Elke onreine geest

Openbaring 18:1-8

1 Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen. Hij had groot gezag en zijn luister verlichtte de aarde. 2 Met een krachtige stem riep hij: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad! Ze is een woonplaats voor demonen geworden, ze biedt onderdak aan elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein, afschuwelijk dier. 3 Alle volken hebben door haar ontucht de wijn van haar wellust gedronken, de koningen op aarde hebben ontucht met haar gepleegd en de handelaars op aarde zijn van haar overvloedige weelde rijk geworden.’ 4 Toen hoorde ik een andere stem uit de hemel zeggen: ‘Ga weg uit die stad, mijn volk, zodat je geen deel hebt aan haar zonden en ontkomt aan de plagen die haar zullen treffen. 5 Want haar zonden reiken tot aan de hemel en God zal haar onrecht vergelden. 6 Doe met haar wat zij met anderen deed, ja, laat haar dubbel boeten. Laat haar het dubbele drinken uit de beker waaruit zij anderen te drinken gaf. 7
Geef haar net zo veel pijn en rouw te dragen als zij zich luister en overvloed heeft gegund. Ze zegt bij zichzelf: Ik zit hier als een koningin, niet als een arme weduwe. Voor mij geen rouw! 8 Daarom zullen alle plagen haar op één dag treffen: dodelijke ziekte, rouw en hongersnood, en ze zal in vlammen opgaan. Want God, de Heer, die dat vonnis heeft geveld, is machtig. (NBV21)

De eerste lezers van het boek Openbaring zullen de wenkbrauwen gefronst hebben toen ze aan hoofdstuk 18 begonnen. Gevallen is Babylon klinkt het uit de mond van een boodschapper van de God van Israël. Maar Johannes bedoelde met Babylon toch Rome? Zou voor God de val van Rome al vaststaan? Is die voor de machtige keizers met hun onoverwinnelijke legers onontkoombaar? Dat Rome een woonplaats voor boze geesten is geworden klopt wel. Dat elke onreine geest, elke onreine vogel en elk onrein of afschuwelijk dier daar onderdak krijgt klinkt misschien wat overdreven maar als het om die dieren gaat dan verzamelden Keizers dierentuinen vol om zich aan het volk te kunnen tonen als de Heer van de hele bewoonde wereld.

Aan die praalzucht en hoogmoed hebben veel mensen een hoop geld verdient. In de dagen van Johannes van Patmos was het niet anders als nu. Alleen hadden ze geen ING die hielp de verdiensten wit te wassen of banken met een zo groot bankgeheim dat elke dictator op de wereld er zijn gestolen miljoenen kan parkeren. Maar het neemt niet weg dat iedereen tegen Rome op keek en dat er veel steden waren die hun best deden te gaan lijken op Rome. Misschien met net wat kleinere tempels, een niet zo’n grote arena, maar wel met een uitstraling die een echte Romeinse stad behoorde te hebben.

Maar naast die onreine geesten en afschuwelijke beesten was er in Rome toch ook een gemeente van Christenen? Die werden daar wel vervolgd maar ze hielden hardnekkig stand. Johannes erkent ze en roept ze op om weg te gaan, zoals eens Lot met zijn familie Sodom verliet omdat daar nog geen vijf rechtvaardigen konden worden gevonden. Dat God het onrecht door Rome gedaan zal vergelden staat vast. En die vergelding zal passen bij de grote en het belang van Rome, het zal een dubbele vergelding zijn. Maar Johannes heeft ook een troost voor de gemeente, het zal niet lang duren, alle plagen breken op één dag uit. Dat je dus weg moet wezen daar waar het kwaad geschiet geldt dus ook voor ons. Als het de gewoonte wordt om in Nederland geboren kinderen te deporteren naar voor hen vreemde landen wordt het tijd om weg te wezen, afstand te nemen van de boosdoeners.

Wijsheid en inzicht

Openbaring 17:9-18

9 Hier komt het aan op . ‘De zeven koppen zijn de zeven heuvels waarop de vrouw zit, en het zijn zeven koningen. 10 Vijf van hen zijn omgekomen, één is er nu, en de laatste moet nog komen en zal dan maar kort blijven. 11 Het beest dat was, en niet is, is zelf de achtste koning, al is het een van de zeven, en het zal vernietigd worden. 12 De tien hoorns die je zag zijn tien koningen, die nu nog geen koning zijn maar straks samen met het beest voor één uur koninklijke macht zullen krijgen. 13 Ze hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen en dragen hun macht en gezag over aan het beest. 14 Ze binden de strijd aan met het lam, maar het lam, de hoogste Heer en koning, zal hen overwinnen, samen met wie Hem toehoren: zij die geroepen en uitgekozen zijn en die trouw zijn. 15 De waterstromen die je zag,’ zei de engel, ‘waar de hoer aan zit, zijn vele landen, en volken van elke taal. 16 De tien hoorns die je zag en het beest zelf zullen een afschuw krijgen van de hoer en ze zullen haar te gronde richten. Ze zullen haar uitkleden, haar vlees eten en haar in brand steken. 17 Want God heeft hen ertoe aangezet om zijn plan uit te voeren, zodat ze allemaal met hetzelfde doel voor ogen hun macht aan het beest overdragen, tot wat God gezegd heeft werkelijkheid wordt. 18 De vrouw die je zag is de grote stad, die heerst over de koningen op aarde.’(NBV21)

Voor vele Bijbelgetrouwe lezers is het boek Openbaring een raadselboek. Wat wordt er allemaal mee bedoeld en dan is er ook nog strijd tussen mensen die in de 21ste eeuw tekenen menen te zien die er op duiden dat al die rare gebeurtenissen in het boek Openbaring ook werkelijk in onze dagen gebeuren. Daar gaat Openbaring dus niet over. Ook de lezers van Openbaring moeten uitgelegd worden wat er allemaal staat. Zonder overigens dat duidelijk wordt dat het gaat om de wrede onderdrukking door de Romeinen, want die Romeinen hadden niet voor niet de macht, die gebruikten ze maar al te graag in allerlei wreedheden tegen vijanden die ze als vijand zelf hadden aangewezen. Wijsheid en inzicht is nodig om te snappen wat er staat. De boodschapper van God gaat het daarom uitleggen. Keizer Nero pleegde zelfmoord maar hij had zich zo sterk als God gepositioneerd dat heel veel mensen geloofden dat hij terug zou komen. Dat had hij gemeen met de hoer van Babylon.

Van terugkeer is echter geen sprake want zijn rijk zal vernietigd worden. Ook al spant iedereen tegen de Christenen, alle machten en krachten uit dat Romeinse rijk zullen zich verenigen, maar uiteindelijk zullen de zachte krachten overwinnen. Er zijn veel volken en stammen onderworpen aan het Romeinse Rijk. De tien grootste zullen een hekel krijgen aan het Romeinse Rijk en er mee breken, waardoor het te gronde zal gaan. God zelf heeft hen laten zien hoe de zaak in elkaar zit en hoe ze een beter leven zullen krijgen zonder de Romeinen. Voor Johannes is de grote stad die heerst over de koningen op aarde nog duidelijk te zien. Bij ons is dat minder duidelijk. Maar let op, steeds vaker wordt er gevraagd wie ons eigenlijk regeert, wie gaat over de verdeling van wat we samen verdienen.

Gaat ons parlement er over? Gaat onze regering er over? Is de Europese Unie de bron van de macht in ons land? Voor een aantal fantasten is het zelfs het World Economic Forum. De vraag komt steeds op als er tekenen zijn dat grote bedrijven, het grootkapitaal bepaald hoe het zuur verdiende geld wordt verdeeld. Ze hebben directe invloed op de belastingen die wij wel en zij niet betalen. Ze hebben direct invloed op de regels die consumenten moeten beschermen tegen ellende. Van veilig produceren willen ze niet weten. Mensen aan de onderkant van de samenleving eisen dat ze hun eigen leven weer in handen krijgen. Aan onze politici de taak om onze samenleving weer op de weg van de God van Israël te brengen. En wij kunnen elke dag opnieuw daaraan een bijdrage leveren, ook vandaag.

 

Al haar ontucht

Openbaring 17:1-8

1 Een van de zeven engelen met de offerschalen kwam op me af en zei: ‘Ik wil je laten zien hoe de grote hoer die aan talrijke waterstromen zit, veroordeeld wordt. 2 De koningen op aarde hebben ontucht met haar gepleegd, en de mensen die op aarde leven hebben zich bedronken aan de wijn van haar ontucht.’ 3 Ik raakte in vervoering, en hij nam mij mee naar de woestijn. Ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest vol godslasterlijke namen, met zeven koppen en tien hoorns. 4 Ze droeg purperen en scharlakenrode kleren en gouden sieraden, edelstenen en parels. In haar hand had ze een gouden beker vol gruwelijkheden, al haar ontucht en onreinheid, 5 en op haar voorhoofd stond een naam met een geheime betekenis: ‘Het grote Babylon, moeder van alle hoeren en van alle gruwelijkheden ter wereld’. 6 Ik zag dat de vrouw dronken was van het bloed van de heiligen en het bloed van hen die van Jezus hadden getuigd. Ik was ontzet toen ik haar zag. 7 Toen zei de engel: ‘Waarom ben je zo ontzet? Ik zal je de betekenis onthullen van die vrouw en het beest dat haar draagt, met zijn zeven koppen en tien hoorns. 8 Het beest dat je zag, was, en is niet; het stijgt binnenkort op uit de onderaardse diepte en zal vernietigd worden. Alle mensen die op aarde leven van wie de naam niet vanaf het begin van de wereld in het boek van het leven staat, zullen verbaasd zijn bij het zien van het beest, omdat het was, niet is, en toch weer zal zijn.’ (NBV21)

Babel wordt in de Bijbel vaak beschreven als de grote hoer. Babel was een uiterst rijke stad en als er veel rijken zijn dan zijn er nog veel meer armen. Die armen zie je meestal niet zo want de rijken zien in hun stad graag mooie en wonderbaarlijke zaken. De hangende tuinen van Babylon hebben ook naar ons spraakgebruik hun weg gevonden. En rijkdom vergaren en oppotten is een grote verleiding, als je hoog bij een bank werkt dan regel nog eens vijftig procent loonsverhoging met daarnaast een forse bonus. Als je laag in een bank werkt dan moet je maar afwachten of de inflatie in je loon wordt gecompenseerd, verder niet zeuren en je loon matigen, werknemers kosten nu eenmaal geld en dat is al gauw te veel.

Van Babylon ging voor het gevoel van de gelovigen in de God van Israël alle kwaad uit. Alles wat mensen slecht kunnen doen vond daar plaats en werd van daaruit over de wereld verspreid. De lezers van de Openbaring zullen zich achter de oren hebben gekrabd. Babel was weliswaar in haar tijd een wereldrijk geweest dat met de andere wereldrijken voortduren in strijd was om de grootste te worden maar echt de macht over heel de wereld hebben was er niet bij. Neem nu de Romeinen, die hadden niet alleen de macht rond de Middellandse Zee, maar ook over Egypte, over Perzië, de wereldmachten uit de tijd van Babel. Het rijk van de Romeinen strekte zich naar alle windstreken uit. Maar ja, een gevangene van de Romeinen zal niet snel zeggen dat Rome de bron is van alle kwaad in de wereld.

Het is geen wonder dat Johannes schrok van het visioen van een grootmacht dat zich volledig opgetuigd heeft met het kwaad. Maar de boodschapper van God stelt hem gerust. Wat hij ziet hoort nog bij de onderwereld, het wordt ook binnen dat rijk nog verworpen. Het is nog in de woestijn waar leven bijna onmogelijk is. Maar het zal uit de onderwereld opstijgen, we krijgen er dus allemaal mee te maken. Maar wanhoop niet, het zal vernietigd worden. En daarmee voegt Johannes aan zijn boek weer een troost, een geruststelling toe. Het lijkt of zijn boek een boek is vol ellende en rampen voor de mensen, maar zijn boek is eigenlijk een boek vol hoop. De exorbitante zelfverrijkers zullen ten val komen. De goden van winst en profijt verliezen hun aanhang en medemenselijkheid krijgt weer de boventoon. We zullen er wel hard voor moeten werken, maar daar kunnen we vandaag nog mee beginnen.

 

Onze gerechtigheid

Jesaja 64:3-11

3 Nog nooit is zoiets gehoord, niet eerder zoiets vernomen. Geen oog zag ooit een god buiten U, die opkomt voor wie op Hem wacht. 4 U komt ieder tegemoet die van harte rechtvaardig handelt, die uw weg gaat, met U voor ogen. Maar nu bent U in toorn ontstoken, omdat wij gezondigd hebben. De weg van de zonde volgen we al zo lang, kunnen we dan nog worden gered? 5 Wij allen zijn onrein geworden, onze gerechtigheid is als een bebloede doek. Wij allen zijn als verwelkte bladeren, verwaaid op de wind van ons wangedrag. 6 Er is niemand die uw naam aanroept, die zich ertoe zet uw hand te grijpen. U hebt uw gelaat voor ons verborgen, U hebt ons moedeloos gemaakt en ons overgeleverd aan ons eigen wangedrag. 7 Toch, HEER, bent U onze vader, wij zijn de klei, door U gevormd, wij zijn het werk van uw handen. 8 Laat uw grote toorn toch varen, HEER, houd onze schuld niet eeuwig in gedachten, maar zie ons aan: wij zijn toch uw volk? 9 Uw heilige plaatsen zijn een woestijn geworden: Sion is een woestijn, Jeruzalem een woestenij. 10 Onze heilige, luisterrijke tempel, waar onze voorouders U hebben vereerd, is ten prooi gevallen aan het vuur, en al wat ons dierbaar was, is verwoest. 11 Laat dit alles U onbewogen, HEER? Blijft U zwijgen en laat U ons zozeer lijden? (NBV21)

Goden laten zich dienen en in ruil daarvoor verrichten zij hun diensten. Zo kijken wij tegen goden op. Daarom kunnen we zeggen dat de slachtoffers van een ramp dat aan zichzelf te danken hebben omdat ze de juiste god, of de juiste goden, niet op de goede manier hebben gediend. Maar goden die zich laten dienen in ruil voor het verrichten van hun diensten bestaan helemaal niet. De God van Israël is het tegendeel. Die komt op voor de minsten op aarde. Die wordt gediend door rechtvaardig handelen. Slachtoffers van een ramp hebben dat nooit aan zichzelf te wijten, voor die slachtoffers begint de God van Israël pas als ze slachtoffer geworden zijn. De oproep om je naaste lief te hebben als jezelf als het liefhebben boven alles van de God van Israël is juist het op de goede manier dienen van die God. Daar worden die slachtoffers in de eerste plaats mee geholpen. Van die weg afwijken brengt de doden met zich mee die onnodig vallen in een ramp of in een oorlog.

Maar zelfs als je afgeweken bent van zijn weg, als je Tempel is verwoest, je stad een woestijn is geworden mag je roepen naar die God om hulp. Want je weet dat die God nooit het werk laat varen dat die ooit begonnen is. De wanhoop om een geweldige ramp kan groot zijn. De ramp in aardbevingsgebied treft honderd duizenden en die wonen vaak in de armste landen op aarde. De ramp in New Orleans trof tien duizenden en New Orleans ligt in het rijkste land op aarde. De schade voor de armsten in New Orleans is na jaren nog steeds niet hersteld. Wat is het uitzicht voor de armen in de andere gebieden die werden getroffen door aardbevingen? De wereld kan het zich niet laten aanleunen dat die slachtoffers vergeten worden en niet geholpen. Een handvol soldaten uit arme landen werd tot nu toe betaald om een minimum aan veiligheid voor regering, machthebbers en diplomaten te garanderen. Maar als wij de God van Israël als onze vader aanroepen moeten wij dan niet leren van Jesaja? Zijn volk voelde zich verlaten van God en riep hem aan in alle ellende en deed een beroep op dat “Vader zijn” in het vertrouwen dat God te hulp zou komen.

Kunnen wij God als onze Vader aanroepen als wij onze broeders en zusters in de landen die getroffen zijn door natuurrampen of oorlog en onderdrukking vergeten? Is het niet zo dat wij onze Vader verloochenen en God niet meer als zodanig erkennen als wij onze handen niet uitsteken naar de minsten op deze aarde? Of het nu de verslaafden en de armen zijn in onze eigen steden en buurten of het de slachtoffers zijn van oorlogen, hebzucht, uitbuiting en natuurrampen, zij zijn de broeders en zusters, kinderen van dezelfde Vader als wij, die ons nodig hebben om hen te helpen zoals God onze Vader wil dat zijn kinderen geholpen worden. Dat moeten we leren van Jesaja als hij spreekt over onze gerechtigheid. Recht doen aan mensen daar gaat het om. Dat vergeten, daarvan afwijken, maakt ons bezoedeld en onrein. Deze dagen krijgen we de kans armen tot onze gelijke te maken, te laten delen in de welvaart die wij kennen. Een klein deel van alle vluchtelingen voor oorlog en honger klopt aan onze deur, wij hebben de mogelijkheid ook het laatste dat we hebben met hen te delen, het zou het goede voorbeeld zijn waarmee het kwade bestreden kan worden. Daar kunnen we vandaag mee beginnen.

Dorre twijgen

Jesaja 63:15–64:2

15 Zie neer vanuit de hemel, kijk vanuit uw heilige, luisterrijke woning. Waar zijn uw strijdlust en uw machtige daden? U bent niet meer met mij begaan, uw ontferming gaat aan mij voorbij. 16 U bent toch onze vader? Abraham heeft ons niet gekend en Israël zou ons niet herkennen, maar U, HEER, bent onze vader, van oudsher heet U Onze bevrijder. 17 Waarom, HEER, liet U ons afdwalen van uw wegen? Waarom hebt U ons onbuigzaam gemaakt, zodat wij geen ontzag meer voor U hadden? Keer toch terug, omwille van uw dienaren, van de stammen die U toebehoren. 18 Sinds kort hebben onze vijanden uw heilig volk in hun macht gekregen en uw heiligdom vertrapt. 19 Het is alsof U nooit over ons hebt geheerst, alsof uw naam nooit over ons is uitgeroepen. Scheurde U maar de hemel open om af te dalen! De bergen zouden voor U beven. 1 Zoals vuur dorre twijgen in vlam zet, zoals vuur water doet koken, zo zou U uw vijanden uw naam laten kennen en alle volken voor U laten beven, 2 omdat U de geduchte daden doet waarop wij niet durven hopen. Als U toch zou afdalen! De bergen zouden voor U beven. (NBV21)

Vandaag bidden we mee met de profeet. De ellende van de ballingschap is even onverdraaglijk als de ellende van een volk na een allesvernietigende aardbeving. Voor Israël was het niet meer voldoende dat ze afstamden van Abraham. Herkomst en afstamming, status en fatsoen zijn niet genoeg, ze tellen niet. De ellende die de profeet schetst maakt dat het lijkt of de God van Israël nooit de God van Israël is geweest. Ver weg is die God zo lijkt het. Was die God er maar, zou die God de hemelen maar scheuren en afdalen. Zo roepen de slachtoffers van elke aardbeving ook om de hulp van de liefde van alle mensen in de wereld en we weten dat die liefde uiteindelijk van God komt. Die liefde is als het vuur dat het water doet koken. Voor Israël was er een machtige vijand die het land had bezet en de tempel in Jeruzalem verwoest. In Israël werd dat uitgelegd als een straf van God omdat ze zijn gebod van heb uw naaste lief hadden vergeten. In onze dagen zijn er heidenen die ook beweren dat een alles verwoestende aardbeving de straf van een God zou zijn omdat ze daar zondig zijn. Maar als dat zo zou zijn dan zou de hele aarde beven en overal vergaan.

Het volk dat wordt getroffen door een aardbeving is niet slechter dan het volk van Nederland, Engeland of de Verenigde Staten, het volk dat om hulp roept is alleen armer, som is het zelfs het armste volk op aarde. Als er ergens schuld is aan het aantal slachtoffers dan ligt die schuld bij de rijken in de wereld, die huis aan huis tezamen voegen en akker aan akker, die met list en bedrog grote kapitalen weten te verwerven maar die met valse propaganda weten te voorkomen dat er eerlijk gedeeld wordt met de allerarmsten. Dat de leer van Mozes toegepast wordt op en door alle volken zodat elk volk de zelfde mogelijkheden voor woningbouw had als het volk van Japan, waar wel aardbevingsbestendig gebouwd kan worden. Wij hebben dat zelfs niet gerealiseerd in ons wingewest Groningen. De profeet Jesaja roept wanhopig uit dat God alle volken zou laten beven als hij zou komen. Dat beven van alle volken hebben we vandaag even hard nodig als het volk Israël in de dagen van Jesaja. Want zijn de slachtoffers van natuurrampen niet gewoon onze broeders en zusters? Is hun bloed niet even rood als het onze zou zijn als de natuurramp hier plaats had gevonden?

In onze samenleving wordt geprobeerd haat te zaaien tussen mensen op basis van geloof en afkomst. Maar al die mensen die geven op giro 555 vragen zich niet af wat het geloof of de afkomst is van de slachtoffers van de natuurramp, ze zien de ellende en steken de hand uit om de mensen tegemoet te komen in hun ellende en gelijk hebben ze daarin. Jesaja durfde te stellen dat de afloop van de ellende van zijn volk de terugkeer naar het beloofde land zou zijn. Het volk zou weer in ere hersteld worden en het middelpunt zou weer de Tempel in Jeruzalem zijn zodat alle volken de richtlijnen van de God van Israël zouden kunnen volgen. Wij zouden de droom van Jesaja tenminste een beetje kunnen laten uitkomen als we ons voornemen het niet te laten bij een eenmalige hulp aan de slachtoffers van elke grote natuurramp maar ons voor te nemen ze te blijven steunen net zo lang tot ze een samenleving hebben die voor wat betreft de welvaart zich kan meten met de onze. We kunnen er vandaag nog mee beginnen. Elke zondag wordt er ook in heel veel kerken gecollecteerd, de godsdienstoefening in delen, vraag dan om een voorbede zoals Jesaja die ons vandaag heeft geleerd.

 

Hij tilde hen op

Jesaja 63:7-14

7 Ik zal de liefde van de HEER gedenken en zijn roemrijke daden bezingen: alles wat de HEER voor ons heeft gedaan, de goedheid die Hij het volk van Israël bewees in zijn ontferming en zijn grote liefde. 8 Hij zei: ‘Natuurlijk, het is mijn volk! Mijn kinderen zijn te vertrouwen.’ Daarom wilde Hij hun redder zijn. 9 In al hun nood was ook Hijzelf in nood: zij werden gered door de engel van zijn tegenwoordigheid. In zijn liefde en mededogen heeft Hij hen zelf verlost, Hij tilde hen op en heeft hen gedragen, alle jaren door. 10 Maar zij zijn in opstand gekomen en hebben zijn heilige geest gekrenkt. Daarom werd Hij hun tot vijand en bond Hij de strijd met hen aan. 11 Toen dacht Hij aan de dagen van weleer, aan Mozes en zijn volk. Waar is Hij die zijn volk door de zee voerde, waar zijn de herders van zijn kudde? Waar is Hij die hen bezielde met zijn heilige geest? 12 Die Mozes terzijde stond met zijn luisterrijke arm, die voor hen het water kliefde om zich een eeuwige naam te verwerven? 13 Die hen door de diepte leidde als paarden door de woestijn, zonder dat ze struikelden, 14 als vee dat afdaalt naar het dal? Het was de geest van de HEER die hun rust gaf. Ja, U hebt zelf uw volk geleid om u een luisterrijke naam te verwerven. (NBV21)

We lezen vandaag een zeer optimistisch stukje uit de Bijbel. God kiest een volk, staat het bij, leidt het uit het land van de slavernij en geeft het een richtlijn waar het eeuwig van zou kunnen profiteren. Maar die kinderen beschamen dat vertrouwen en komen in opstand tegen het idee altijd maar van je naaste te moeten houden als van jezelf en altijd maar de minsten, de zwaksten, in je samenleving voorop te moeten zetten. Dat beschamen van vertrouwen in God leidt tot oorlog en ellende. Maar God herinnert zich de band met het volk, de leiders van het volk die zijn leer door wisten te geven, de koningen die vrede wisten te stichten en God berouwt de vijandschap die hij is aangegaan met zijn eigen volk. Het volk wordt dus opnieuw gered. Nu staat er in vers 9 een zootje onzin waar we geen raad mee weten. Nee niet alleen nu, hier in deze overweging, maar vanouds struikelen geleerden en vertalers over wat hier in de Bijbel staat.

Zou God zelf echt in nood komen als zijn volk in nood komt? Die gedachte komt verder nergens in de Bijbel voor. Waar je wel aan zou kunnen denken is het medelijden dat God krijgt met mensen die wel goed willen maar nog steeds onderdrukt worden en moeten lijden, dat was ook waarom God zijn volk bevrijdde uit de slavernij in Egypte. En dan die rare engel van zijn tegenwoordigheid. Ook die kunnen we niet plaatsen. In het boek Exodus wordt wel verteld over een Engel die vooruitgestuurd wordt om de verovering van het beloofde land voor te bereiden en over God zelf die meegaat met het volk. Hier wordt gezegd dat God zelf hen verlost heeft en dan is een engel helemaal niet nodig in deze tekst. We hebben al eerder vastgesteld dat het boek Jesaja een aantal schrijvers kent die in de loop van de tijd steeds aanvullingen hebben gegeven. Dat kan dus wel eens tot misverstanden leiden. Hier dus ook. Maar voor ons wordt de tekst er eigenlijk alleen maar optimistischer door. Het betekent dat God met ons mee blijft gaan.

Ook al vergeten wij nog wel eens zijn richtlijn om van je naaste te blijven houden als van jezelf. Ook al vergeten wij dat we onze samenleving moeten inrichten op de minsten op de zwaksten op aarde. Zoals we ontdekt hadden dat we het volk van Irak vergeten waren toen daar de dictator verdreven was, dat volk is van het ene lijden in het andere terechtgekomen. Zoals we ontdekken in deze dagen dat we het volk van Haïti eigenlijk vergeten zijn. Bij de eerste de beste tegenslag ligt heel dat land in puin door een aardbeving en is iedereen daar afhankelijk van onze hulp. Giro 555 is dan zeer aan te bevelen maar kunnen en durven we vragen om een ontwikkelingsplan voor de lange termijn? Durven we het aan om als doelstelling te stellen dat bij een volgende aardbeving op een andere plaats op aarde het volk van Haïti vliegtuigen met hulpgoederen kan vullen van haar eigen overvloed om de slachtoffers te helpen? Is het niet zo dat pas als zij kunnen wat wij nu kunnen opbrengen we hen geholpen hebben zoals we zelf geholpen zouden willen worden? Daar roept de profeet ons vandaag toe op, wij mogen weten dat op die Weg God met ons gaat, ook al vergeten wij dat maar al te vaak.

Geen van de volken

Jesaja 63:1-6

1 ‘Wie is het die uit Edom komt, uit Bosra, in purper gekleed, met praal getooid, die zich groots en machtig verheft?’ Ik ben het die in gerechtigheid spreekt en bij machte is te redden. 2 ‘Hoe komen uw kleren zo rood, als de kleren van iemand die de wijnpers treedt?’ 3 Ik heb de perskuip alleen getreden, geen van de volken hielp Me daarbij. Ik trad hen in mijn woede, vertrapte hen in mijn toorn. Hun bloed bespatte mijn kleren, al mijn kleren werden besmeurd. 4 Ik had besloten tot een dag van wraak, het jaar van vergelding was aangebroken. 5 Toen zag Ik dat er niemand  was die hielp, Ik was geschokt dat niemand Mij aanmoedigde. Op eigen kracht bracht Ik redding, door mijn woede aangespoord. 6 Ik heb de volken in mijn woede vertrapt, met mijn toorn heb Ik hen dronken gevoerd. Hun bloed liet Ik op aarde neervloeien. (NBV21)

In het boek Jesaja klinkt voortdurend de overtuiging door dat onrecht niet eeuwig kan blijven voortduren. Hoe het bestreden en overwonnen zal worden doet niet ter zake, de overwinning op het kwade is onvermijdelijk. Ook in het duet dat we vandaag meezingen klinkt deze overtuiging door. Het is God die hier de overwinning heeft gebracht. Deze keer kwam de overwinning op het kwade uit Edom, uit de stad Bosra in Edom. Bosra was een belangrijke stad, centrum van de veeteelt. Rood van het bloed dus dat vloeit na de slacht van runderen en schapen. Edom betekent ook rood. En een mantel van purper is ook rood. Rood is de centrale kleur in het gedeelte van vandaag, de woordspelingen en de grapjes die hier in zitten gaan verloren in de vertalingen. Maar rood is ook het druivensap dat opborrelt in de wijnpers.

Rood was ook de aarde waaruit God de mensen heeft geschapen. Rood was ook de linzenmoes waarvoor Ezau zijn eerstgeboorterecht verkocht. En Edom was het volk dat afstamde van Esau, meestal overigens een volk dat staat voor de erfvijand van Israël. Ook hier is Edom overigens niet het meest vriendelijke land, maar in dat God verlaten oord had de God van Israël zich teruggetrokken vanwege het kwaad dat zijn volk had gedaan. Dat volk was weggevoerd naar Babel, maar nu weer teruggekomen. En de God van Israël had zich weer in het midden van zijn volk, in Jeruzalem gevestigd. De oude vijanden van Israël waren overwonnen. Maar dan komt de schok. Het onrecht Israël aangedaan leek ongewroken te blijven. Geen van de volken op aarde kwam het arme en vertrapte Israël te hulp. Niemand kwam het verdrukte volk te hulp. Niemand die de God van Israël steunde.

Dezer dagen zullen velen denken aan het volk van Syrië dat zucht onder een wrede dictatuur. Maar ook dat volk wordt door niemand geholpen. Natuurlijk de wrede dictator werd aangevallen door het eigen volk. Dat volk werd verder vergeten, binnenlandse aangelegenheden maken dat het bedrijven van onrecht door een dictator tot gewoonte kan worden gevormd. Het verzet tegen dat onrecht nam toe. Nooit eerder waren er, als het afgelopen jaar, zoveel mensen in Syrië omgekomen door geweld. Vluchtelingen wachten al vele jaren in buurlanden op een kans terug te keren naar een land in vrede om te kunnen helpen bij de opbouw. In Syrië zijn de volken God niet te hulp gekomen om te zorgen voor de zwaksten, in Syrië hebben volken alleen hun eigen politieke agenda gesteund. Het Heb Uw naaste Lief als Uzelf zal in de praktijk gebracht moeten worden. Wij kunnen God daarbij helpen. Nu komt de redding van velen door godsdienstige extremisten, mensen die nooit hebben gehoord van het “Gij zult niet doden”. Wij moesten maar eens beginnen om opnieuw te denken over de zogenaamde binnenlandse aangelegenheden, voorkomen is immers beter dan genezen.

‘Het is voorbij!’

Openbaring 16:12-21

12 De zesde engel goot zijn offerschaal leeg over de grote rivier de Eufraat. De rivier viel droog en maakte de weg vrij voor de koningen uit het oosten. 13 Toen zag ik dat uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten tevoorschijn kwamen in de vorm van kikkers. 14 Dat zijn demonische geesten die tekenen verrichten en eropuit gaan om alle koningen op aarde bijeen te brengen voor de strijd op de grote dag van de almachtige God. 15 ‘Ik kom onverwacht als een dief!’ Gelukkig is wie wakker blijft en zijn kleren aanhoudt: hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen. 16 Ze brachten hen bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet. 17 De zevende engel goot zijn offerschaal leeg over de lucht. Toen klonk er uit de tempel een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Het is voorbij!’ 18 Er volgden bliksemschichten en groot geraas en donderslagen. Er kwam een zware aardbeving, zo zwaar als nog niet was voorgekomen sinds er mensen op aarde waren; verschrikkelijk was die aardbeving. 19 De grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van alle volken werden verwoest. Het grote Babylon moest het ontgelden: God gaf het de beker met de wijn van zijn hevige woede. 20 Alle eilanden verdwenen in het niets en van de bergen was geen spoor meer te vinden. 21 Uit de hemel vielen loodzware hagelstenen op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van die hagel, want het was een vreselijke plaag. (NBV21)

Dat Romeinse Rijk zal niet eeuwig duren zegt Johannes in dit gedeelte. De Eufraat zal stilvallen en maakt de weg vrij voor de koningen van het oosten. Er zijn mensen die dan gaan zoeken naar de koningen van vandaag. Maar Johannes was ver van een voorspeller van Stalin en Poetin. Hij keek terug naar de Hebreeuwse Bijbel. Daar was ook zo’n wereldrijk dat onoverwinnelijk leek. Babel, aan de oevers van de Eufraat zaten de Hebreeuwse ballingen wenend terneer zingt Psalm 137. Maar uit het oosten kwam een nieuwe wereldmacht onder leiding van Koning Cyrus. Babel werd veroverd en tot verbazing van iedereen gaf Cyrus de opdracht aan de ballingen terug te keren naar Jeruzalem en de Tempel en de stad weer op te bouwen. Jesaja noemt hem de Messias, de bevrijder van Israël.

Het blijft niet bij de verwachting van het overwinnen van de Romeinen. Er is een concrete dreiging door de Perzen. Zij zullen de wereld verenigen in een aanval op de gelovigen in de God van Israël, vooral in zijn zoon, Jezus de Messias. Die Perzen hadden een heel oude godsdienst, het Zoroasme. Die godsdienst had twee goden een goede en een kwade. Die kwade God Ahriman veranderde zich af en toe in een kikker om gif onder de mensen te brengen. En wat was er giftiger als het Romeinse triumviraat, de drie Keizers die samen bestuurden. Ze waren drie onreine geesten. Zij brengen de volken bijeen in een oorlog tegen de gelovigen. Waar dat Harmageddon ligt weten we gewoon niet. In de geschiedenis zijn veel namen van plaatsen en streken veranderd en ten tijd van de eerste vertalingen en kopieën van het boek wist men al niet meer waar deze plaats lag.

Maar dan brengt de boodschapper van God het bericht van het einde. Bliksem en donder waren er zoals ze op de Sinaï waren geweest toen Mozes zijn leer van God kreeg. Een zware aardbeving vernietigt de grote stad zoals ooit Sodom en Gomorra waren verwoest. De eilanden waren verdwenen en de bergen vlak gemaakt zoals de profeet had gezegd om het de ballingen mogelijk te maken terug te keren. Denk nu niet dat de gelovigen gevrijwaard waren van de rampen en de ellende die in die oorlog over hen werden uitgestort. In tegendeel het eindigt met de beschrijving van hagel, zo sterk dat de mensen God lasterden. Hou dus vol roept Johannes eigenlijk want na die ellende komt God voor de zijnen. En dat geldt ook voor ons, niet bang worden voor het oosten of het westen maar blijven doen wat ons staat te doen, delen met hen die niets hebben en onze naaste lief te hebben als onszelf.

 

Gods woede

Openbaring 16:1-11

1 Toen hoorde ik een luide stem uit de tempel komen die tegen de zeven engelen zei: ‘Ga nu! Giet de zeven offerschalen met Gods woede leeg op de aarde!’ 2 De eerste engel ging weg en goot zijn offerschaal leeg over de aarde. Alle mensen die het merkteken van het beest droegen en zijn beeld aanbaden, kregen kwaadaardige en pijnlijke zweren. 3 De tweede engel goot zijn offerschaal leeg over de zee. Het water werd bloed, als het bloed van een dode, en alle wezens die in zee leefden kwamen om. 4 De derde engel goot zijn offerschaal leeg over rivieren en waterbronnen, en het water werd bloed. 5 Ik hoorde de engel van al het water zeggen: ‘Rechtvaardig bent U, de Heilige, die is en die was, omdat U op deze manier straft. 6 Bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed laat U hen drinken. Ze hebben het verdiend.’ 7 Ik hoorde het altaar antwoorden: ‘Ja, Heer, onze God, Almachtige, uw oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig.’ 8 De vierde engel goot zijn offerschaal leeg over de zon, waardoor ze de mensen kon verbranden met haar vuur. 9 De grote hitte verzengde de mensen en ze lasterden de naam van God, die macht heeft over deze plagen. Ze kwamen niet tot inkeer en bewezen Hem geen eer. 10 De vijfde engel goot zijn offerschaal leeg over de troon van het beest. Zijn rijk werd in duisternis gehuld. De mensen beten op hun tong van de pijn. 11 Ze lasterden de God van de hemel, vanwege hun pijn en hun zweren, en ze keerden zich niet af van hun wandaden. (NBV11)

Johannes waarschuwt zijn lezers. Ze geloven misschien in de opstanding van de doden. Ze geloven misschien in het oordeel over de onderdrukkers en de misdadigers. Maar ze moeten niet geloven dat de straf die ze verwachten een vrolijke zaak zal zijn. De plagen van Egypte worden over de overtreders uitgestort en de plagen van Egypte liepen uit op het gehuil van iedereen, behalve over degenen die hun vertrouwen op de God van Mozes lieten zien. Nu zullen er eerst pijnlijke zweren komen. Het gehuil zal zich herhalen, ook als je bij de gelovigen hoort dan gaan je oren pijn doen van het gehuil en gekerm. En juist gelovigen willen zorgen voor de zieken, die willen wat doen aan wat andere mensen overkomt of die mensen daar nu schuld aan hebben of niet.

Dan wordt al het water veranderd in bloed. Eerst de zee, dan de rivieren en waterbronnen. Die volgorde is niet onbelangrijk. Het betekent dat de zee nog al wat langer veranderd blijft in bloed. Dat is niet voor niks. Volgens Johannes hoort bij de komst van de nieuwe aarde ook dat de zee haar doden teruggeeft. Denk alleen al aan de vluchtelingen over de Middellandse Zee en het Kanaal die daar verdrinken omdat we voor hen niets willen doen, niet vrede maken waar oorlog is, niet voedsel brengen waar honger is, niet een toekomst verzorgen voor hen die geen toekomst zien, of alleen een toekomst in armoede. Maar de plagen van Egypte, de zweren, het bloed, het vuur van de zon, de duisternis raken ook direct de gelovigen, zij die het teken van het lam dragen.

De aarde zal vergaan in jammerklachten en zij die er dood aan gaan hebben het verdiend. Dat laatste zullen velen Johannes eens zijn, zelfs na ruim 70 jaar vervolgen we nog de nazi’s die daders waren van de Holocaust. Voor de tirannen die daarna kwamen hebben we tribunalen en een internationaal strafhof. Landen die aan dat strafhof niet mee doen nemen misdaden tegen de menselijkheid dus voor lief en kunnen niet vertrouwd worden. De Openbaring van Johannes wordt vaak naar een verre toekomst geschoven, maar die Openbaring vertelde over de tijd waarin Johannes leefde, daarmee ook over onze tijd als het gaat over onze verhouding tot medemensen en onze reactie op onrecht, geweld en onderdrukking..

De hemelse tempel

Openbaring 15:1-8

1 Ik zag in de hemel opnieuw een indrukwekkend, wonderbaarlijk teken: het waren zeven engelen met de zeven laatste plagen, waarmee aan Gods woede een einde komt. 2 Toen zag ik iets als een zee van glas, vermengd met vuur. Op de glazen zee stonden zij die het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam hadden overwonnen. Ze hadden lieren om daarop te spelen voor God. 3 Ze zongen het lied van Gods dienaar Mozes en het lied van het lam: ‘Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Heer, onze God, Almachtige, rechtvaardig en betrouwbaar is uw bestuur, vorst van de volken. 4 Wie zou U, Heer, niet vereren, uw naam niet prijzen? Want U alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en zich voor U neerwerpen, want uw rechtvaardige daden zijn geopenbaard.’ 5 Hierna zag ik de hemelse tempel, de verbondstent, opengaan. 6 De zeven engelen met de zeven plagen kwamen naar buiten, in stralende kleren van zuiver linnen en met een gouden band om hun borst. 7 Toen gaf een van de vier wezens aan alle zeven engelen een gouden offerschaal, vol met de woede van de God die leeft tot in eeuwigheid. 8 Gods majesteit en kracht vulden de tempel met rook. Niemand kon de tempel binnengaan voordat aan de zeven plagen van de zeven engelen een einde was gekomen. (NBV21)

Johannes gaat ver terug in de Hebreeuwse Bijbel om duidelijk te maken wat hij verwacht van de onderdrukking door het Romeinse Rijk. Hij ziet de overwinnaars al staan. Ze hadden de lier van David bij zich, de lier waarmee hij de woede aanvallen van koning Saul kon overwinnen en ze zongen. Ze zongen een lied van Mozes, een lied dat later door Jezus zou zijn overgenomen vertelt Johannes ons. En wat zingen die overwinnaars dan? Mooie vrome lofliederen op de macht van God, zijn betrouwbaarheid en rechtvaardigheid. Keurig niet waar?

Inderdaad, niet waar. Die Christenen werden namelijk vervolgd omdat ze deden wat in dat lied staat en niet wat de overheid van hen vroeg. Je moet de overheid het goede voorhouden en niet dan het goede had Paulus geschreven. En dat de overheid het zwaard droeg was de vervolgde Christenen maar al te zeer bekend. Ondanks dat hadden ze vastgehouden aan hun overtuiging dat alleen de God van Israël vereerd moet worden en dat een Keizer van Rome zeker die God in rechtvaardigheid en betrouwbaarheid nooit zou kunnen evenaren. Ze werden daarom atheïsten genoemd. Ze hadden geen beeld van hun God en weigerden respect te betonen aan andere goden, alsof die niet bestonden.

Als dat lied wordt gezongen gaat de Tempel, de Tabernakel open. De Tabernakel was de Tent van het Verbond die voorafging aan de bouw van de Tempel in Jeruzalem. In de dagen dat Johannes op Patmos gevangen zat was die Tempel verwoest. Johannes legt zich daar niet bij neer. In de hemel, bij God is die Tempel er nog steeds. In die Tempel en in die Tabernakel werd immers het verdrag bewaard dat God en het volk Israël hadden gesloten en waarbij die God zich verbonden had met dat volk. De komst van de nieuwe Tempel is niet eenvoudig. Wie je beloofd dat met een geloof in Jezus alle problemen verdwijnen, liegt. Pas als alle leed geleden is en alle strijd gestreden is komt er een nieuwe aarde, met de hemelse Tempel. Het mooie is dat wij met die nieuwe aarde alvast mogen beginnen, ondanks de ellende. In het “Heb je naaste lief als jezelf” laat dat verdrag zich samenvatten. Sluit je er dus bij aan.