Je zilver is zwart en dof geworden

Jesaja 1:21-31

21 Ach, de trouwe stad is een hoer geworden. Waar eens recht heerste en gerechtigheid woonde, daar huizen nu moordenaars. 22 Je zilver is zwart en dof geworden, je wijn versneden met water. 23 Je vorsten zijn schurken, ze houden het met dieven, ze denken alleen aan geschenken en steekpenningen. Wezen bieden ze geen bescherming, het lot van weduwen laat hen koud. 24 Daarom-zo spreekt de HEER van de hemelse machten, de sterke God van Israël: Wee hun, ik zal me wreken op mijn tegenstanders, mijn woede koelen op mijn vijanden. 25  Ik zal mij tegen je keren, je zilver zuiver ik met loog, al je vuil verwijder ik. 26  Ik breng je rechters en raadgevers tot inkeer, het zal weer worden als voorheen. Dan zul je deze naam dragen: ‘Stad van gerechtigheid’, ‘Stad van trouw’. 27  Sion zal verlost worden door recht en wie zich bekeert door gerechtigheid. 28 Maar opstandige zondaars worden gebroken, wie de HEER verlaat, gaat ten onder. 29  Dan zal men schande spreken van de terebinten die jullie zo vurig vereerden, men zal zich schamen voor de tuinen waar jullie hart naar uitging. 30 Jullie worden als een terebint waarvan het blad verwelkt, als een tuin zonder water. 31  Verworven schatten worden tot kaf,  en wie ze vergaarde tot een vonk; samen zullen ze branden en niemand dooft het vuur. (NBV)

Het gedeelte van vandaag begint met een klaaglied. De eertijds zo luisterrijke stad Jeruzalem is een hoerenkot geworden. De stad wordt getekend door moordenaars en oplichters. Zilver is niet meer zuiver en wijn wordt versneden met water. Wie de regels voor de menselijke samenleving uit de Tora, de eerste vijf boeken van Mozes, kent weet dat zuivere maten en zuivere goederen een voorwaarde zijn voor de menselijke samenleving. Juist de zuivere maten en zuivere goederen beschermen de armen tegen uitbuiting. Zij kunnen niet zelf nameten wat de echte hoeveelheid is die ze kopen. Ook in onze supermarkten ontbreken tegenwoordig de weegschalen waarop je de verpakte goederen op hun gewicht kunt controleren, je moet er maar op vertrouwen en hopen dat de Voedsel en Waren autoriteit haar werk goed doet. De God van Israël wil het foute Jeruzalem weer omkeren. De toezichthouders op een eerlijke en daardoor menselijke samenleving moeten weer in ere worden hersteld.

Maar kunnen mensen zichzelf verlossen? Het is een vraag die door veel Christelijke gelovigen worden gesteld. Als je je samenleving nu maar inricht volgens de richtlijnen voor een menselijke samenleving die je in de Tora vindt dan laat je toch mensen tot hun recht komen en de stad van God zal verlost worden door recht en wie zich bekeert tot het naleven van die Tora wordt verlost door gerechtigheid. Dat lijkt op een voor wat hoort wat geloof. Als wij nu maar doen wat die God van Israël ons heeft voorgeschreven dan geeft die God ons wel voorspoed en rijkdom. Maar dan lees je toch verkeerd. Voor de toepassing van de richtlijnen voor de menselijke samenleving zijn eerlijke rechters en raadgevers nodig. En die komen niet uit zichzelf, die worden door God zelf tot inkeer gebracht en in de bestaande stad weer in in ere hersteld. Dat God zelf ingrijpt is de eerste voorwaarde om weer Stad van gerechtigheid te worden, maar je moet het dan wel volgen anders wordt je gebroken en ga je ten onder.

Als Jezus van Nazareth een vergelijking zoekt voor het Koninkrijk van God dan komt hij op het mosterdzaadje. Dat is zo krachtig dat er een grote boom uit kan groeien. Wij kennen de grote en statige beukenbomen die begonnen zijn als een beukennootje. Ook in dat kleine nootje schuilt genoeg kracht om tot een grote statige boom uit te groeien. Maar die bomen zijn een geschenk van God, ze zijn zelf niet goddelijk. Wie zulke krachtige bomen ziet zou bijna denken dat er voldoende goddelijke kracht in schuilt om ook je graan te laten groeien, om grazige weiden voor je veel voort te brengen. Wie dat echt geloven gaan de bomen aanbidden, ze offers brengen. Israël deed dat ook, met de Terebinten, bomen waar ooit Abraham zijn tenten onder opsloeg om beschermd te zijn tegen de hete middagzon. Maar Abraham wandelde met God en aanbad de Terebinten niet. Jesaja roept daarom op de aanbidding van goederen en diensten, de aanbidding van de krachten om ons heen te verlaten, op te houden met een zeven maal vierentwintig uurs samenleving, maar onze samenleving te bouwen op rechtdoen voor mensen, op zorg voor de minsten, op samen delen en samen in vrede leven. Die oproep mogen we ook vandaag nog verstaan.

Houd op met die zinloze offergaven.

Jesaja 1:10-20

10 Hoor de woorden van de HEER, leiders van Sodom, geef gehoor aan het onderricht van onze God, volk van Gomorra. 11  Wat moet ik met al jullie offers? zegt de HEER. Ik heb genoeg van die schapen, die vetgemeste kalveren; het bloed van stieren, rammen en bokken wil ik niet meer. 12  En wanneer jullie voor mij verschijnen- wie heeft je gevraagd mijn voorhoven plat te lopen? 13  Houd op met die zinloze offergaven. Ik heb een afschuw van jullie wierook; jullie feesten, nieuwemaan en sabbat, ik duld ze niet naast al dat wangedrag. 14 Van jullie nieuwemaan, van al jullie feesten heb ik een afkeer, ze hinderen mij, ik kan ze niet langer verdragen. 15  Wanneer jullie je handen opheffen, wend ik mijn ogen af, ook als je aanhoudend bidt, luister ik niet. Aan jullie handen kleeft bloed! 16 Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad 17 en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij. 18 De HEER zegt: Laten we zien wie er in zijn recht staat. Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol. 19 Als je weer naar mij wilt luisteren, zal het beste van het land je ten deel vallen. 20  Als je koppig bent en niet wilt luisteren, zul je vallen door het zwaard. De HEER heeft gesproken. (NBV)

Er zijn wel eens mensen die vinden dat je niet zo hard moet spreken over de exorbitante zelfverrijkers, of de oorlogshitsers, of de haatzaaiers in onze samenleving. Die mensen doen toch ook hun best? Hun bedoelingen zijn toch goed? En ook als je het niet helemaal met ze eens zijn durven ze toch maar te zeggen waar het op staat. De Bijbel kent in elk geval geen zachte praat. Jesaja gaat hier onverbloemd te keer tegen de leiders van zijn volk, vooral tegen de religieuze leiders. Geen offers wil de God van Israël, houd op met die zinloze offergaven, klinkt het. Maar wat moeten wij daarmee? Er zijn kerken waar het offer van Christus dagelijks wordt herhaald. Er zijn kerken waar de schalen rondgaan om de mensen de gelegenheid te geven te laten zien hoe dankbaar ze wel niet zijn voor de gaven van God. Moeten we daar dan maar mee stoppen. Jesaja antwoordt op die vraag met een hardgrondig JA!

Het gaat om andere dingen. Het gaat om goed te doen, het gaat er om tirannen in toom te houden, om bescherming te bieden aan wezen en de weduwen bij te staan. In een enkele zin schetst Jesaja hier waar de hele Bijbel toe oproept. Recht en gerechtigheid wil de God van Israël. geen mooie feesten met uiterlijk vertoon. De Halleluja roepers, de zwaaiers met de armen worden hier voor gek gezet. Zolang wij nog tolereren dat dictators met behulp van hun legermachten volken kunnen onderdrukken en uitbuiten, zolang wij niet willen leren wat de gevolgen zijn die we nu zien in Syrië, Libië, Eritrea, Noord Korea en op de Italiaanse kusten. Zolang we de dictators hun gang laten gaan blijft Jesaja ons in de oren toeteren om niet langer te klagen over de stromen vluchtelingen, armoedzaaiers en verschoppelingen die in Europa een schuilplaats zoeken maar de handen uit de mouwen te steken en mensen recht te doen. Zolang we de oorlog niet tot geschiedenis gemaakt hebben zullen we vluchtelingen moeten opnemen en gastvrijheid bieden.

We kunnen niet de hele wereld op onze nek nemen klinkt het dan als excuus. Maar we zijn niet alleen, we zijn een volk van miljoenen dat getoond heeft veel te kunnen betekenen voor slachtoffers van rampen en ellende. We vormen bondgenootschappen met andere volken, met de Italianen hebben we één beleid, één munt en wederzijdse steun. Hun leger en het onze zullen elkaar helpen als wij of zij worden aangevallen. Als we zo de voordelen kunnen opnoemen waarom lopen we dan weg voor de lasten die het fort Europa met zich meebrengt? Jesaja belooft zijn tijdgenoten dat het beste van het land hen ten deel zal vallen, dat alle zonden ze zullen worden vergeven. Wij weten best dat oorlog betekent dat mensenlevens, geld en goederen worden verspilt. Pas bij vrede kunnen landen weer gaan bloeien en de landen waar het nu al heel lang vrede en vrijheid is gaan bloeien en horen bij de zogenaamde opkomende economieën. Wij dwingen onszelf te vragen hoe we van dictators af kunnen komen, we kunnen beter ons met al onze bondgenoten afvragen hoe we dictators kunnen voorkomen. Dan doen we de volken recht, beschermen we de wezen en staan we de weduwen bij.

Een ezel kent zijn voederbak

Jesaja 1:1-9

1 Dit zijn de visioenen die Jesaja, de zoon van Amos, over Juda en Jeruzalem gezien heeft, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden. 2 Hoor toe, hemel, geef gehoor, aarde, de HEER heeft gesproken: Ik heb mijn kinderen opgevoed en grootgebracht, maar ze zijn tegen mij in opstand gekomen. 3 Een rund herkent zijn meester, een ezel kent zijn voederbak, maar Israël mist elk inzicht, mijn volk leeft in onwetendheid. 4 Wee dit ontrouwe volk, vol ongerechtigheid, volk van zondaars, verdorven geslacht. Zij hebben de HEER verlaten, de Heilige van Israël versmaad, hem de rug toegekeerd. 5 Ben je niet genoeg geslagen, verzet je je nog altijd? Heel je hoofd doet pijn, heel je hart is ziek. 6 Van voetzool tot kruin, niets is ongeschonden: een en al wonden en builen en striemen, niet verbonden, niet verzorgd, niet met olie verzacht. 7 Je land is verwoest, je steden zijn verbrand. Vreemden stropen onder je ogen de akkers af, vreemdelingen maken alles tot een woestenij. 8 Wat rest er nog van Sion? Het is als een hut in een wijngaard, een schuilkeet in een komkommerveld, een stad in het nauw.9 Had de HEER van de hemelse machten ons niet een laatste rest gelaten, het zou ons zijn vergaan als Sodom en Gomorra. (NBV)

Het lijkt volgend jaar een beetje beter te gaan met de economie en dan komt het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap dat we hier volgen met het verhaal over de ellende die de profeet Jesaja om zich heen ziet. De ene koning na de andere komt maar het volk is tegen de God van Israël in opstand gekomen. En de gevolgen zijn groot. Vreemdelingen maken alles tot een woestenij. Jeruzalem is een stad in het nauw, niet dat alle volken zich wenden naar Jeruzalem omdat daar de richtlijnen voor de menselijke samenleving vandaan komen maar de volken zijn er op uit om Jeruzalem te verwoesten en het gedrag van het volk maakt het hen maar gemakkelijk. Er is nog een rest van de bevolking die zich vasthoud aan de God van Israël anders was het met Jeruzalem net gegaan als eertijds met Sodom en Gomorra, de stad zou zijn omgekeerd en van de aardbodem zijn verdwenen. Maar wie denkt dat wij toch in heel andere tijden leven heeft het mis. Wie alleen let op de toename van onze eigen welvaart is kortzichtig.

Een deel van die welvaart is immers te danken aan de slavernij waarin goedkope producten worden geproduceerd, zo goedkoop dat we meer kunnen kopen dan we nodig hebben terwijl elders op de wereld kinderen aan naaimachines zijn geketend of mensen van de honger omkomen. Een ander deel van onze welvaart hebben we te danken aan verspilling van kostbare grondstoffen. We zien wel de pijn van de Groningers nu de gasvelden langzaam leeggehaald zijn en zij hun huizen zien vallen door de aardbevingen maar Noord Nederland is een kolonie die al zeer lang wordt uitgebuit en verwaarloosd. Een echt plan voor duurzame energieproductie is er niet in ons land. We proberen liever de rotsen onder onze voeten los te wrikken om ze te ontdoen van het laatste restje gas dan de zon en de wind die we van onze schepper hebben gekregen te benutten om aan onze energiebehoeften te voldoen. Jesaja betekent “De Heer redt” in Israël een heel gewone naam. Het blijft de mensen herinneren aan de richting waar ze het moeten zoeken willen ze een menselijke samenleving inrichten. De naam Jesaja kwam zoveel voor dat er bij moet staan van wie hij er een is. Dit was er dus een van een zekere Amos, die we verder niet kennen.

We moeten bedenken dat Jesaja het over een lang tijdperk heeft. Vier koningen is niet niks en het verhaal begint bij een koning die bekend stond om zijn welvaart, het eindigt met een koning die bekend stond om zijn geloof. Dat levert dus kennelijk allemaal niet genoeg op om onheil af te wenden. Je kunt een bloeiende handel hebben of een prachtige Tempel daarmee maak je nog niet een menselijke samenleving. Het heb uw naaste lief waar de God van Israël om vraagt betekent dat je eerst oog moet hebben voor de minsten, voor de zwaksten. In onze dagen voor degenen die de door ons gekochte producten maken in armoede en slavernij, voor de bewoners van onze kolonie dus ook. Zolang wij de armen niet net zo rijk maken als wij zijn, zolang we weigeren te delen, zolang we mensen niet in dezelfde veiligheid laten leven als de meerderheid van ons vanzelfsprekend vindt, zolang we blijven verspillen. Zolang we ons niet bekeren zal het ons net zo slecht vergaan als het volk waar Jesaja tegen spreekt.

Voor een van deze onaanzienlijken

Matteüs 25:31-46

31 Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. 32 Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; 33 de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. 34 Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. 35 Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” 37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” 41 Daarop zal hij ook de groep aan zijn linkerzijde toespreken: “Jullie zijn vervloekt, verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen. 42 Want ik had honger en jullie gaven mij niet te eten, ik had dorst en jullie gaven me niet te drinken. 43 Ik was een vreemdeling en jullie namen mij niet op, ik was naakt en jullie kleedden mij niet. Ik was ziek en zat in de gevangenis en jullie bezochten mij niet.” 44 Dan zullen ook zij antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt, ziek of in de gevangenis, en hebben wij niet voor u gezorgd?” 45 En hij zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie voor een van deze onaanzienlijken niet gedaan hebben, hebben jullie ook voor mij niet gedaan.” 46 Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven.’ (NBV)

De vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling hebben de beroemde zin over de minste van mijn broeders vertaald met de onaanzienlijksten. Het is even wennen maar niet minder juist. Want het gaat niet alleen over de broeders maar zeker en vooreerst ook over de zusters en het gaat niet over meer of minder maar over wie wel en niet gezien worden. In de Grote kerk van Alkmaar hangt een reproductie van een schilderij waarop de werken uit dit Bijbelverhaal staan afgebeeld. Het oorspronkelijke schilderij is uit de Kerk gestolen en hangt nu in het Rijksmuseum in Amsterdam. Het schilderij dateert uit de Middeleeuwen en het aardige ervan is dat het lijkt of die werken ook gewoon moesten worden uitgevoerd toen het schilderij werd geschilderd. En zo is het natuurlijk ook. Het verhaal gaat wel over de eindafrekening, maar het werk waarop dit verhaal doelt dient gewoon elke dag te gebeuren. Het aardige is dat je er kennelijk ook niet zo je best voor hoeft te doen. Het hoeft er niet dik op te liggen en je hoeft je er zeker niet op te beroemen.

Er wordt nog wel eens gesproken over de “Geest van God” en dit verhaal leert ons wat dat betekent. Als er honger is dan geef je eten, als er dorst is dan geef je te drinken, als er kou is geef je een tent en een warme deken, als er ziekte is dan zorg je, als er gevangenen zijn dan zoek je die op. En je weet ook dat het beter is iemand te leren vissen dan een vis te geven. Het effect van ontwikkelingssamenwerking staat al een tijd ter discussie. Vaak ten onrechte want veel van de projecten die in sedert de jaren 60 van de vorige eeuw zijn uitgevoerd hebben mensen een beter leven bezorgd. Maar soms is de kritiek ook terecht. Soms denken we dat we beter zijn dan de mensen die we willen helpen. Dat speelt niet alleen bij ontwikkelingssamenwerking, dat speelt ook gewoon in ons eigen land tussen mensen die hulp vragen en hulp geven. Mensen die hulp nodig hebben worden niet gezien als zelfstandig denkende mensen en zeker ook niet gehoord als verstandige mensen die het ook niet kunnen helpen. Zolang dat zo is mislukken projecten.

Mislukken projecten in de derde wereld, maar mislukken ook projecten om mensen aan het werk te helpen, om jongeren te scholen tot gediplomeerde ambachtslieden of om vrouwen te leren voor zichzelf op te komen. Als in al die projecten de mensen die zo nodig geholpen moeten worden niet gezien en gehoord worden zullen die projecten op de duur geen effect hebben. In het verhaal dat Jezus van Nazareth vandaag vertelt zijn er mensen die de nood van mensen herkennen en zijn er mensen die alleen de nood van Jezus van Nazareth willen zien. Ook wij vergeten soms dat alle mensen geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis, dat alle mensen daarom onze zusters en broeders zijn, dat in ieder mens, waar ook ter wereld, welk geloof of welke kleur die mens ook heeft, Jezus van Nazareth zelf te herkennen is. Laten we dus vandaag horen en zien, en helpen waar nodig is, en 500 kinderen uit Griekse vluchtelingenkampen opnemen.

Wie heeft zal nog meer krijgen

Matteüs 25:14-30

14 Of het zal zijn als met een man die op reis ging, zijn dienaren bij zich riep en het geld dat hij bezat aan hen in beheer gaf. 15 Aan de een gaf hij vijf talent, aan een ander twee, en aan nog een ander één, ieder naar wat hij aankon. Toen vertrok hij. Meteen 16 ging de man die vijf talent ontvangen had op weg om er handel mee te drijven, en zo verdiende hij er vijf talent bij. 17 Op dezelfde wijze verdiende de man die er twee had gekregen er twee bij. 18 Degene die één talent ontvangen had, besloot het geld van zijn heer te verstoppen: hij begroef het. 19 Na lange tijd keerde de heer van die dienaren terug en vroeg hun rekenschap. 20 Degene die vijf talent ontvangen had, kwam naar hem toe en overhandigde hem nog vijf talent erbij met de woorden: “Heer, u hebt mij vijf talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er vijf talent bij verdiend.” 21 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar bent gebleken in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 22 Ook degene die twee talent ontvangen had, kwam naar hem toe en zei: “Heer, u hebt mij twee talent in beheer gegeven, alstublieft, ik heb er twee talent bij verdiend.” 23 Zijn heer zei tegen hem: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.” 24 Nu kwam ook degene die één talent ontvangen had naar hem toe, hij zei: “Heer, ik wist van u dat u streng bent, dat u maait waar u niet hebt gezaaid en oogst waar u niet hebt geplant, 25 en uit angst besloot ik uw talent te begraven; alstublieft, hier hebt u het terug.” 26 Zijn heer antwoordde hem: “Je bent een slechte, laffe dienaar. Je wist dus dat ik maai waar ik niet heb gezaaid en oogst waar ik niet heb geplant? 27 Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terugontvangen. 28 Pak hem dat talent maar af en geef het aan degene die er tien heeft. 29 Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen. 30 En die nutteloze dienaar, gooi die eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt.” (NBV)

Dit verhaal zal in kringen van bankiers vandaag de dag wel niet zo populair zijn. Want het is een verhaal over risico’s nemen en rendementen. Er wordt je een bedrag toevertrouwd en naarmate het bedrag groter is moet je meer rendement halen en dus meer risico nemen. Waar dat toe leidt hebben we kunnen merken. Vooral als aan de resultaten ook nog grote beloningen zijn verbonden en wie dit verhaal goed leest zal opmerken dat de beloningen een grote rol spelen. Geen resultaat betekent in elk geval ontslag. Ook in het Koninkrijk van God wordt je uitgedaagd risico’s te nemen en rendement te behalen. Je hoeft er zelfs geen bankier voor te zijn met gespecialiseerde opleiding en toestemming van de toezichthouder. In dit verhaal uit Mattheüs kan iedereen meedoen. Of je nu veel kunt of weinig maakt niks uit, als je maar mee doet. Je hoeft ook niet bang te zijn dat je te weinig doet. Je krijgt net zoveel talenten als je aankunt. Pas als je je door angst of onverschilligheid laat verlammen en niks meer doet dan loopt het verkeerd af.

Wat zijn dan die talenten waarmee je mag woekeren? Dat zijn dus niet bijzondere vermogens waarmee je meer zou kunnen dan een ander, want de hoeveelheid talenten is al afgestemd op wat je aan kunt, nee de talenten waarmee je mag woekeren is het goud van God en dat kennen we. Dat is de liefde voor de armsten en de zwaksten. Je daar mee bezig houden en de liefde voor de naaste vermeerderen dat is pas woekeren met talenten. Dat kan in het groot, maar dat kan ook in het klein, thuis desnoods, simpel een handtekening zetten voor eerlijke handel ergens op het internet. En dan niet zeuren dat die liefde te kostbaar is, dat je niet wist wat er van terecht zou komen of dat het geld dat je kon storten op giro 555 wel goed zou worden besteed. Dat is wat rechtse politici doen. Woekeren met de talenten van God is onvoorwaardelijk liefde geven.

Het rendement is de liefde die gegeven is, niet of het echt beter is gegaan. De hongerigen die gevoed gaan kunnen later best ziek zijn geworden, de naakten die gekleed zijn kunnen later best in een oorlog terecht zijn gekomen, de vrede die gesticht is kan best werkloosheid in de wapenindustrie tot gevolg hebben gehad, de bedroefden die getroost zijn vergaten misschien voor de graven op het kerkhof te zorgen, de jongeren die weer naar school gingen konden na hun schooltijd misschien niet direct werk vinden. Zo kun je wel doorgaan. De wereld is niet maakbaar, in je eigen omgeving niet en in de grote wereld ook niet. Maar alle liefde die onbaatzuchtig wordt getoond draagt bij aan een betere wereld. Wie die liefde heeft zal voortdurend meer ervan krijgen om weer weg te geven. Wie de liefde alleen voor zichzelf houdt die zal alles verliezen en nooit geliefd worden. Delen van de liefde leidt onherroepelijk tot een feestmaal, de maaltijd waar niemand meer honger heeft en alle leed zal zijn geleden. Begin dus vandaag maar te woekeren met je talent lief te hebben.

Op een tijdstip dat hij niet kent

Matteüs 24:45-25:13

45 Wie is die betrouwbare en verstandige dienaar die de heer heeft aangesteld over zijn huispersoneel om hun op tijd te eten te geven? 146 Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. 47 Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. 48 Slecht is echter de dienaar die bij zichzelf zegt: Mijn heer blijft voorlopig nog weg, 49 en die zijn mededienaren begint te slaan en het met dronkaards op een slempen zet. 50 Dan zal de heer van die dienaar komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, 51 en hij zal hem straffen met zijn zwaard en hem het lot van de huichelaars laten ondergaan; daar zal hij met hen jammeren en knarsetanden. 1 Dan zal het met het koninkrijk van de hemel zijn als met tien meisjes die hun olielampen hadden gepakt en erop uittrokken, de bruidegom tegemoet. 2 Vijf van hen waren dwaas, de andere vijf waren wijs. 3 De dwaze meisjes hadden wel hun lampen gepakt, maar geen extra olie. 4 De wijze meisjes hadden behalve hun lampen ook olie in kruiken bij zich. 5 Omdat de bruidegom op zich liet wachten, werden ze allemaal slaperig en dommelden ze in. 6 Midden in de nacht klonk er luid geroep: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” 7 Dat wekte de meisjes en ze brachten hun olielampen in orde. 8 De dwaze meisjes zeiden tegen de wijze: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” 9 De wijze meisjes antwoordden: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” 10 Terwijl zij op olie uit waren, arriveerde de bruidegom, en zij die klaarstonden gingen met hem naar binnen voor het bruiloftsfeest, waarna de deur gesloten werd. 11 Enige tijd later kwamen ook de andere meisjes. Ze riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” 12 Maar hij antwoordde: “Ik ken jullie werkelijk niet.” 13 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt. (NBV)

Zondag is de eerste zondag van de advent. Dat is de tijd voor kerst waarin de kerk de verwachting deelt dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal komen waar alle leed geleden is en alle strijd gestreden. Wanneer die nieuwe hemel en die aarde zullen komen weten we niet. Maar we weten dat we de coronacrisis te boven zullen komen. dat we iedereen op de hele wereld te eten zullen kunnen geven en dat we kunnen zorgen voor ieder die zorg nodig hebben. De lezing van vandaag begint met een heel klein gelijkenisje. Het staat er zelfs niet in de vorm van een verhaaltje, zoals de meeste gelijkenissen die door Jezus van Nazareth werden gegeven, maar als een vraag en antwoord spel. Wie van ons wil dan niet de verstandige dienaar zijn? Velen van ons voelen zich door God geroepen. Nog meer mensen willen best het goede doen. Wie zou nu niet het huispersoneel van God op tijd te eten willen geven? Daarmee worden overigens niet de dominees en pastoors bedoeld die je in kerken kunt vinden. Ook niet de evangelisten die daarbuiten groepen mensen leiden en proberen de Bijbel te verkondigen. Dat huispersoneel zijn onze collega dienaren, dus eigenlijk alle mensen op de hele wereld. Alle mensen op de hele wereld worden immers opgeroepen mee te werken aan houden van je naaste als van jezelf.

Op de tweede zondag van de advent zijn we op Sinterklaasdag en net na Sinterklaasavond. Maar moeten we wel aandacht schenken aan een feest als dat van Sint Nicolaas als de wereldeconomie in een recessie is gedoken en er naast een hele grote voedselcrisis het coronavirus in de wereld woedt. Het gaat over het verstaan van de boodschap van de Bijbel. Hoe moet die verkondigd worden in deze tijd. Nou staat de Protestantse kerk Nederland gelukkig niet alleen maar ze werkt samen met de WARC, de wereldorganisatie van Hervormde en Gereformeerde kerken. Die heeft al in 2004 in Afrika een document aangenomen waarin staat dat het zeer verkeerd is als de onrechtvaardige verdeling tussen arm en rijk blijft bestaan, als mensen worden buitengesloten van de samenleving en als mensen zich overgeven aan een ongebreideld consumentisme. Bij dat laatste denken we aan Sint Nicolaas, en in de westerse wereld zelfs een beetje aan het kerstfeest. Toch wordt het feest van Sint Nicolaas juist een godsdienstoefening genoemd omdat het ons leert eerlijk te delen. De roep om de vaccins voor echt iedereen op de wereld beschikbaar te krijgen klinkt steeds luider.

Het gaat dus ook niet om de geschenken maar om het delen en het samen delen. Het verhaal dat we vandaag uit de Bijbel lezen lijkt met die boodschap van delen in tegenspraak. De wijze meisjes immers delen hun olie juist niet met de dwaze meisjes, hoe zit dat. Nou het gaat in dit verhaal niet om de olie maar om het branden. De vraag is wat je uitstraalt en als je daar niet goed voor zorgt dooft het vuur en straal je niks meer uit. Tegenwoordig lijkt de uitstraling van buiten te moeten komen, make-up, merkkleding, strakke pakken met een krijtstreepje voor mannen het kan niet op. Als het met eenvoudige middelen niet meer te doen is zetten we het mes er in. Je kunt kennelijk alleen nog gelukkig worden als je je laat martelen. De cosmetische chirurgen met hun scherpe messen en botox injecties worden er rijk van. Die mentaliteit wordt door de Protestantse kerken bestreden. Zij gaan mee met de wijze maagden die voor een uitstraling van licht voor de bruidegom zorgen, voor het verhaal van Jezus dus, niet met de dwaze maagden die zich niet om die uitstraling bekommeren en dus in het donker achterblijven. En ook wij worden opgeroepen de warmte en het licht uit te stralen door te zorgen voor de minsten, elke dag weer.

Zijn troon stoelt op recht

Psalm 97

1 De HEER is koning-laat de aarde juichen, laat vreugde heersen van kust tot kust. 2 In wolk en duisternis is hij gehuld, zijn troon stoelt op recht en gerechtigheid. 3 Vuur gaat voor hem uit, rondom verterend wie tegen hem opstaan. 4 Zijn bliksems verlichten de wereld, de aarde ziet het en beeft. 5 De bergen smelten als was voor de HEER, voor de Heer van heel de aarde. 6 De hemel vertelt van zijn gerechtigheid, alle volken aanschouwen zijn majesteit. 7 Beschaamd staan zij die beelden aanbidden en zich beroemen op goden van niets. Voor hem moeten alle goden zich buigen. 8 Sion hoort het en verheugt zich; de steden van Juda juichen om uw rechtspraak, HEER. 9 U, HEER, bent de hoogste op heel de aarde, boven alle goden hoog verheven. 10 U die de HEER bemint: haat het kwade. Hij behoedt het leven van wie hem trouw zijn, uit de greep van de goddelozen bevrijdt hij hen. 11 Licht is uitgezaaid voor de rechtvaardige, vreugde voor de oprechten van hart. 12 Verheug u, rechtvaardigen, in de HEER, en breng hulde aan zijn heilige naam. (NBV)

Dit is nu eens een psalm met een verstrekkende maatschappelijke betekenis. Tot in onze dagen kan het zingen van deze psalm grote gevolgen hebben. Het idee. dat je God ook je Koning is, is al heel oud. Het omgekeerde kwam ook voor maar dat een menselijke Koning, of Keizer zoals bij de Romeinen, God geworden was, werd in elk geval door het volk van Israel verworpen. Maar in veel godsdiensten was er een dag dat de gelovigen hun God tot koning gingen kronen. Dat moest ook wel want zo’n God moest de verdwijnende zon weer terugbrengen. Als de dagen korter worden en de nachten langer, als de oogst in de grond ligt te wachten tot het lente wordt moet je maar afwachten of je de winter door komt en er dan weer een lente aanbreekt waarin het gewas weer gaat groeien en de voedselvoorraad kan worden aangevuld.

De God van Israël hield zich hier niet mee bezig. Die had hemel en aarde zo geschapen dat het ene seizoen het andere vanzelf zou opvolgen. Daar had je geen God voor nodig en daarvoor hoefde je God ook niet te aanbidden, laat staan tot Koning te verklaren. Waarom dan deze Psalm? Omdat in dit lied de werkelijke betekenis van het Koningschap van God wordt bezongen. De troon van deze God stoelt op recht en gerechtigheid staat er. En recht en gerechtigheid is in de Bijbel de uitdrukking voor het tot hun recht laten komen van mensen, van alle mensen, de minsten allermeest. Als mensen dus tot hun recht komen dan is God de Koning. Als mensen vernederd worden, geweld wordt aangedaan, vervolgd worden, tot honger gedreven en naakt opgejaagd dan woedt er een oorlog met de Heer van heel de aarde.

Wie ook een God aan zijn kant verklaart die kan gemeten worden aan de effecten van zijn daden. Worden de armen bevrijdt van angst en onderdrukking, worden de hongerigen gevoed en de naakten gekleed, gaan de blinden zien en de lammen lopen, worden de bedroefden getroost? Dat is nog eens wat anders dan de boerengoden die winst beloven op aandelenmarkten, die succes en glanzende carrières voorspiegelen aan hun volgelingen, die enkelingen in de schijnwerpers zetten en schijnbaar genezen van vermeende ziekten. Die God van Israel, de God die in deze psalm wordt bezongen heeft een maatschappelijke betekenis. Niet zozeer voor ons individueel, niet voor ons eigen dorp of onze eigen stad, maar voor heel de aarde. Voor die God gaat alles aan de kant. De liefde van die God zal uiteindelijk alles en iedereen regeren. Dat is nu al te merken in liefde die mensen onbaatzuchtig voor elkaar tonen. Daarom is de liefde van God niet de beloning voor het goede dat we doen, maar mogen we het goede doen en niet dan het goede omdat die God de Heer van de wereld is en wij niet anders kunnen dan die God dienen, al zingend.

Gelukkig is de mens die blijft wachten

Daniël 12:5-13

5 Toen zag ik, Daniël, twee anderen staan, de ene aan deze oever van de rivier, de andere aan de overkant. 6 Een van hen zei tegen de in linnen geklede man die zich boven het water van de rivier bevond: ‘Hoe lang duurt het tot het einde van deze wonderbaarlijke gebeurtenissen?’ 7 Daarop hoorde ik de in linnen geklede man die zich boven het water van de rivier bevond spreken. Hij hief beide handen op naar de hemel en zwoer bij de eeuwig Levende: ‘één tijd, een dubbele en een halve tijd: wanneer de macht van het heilige volk niet langer verbrijzeld zal worden, dan zullen al deze dingen zich hebben voltrokken.’ 8 Ik hoorde het, maar begreep het niet en zei: ‘Mijn heer, hoe zal dit alles aflopen?’ 9 Maar hij zei: ‘Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd. 10 Velen zullen zich laten reinigen, zuiveren en louteren, maar de wettelozen zullen wetteloos handelen; en geen van de wettelozen zal het begrijpen, maar de verlichten zullen het wel begrijpen. 11 En vanaf het moment dat het dagelijks offer wordt afgeschaft en een verwoesting brengend afgodsbeeld is opgericht, zullen er twaalfhonderdnegentig dagen verstrijken. 12 Gelukkig is de mens die blijft wachten en dertienhonderdvijfendertig dagen bereikt. 13 Maar jij, ga het einde tegemoet. Je zult te ruste gaan en aan het einde van de dagen opstaan om je bestemming te bereiken.’(NBV)

In de Hebreeuwse Bijbel, die wij nog vaak Oude Testament noemen, kom je weinig verhalen tegen over de opstanding der doden. In het boek Genesis wordt beschreven hoe God de mens maakte uit rode aarde en die mens met de adem van God tot leven wekte. Als de mens dood zou gaan dan keerde het stof weer terug naar de aarde, stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. In het boek Prediker kun je dan lezen dat de adem die God had ingeblazen weer naar God zou terugkeren. Veel mensen die zeggen dat er na de dood niks is spreken dus eigenlijk heel Bijbels. Maar in de dagen dat Antiochus IV Epiphanes de macht in Israël had en de Makkabeeën met man en macht probeerden de godsdienst van de God van Israël in ere te houden was men daar niet tevreden mee. Het kon toch niet dat de goeden zo verschrikkelijk moesten lijden en de slechten een luxe leventje konden blijven leiden. Dat de psalmdichter op het einde van die rijken en machtigen wees, wat leeg en soms vol angst was, werd onvoldoende geacht. De God van Israël was een rechtvaardig God en zou ooit toch moeten oordelen tussen de beulen en hun slachtoffers. Nu werd het volk steeds beloofd dat er een dag zou komen waarop de glorie van God op aarde weer zou worden hersteld.

Een dag waarop het volk Israël gezuiverd zou worden van alle ongerechtigheid en alle volken zich naar Israël zouden wenden om te leren hoe ze hun samenleving zo zouden moeten inrichten dat het een menselijke, rechtvaardige samenleving zou worden. Alle tranen zouden gedroogd zijn en de dood zou niet meer heersen. Aan die dag, we kennen het in het Nederlands als “de dag des Heren”, zouden alle rechtvaardigen deelnemen. Het verhaal over die zuivering over dat oordeel heeft tot veel angst geleid en gelovigen zochten bij zichzelf hoe de God van Israël wel zou oordelen. Op het eind van het boek Daniël vindt je dan de mededeling dat er een opstanding van de doden zal zijn. Het Christendom heeft die gedachte verder uitgewerkt, zeker nadat Jezus van Nazareth ook na zijn kruisiging en dood net zo belangrijk bleef als daarvoor. Zijn liefde was een opstaan tegen de dood geworden. Eigenlijk zou de angst voor dat oordeel vervangen hebben moeten worden door de moed die menselijke samenleving naderbij te brengen. Het geloof in die opstanding van de doden op het eind van de geschiedenis heeft in de dagen van de Makkabeën de mensen moed gegeven zich te blijven verzetten tegen het onrecht en de onderdrukking.

Die moed hadden de eerste Christenen ook, zij weigerden zich te laten regeren door een samenleving waarin mensenlevens niet meer telden, waar iedereen op elk moment gedood kon worden, zeker door een overheid, een Keizer aan het hoofd, die alleen uit was op de rijkdom en het welzijn van de machthebbers. Het Romeinse Rijk was een samenleving die gebouwd was op slavernij en slaven telden niet mee, het leven van een slaaf telde al helemaal niet. De angst voor het oordeel kwam pas later en is door kerken en machthebbers vaak van bovenaf opgelegd. De machthebbers in kerk en samenleving waren door God daar neergezet en verzet tegen de door hen ingerichte samenleving was verzet tegen God en zou leiden tot het eeuwige vuur om daar te branden. Er is zelfs een tijd geweest dat brandstapels lieten zien hoe dat zou zijn. In onze dagen lijkt het verzet tegen onrechtvaardigheid gesmoord. De markteconomie, waar de sterkste en de slimsten altijd gelijk hebben, wordt ons voorgehouden als de meest menselijke samenleving. Van delen is steeds minder sprake, zorg voor ouden, zieken en gehandicapten wordt als een last bestempeld. De tijd voor een verzet tegen deze onmenselijke samenleving is daarom gekomen. Mensen die geloven dat het anders kan, anders moet, zullen moeten opstaan uit de doodse leegheid die het materialisme ons ook nu nog brengt. Elke dag weer, ook vandaag.

Velen zullen op zoek gaan

Daniël 12:1-4

1 In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de kinderen van je volk ter zijde staat. Het zal een tijd van verdrukking zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan. In die tijd zal je volk worden gered: allen die in het boek zijn opgetekend. 2 Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd. 3 De verlichten zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf, en degenen die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altijd. 4 Maar houd deze woorden geheim, Daniël, en verzegel het boek tot de eindtijd. Velen zullen op zoek gaan en de kennis zal toenemen.’ (NBV)

Als we het boek over Daniël lezen dan moeten we nooit vergeten dat het hele volk naar een vreemd rijk is gebracht, Babel, waar het volk in ballingschap wordt gehouden. Ze kunnen er werken, wonen, trouwen en zelfs hoge posities bereiken, maar ze blijven gevangenen die afhankelijk zijn van de grillen van vreemde vorsten. Daniël had een hoge positie bereikt maar blijft dromen van de tijd dat het volk weer in het eigen land zal wonen, hij blijft er vast van overtuigd dat het allemaal goed zal aflopen. Ook al is zijn hele volk weggevoerd naar het rijk van een machtig heerser, eens zullen ze terugkeren en dan zullen ze stralen als de sterren aan de hemel. In zijn dromen is er een legeraanvoerder Michaël, “hij die aan God gelijk is” betekent dat. De traditie heeft er een legeraanvoerder van God, een aartsengel, van gemaakt. Maar die Michaël zal het volk bevrijden, desnoods met geweld. Zoiets moet je dus niet al te vaak zeggen en zeker niet van de daken schreeuwen.

Daniël krijgt de opdracht die overtuiging maar geheim te houden. Mensen gaan vanzelf wel op zoek naar de zin van het bestaan en ontdekken dan hoe het zit. Steeds meer mensen komen tot de ontdekking dat polarisatie zonder gesprek geen enkele zin heeft. Mensen die onverschillig tegenover hun omgeving stonden, ze zijn als dood en liggend in het stof, staan op en nemen verantwoordelijkheid op zich voor hun omgeving. In Amerika zag je dat meer en meer mensen daar gingen stemmen bij de presidentsverkiezingen, toen het gevoel ontstond dat de samenleving ook echt beter zou kunnen worden. Die verkiezingen waren spannend. Wie gaat winnen, krijgt het nieuwe een kans? Een dergelijke spanning moet ook Daniël gevoeld hebben. Als ze allemaal terug zullen gaan, als iedereen zich weer in gaat spannen voor de samenleving die God ooit bedoeld had, hoort iedereen daar dan ook thuis? Er zullen mensen zijn die alleen mee zullen gaan uit eigen belang, om er zelf beter van te worden.

Bij verkiezingen is het niet anders, de winnende partij trekt altijd mensen aan die willen profiteren van het succes. Ook in ons land trekken nieuwe politieke bewegingen mensen aan die het niet gaat om het ideaal, om de doelstellingen, maar om een goed baantje. Het is een probleem waar partijen en bewegingen geen antwoord op hebben. Ook Daniël had er geen antwoord op maar hij had vertrouwen. In zijn droom zullen de goeden voor eeuwig voortleven en de slechten voor eeuwig worden verafschuwd. De mensen die het volk tot haar recht hebben gebracht zullen stralen als de sterren aan de hemel. Een prachtig beeld. Maar als je dat gaat rondbazuinen ontstaat er gelijk ruzie over de vraag wie bij de goeden en wie bij de slechten gerekend moeten worden. Het is daarom beter te blijven spreken over het ideaal zelf, de samenleving van je naaste liefhebben als jezelf, het land waar iedereen met iedereen deelt en dat daardoor overvloeit van melk en honing. Genoeg mensen zullen daar naar op zoek gaan, altijd weer, zelfs vandaag.

Hij wordt hoogmoedig

Daniël 11:36-45

36 De koning doet wat hij wil. Hij wordt hoogmoedig en stelt zich boven iedere god, en tegen de God der goden spreekt hij lasterlijke woorden. Toch zal hij in voorspoed leven totdat de toorn is uitgewoed, want wat besloten is moet worden uitgevoerd.37  Ook op de goden van zijn voorouders slaat hij geen acht, noch op de bij vrouwen geliefde god, noch op enige andere god, want hij stelt zich boven alle goden. 38 In plaats daarvan vereert hij de god van de vestingen; met goud, zilver, edelstenen en andere kostbaarheden vereert hij een god die zijn voorouders nooit gekend hebben. 39 Versterkte vestingen valt hij aan met hulp van die vreemde god. Allen die hem erkennen, overlaadt hij met eerbewijzen en maakt hij heerser over velen; als beloning geeft hij hun grond. 40 In de eindtijd zal de koning van het Zuiden met hem in botsing komen en de koning van het Noorden zal hem bestormen met wagens en ruiters en talloze schepen. Hij zal landen binnenvallen en er als een vloedgolf doorheen razen. 41 Ook het Sieraadland valt hij binnen. Velen worden onderworpen, alleen de volgende volken zullen aan hem ontkomen: Edom, Moab en het belangrijkste deel van de Ammonieten. 42 Hij wordt heer en meester over vele landen, ook Egypte ontkomt niet aan hem. 43 Hij eigent zich de goud- en zilverschatten en de andere kostbaarheden van Egypte toe. Libiërs en Nubiërs maken deel uit van zijn gevolg. 44 Maar geruchten uit het oosten en het noorden zullen hem opschrikken, en hij zal in grote woede uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen. 45  Hij zal zijn koninklijke tenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sieraad, maar dan vindt hij zijn einde zonder dat iemand hem helpt. (NBV)

Het aardige van de Bijbel is vaak dat er niet een strijd wordt aangegaan over de God van Israël als de enige god maar dat als mensen andere goden willen aanbidden, of achterna lopen ze dat zelf maar moeten weten. Dat die goden bestaan wordt niet ontkend. Wel kun je op andere plaatsen tegenkomen dat men die andere goden zelf heeft gemaakt, dat het voorwerpen van hout of steen zijn al dan niet versierd met zilver en goud en kostbaar edelgesteente. Maar als jij het werk van je eigen handen wil vergoddelijken dan moet je dat vooral doen. Je moet er geen hulp in nood van verwachten. Die andere goden geven je geen richtlijnen voor het inrichten van je samenleving als een menselijke samenleving. Die andere goden doen je geen recht en hun gerechtigheid is er niet. Liefde, barmhartigheid, mededogen, gerechtigheid zijn eigenschappen die uitsluitend te vinden zijn bij de God van Israël. Het is moeilijk je boven die God te stellen, of gelijk aan die God te willen worden. Hoogmoedige koningen en machthebbers willen dat soms wel. Wij hebben inmiddels een internationaal strafhof om met hen af te rekenen.

Daniël beschrijft hoe het zal gaan met een dergelijke koning die zich boven alle goden verheft. Hij vindt uiteindelijk zijn einde zonder dat iemand hem helpt. Als iemand zich boven de goden verheft kan dat alleen als hij zelf een god is. En die Antiochus IV Epiphanus, waarover het volgende meeste geleerden gaat, vond zichzelf ook een god. Hij was van jongs af aan geboeid door de dienst aan Zeus. De oppergod in het geloof van de Grieken maar een god die ook in verschillende gedaanten kon verschijnen. De gedaante die Antiochus zo boeide was Zeus de veroveraar. Nu zijn er in de Griekse mythologie een heleboel verhalen waarin de goden zich voordeden als mensen. Zeus verwekte op die manier volgens de verhalen bij knappe meisjes graag kinderen. Hercules was daar een ook nu nog bekend voorbeeld van. Antiochus ging zich na zijn overwinningen en veldslagen zelf zien als Zeus de veroveraar die mens was geworden. Hij liet zelfs een munt slaan waarop hij staat met een stralenkrans en het opschrift “de geopenbaarde god” naast zijn naam uiteraard.

Het eind van het verhaal zoals dat in het boek Daniël beschreven staat spoort niet helemaal met de geschiedenisboekjes. Nu is de Bijbel ook geen geschiedenisboekje maar het verhaal hoe de God van Israël met mensen om gaat en hoe mensen met hem omgaan. Geleerden nemen aan dat het boek Daniël is geschreven voordat Antiochus dood ging. Het is een boek dat uiteindelijk een wreed onderdrukt volk hoop geeft. De onderdrukking is niet voor altijd en er komt een eind aan het leven van een dergelijke onderdrukker, of dat nu in een tent is in het Sieraadland, waarmee Israël wordt bedoeld of aan een ziekte tijdens een oorlog tegen de Parthen zoals uit de geschiedenisboekjes blijkt. Het verhaal kan ons dus ook hoop geven. Niemand had ooit gedacht dat een staat als de DDR, onder bescherming van Rusland, ooit één zou worden met West-Duitsland, een staat onder bescherming van Amerika en haar bondgenoten. Toch herdenken wij dezer dagen dat het gebeurde. Zo zijn vele onderdrukkingen voorbij gegaan, al duurde het soms 80 jaar zoals met onze eigen onafhankelijkheid. Het is dus altijd de moeite waar geweld en onderdrukking te bestrijden, zeker als er dictators zijn die elke godsdienst willen verbieden. Elke dag opnieuw mogen wij naar onze broeders en zusters, in het Grieks Adelphoi, kijken, om te zien wie onze hulp bij bevrijding nodig hebben, ook vandaag mag dat weer.