U zult gras eten

Daniël 4:25-34

26 Twaalf maanden later, toen de koning op het dak van het koninklijk paleis van Babel liep te wandelen, 27 zei hij: ‘Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit?’28 De koning had deze woorden nog niet gesproken, of er klonk een stem uit de hemel: ‘Dit wordt u aangekondigd, koning Nebukadnessar: Het koningschap is u ontnomen. 29 U wordt verstoten door de mensen; u zult leven onder de dieren van het veld en u zult gras eten als de runderen. Zo zullen zeven jaren voorbijgaan, totdat u erkent dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat hij bepaalt aan wie hij het verleent.’ 30 En op hetzelfde ogenblik werd het vonnis over Nebukadnessar voltrokken. Hij werd door de mensen verstoten, hij at gras als de runderen, zijn lichaam werd vochtig van de dauw van de hemel, en ten slotte was zijn haar even lang als de veren van een arend en waren zijn nagels uitgegroeid als de klauwen van een vogel. 31 Maar toen de zeven jaren verstreken waren, sloeg ik, Nebukadnessar, mijn ogen naar de hemel op en keerde mijn verstand in mij terug. Ik prees de hoogste God, ik roemde en verheerlijkte de eeuwig Levende: zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij en zijn koningschap duurt van generatie tot generatie voort. 32 De mensen op aarde zijn slechts nietige wezens; hij doet met de hemelse machten en met de mensen op aarde wat hij wil. Er is niemand die hem kan tegenhouden of tegen hem kan zeggen: ‘Wat hebt u gedaan?’ 33 Op hetzelfde moment dat ik mijn verstand terugkreeg herwon ik, tot eer van mijn koningschap, ook mijn majesteit en luister. Mijn raadsheren en machthebbers zochten mij weer op, mijn koningschap werd in ere hersteld en mijn macht nam zelfs nog toe. 34 Ik, Nebukadnessar, roem, verhef en verheerlijk nu de koning van de hemel. Al zijn daden zijn juist en zijn paden recht. Wie hoogmoedig zijn, kan hij vernederen. (NBV)

Het literair mooie van dit verhaal is dat het gedeelte waarin vertelt wordt over de vernedering van de Koning niet meer door de Koning verteld wordt maar namens de Koning. Hier is de Koning niet aan het woord maar wordt er over de Koning verteld dat hij op het dak van zijn paleis liep en opschepte over alles dat hij bereikt zou hebben. Maar ook deze Koning vergeet dat hij geen steen op de andere gezet heeft, hij vergeet dat het gewone arme mensen zijn geweest die zijn bouwwerken hebben gemaakt, die de grondstoffen hebben aangevoerd, die hongerden en dorsten in hitte en kou en opgejaagd werden door zijn opzichters.

Veel mensen vinden dit een raar verhaal. Een koning die maanziek wordt en zeven jaar verdwijnt dat kan toch niet. Toch gaat er in de Oud-Perzische literatuur een verhaal rond over een koning die de godsdienst wilde veranderen. Niet langer zou Mardoek de dondergod moeten worden aanbeden maar de maangodin Sin. Die koning trok zich terug in een oase ergens ver weg in de woestijn en werd inderdaad maanziek. Godsdienst speelt ook bij de machtigen een belangrijke rol. Je moet in jezelf geloven, of in een macht die jou gezonden heeft om de hele wereld te redden, of zoals Nebukandnessar geloofde dat hij de hele wereld moest verfraaien en daarvoor de wereld ook bepaalde.

Het zijn de CEO’s van vandaag die handelen en opscheppen als Nebukadnessar en zichzelf bonussen toekennen voor het werk dat hun ondergeschikten, hun loonslaven, hebben gedaan. Ook voor hen geldt de raad van Daniël, te zorgen voor de armen en rechtvaardig besturen met oog voor de gevolgen voor de samenleving. Het zou kunnen dat hen overkomt wat de Koning overkomt, dat ze struikelen en gras moeten eten tot ze snappen dat dienend besturen de enige manier is om echt macht uit te oefenen. Wij kunnen het ze net als Daniël elke dag weer voorhouden, ook vandaag weer.

U bent machtig en sterk geworden

Daniël 4: 15-25

15 Dit is de droom die ik, koning Nebukadnessar, heb gehad. En u, Beltesassar, moet hem voor mij duiden, want geen van de wijzen uit mijn koninkrijk heeft hem kunnen uitleggen. U kunt het, omdat de geest van de heilige goden in u woont.’ 16 Daniël, die ook Beltesassar wordt genoemd, stond een ogenblik verbijsterd, in verwarring gebracht door zijn gedachten. De koning sprak hem toe: ‘Beltesassar, laten de droom en zijn betekenis u niet in verwarring brengen.’ Beltesassar antwoordde: ‘Mijn heer, moge de droom uw vijanden gelden en zijn betekenis uw tegenstanders. 17 De boom die u hebt gezien, die groter en sterker werd, waarvan de kruin tot aan de hemel reikte en de kroon de hele aarde overspande, 18 waarvan de bladeren prachtig waren en de vruchten overvloedig, die voedsel bood aan allen, waaronder de dieren van het veld beschutting zochten en die takken had waarin de vogels van de hemel nestelden 19 dat bent u, majesteit! U bent machtig en sterk geworden, uw grootheid is zo toegenomen dat ze tot aan de hemel reikt, en uw heerschappij omspant de hele aarde. 20 De wachter of heilige engel die de koning uit de hemel heeft zien neerdalen en die uitriep: “Vel de boom en vernietig hem, maar laat zijn stronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons, laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel en zijn lot delen met de dieren van het veld, totdat er zeven jaren voorbij zijn gegaan” 21-22 dat alles, majesteit, is het vonnis dat de hoogste God over mijn heer en koning heeft geveld. Het betekent dat u zult worden verstoten door de mensen en zult leven onder de dieren van het veld. U zult gras eten als de runderen en vochtig worden van de dauw van de hemel. Zeven jaren zullen zo voorbijgaan, totdat u erkent dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat en dat hij bepaalt aan wie hij het verleent. 23 Dat de stronk van de boom mocht blijven staan, betekent dat uw koningschap bestendig zal zijn vanaf het moment dat u de macht van de hemel erkent. 24 Daarom, majesteit, laat mijn raad u welgevallig zijn: doe uw zonden teniet door vrijgevig te zijn en maak uw onrechtvaardigheid goed door u te ontfermen over de armen-misschien dat uw welzijn dan mag voortduren.’ 25 Dit alles overkwam koning Nebukadnessar.(NBV)

Het komt vaak voor dat waar je bang voor bent je ook zal overkomen. Mensen roepen soms het leed waar ze bang voor zijn over zichzelf af. Koning Nebukadnessar was in alle verhalen die we over hem hebben gelezen voortdurend bang dat hij zijn troon zou verliezen. Ook de droom van de prachtige vruchtbare en schaduwrijke boom die omgehakt werd en waarvan alleen de stronk zou blijven staan laat zien hoe bang hij is zijn troon te verliezen. Daniël biedt de bange Koning een uitweg. Staat er in de verhalen van de God van Israël niet om de haverklap de oproep: “Vreest niet!”. Ook voor ons is er geen enkele reden om bang te zijn. Wat we fout doen weten we zelf het eerste en als anderen onverwacht niet tevreden zijn met ons handelen zegt dat meer van hen dan van ons.

Daniël staat ondertussen wel voor een probleem. Hoe breng je zo’n machtige Koning het slechte nieuws? Bij de vorige dromen kon hij het onheil nog naar de toekomst verschuiven, maar deze derde droom leent zich daar niet voor. Na een zeer beleefde aanloop, hij wenst dat de vijanden van de Koning mag overkomen wat de de Koning gedroomd heeft, besluit hij toch de Koning de waarheid te vertellen. Het zal ophouden met die Koning. Als hij zich niet zal opstellen als een rechtvaardige Koning die in de eerste plaats let op het lot van de armen in zijn rijk en voor de armen de eerste zorg en aandacht heeft dan zal zijn Koningschap ten onder gaan. Het ligt voor de hand dat de Koning deze raad in de wind zal slaan.

Koning Nebukadnessar was een sterke Koning, hij had Babel uitgebouwd tot een stad waarover men sprak als een van de zeven wereldwonderen. Het deed het Joodse volk denken aan de toren die ooit gebouwd werd en die tot in de hemel zou reikte. God had toen zo veel verwarring gezaaid dat de mensen die aan de Toren hadden meegebouwd elkaar niet meer konden verstaan en de wereld introkken. De Babylonische spraakverwarring komt uit dat verhaal In Babel zagen ze bouwwerken die die oude legenden aannemelijk maakten. De hangende tuinen van Babel waren over de hele wereld bekend. Maar wie hoog staat kan dus diep vallen. Streven dat je machtiger zal zijn dan de God van Israël zal je gras doen eten. Oordeel dus niet over anderen maar steek je handen uit de mouwen om je naaste lief te hebben als jezelf.

Daden van de hoogste God

Daniël 3:31-4:14

31 Koning Nebukadnessar aan alle volken en naties, welke taal zij ook spreken en waar ter wereld zij ook wonen: moge uw voorspoed groot zijn! 32 Het heeft mij behaagd de tekenen die de hoogste God mij heeft gegeven en de wonderen die hij heeft gedaan, bekend te maken. 33 Hoe groots zijn zijn tekenen, hoe machtig zijn wonderen! Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en zijn heerschappij duurt van generatie tot generatie voort! 1 Ik, Nebukadnessar, leidde een zorgeloos bestaan in mijn huis, een weelderig leven in mijn paleis, 2 totdat ik een droom had die mij verontrustte. De beelden die ik in mijn slaap zag en de visioenen die door mijn hoofd gingen, brachten me in verwarring. 3 Ik gaf bevel alle wijzen van Babylonië bij me te brengen om me mijn droom uit te leggen. 4 De magiërs, bezweerders, Chaldeeën en waarzeggers kwamen, ik vertelde hun mijn droom, maar zij konden hem niet verklaren. 5 Ten slotte ontving ik Daniël, die de naam van mijn god Beltesassar draagt en in wie de geest van de heilige goden woont. En ik vertelde hem mijn droom: 6 ‘Beltesassar, eerste onder de magiërs, ik weet dat de geest van de heilige goden in u woont en dat u elk mysterie kunt ontraadselen. Zeg mij wat de visioenen betekenen die ik in mijn droom gezien heb. 7 Dit zijn de beelden die tijdens mijn slaap door mijn hoofd gingen: Ik zag een hoge boom in het midden van de aarde staan. 8 De boom werd groter en sterker, zijn kruin reikte tot aan de hemel en zijn kroon overspande de hele aarde. 9 Zijn bladeren waren prachtig, zijn vruchten overvloedig en hij bood voedsel aan allen. De dieren van het veld zochten zijn schaduw op, de vogels van de hemel nestelden in zijn takken, alles wat leeft werd door hem gevoed. 10 In de beelden die ik in mijn slaap voor me zag, daalde een wachter, een heilige engel, uit de hemel neer. 11 Hij riep met luide stem: “Vel de boom en kap zijn takken, stroop het gebladerte af en verstrooi zijn vruchten, opdat de dieren eronder vandaan vluchten en de vogels opvliegen van zijn takken. 12 Maar laat zijn wortelstronk in de aarde staan, in het jonge groen van het veld, aan een ketting van ijzer en brons. Laat hem vochtig worden van de dauw van de hemel, en laat hem het gras van de aarde delen met de dieren. 13 Zijn hart zal geen mensenhart meer zijn, een dierenhart zal hij krijgen; zeven jaren zullen zo voorbijgaan. 14 Dit vonnis is geveld door de wachters, dit oordeel is gesproken door de heilige engelen, opdat de levenden weten dat de hoogste God boven het koningschap van de mensen staat: hij bepaalt wie het ambt krijgt toebedeeld, zelfs de laagste onder de mensen kan daartoe verheven worden.” (NBV)

We lezen vandaag een bijzonder verhaal. Nu eens niet van een Bijbelschrijver, een profeet of tenminste iemand die bij het volk Israël hoort maar een verhaal geschreven door een Heidense Koning. Die Koning was wel zeer onder de indruk van de God van Daniël maar had zich volgens dit verhaal zeker niet bekeerd tot de godsdienst die bij het aanhangen van die God behoorde. Hij bleef trouw aan zijn eigen goden en had de hoge bestuurder Daniël een nieuwe naam gegeven die de trouw aan zijn eigen god nog eens onderstreepte. Voor die Koning had die Daniël niet alleen twee namen maar ook contact met de twee goden wier geest kennelijk in hem woonde, voor de rest van het verhaal is dit niet onbelangrijk. De koning wil de daden van de hoogste God bekend maken. Maar wie in dit verhaal is die hoogste God? Voor Daniël de God van Israël, maar Daniël is ook genoemd naar Marduk de oppergod van Babel. Die Koning geloofd in vele goden en daarvan is er één de baas. In het boek van de Psalmen vindt je af en toe ook uitdrukkingen die doen vermoeden dat die opvatting over een veelgodendom ook binnen het volk Israël niet vreemd was.

Daar gaat het dan om de God van Israël als voorzitter van de raad van goden. Het bestaan van die andere goden wordt in de Bijbel ook vaak niet ontkend, maar het heeft geen zin ze te aanbidden of iets voor ze te doen want ze helpen de mensen niet, de mensen zijn er voor hen en zij zeker niet voor de mensen. Alleen de God van Israël komt voor mensen op, zeker als die mensen in verdrukking komen of onrecht wordt aangedaan. Dat mogen wij ons ook wel realiseren als we zien dat door economische belangen de zwaksten in onze eigen samenleving in de knel dreigen te komen. Wie aanbidden wij, het geld of de God van Israël? De Koning vertelt over een droom die hij had. En denk nu niet dat hij in de God van Israël geloofd omdat hij het over Engelen heeft die als wachters optreden. Dat was in de geschriften uit de tijd dat het boek Daniël werd samengesteld een heel gewoon beeld en past ook zeker wel bij het soort godsdienst dat de Koning zelf aanhing. Net als de boom een bekend symbool was voor een koninkrijk met alle vertakkingen die een groot rijk nu eenmaal kent.

Zelfs het Koninkrijk der Nederlanden strekt zich nog steeds uit tot de Caraïben. Maar het koninkrijk van deze Koning zal ten onder gaan en de Koning, nu eenmaal het hart van het Rijk, zal het gras met de dieren moeten delen. Het oordeel van de hoogste God, uitgevoerd door zijn dienaren. We hadden al eens eerder gelezen dat de Koning, hoe machtig hij ook was, zeer beducht was voor zijn positie. Die wankelde voortdurend. Daarom ging hij te rade bij Daniël die hem de droom zou kunnen uitleggen. Als de God van Israël inderdaad de enige is die opkomt voor de verdrukten en als je daar beducht voor moet zijn is het niet onverstandig daar ook bij te rade te gaan. Het verhaal van die God kennen we, dat staat in de Bijbel. Hoe die God wil dat we ons gedragen weten we ook, heb uw naaste lief als uzelf, wat we moeten doen wijst zich dan vanzelf, ook vandaag dus weer.

Geen haar op hun hoofd

Daniël 3:24-30

24 Toen sloeg de schrik koning Nebukadnessar om het hart. Hij stond haastig op en zei tegen zijn raadsheren: ‘Wij hebben toch drie geknevelde mannen in het vuur gegooid?’ Zij antwoordden: ‘Zeker, majesteit.’ 25 Hij vervolgde: ‘Maar ik zie vier mannen vrij rondlopen in het vuur. Ze zijn ongedeerd en de vierde lijkt op een godenzoon!’26 Nebukadnessar liep naar de deur van de brandende oven en riep: ‘Sadrach, Mesach en Abednego, dienaren van de hoogste God, kom naar buiten, kom hier!’ Toen kwamen Sadrach, Mesach en Abednego uit de vlammen naar buiten.27 De satrapen, stadhouders, gouverneurs en raadsheren van de koning drongen naar voren. Ze bekeken de mannen en zagen dat het vuur geen vat had gekregen op hun lichaam. Geen haar op hun hoofd was verschroeid, hun jassen waren nog heel, er hing zelfs geen brandlucht om hen heen. 28 Nebukadnessar nam het woord. Hij zei: ‘Geprezen zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn engel heeft gezonden en zijn dienaren gered. Zij hebben zich op hem verlaten, zij hebben het bevel van de koning genegeerd en hun lichaam prijsgegeven, omdat zij voor geen andere dan hun eigen God willen neerknielen of buigen. 29 Daarom vaardig ik het bevel uit dat eenieder, van welk volk, welke natie of taal ook, die zich oneerbiedig uitlaat over de God van Sadrach, Mesach en Abednego, in stukken wordt gehakt en dat zijn huis in puin wordt gelegd, want er is geen god die kan redden als deze.’ 30 Vervolgens gaf de koning Sadrach, Mesach en Abednego een hogere positie in de provincie Babel. (NBV)

Heel lang heeft dit verhaal gegolden als het bewijs dat de God van Israël door het vuur gaat voor zijn gelovigen. In de tijd dat dit boek tot stand kwam, de tijd van de bezetting van Israël door de zeer wrede Koning waarover je in het boek van de Makkabeeën kunt lezen zal dat het onderdrukte volk ook zeker hulp hebben gegeven. Maar na de holocaust gaat dat beeld niet meer op. In de vernietigingskampen was geen God die zijn gelovigen beschermde tegen gas en vuur. Dat verhaal gaat over iets anders dan over een goedkope vorm van brandverzekering. Dat hadden we uit het boek van de Makkabeeën al kunnen leren want de zeven broers en hun moeder waarover dat boek gaat ontkwamen ook niet aan wrede martelingen, ondanks hun geloof. Dit verhaal gaat dan ook niet over de drie jongens in het vuur. In een apocrief bij gedeelte bij dit verhaal zingen ze ook nog uit volle borst, maar het verhaal gaat over de bekering van Koning driftkikker. Zo’n bekering heb je nodig als slachtoffer van onderdrukking.

Dan hoop je maar dat je beulen op een goede dag inzien hoe slecht ze bezig zijn en hoe humaniteit hen kan redden van de bestialiteit die ze ten toon spreiden. Jezus van Nazareth zou ons later laten zien dat wraak, tegengeweld door het zwaard te trekken, ons op hetzelfde niveau zou brengen als de beulen en dat het zich verlagen tot dat niveau juist de bekering tot humaniteit zou verhinderen. En dat zit hier ook in het verhaa Die Koning is zo driftig dat hij niet de tijd neemt de drie topbestuurders, die niet willen knielen voor zijn gouden beeld, uit te kleden zoals in Babel de gewoonte was. Met kleren en al worden ze in de oven geworpen die zo heet is opgestookt dat de mannen die ze in het vuur moesten werpen de dood vonden door de hitte. En dan ziet hij wat hij gedaan heeft. Want die jongens tellen voor twee en ze lopen dus niet met drie maar met vier in het vuur.

En ook al verbranden ze dan nog heeft hij niet de eerbetuigingen ontvangen die hij van ze wilde hebben. De God van Israël, de God van die drie Joodse jongens is dus altijd sterker dan die Koning met zijn gouden beeld.Ook ons mag dat aan het denken zetten. Hoe vaak gebeurd het niet dat we dictators steunen omdat we aan ze kunnen verdienen. De haat die het bij zijn onderdanen oplevert nemen we dan voor lief. En als de dictator verdreven is en we moeizaam een nieuwe relatie met zijn volk moeten opbouwen hebben we spijt van de steun die we eerst gaven. Dat we door de zwaksten lief te hebben uiteindelijk de eersten mogen zijn om samen de winst te delen die een gezonde en rechtvaardige samenleving oplevert schijnt maar moeilijk voorstelbaar te zijn. Toch laat ook het verhaal van vandaag zien dat blijven bij de wet van heb uw naaste lief als uzelf meer leven brengt dan buigen voor een gouden beeld. Dat blijven bij die wet mag elke dag opnieuw. Ook vandaag weer.

Dat wij uw goden niet zullen vereren

Daniël 3:13-23

13 Nebukadnessar barstte in woede uit en beval Sadrach, Mesach en Abednego bij hem te brengen. Toen de mannen voor de koning waren geleid, 14 voer Nebukadnessar uit: ‘Is het waar, Sadrach, Mesach en Abednego, dat jullie mijn goden niet vereren en niet willen neerknielen voor het gouden beeld dat ik heb opgericht? 15 Luister goed, als jullie je bereid tonen om, zodra je de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten hoort, op je knieën te vallen en in aanbidding te buigen voor het beeld dat ik gemaakt Heb…maar weigeren jullie te buigen, dan worden jullie onmiddellijk in een brandende oven gegooid. En welke god zal jullie dan uit mijn handen kunnen redden?’ 16 Sadrach, Mesach en Abednego zeiden hierop tegen de koning: ‘Wij vinden het niet nodig, Nebukadnessar, uw vraag te beantwoorden,17 want als de God die wij vereren ons uit een brandende oven en uit uw handen kan redden, zal hij ons redden. 18 Maar ook al redt hij ons niet, majesteit, weet dan dat wij uw goden niet zullen vereren, noch zullen buigen voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’ 19 Nebukadnessar werd razend, en met een van woede vertrokken gezicht keek hij Sadrach, Mesach en Abednego aan. Hij gaf opdracht de oven zevenmaal heter op te stoken dan men gewoonlijk deed. 20 En hij beval enkele van de sterkste mannen uit zijn leger om Sadrach, Mesach en Abednego te knevelen en in de brandende oven te gooien. 21 De mannen werden gekneveld en met kleren en al, met jassen, broeken en mutsen, in de brandende oven gegooid. 22 Omdat het bevel van de koning strikt was opgevolgd en de oven uitzonderlijk heet was gestookt, werden de mannen die Sadrach, Mesach en Abednego naar boven brachten door de uitslaande vlammen gedood. 23 De drie, Sadrach, Mesach en Abednego, vielen gekneveld in de laaiende oven. (NBV)

Spannende verhalen uit het boek Daniël. Was in het vorige verhaal Daniël de droomuitlegger die wees op de God van Israël als mogelijke redder van de Koning en zijn rijk in dit verhaal staan de drie vrienden van Daniël centraal. De Koning heeft kennelijk weinig van de les geleerd die Daniël hem had voorgehouden. In plaats van zijn onderdanen op te roepen de God van Israël te gaan aanbidden riep hij alle bestuurders en invloedrijke personen bij elkaar om een door hem gemaakt gouden beeld te aanbidden. Die deden dat op feestelijke wijze. Toen de muziek klonk vielen ze allemaal op hun knieën om de Koning te aanbidden . Allemaal behalve de drie vrienden van Daniël. Nu had Daniël een wedstrijdje droomuitleggen gewonnen van de Chaldeën. Daarmee had hij ook hun leven gered maar de concurrentie maakt velen blind.

De Koning werd dan ook woest toen juist die Chaldeeën hem influisterden dan die drie hoge beambten uit Juda, de bestuurders van de hoofdstad Babel zelf, weigerden te knielen voor het gouden beeld. Ze gingen liever het Koninklijke vuur in dan te knielen voor het gouden beeld van de Koning. Een houding die ook wij moeten aannemen? Het is uit dit verhaal duidelijk dat de drie zelf niet zoeken martelaar te worden, Daniël is volgens sommige geleerden kennelijk zelfs al het land uitgegaan om vervolging te voorkomen. In elk geval wordt de macht van de koning gezet tegenover de macht van de God van Israël. Zelfs als je niks van die God merkt zeggen de drie mannen dan nog laten wij die God niet in de steek.

Wat leren wij van die drie vrienden en hun koppigheid? Ook wij moeten zeggen wat we te zeggen hebben. Ook al zijn er groepen die de vrijheid van meningsuiting willen inperken en niet meer willen hebben dat we ook onze moslim broeders en zusters als broeders en zusters benaderen. Die niet willen horen dat de God van Israël ons opdraagt maaltijd te houden met de vreemdelingen die in ons midden zijn. Juist in deze dagen zullen gelovigen moeten spreken en handelen, opdat het verhaal niet verloren gaat. Wij zijn niet in ballingschap, wij worden nog niet gedwongen iets anders te geloven en een andere naam aan te nemen. Maar willen we dat voorkomen zullen we elke dag weer opnieuw aan dat komende Koninkrijk van God moeten werken, ook vandaag weer. Als troost moeten we maar bedenken dat zij die ons in het vuur willen gooien daar zelf door verbrand worden.

Ze vereren uw goden niet

Daniël 3:1-12

1 Op een dag gaf koning Nebukadnessar opdracht een gouden beeld te maken, zestig el hoog en zes el breed, en hij liet het opstellen in de provincie Babel, in de vlakte van Dura. 2 Vervolgens ontbood hij de satrapen, stadhouders, gouverneurs, staatsraden, schatbewaarders, rechters, magistraten en alle bestuurders van de provincies; ze moesten de inwijding bijwonen van het beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht. 3 De satrapen, stadhouders, gouverneurs, staatsraden, schatbewaarders, rechters, magistraten en alle bestuurders van de provincies kwamen bijeen om het beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht in te wijden. Ze stelden zich op voor het door Nebukadnessar opgerichte beeld. 4 Een heraut riep met luide stem: ‘Volken en naties, welke taal u ook spreekt, luister naar dit bevel. 5 Zodra u de muziek hoort van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten, valt u op uw knieën neer en buigt u in aanbidding voor het gouden beeld dat koning Nebukadnessar heeft opgericht. 6 Wie niet neerknielt en buigt, zal onmiddellijk in een brandende oven worden gegooid.’ 7 En dus knielden alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, zodra ze de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer en andere instrumenten hoorden, en bogen zij in aanbidding voor het gouden beeld dat koning Nebukadnessar had opgericht. 8 Enkele Chaldeeën namen de gelegenheid te baat en traden naar voren om de Judeeërs te beschuldigen. 9 Ze zeiden tegen koning Nebukadnessar: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! 10 U hebt bevolen dat iedereen die de muziek van hoorn, panfluit, lier, luit, citer, dubbelfluit en andere instrumenten hoort, op zijn knieën moet neervallen en het gouden beeld moet aanbidden, 11 en dat ieder die weigert in een brandende oven moet worden gegooid. 12 Er zijn enkele Judese mannen aan wie u het bestuur over de provincie Babel hebt opgedragen, Sadrach, Mesach en Abednego. Deze mannen storen zich niet aan uw bevel, majesteit. Ze vereren uw goden niet en buigen niet voor het gouden beeld dat u hebt opgericht.’(NBV)

Het is voor een dictator niet gemakkelijk altijd aan de macht te blijven. Zeker niet als je ook nog over overwonnen volken moet regeren. We hadden al gelezen dat koning Nebukadnessar een zeer onzekere koning was. Daarom is het niet verwonderlijk dat hij een gouden beeld laat oprichten zodat zijn onderdanen opnieuw een eed van trouw kunnen afleggen. In de tijd dat het boek Daniël zeer populair werd, de tijd van het apocriefe boek Maccabeeën, werden Joden ook gedwongen een beeld te aanbidden. Dit verhaal over de trouw van vrome Joden in Babel zal ongetwijfeld een inspiratiebron voor verzet geweest zijn. Het beeld heeft in dit verhaal typisch Babylonische afmetingen. De 6 was het hoogste getal in Babel. Onze tijdmeting met 60 tallen is nog afkomstig van de Babyloniërs.

En in een dictatuur slaapt de verrader nooit. Dat was toen zo en dat is ook vandaag de dag nog zo. Het boek Daniël is in verschillende talen geschreven. We nemen altijd maar aan dat de Hebreeuwse Bijbel in het Hebreeuws is geschreven maar delen van het boek Daniël zijn geschreven in het Aramees, de taal van na de ballingschap die ook door Jezus van Nazareth is gesproken. De muziekinstrumenten die hier genoemd worden zijn Griekse muziekinstrumenten. Dat was voor de mensen uit de tijd van de bezetting door de Grieken toch gemakkelijker te herkennen, al waren deze muziekinstrumenten ook al wel bekend ten tijde van de ballingschap.

Sadrach, Mesach en Abetnego, de vrienden van Daniël weigeren het gouden beeld te aanbidden en daarmee de eed van trouw aan de koning af te leggen. Heidense Koningen beschouwden zich nu eenmaal graag als goden, onaantastbaar en onoverwinnelijk. Maar het aanbidden van een mens is een gruwel voor gelovigen in de God van Israël, toen en nu niet anders. De drie nemen dan ook het risico op de dood. Als de God van Israël ze wil redden is die daarvoor machtig genoeg. Maar, zo niet, dan niet, dan hebben ze tenminste gehoorzaamd aan de Wet van die God. Een houding die bij de zeven jongemannen en hun moeder ook bekend is uit het boek Makabeeën. Een blinde gehoorzaamheid aan een overheid past niet bij gelovigen. Altijd moet je de gevolgen onder ogen zien voor de minsten, dat is vandaag niet anders

U bent dat hoofd van goud!

Daniël 2:36-49

36 Dit was uw droom, en nu zullen wij de koning zeggen wat hij betekent: 37 U, majesteit, koning der koningen, aan wie de God van de hemel het koningschap, en macht, kracht en eer heeft verleend, 38 aan wiens hand hij de mensen, de dieren van het veld en de vogels van de hemel heeft toevertrouwd, waar zij ook wonen, aan wie hij heerschappij heeft geschonken over allen-u bent dat hoofd van goud! 39 Na u zal een ander koninkrijk opkomen, minder machtig dan het uwe, en daarna nog een, van brons, dat zal heersen over de hele aarde. 40 Een vierde koninkrijk ten slotte zal hard als ijzer zijn. IJzer verbrijzelt en vermorzelt alles, en net als ijzer dat verplettert, zal het al die andere rijken verbrijzelen en verpletteren. 41 U zag dat de voeten en tenen voor een deel uit pottenbakkersleem en voor een deel uit ijzer bestonden; dat betekent dat het koninkrijk verdeeld zal zijn. Het zal iets van de hardheid van ijzer hebben, daarom zag u ijzer voor u, vermengd met kleiachtige leem. 42 Dat de tenen en voeten deels van ijzer en deels van leem waren, betekent dat het koninkrijk voor een deel sterk zal zijn, voor een deel broos. 43 U zag ijzer vermengd met kleiachtige leem; dat betekent dat die delen zich zullen vermengen in het nageslacht, maar ze zullen zich niet verbinden, zoals ijzer zich niet met leem laat verbinden. 44 Maar ten tijde van die koninkrijken zal de God van de hemel een rijk laten opkomen dat nooit te gronde zal gaan en dat nooit op een ander volk zal overgaan. Het zal al die koninkrijken verbrijzelen en vernietigen, maar zelf zal het eeuwig bestaan 45 precies zoals u zag dat er een steen van de berg losraakte zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam, en het ijzer, brons, leem, zilver en goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning laten weten wat er in de toekomst te gebeuren staat. De droom is waar, en de uitleg betrouwbaar.’ 46 Toen knielde koning Nebukadnessar neer en boog voor Daniël, en hij beval een offer te bereiden en reukwerk aan hem op te dragen. 47 De koning zei tegen Daniël: ‘Het is waar, uw God is de God der goden en de heer der koningen. Hij onthult mysteries en daardoor hebt u dit mysterie kunnen onthullen.’48 Toen benoemde de koning Daniël in een hoge functie en gaf hem vele grote geschenken; hij maakte hem heerser over de hele provincie Babel en benoemde hem tot hoofd van alle wijzen van Babylonië. 49 Op Daniëls verzoek droeg de koning het bestuur van de provincie Babel over aan Sadrach, Mesach en Abednego, terwijl Daniël zelf aan het hof van de koning bleef. (NBV)

Drie lagen zitten er vandaag in het verhaal van Daniël. De eerste is hoe je een koning tot vriend maakt, de tweede hoe je je eigen volk hoop geeft en de derde is hoe God zijn dienaren gebruikt. Die koning was zo onzeker geworden over zijn eigen positie dat hij er ’s nachts wakker van werd. Hij wist ook heel goed dat al die wichelaars aan het hof hem alleen maar naar de mond zouden praten. Geestenfluisteraars en hun collega’s zeggen nu eenmaal alleen wat mensen graag willen horen. Daarom had hij zijn droom verborgen gehouden en geëist dat ze die zouden weten en dan zouden kunnen uitleggen. Daniël was met behulp van de openbaring van de God van Israël tot de ontdekking gekomen wat er nu eigenlijk aan de hand was. En toen was die droom niet zo moeilijk meer. Maar tegen een machtige Koning zeg je nu eenmaal niet zo gemakkelijk dat het eigenlijk een bangelijk en onzeker ventje is.

Hoe hij ook straalt hij staat op lemen voeten. Daniël kiest daarom een andere mogelijke uitleg. Hij maakt elk onderdeel van het standbeeld in het verhaal tot een eigen rijk, elk minder sterk als het vorige. En dan verminder je de angst van de Koning want je schuift de vermorzeling naar een verre toekomst waar de Koning geen deel meer aan heeft. Achteraf kreeg Daniël natuurlijk gelijk want er zijn altijd meerdere rijken aan te wijzen die voorbij gaan al zijn er ook uitleggers die wijzen op de opvolger van de Koning en op diens opvolgers die allen in de Bijbel wel ergens genoemd worden en die inderdaad steeds zwakker zijn dan Nebukadnessar. Voor het onderdrukte volk geeft deze uitleg van Daniël hoop. De onderdrukking hoeft niet altijd te duren. Het zal geleidelijk aan minder erg worden en op een dag zal er een einde aan komen. De God van Israël zal de wrede onderdrukkers vermorzelen.

Die hoop is niet tevergeefs, nergens in de geschiedenis is het een dictator gelukt een rijk te vestigen dat eeuwig stand houdt. Het geloof in de God van Israël, in de bevrijding van slaven en onderdrukten is altijd langer vol te houden dan de dictatuur zelf en altijd lukt het de regeringen van dictators omver te werpen al kost het soms vele doden. Maar ook een dictator kan niet alleen regeren. Hij heeft dienaren nodig, instellingen en instituties. Ooit had het volk Israël een Jozef in Egypte die kon zorgen voor graan. In dit verhaal heeft het volk een Daniël die heerser werd over de provincie, hoofd van alle wijzen en er voor zorgde dat zijn vrienden en landgenoten het bestuur van de provincie opgedragen kregen. Kijk zo zorgt de God van Israël voor zijn dienaren. Ook wij kunnen dus gerust blijven werken aan een wereld van recht en gerechtigheid, van vrede en eerlijk delen met allen. Die wereld komt, elke dag kunnen we er aan werken, ook vandaag.

U zag een groot beeld

Daniël 2:24-35

24 Toen ging Daniël naar Arjoch, die van de koning opdracht had gekregen de wijzen van Babylonië ter dood te brengen. Hij ging naar hem toe en zei: ‘Breng de wijzen van Babylonië niet ter dood. Leid mij voor de koning. Ik zal de droom van de koning duiden.’ 25 Arjoch leidde Daniël zo snel hij kon voor de koning en zei tegen hem: ‘Ik heb onder de Judese ballingen iemand gevonden die de droom van de koning kan uitleggen.’26 De koning vroeg Daniël, die ook Beltesassar genoemd werd: ‘Kunt u me werkelijk vertellen wat ik heb gedroomd en wat die droom betekent?’27 Daniël antwoordde de koning: ‘Wijzen, bezweerders, magiërs noch toekomstvoorspellers kunnen het mysterie dat de koning wil begrijpen aan hem onthullen. 28 Maar er is een God in de hemel die mysteries onthult. Hij heeft koning Nebukadnessar laten weten wat er aan het einde van de tijd zal gebeuren. De droom en de visioenen die tijdens uw slaap in u opkwamen, waren deze:
29 Tijdens uw slaap, majesteit, kwamen gedachten bij u op over wat er in de toekomst gebeuren zal; hij die mysteries onthult, heeft u laten weten wat de toekomst zal brengen. 30 Dit mysterie is mij onthuld, niet door enige wijsheid die ik op anderen voor zou hebben, maar opdat ik de uitleg aan de koning zou overbrengen en u zou begrijpen wat er in uw hart omgaat. 31 U, majesteit, hebt een visioen gehad. U zag een groot beeld. Dat beeld was reusachtig en bezat een prachtige glans. Het stond voor u en de aanblik ervan was afschrikwekkend. 32 Het hoofd van het beeld was van zuiver goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en lendenen van brons, 33 zijn benen van ijzer, zijn voeten deels van ijzer, deels van leem. 34 U zag hoe een steen losraakte, zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam, hoe de steen tegen de ijzeren en lemen voeten van het beeld sloeg en ze verbrijzelde. 35 Op hetzelfde ogenblik verpulverden het ijzer, leem, brons, zilver en goud. Het werd als kaf op een dorsvloer in de zomer; de wind voerde het mee, totdat er geen spoor meer van te vinden was. Maar de steen die tegen het beeld was geslagen, werd een hoge berg die de hele aarde bedekte. (NBV)

Wat voor licht ging Daniël op in de nacht toen hij aan de God van Israël vroeg wat die Koning nu eigenlijk gedroomd had. Nu die Koning was een Koning van de Perzen. De Perzen geloofden dat een volk het recht had andere volken aan zich te onderwerpen als dat volk sterker was. Het recht van de sterkste was het recht dat op aarde diende te heersen. Van een volk met lemen voeten had dat volk van Perzen zich opgewerkt tot een volk met een gouden hoofd. Het was een wereldrijk geworden dat alle volken en alle goden aan zich had onderworpen. Als dat waar was dan kon het omgekeerde ook waar zijn. Stel er komt een volk of een macht die sterker is als het volk van de Perzen, dan wordt heel dat bouwwerk van de wereldmacht in elkaar gestort. Dat zou die koning gedroomd moeten hebben, hij stond immers op het hoogtepunt van zijn macht.

Daniël gaat daarom naar de Koning en vertelt hem dat het verhaal van de God van Israël duidelijk maakt hoe de wereld in elkaar zit en waar je op moet letten. En dan krijgen we het verhaal over het standbeeld dat wordt verpletterd. Het hoofd van goud, borst en armen van zilver, buik en lendenen van brons, benen van ijzer en voeten van leem en ijzer. Een man op lemen voeten heeft zelfs onze spreekwoorden gehaald. De uitleg van Daniël bewaren we nog even. Maar dat heersers en machthebbers zich moeten spiegelen aan die geschiedenis van mensen met de God van Israël is duidelijk. Het zal duidelijk zijn dat Daniël gedacht moet hebben aan het feit dat alle macht op aarde gegeven is aan de God van Israël, de schepper van hemel en aarde. Als de Perzen het sterkste volk zouden willen blijven dan zouden ze zich moeten richten naar de God van Israël.

Want hoe vergaat het bijvoorbeeld heersers die zich niet houden aan het “Gij zult niet doden”. Wat zijn heersers waard die hun volk laten beschieten als het in verzet komt, hoe loopt het met hen af? Nebukadnessar was verontrust geraakt over de mogelijkheid dat het beeld dat hij van zichzelf had verpulverd zou kunnen worden. Vandaag is de vraag of wij ons dat bewust zijn en wat wij doen met heersers die zich niets aantrekken van het gebod van de God van Israël hun naaste lief te hebben als zichzelf. We zien dat mensen in beweging komen tegen de ongebreidelde macht die machthebbers zich soms zelf toedelen. Belarus, het wit Rusland, is daarvan een recent voorbeeld. Hoe het zit met de macht, wordt de macht nog uitgeoefend samen met de bevolking zijn vragen die gesteld worden. Wij mogen ons elke dag die vragen stellen. Ook vandaag weer dus.

Het licht woont bij hem.

Daniël 2:13-23

13 Toen het bevel werd uitgevaardigd om de wijzen te doden, liepen ook Daniël en zijn vrienden gevaar. 14 Daarom wendde Daniël zich discreet en tactvol tot Arjoch, de commandant van de koninklijke lijfwacht, die de wijzen van Babylonië moest doden. 15 Hij vroeg de gevolmachtigde van de koning: ‘Waarom heeft de koning zo’n wreed bevel uitgevaardigd?’ Daarop legde Arjoch hem de zaak uit. 16 Daniël ging naar de koning en vroeg hem respijt, opdat hij hem zijn droom zou kunnen verklaren. 17 Vervolgens ging hij naar huis, bracht zijn vrienden Chananja, Misaël en Azarja op de hoogte 18 en vroeg hun de God van de hemel te smeken zich barmhartig te tonen en het mysterie te onthullen, zodat hij en zijn vrienden niet met de rest van de wijzen van Babylonië ter dood zouden worden gebracht. 19 Het mysterie werd aan Daniël onthuld in een nachtelijk visioen. Daarop prees hij de God van de hemel. 20 Hij zei: ‘Geprezen zij de naam van God, van eeuwigheid tot eeuwigheid, want hij bezit wijsheid en kracht. 21 Hij verandert tijden en uren, hij zet koningen af en stelt koningen aan, hij geeft de wijzen hun wijsheid, en de verstandigen hun kennis. 22 Hij onthult diepe, verborgen dingen, hij weet wat in duister is gehuld, en het licht woont bij hem. 23 U, God van mijn voorouders, loof ik en roem ik, want u hebt mij wijsheid en kracht geschonken, en mij onthuld wat wij u hebben afgesmeekt, u hebt ons laten weten wat de koning verontrust.’ (NBV)

Wat was het nu dat die Koning Nebukadnessar zo verontruste dat hij er nachtmerries van kreeg en het risico wilden lopen dat al zijn astrologen, waarzeggers, instralers, geestenfluisteraars en magiërs ter dood zouden worden gebracht? Dat was de vraag waarvoor Daniël stond want hij vertrouwde er op het antwoord daarop te kunnen vinden. En dat antwoord moest te vinden zijn bij de God van Israël. Want Daniël had er op vertrouwd dat uiteindelijk zou blijken dat die God van Israël een betrouwbare God zou zijn. Maar wanneer die God zou antwoorden was onbekend. Hij liet zich dus uitleggen wat de urgentie van de Koning was en waarom hij zo’n wreed bevel had uitgevaardigd. Daarna ging hij naar huis en vroeg zijn vrienden om God te vragen hen genadig te zijn en hen te laten weten wat de droom van de koning was geweest. En midden in de nacht kreeg Daniël een droom die hem duidelijk maakte wat het antwoord was op de vraag van de Koning.

De volgende morgen dankt Daniël zijn God en geeft aan waar het antwoord ligt: “Hij zet koningen af en stelt koningen aan”. Nog voordat Daniël de Koning had verteld wat God hem had duidelijk gemaakt zong hij een lofzang. Die lofzang lijkt een spannend verhaal te onderbreken maar verteld eigenlijk hoe je kunt ontdekken wat er met een ander aan de hand is. Uitgangspunt is dat alles wat je hebt of wat er is uit Gods hand komt. Ook is duidelijk dat het ons onduidelijk is wat God gedaan heeft en vooral waarom en met wat voor doel. Dat uitgangspunt, alles wat in die Psalm van Daniël wordt vermeld had hem tot de ontdekking gevoerd van wat de Koning moest hebben gedroomd. Een geweldige ontdekking. En zo voor de hand liggend.

Vanaf Koning Saul had Israël niet anders meegemaakt. Elke koning van Juda en elke koning van Israël, de twee rijkjes waar het land in uiteen was gevallen, werd gemeten naar de gehoorzaamheid aan de God van Israël. En toen heel het volk van generatie op generatie zich had afgekeerd van die God werd het volk in ballingschap weggevoerd. Als je ergens naar moet kijken is het of de God van Israël met of tegen de koning is. En een verstandig en wijs koning begint met zich af te vragen hoe zijn verhouding met de God van Israël is. Een vraag die wij ons ook kunnen stellen, hoe is onze verhouding met de naaste, durven wij te luisteren naar het roepen van de meest kwetsbaren, alleengaande kinderen in een kamp in Griekenland, of geven wij onze orde en het behoud van dure wijken de voorrang. Zeg het maar tegen God

Ik heb een droom gehad

Daniël 2:1-12

1 In het tweede jaar van zijn regering kreeg Nebukadnessar een droom die hem zo verontrustte dat hij de slaap niet meer kon vatten. 2 De koning gaf opdracht de magiërs, bezweerders, tovenaars en Chaldeeën bijeen te roepen om hem te vertellen waar zijn droom over ging. Toen ze voor de koning verschenen waren, 3 zei hij tegen hen: ‘Ik heb een droom gehad die mij verontrust, daarom wil ik weten wat ik gedroomd heb.’ 4 De Chaldeeën zeiden tegen de koning: ‘Majesteit, leef in eeuwigheid! Vertel uw dienaren uw droom, dan zullen wij hem verklaren.’ 5 Toen zei de koning tegen de Chaldeeën: ‘Mijn besluit staat vast. Als u me niet vertelt wat ik heb gedroomd en wat die droom betekent, laat ik u in stukken hakken en zal ik uw huizen in puin leggen. 6 Voldoet u aan mijn verzoek, dan zal ik u overladen met kostbare geschenken en eerbewijzen. Zeg me dus wat ik gedroomd heb en wat die droom betekent.’ 7 Zij antwoordden nogmaals: ‘Laat de koning zijn droom aan zijn dienaren vertellen, dan zullen wij hem verklaren.’ 8 Daarop zei de koning: ‘Ik weet heel goed dat u tijd probeert te winnen, want u merkt dat mijn besluit vaststaat. 9 Er is maar één oordeel over u mogelijk als u niet kunt vertellen wat ik heb gedroomd. U hebt afgesproken mij iets voor te liegen in de hoop dat de situatie verandert. Vertel me dus mijn droom, dan weet ik dat u die kunt verklaren.’ 10 De Chaldeeën antwoordden de koning: ‘Er is geen mens ter wereld die aan het verzoek van de koning kan voldoen; daarom heeft geen koning, hoe groot en machtig ook, iets dergelijks ooit van een magiër, bezweerder of Chaldeeër gevraagd. 11 Wat de koning vraagt is te moeilijk, niemand zal het de koning kunnen vertellen, behalve de goden, maar die verkeren niet onder de stervelingen.’ 12 Hierop verloor de koning zijn geduld en hij gaf woedend het bevel alle wijzen van Babylonië ter dood te brengen. (NBV)

Vandaag lezen we uit het boek Daniël het eerste deel van een spannend verhaal. Een verhaal over hoop, maar hoop is pas echt iets waard als er eerst wanhoop was. En voor wanhoop is alle reden. De eerste die wanhopig werd was de koning van Babel Nebukadnessar. Die kreeg een nachtmerrie en wilde graag weten waarom en hoe. Nu krijg je dromen niet voor niks. In de negentiende eeuw was er een psychiater die ontdekte dat we onbewust conflicten in ons zelf, of conflicten met onze omgeving, herbeleven en veranderen in onze dromen. Die psychiater was Sigmund Freud en hij schreef dikke boeken over droomduiding. Want zomaar een mooi verhaaltje ophangen om een droom uit te leggen dat is er niet bij. Dat had die koning Nebukadnessar ook door. Het had geen zin zijn droom te vertellen, de uitleg ligt voor slimme droomuitleggers dan wel voor de hand. Dus had hij een truc, echte waarzeggers zouden ook wel de droom kunnen vertellen.

Maar echte waarzeggers bestaan niet. De geestenfluisteraars, de instralers of hoe ze allemaal mogen heten hebben trucs om net te doen of ze weten wat mensen denken en wat mensen nog van hun overleden dierbaren willen weten. Als je die charlatans werkelijk voor een proef zet dan blijkt er helemaal niks van hun pretenties te kloppen. Erger nog, in televisieprogramma’s overdag treden mensen op die er op uit zijn mensen zo lang mogelijk aan de telefoon te houden maar die geen idee hebben waar ze eigenlijk mee bezig zijn. Het zijn de Chaldeeën, de magiërs, bezweerders en tovenaars van onze tijd. We hebben eigenlijk een koning nodig als Nebukadnessar die net zo wreed is. In onze dagen zouden we ze niet meer dood maken maar waarom niet een test waarin ze eerst maar eens moeten bewijzen wat ze kunnen voor ze met hun kunsten geld mogen verdienen. Er zal niemand overblijven en er kan dan ook niemand meer voor de gek gehouden worden.

Nebukadnessar nam een wreed besluit, een besluit dat hoort bij een koning van Babel die de schatten uit de Tempel in Jeruzalem heeft geroofd en het volk in ballingschap heeft gebracht. Al die charlatans worden ter dood gebracht als ze niet in staat zijn om de droom van de koning te vertellen en uit te leggen, in die volgorde. Dat moet flink schrikken zijn geweest. Want die waarzeggers waren ook de voorlopers van onze planbureaus. Zij bepaalden welke richting het bestuur zou moeten inslaan, wat de juiste keuzes waren voor de bestuurders. Daar werden dus ook mensen in getraind en geschoold. Daniël en zijn vrienden bijvoorbeeld. Ook Daniël schrikt en brengt het samen met zijn vrienden bij de God van Israël. En dan eindigt het eerste deel van het verhaal. Alsof we ons eerst maar eens moeten ontdoen van al die waarzeggers, fluisteraars, instralers en sterrenwiggelaars waar wij de mensen door voor de gek laten houden. Daar mogen we onze stem wel eens wat harder tegen verheffen. Want het zal nog blijken dat alleen een echt vertrouwen in de God van Israël helpt. Voorlopig aan het werk dus met de charlatans, dat mag elke dag, ook vandaag weer.