dus kunnen zijn dat we er voor zorgen dat de verschillen tussen arm en rijk worden opgeheven, zodat niemand ooit meer een reden heeft zo kwaad, bang, of hebzuchtig te worden dat vele anderen er dood aan gaan of er jarenlang onder moeten lijden. Dat ook allochtone jongeren een toekomst krijgen die begint met een goede kans op de arbeidsmarkt. Dat moslims ook mogen geloven wat hen is geleerd zonder dat ze voortdurend door zogenaamde politici voor oud vuil worden uitgemaakt. Dat soort vergeven gaat niet van de ene op de andere dag. Het is het soort vergeven dat de wereld bijna niet kent. Zoveel liefde voor mensen dat ook de kwaadste mens aangesproken wordt en het gedrag vergeven kan worden als de verandering daar is. Dat soort vergeven kan vandaag beginnen, het begint bij ons die vragen of onze schulden kunnen worden vergeven zoals wij ook aan anderen hun schuld vergeven.

Als hij luistert

Matteüs 18:10-20

10 Waak ervoor ook maar een van deze geringe mensen te verachten. Want Ik zeg jullie: hun engelen in de hemel aanschouwen onophoudelijk het gelaat van mijn hemelse Vader. 11 12 Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? 13 Als hij het vindt, dan zal hij zich, dat verzeker Ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. 14 Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: Hij wil niet dat een van deze geringe mensen verloren gaat. 15 Als je broeder of zuster tegen je zondigt, moet je die persoon onder vier ogen daarop aanspreken. Als hij luistert, heb je hem teruggewonnen. 16 Luistert hij niet, haal er dan een of twee anderen bij, want een aanklacht is rechtsgeldig met een verklaring van ten minste twee getuigen. 17 Als hij ook naar hen niet luistert, leg het dan voor aan de gemeente. Weigert hij ook naar de gemeente te luisteren, behandel hem dan als een heiden of een tollenaar. 18 Ik verzeker jullie: alles wat jullie op aarde bindend verklaren zal ook in de hemel bindend zijn, en alles wat jullie op aarde ontbinden zal ook in de hemel ontbonden zijn. 19 Ik verzeker het jullie nogmaals: als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren. 20 Want waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden.’ (NBV21)

Als het gaat om de verhouding tussen God en mensen is er tegenwoordig de vraag waarom God het Coronavirus heeft geschapen. Waarom laat God het er toe dat mensen in eenzaamheid moeten sterven. In het boek Job wordt duidelijk dat dat toch een verkeerde vraag is, natuurrampen gebeuren nu eenmaal en de goede vraag is hoe wij er zelf mee omgaan. Jezus geeft in het bovenstaande verhaal het beeld van de herder mee. Afgezien van de grote stille heide in Drenthe en op een incidenteel verdwaald stukje natuur kennen wij de herder met schaapskudden niet meer. Maar dat je bij echt liefhebben alles uit de kast haalt om dat wat je dierbaar is terug te vinden kunnen we ons nog wel voorstellen. In Marokko zullen mensen nog lang onder het puin blijven zoeken naar geliefden, ook als zeggen deskundigen dat iedereen is overleden ze blijven zoeken. In ons eigen land gaat dat precies hetzelfde. Vluchtelingen willen meer contact met Nederlanders om goed te kunnen inburgeren heeft Vluchtelingenwerk ontdekt. Heel veel Nederlanders willen daar graag bij helpen. Geen enkel vluchtelingencentrum heeft eigenlijk gebrek aan vrijwilligers.

Maar de Nederlandse overheid ontmoedigt het. De mogelijkheid om de taal te leren wordt beperkt, de mogelijkheid om aan de samenleving ook echt te leren deelnemen wordt bijna ontnomen. In plaats van alles uit de kast te halen om ook de minsten er bij te betrekken worden ze wegbezuinigd. Een paar uur les en U zoekt het maar uit. We zullen het dus zelf moeten doen, organisaties genoeg waar je je bij kunt aansluiten om de armen in de samenleving te helpen. Maar dan ben je bezig in een kerk of een organisatie en dan gaan mensen zich vervelend gedragen, ze stelen uit de kas of ze willen de baas spelen zonder daarvoor aangesteld te zijn, of ze doen niet wat ze hadden beloofd. In het stuk dat we vandaag lezen worden ook een aantal praktische tips gegeven, die voor elke groep van waarde kunnen zijn, maar waar bijna nooit de hand aan wordt gehouden. Als iemand zich niet aan de groepsregels houdt praat daar dan eerst eens rustig onder vier ogen over. Snapt iemand dan dat er wat aan de hand is en gaat er wat aan te doen dan heb je niet alleen een probleem opgelost maar ook problemen voorkomen. Zo niet, probeer het dan nog eens met een paar andere groepsleden er bij. Je kunt het toch verkeerd hebben uitgelegd of niet de juiste toon hebben getroffen. Ook dan geldt dat als er geluisterd wordt de zaak kan worden opgelost en verdere problemen voorkomen.

Duidelijk is dat je hier iemand aanspreekt alsof je zelf aangesproken wordt. Wij kennen dat bijna niet meer. Nee het zijn gelijk bazen en machthebbers die zich willen laten gelden, tegen wie we ja en zo is het moeten zeggen. Iemand helpen zich aan de regels te houden, daar wat voor over hebben is er meestal niet bij. Toch kunnen mensen die dit bijbelstuk kennen heel ver gaan. Ergens in Nederland was een kerkelijke gemeente waartoe iemand hoorde die heel erg de regels geschonden had. Hij kon niet van kinderen afblijven. Die kerkelijke gemeente heeft toen besloten een groep te vormen die met hem in gesprek ging, en met zijn gezin. Achteraf kun je zeggen dat als hij had geluisterd dan was zijn probleem opgelost en waren problemen voor anderen voorkomen. Dit voorbeeld had dan niet opgeschreven kunnen worden want niemand zou het geweten hebben. Hij luisterde echter niet en ondanks alle pogingen ging het gruwelijk mis. We weten dat omdat het laatste advies uit dit Bijbelgedeelte is de zaak voor de gemeenschap te brengen. Ook dan krijgt iemand nog een kans, Jezus bekeerde Tollenaars en hielp Heidenen te over. Maar het is duidelijk, mensen kunnen zich buiten de gemeenschap plaatsen, als ze niet luisteren. De boodschap is dus dat je moet blijven proberen de ander te bereiken, en schakel uiteindelijk gerust de anderen uit de groep er bij in, iedereen mag helpen.

 

Bij God is alles mogelijk.

Matteüs 17:24–18:9

24 Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 25 Toen de leerlingen dit hoorden, waren ze hevig ontzet en vroegen: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 26 Jezus keek hen aan en antwoordde hun: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk.’ 27 Daarop zei Petrus: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd. Welk vooruitzicht hebben wij dan?’ 28 Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in majesteit zetelt op zijn troon, zullen ook jullie die Mij gevolgd zijn plaatsnemen op twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël. 29 En ieder die broers of zussen, vader, moeder of kinderen, akkers of huizen heeft achtergelaten omwille van mijn naam, zal het honderdvoudige ontvangen en deel krijgen aan het eeuwige leven. 30 Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten. 1 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. 2 Nadat hij met de arbeiders een dagloon van één denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. 3 Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, 4 zei hij ook tegen hen: “Gaan jullie ook maar naar mijn wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.” 5 En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. 6 Toen hij tegen het einde van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” 7 “Niemand heeft ons ingehuurd,” antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard.” 8 Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten.” 9 En zij die er vanaf het einde van de dag waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. (NBV21)

Er zijn mensen in Groningen die al jaren angstig naar bed gaan omdat hun huis onveilig is verklaard en met een eerstvolgende aardbeving kan instorten. Maar toen een verantwoordelijk politicus werd gevraagd wat hij nu het ergste vond antwoordde hij dat het ergste van al die Groningse problemen was dat de dividendbelasting niet was afgeschaft. Rijken en machtigen die alleen om rijken en machtigen geven zijn ook nu dichtbij. De kans dat zij gaan meedoen aan het Koninkrijk van God is wel zeer klein zegt Jezus van Nazareth. Belastingen komen, zo leren we uit bovenstaand Bijbelverhaal, uit de arbeid van gewone mensen. Simon, bijgenaamd Petrus, was visser, dus moest hij vissen toen de vraag kwam of ze wel belasting. De idealisten die de wereld echt willen verbeteren worden nog al eens naïef genoemd.

Jezus illustreert dat met een verhaal over dagloners. Alle dagloners waren belangrijk voor het binnenhalen van de oogst. Alle dagloners hadden hetzelfde loon nodig om de dag met hun gezin door te komen. Alle dagloners kregen dan ook hetzelfde loon. Bij ons gaat de discussie over de prijzen in de supermarkt. Die zijn voor iedereen evenveel gestegen krijgt dan ook iedereen eenzelfde compensatie? Nee natuurlijk niet. Iedereen krijgt een percentage van het loon en dat percentage bij een laag loon levert een lager bedrag op dan hetzelfde percentage bij een hoog loon. Zij die al rijk zijn worden dus nog rijker. Maar verzet je er niet tegen. Een beetje kinderlijk en wereldvreemd krijg je te horen. Alles achter je laten, compleet de mening van de omgeving daar te laten en je volledig richten op wat de minsten nodig hebben is nog niet zo gemakkelijk. Jezus gaat fel over te keer over het onrecht en de hypocretie in zijn dagen.

Geen softe woorden om der lieve vrede wil nee afhakken en weggooien is het oordeel over die delen van de samenleving die onderdrukken en uitbuiten. Dat klinkt hard. Als je bij ons zulke harde woorden over anderen zegt wordt je van alle kanten op de vingers getikt. Zulke harde oordelen zouden onchristelijk zijn. Maar de Christus bij uitstek, Jezus van Nazareth, scheldt te pas en te onpas zijn tegenstanders uit. Of maar duidelijk mag worden waar je staat, waar het fout gaat. In dit verhaal gaat het om mensen die kinderen van het geloof afhouden. Wie zou dat tegenwoordig nog willen? Trouwe kerkgangers en vurige gelovigen wijzen dan graag op al die mensen die uit onverschilligheid of ongeloof de kerk hebben verlaten. Maar is dat terecht? Veel van de huidige kerkverlaters hebben nog herinneringen aan het goede dat ze meemaakten en proberen dat door te geven. Maar ze ergeren zich ook aan de betweters die nog zeventiende-eeuws of negentiende-eeuws. Nederlands praten en het meer hebben over wat niet mag dan over de Liefde voor de naaste en een hand uitsteken naar de minsten.

Niets dan lijken

2 Koningen 19:29-37

29 Jou, Hizkia, geef Ik het volgende teken: Dit jaar zul je eten wat er na de oogst toevallig nog opkomt, volgend jaar wat er vanzelf groeit, maar het jaar daarna kun je zaaien en oogsten, wijngaarden planten en van de opbrengst eten. 30 De Judeeërs die ontkomen, zij die overblijven, zullen wortel schieten en vrucht dragen, 31 want wie het overleven en ontkomen, zullen zich vanuit Jeruzalem, vanaf de Sion verspreiden. De HEER van de hemelse machten zal dat in zijn vurige liefde tot stand brengen. 32 Daarom-dit zegt de HEER over de koning van Assyrië: Hij zal deze stad niet te na komen. Hij zal er geen pijl op afschieten, geen schild tegen opheffen en geen bestormingsdam tegen opwerpen. 33 Hij zal terugkeren over de weg waarlangs hij gekomen is en deze stad niet te na komen-spreekt de HEER. 34 Omwille van mijzelf en omwille van mijn dienaar David zal Ik deze stad beschermen en haar bevrijden.’ 35 Diezelfde nacht trok een engel van de HEER ten strijde en doodde in het kamp van de Assyriërs honderdvijfentachtigduizend man. De volgende ochtend zag men niets dan lijken liggen. 36 Koning Sanherib van Assyrië brak het beleg op en keerde voorgoed terug naar Nineve. 37 Daar werd hij, terwijl hij neerknielde in de tempel van zijn god Nisroch, vermoord door Adrammelech en Sareser, die vervolgens naar Ararat wisten te ontkomen. Zijn zoon Esarhaddon volgde hem op.(NBV21)

Voor sommige mensen is al dat bloedvergieten in de Bijbel niet te verteren. Maar tegen bloeddorstige machthebbers is er soms geen ander medicijn. Je zou natuurlijk wel willen dat de God van Israël het leger en de koning van Assyrië zo betoverd had dat ze het slechte van hun oorlogsavontuur hadden ingezien en hun wapens omgesmeed hadden tot ploegscharen die ze hadden uitgedeeld aan de overwonnen en leeggeplunderde volken waarna ze terugkeerden naar hun eigen land. Maar de God van Israël betovert niemand. Die sluit een verbond waaraan je je kunt houden of waaraan je je niet kunt houden. De God van Israël houdt zich in elk geval altijd aan zijn verbond. Het antwoord dat Jesaja namens de God van Israël had gegeven was duidelijk genoeg. Propaganda en grootspraak kunnen geen overwinningen brengen alleen de Wet van de God van Israël.

En met die Wet begint de profeet. Doe eens even of er geen belegering is lijkt hij te willen zeggen. Als dat zo is dan begint nu het aangename jaar van de God van Israël. Dat feest zou ook beginnen als die koning zou wegtrekken. Nu als je gelooft in de God van Israël dan geloof je gewoon dat het kwade verdwijnt door het goede te doen en niet dan het goede. In de Wet staat dat je eenmaal in de zeven jaar het land rust moet geven en moet eten en drinken van het land wat er toevallig opgroeit. Dat noemen we het aangename jaar van de God van Israël, het Sabbatsjaar, begin er maar mee zegt de profeet. Dan vervolgens moet je elke drie jaar afwisselend telen, het ene jaar dit en het volgend jaar dat en dan het land een jaar rust geven. Ook dat gaan we gewoon doen, het goede voor het land. Dat het land uitgeplunderd wordt door een legermacht als die van Assyrië dat deert ons dus eigenlijk niet als we gewoon de Wet van de God van Israël volgen. Dat we moeten eten van het land wat er toevallig nog wil groeien dat wisten we al lang.

Dan wordt in het verhaal het duistere van de oorlogsvoering duidelijk gemaakt. Voor ons is dit misschien nog wel meer herkenbaar als voor de mensen die het verhaal voor het eerst gelezen hebben. Toen waren er nog soldaten die man tegen man vochten, strijdwagens die je kon zien aankomen, boogschutters waartegen je je kon beschermen. Voor ons is oorlog een anonieme slachtpartij geworden. Bermbommen worden in de nacht begraven, onbemande bommenwerpers, drones, van veilige afstand op de vijand afgestuurd. Een Engel van de God van Israël is een boodschapper en boodschappers zullen er in Juda geweest zijn. Boodschappers die in het holst van de nacht een legerkamp binnenslopen om een leger dat zichzelf onoverwinnelijk achtte te doden. Ze gingen dus dood zoals legers altijd dood gaan. Dat was genoeg voor de Assyriërs om terug te gaan naar hun eigen land, naar hun eigen afgoden. En zoals het hoort werd de tiran in zijn eigen Tempel vermoord, moesten de moordenaars vluchten en kwam er een opvolger. Wat rest er voor ons om te doen? Het volgen van de Wet van de God van Israël, onze naaste liefhebben als onszelf en ons niet meer druk maken over de hebberts en de graaiers,, over de mensen die je geld beloven uit het zorgbudget van je grootmoeder, groente en aardappelen groeien evengoed wel. Elke dag mogen we er van delen, ook vandaag weer.

 

Leen mij uw oor.

2 Koningen 19:14-28

14 Toen Hizkia de brief had gelezen die de boden hem overhandigd hadden, ging hij naar de tempel van de HEER en legde de brief daar open voor Hem neer. 15 En hij bad tot de HEER: ‘HEER, God van Israël, U die op de cherubs troont, U alleen bent God van alle koninkrijken op aarde, U hebt de hemel en de aarde gemaakt. 16 Leen mij uw oor, HEER, en luister, open uw ogen en zie toe. Hoor met welke woorden Sanherib de levende God hoont. 17 Het is waar, HEER, de koningen van Assyrië hebben andere volken en hun landen verwoest 18 en hun goden aan het vuur prijsgegeven. Dat waren dan ook geen goden, het waren slechts maaksels van mensenhanden, beelden van hout en steen, die ze vernietigd hebben. 19 Ik vraag U, HEER, onze God: red ons uit zijn handen, opdat alle koninkrijken op aarde zullen beseffen dat U, HEER, de enige God bent.’ 20 Jesaja, de zoon van Amos, liet Hizkia weten: ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik heb je gebed over koning Sanherib van Assyrië gehoord, 21 en dit is wat Ik, de HEER, over hem zeg: Vrouwe Sion minacht je, ze lacht je uit, meewarig schudt Jeruzalem haar hoofd. 22 Weet wie je hebt beledigd en bespot, wie je hebt uitgejouwd, uitdagend aangekeken: het was de Heilige van Israël! 23 Bij monde van je boden heb je de Heer gehoond. Je zei: “Mijn strijdwagens brachten mij tot op de hoogste bergen, tot in de verste hoeken van de Libanon. Zijn hoogste ceders velde ik, zijn mooiste cipressen. Ik drong door tot in zijn verste schuilhoek, tot in zijn diepste woud.
24 Ik heb gegraven en vreemd water gedronken, de stromen van Egypte met mijn voeten drooggelegd.” 25 Heb je niet gehoord dat Ik dit lang tevoren heb beschikt? In een ver verleden nam Ik het me voor, nu is de tijd gekomen dat Ik het volbreng. Onneembare steden worden in puin gelegd, 26 hun inwoners staan machteloos, ze zijn verbijsterd en beschaamd. Als jonge scheuten op de akker zijn ze, als pril groen, tere sprietjes op het dak: verschroeid nog voor ze opgekomen zijn. 27 Maar Ik ken je, Ik ben op de hoogte van je doen en laten, Ik weet heel goed hoe je tekeergaat tegen Mij; 28 Ik zie je zelfgenoegzaamheid, je razernij is tot mijn oren doorgedrongen. Ik sla mijn haak door je neus en leg mijn bit in je mond en voer je terug over de weg waarlangs je gekomen bent. (NBV21)

Wat moet je nu met grootspraak en propaganda? Eigenlijk kun je er maar weinig mee. In het verhaal van vandaag lezen we dat Koning Hizkia met de brief van Koning Sanherib van Assyrië naar de Tempel in Jeruzalem gaat. Koning Hizkia had besloten dat de godsdienst van de God van Israël de enige godsdienst zou moeten zijn en dus moet in de duistere tijden van de belegering van Jeruzalem door Assyrië ook die godsdienst maar uitkomst geven. Vrome Christenen zeggen ook altijd dat je je problemen aan de voeten van God moet neerleggen zoals Hizkia in dit gedeelte doet. Maar God antwoord niet. Er klinkt geen stem van God in het hart van Hizkia. Het is opnieuw de profeet Jesaja die in de naam van God antwoord. Hij had Hizkia al eerder gewezen op de Wet die de God van Israël had gegeven en het verbond dat met het volk was gesloten. Dat je net als in de godsdiensten van de afgoden je bedreigingen neerlegt bij de God van Israël dat helpt niet. Je zult zijn Wet moeten volgen zoals later in het verhaal zal blijken, een profeet kan je daarbij helpen.

Allereerst laat Jesaja zien wat je nu aan moet met al die propaganda van de koning van Assyrië. Die had laten zien dat hij allerlei landjes had weten te veroveren. Landjes waarvan Koningen gedacht hadden dat ze wel beschermd zouden worden door de goden van die landjes. Ze hadden zelfs hun kinderen in het vuur geofferd om hun land te beschermen. Dat had ook de vader van Hizkia nog gedaan om maar in het gevlei te komen bij de koning van Assyrië. Het had hem gevoerd tot de status van vazal waarbij hij al het goud, zilver en brons uit paleis en Tempel had moeten halen om die koning van Assyrië maar tevreden te stellen. Jesaja laat zien dat die propaganda makkelijk te bestrijden is. Als je nu gewoon alle rampen die anderen zijn overkomen op je eigen rekening zet dan lijkt het veel meer dan het misschien is. Het is hier de God van Israël die de bomen in de Libanon heeft geveld, die de zijrivieren van de Nijl in Egypte heeft drooggelegd. Kom daar maar eens tegenop.

Propaganda is dus altijd te weerleggen. Tegen gesnoef is op te komen door nog meer te snoeven en leugens kunnen worden ontmaskerd. Natuurlijk geven socialisten te veel belasting uit zeggen de rijken bij ons. Zij moeten immers leren delen van wat ze hebben om de welvaart van de hele wereld op een hoger peil te brengen en bij ons de crisis te kunnen bestrijden? Propaganda zegt dat de leider van de grootste socialistische partij zelf in weelde leeft, voor hem een reden te meer te pleiten voor een eerlijker verdeling. Propaganda zegt dat al die grootverdieners en superrijken de belastingen ontduiken en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid ontlopen. Ook dat is niet echt helemaal waar. Daar waar slappe regeringen de rijken beschermen stijgen de kansen om belasting te ontwijken, maar daar waar eerlijk delen en eerlijk handelen met waardering door een samenleving wordt beloond daalt de ontwijking van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De liefde voor de minsten roept nog altijd de meeste waardering op. We zullen dat ook in het verhaal van Hizkia nog tegenkomen. We kunnen het in elk geval elke dag in de praktijk brengen, ook vandaag weer.

Deze dag is er een van angst

2 Koningen 19:1-13

1 Zodra koning Hizkia de boodschap hoorde, scheurde hij zijn kleren, trok een rouwkleed aan en begaf zich naar de tempel van de HEER. 2 Hofmeester Eljakim, hofschrijver Sebna en de oudsten van de priesters stuurde hij gehuld in rouwkleren naar de profeet Jesaja, de zoon van Amos. 3 Ze zeiden hem: ‘Dit zegt Hizkia: “Deze dag is er een van angst, straf en vernedering: het is als bij een geboorte waarbij de baarmoeder ontsloten is maar de kracht om te baren ontbreekt. 4 Maar misschien slaat de HEER, uw God, acht op wat de rabsake gezegd heeft, die door zijn heer, de koning van Assyrië, hierheen is gestuurd om de levende God te honen, en misschien zal Hij die belediging vergelden. Bid daarom voor degenen van ons volk die nog over zijn.”’ 5 Zo kwamen de hovelingen van koning Hizkia bij Jesaja, 6 en Jesaja antwoordde hun: ‘Zeg tegen uw koning: “Dit zegt de HEER: Laat je niet ontmoedigen door de woorden waarmee de knechten van de koning van Assyrië Mij hebben bespot. 7 Ik zal hem een geest sturen en hem een gerucht laten influisteren waardoor hij naar zijn eigen land terugkeert, en daar zal Ik hem een gewelddadige dood laten sterven.”’ 8 Inmiddels had de rabsake zich weer bij zijn koning gevoegd, die, zoals hij had vernomen, zijn kamp bij Lachis had opgebroken en nu de aanval had geopend op Libna. 9 Maar toen Sanherib het gerucht opving dat koning Tirhaka van Nubië was uitgetrokken om de strijd met hem aan te binden, zond hij opnieuw gezanten naar Hizkia, met de opdracht: 10 ‘Zeg tegen koning Hizkia van Juda: “Laat u niet misleiden door de HEER, uw God, in wie u uw vertrouwen hebt gesteld omdat Hij u heeft toegezegd dat Jeruzalem niet in handen zal vallen van de koning van Assyrië. 11 U hebt toch zelf gehoord hoe de koningen van Assyrië alle landen vernietigd hebben. Zou u dan gered worden? 12 Gozan, Charan, Resef en de inwoners van Eden in Telassar, die door mijn voorouders werden uitgeroeid, zijn toch ook niet door hun goden gered? 13 En wat is er geworden van de koningen van Hamat en Arpad, en van de koningen van de stad Sefarwaïm en van Hena en Iwwa?”’ (NBV21)

Vandaag worden we door de Bijbel verder ingewijd in de geheimen van een propaganda oorlog. De Koning van Assyrië, Sanherib, had bij monde van zijn hoogste legerleiding iedereen laten weten dat hij veel en veel sterker was dan al die kleine volkjes die rondom Juda lagen en dus ook veel sterker was dan hun goden. Waar haalde Juda het rare idee vandaan dat zij wel opgewassen zouden kunnen zijn tegen de macht van Assyrië. Toch niet van een zwakke bondgenoot als Egypte, als ze daar op zouden vertrouwen en zeker niet als ze zouden vertrouwen op de God van Israël want waarom zou die nu sterker zijn dan de godjes van de landjes die om Juda heen lagen. Een boodschap die luid en duidelijk bij de inwoners van Jeruzalem de hoofdstad van Juda was binnengekomen, ook al had de leiding van het land gesmeekt het niet al te hard te roepen en liefst nog in een andere, onverstaanbare, taal.

Er zat natuurlijk wel wat in wat de Koning van Assyrië had laten weten bij monde van zijn hoogste legerleiders. Koning Hizkia zag zich en zijn land al verslagen en dat stemt niet vrolijk. Hij trok daarom zijn rouwkleren aan. Dit was een serieuze aanslag op zijn land, zijn stad, de Tempel van de God van Israël en vooral op zijn mensen. In dit verhaal komen namelijk ook de gewone mensen voor. Als toehoorders, als schapen die stil en gedwee moeten ondergaan wat de machthebbers voor hen in petto hebben, maar toch, tot nu toe waren ze in het verhaal uit 2 Koningen wat we gelezen hebben volstrekt afwezig. Hizkia besluit op de ingeslagen weg voort te gaan. Hij had besloten alle afgoden het land uit te bannen en te gaan vertrouwen op de God van Israël. Hij had geluisterd naar de profeet Jesaja en nu wordt het tijd dat Jesaja in beraad gaat met die God en zorgt voor de hulp die het volk zo duidelijk nodig heeft.

En die hulp is er. Niet direct met bliksem en donder zoals je zou kunnen verwachten. Ook niet met toverkracht voor de soldaten van Juda. Maar met het wapen dat in elke propagandaoorlog een zekere werking heeft: het gerucht. Het gerucht dat een andere machtige staat zou optrekken naar Assyrië. De soldaten die voor Jeruzalem lagen waren dus nodig om Assyrië te beschermen. Het antwoord is duidelijk. Niet langer de hoogste legerleiding die Koning Hizkia aanspreekt maar een gezantschap, met een briefje waarin de boodschap nog eens wordt herhaald. Ook in onze dagen spelen geruchten een grote rol. Via de sociale media vinden ze een snelle verspreiding en een gewillig oor. We worden er steeds voor gewaarschuwd de verhalen over het verloop van de oorlog in Oekraïne te serieus te nemen. Het verhaal van Hizkia en Jesaja waarschuwt ons daarom voor propaganda en voor geruchten. Elders in de Bijbel staat dat we niet moeten vertrouwen op wie roept dat de God van Israël Heer is maar dat we moeten vertrouwen op wie doet wat die God heeft gevraagd: zorgen voor de zwaksten en de minsten. Dat is ook vandaag, dat is ook in propagandaoorlogen, nog steeds de beste raad. Zorgen voor de minsten mogen we elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

 

Het volk op de muur luistert mee.

2 Koningen 18:26-37

26 Eljakim, Sebna en Joach zeiden tegen de rabsake: ‘Spreek alstublieft Aramees met ons, heer; wij verstaan dat. Spreek toch geen Judees met ons, het volk op de muur luistert mee.’ 27 Maar de rabsake antwoordde: ‘Dacht u dat mijn heer mij gestuurd heeft om het woord uitsluitend tot uw heer en u te richten? Onze woorden zijn net zo goed bestemd voor de mensen daar op de muur, die binnenkort net als u hun eigen drek zullen eten en hun eigen pis zullen drinken.’ 28 En hij rechtte zijn schouders, verhief zijn stem en zei, in het Judees: ‘Luister naar wat de grote koning, de koning van Assyrië, u te zeggen heeft! 29 Dit zegt de koning: “Laat u niet door Hizkia misleiden, hij is niet in staat u uit mijn greep te redden. 30 Laat u niet door hem overhalen uw vertrouwen te stellen in de HEER. Als hij beweert: ‘De HEER zal ons vast en zeker redden en deze stad zal niet in handen vallen van de koning van Assyrië,’ 31 luister dan niet naar hem. Want dit zegt de koning van Assyrië: ‘Geef u over en stel u onder mijn hoede, dan kan ieder van u van zijn wijnstok en zijn vijgenboom eten en het water uit zijn eigen put drinken, 32 tot ik kom en u meevoer naar een land dat niet onderdoet voor dat van u: een land van graan en wijn, van brood en wijngaarden, van olierijke olijfbomen en honing. U zult in leven blijven en hoeft niet te sterven. Luister toch niet naar Hizkia, die u valse hoop geeft met zijn bewering dat de HEER u zal redden. 33 Hebben de goden van andere volken hun land soms gered uit de handen van de koning van Assyrië? 34 Waar zijn de goden van Hamat en Arpad gebleven, waar waren de goden van Sefarwaïm, Hena en Iwwa? Hebben die Samaria soms uit mijn handen gered? 35 Als geen enkele god in staat is gebleken zijn land uit mijn handen te redden, hoe zou dan de HEER Jeruzalem kunnen redden?’”’ 36 Maar het volk zweeg en antwoordde met geen woord, want zo had de koning het bevolen. 37 Hofmeester Eljakim, de zoon van Chilkia, hofschrijver Sebna en kanselier Joach, de zoon van Asaf, gingen met gescheurde kleren naar Hizkia om hem de woorden van de rabsake over te brengen. (NBV21)

Vandaag leren we allereerst waarom onderhandelingen tussen naties achter gesloten deuren worden gevoerd. We zien dat over de hele wereld gebeuren. Keurige mannen in strak gesneden pakken, nette mevrouwen in broekpakken of mantelpakjes die glimlachend naar de onderhandelingstafel gaan en nog even gefotografeerd worden als ze samen zitten. Maar dan gaan de deuren dicht en mag het gewone volk raden wat er achter de gesloten deuren gebeurd en afwachten wat het resultaat wordt. Heel af en toe komt er iemand naar buiten die komt dan vertellen hoe dapper die wel niet is en hoe ferm hij of zij zich opstelt in de onderhandelingen. Ook stiekum komt er informatie naar buiten, dat heet lekken en gaat er heel vaak over wie zo stijfhoofdig is om populaire uitkomsten van de onderhandelingen tegen te houden. Dat is om de druk op te voeren heet dat dan.

In het gedeelte dat we vandaag uit de Bijbel lezen horen we waarom er zo wordt omgesprongen met de belangen van de mensen waarover wordt onderhandeld. De hoogste legerleiding van Assyrië onderhandelt met de hoogste paleisvertegenwoordigers van Juda, alleen de koning van Assyrië en de koning van Juda zijn er niet zelf bij. Ze praten Judees. Opmerkelijk is natuurlijk de vraag om Aramees te praten. Dat was de eigen taal van de Assyriërs maar zou den duur de algemene rijkstaal worden van het rijk van Meden en Perzen. Zelfs in de Romeinse tijd spraken de mensen in Israël en omgeving nog Aramees. In het Nieuwe Testament hoor je Jezus van Nazareth regelmatig de taal van de gewone mensen spreken, Aramees. De deftige taal was toen het Grieks geworden, de taal waarin ook het Nieuwe Testament was geschreven. In de dagen van Koning Hizkia was dus de deftige taal het Aramees, de taal waarin een deel van het boek Daniël is geschreven.

Maar de legerleiding van Assyrië blijft Judees praten zodat alle mensen op de muren van Jeruzalem kunnen horen wat de Koning van Assyrië heeft aan te bieden. Allereerst macht, die koning is zo machtig dat geen bondgenootschap maar ook geen enkele god de macht van die koning heeft kunnen weerstaan. En die koning is zo machtig dat hij voor het volk van Juda een geweldig vruchtbaar en rijk land in de aanbieding kan doen. En als de God van Israël net zo zwak, of sterk, is als al die andere goden dan is het aanbod van de Koning van Assyrië toch wel een heel aantrekkelijk aanbod lijkt het. De propaganda druipt er af en propaganda kennen we onder meer uit de Tweede Wereldoorlog. Toen waren er mensen die dachten dat de Duitsers wel zo machtig waren dat ze niet te verslaan zouden zijn, je moest het maar op een akkoordje gooien. In het gedeelte dat we vandaag lezen zwijgt het volk, zoals opgedragen, maar het wacht af. Voor ons is het zaak te leren door de propaganda heen te kijken. Wie ons wil hebben onder dreiging van geweld kan nooit iets goeds te bieden hebben moeten we maar bedenken. En dan blijkt het zorgen voor de minsten in de samenleving een heel erg sterk wapen te zijn, zeker als je zelfs je vijanden weet lief te hebben. Wij kunnen er elke dag opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.