Het goede nieuws

Lucas 4:31-44

31 Hij ging naar Kafarnaüm, een stad in Galilea, waar Hij de inwoners steeds op sabbat onderwees. 32 Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want Hij sprak met gezag. 33 Er was in de synagoge een man die bezeten was door een geest, een onreine demon, en deze schreeuwde luidkeels: 34 ‘Aaah! Wat hebben wij met Jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben Je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie Je bent: de heilige van God.’ 35 Maar Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De demon smeet de man op de grond, midden tussen de mensen, en ging uit hem weg zonder hem te verwonden. 36 Allen waren verbijsterd. Ze bespraken het voorval met elkaar en zeiden: ‘Wat zijn dat voor dingen die Hij zegt? Hoe komt het dat Hij het gezag en de macht heeft om onreine geesten zijn bevelen te geven zodat zij de mensen verlaten?’ 37 Het nieuws over Hem verspreidde zich overal in de streek. 38 Na het verlaten van de synagoge ging Hij naar het huis van Simon. Simons schoonmoeder had hoge koorts, en ze vroegen Jezus om haar te helpen. 39 Hij boog zich over haar heen en sprak de koorts bestraffend toe. Die verliet haar, en meteen stond ze op en begon voor hen te zorgen. 40 Toen de zon was ondergegaan, brachten de mensen al hun zieken naar Hem toe, aan welke kwaal ze ook leden. Hij legde hun een voor een de hand op en genas hen. 41 Hij dreef ook veel demonen uit, die schreeuwden: ‘Jij bent de Zoon van God!’ Hij sprak hen bestraffend toe en verbood hun iets te zeggen; ze wisten immers dat Hij de messias was. 42 Bij het aanbreken van de dag vertrok Hij en ging naar een eenzame plaats. De mensen gingen Hem zoeken, en toen ze Hem gevonden hadden probeerden ze Hem ervan te weerhouden bij hen weg te gaan. 43 Maar Hij zei tegen hen: ‘Ook in de andere steden moet Ik het goede nieuws over het koninkrijk van God brengen, want daarvoor ben Ik gezonden.’ 44 En Hij maakte dat goede nieuws bekend in de synagogen van Judea. (NBV21)

Het dorp waar Jezus van Nazareth zich terugtrekt heet eigenlijk “het dorp van rust”. Maar rustig was het allerminst. Zelfs op de rustdag wordt er nog een beroep op hem gedaan. Als hij werkt als leraar valt dat niemand op, maar als hij iets doet voor een lijdende medemens maakt dat de tongen los. Het is nu eenmaal gemakkelijker te praten over dat wat anderen raakt dan over dat wat je zelf eigenlijk los moet laten. De manier waarop je de wereld om je heen benadert, de manier waarop je met mensen omgaat is vaak verkeerd. Je weet het dan wel maar een heilig boontje zoals Jezus van Nazareth dat van de mensen verlangt wil je nu ook weer niet zijn. Jezus van Nazareth zorgde er voor dat mensen weer mee kunnen doen in de samenleving als gewaardeerde mensen. En je hoeft niet bang te zijn dat mensen je daarvoor uitlachen of bespotten. En een heilig boontje hoef je al helemaal niet te zijn.

In dit gedeelte gaat het over de vele genezingen die Jezus van Nazareth verrichte in zijn dorp. Ze hebben de schrijver van dit evangelie dan ook wel arts of medicijnmeester genoemd. Geleerden strijden er soms nog over. Eigenlijk weten we niet precies wie het evangelie geschreven heeft omdat er geen eigen naam van de schrijver in voorkomt en de brief waarin Lucas als arts genoemd wordt is ook al niet van Paulus al doet de schrijver van wel, maar dat je goed doet door mensen weer in de samenleving mee te laten doen is een heldere boodschap. Rust is er dan niet meer bij, overal blijken ineens mensen buiten de boot te vallen. Zelfs als Jezus van Nazareth zich terugtrekt op een eenzame plaats weten mensen hem te vinden. Maar het gaat Jezus van Nazareth niet om de wonderen, maar om de mensen. De bevrijding van de armen is immers aangebroken. Door mensen ertoe te brengen te delen, zoals Johannes de Doper al had gezegd, verdwijnt de armoede en worden mensen bevrijd van hun ellende. Dat goede nieuws wordt op alle plaatsen verkondigd waar nog uit de Hebreeuwse Bijbel werd gelezen. Op al die plaatsen waar nog de verhalen klonken over de richtlijnen van God en de profeten die de ellende van het volk opmerkten en de weg wezen om die ellende op te heffen, de Weg van de God van Israël.

Die bevrijding was het goede nieuws dat verkondigd moet worden. Ja moet worden, want ook vandaag kunnen we beginnen door eerlijk te delen de armoede in de wereld op te heffen. Onze leiders in de wereld hebben we niet gehoord over eerlijke handelsverhoudingen met de arme landen in de wereld dus moeten we er zelf maar aan beginnen. Natuurlijk kunnen we een deel van onze boodschappen doen in de Fair Trade winkels. Maar veel gemeenten willen gelukkig ook een Fair Trade gemeente zijn waar het inkoopbeleid rekening houd met eerlijke beloning voor producenten, boeren, en een duurzame productie. En natuurlijk snappen we best dat als we zorgen voor eerlijke handelsverhoudingen, als mensen in eigen omgeving een toekomst voor hun kinderen, zorg voor hun gezondheid, goede huisvesting en elke dag te eten vinden ze niet hoeven te vluchten. Als we dan ook nog in plaats van bommen vrede weten te brengen onder de volken dan begint de wereld een beetje te lijken op de wereld die in de synagogen door Jezus van Nazareth werd verkondigd.

Om onderdrukten hun vrijheid te geven

Lucas 4:14-30

14 Vervuld met de kracht van de Geest keerde Jezus terug naar Galilea. Het nieuws over Hem verspreidde zich in de hele streek. 15 Hij gaf de mensen onderricht in hun synagogen en werd door allen geprezen. 16 Hij kwam ook in Nazaret, waar Hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging Hij op sabbat naar de synagoge. Toen Hij opstond om voor te lezen, 17 werd Hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en Hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:18 ‘De Geest van de Heer rust op Mij, want Hij heeft Mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij Mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, 19 om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ 20 Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op Hem gericht. 21 Hij zei tegen hen: ‘Vandaag is de schrifttekst die jullie gehoord hebben in vervulling gegaan.’ 22 Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ 23 En Hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie Me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’ 24 Hij vervolgde: ‘Luister, Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. 25 Maar Ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. 26 Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. 27 En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël met een huidziekte die hen onrein maakte. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’ 28 Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29 Ze sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten. 30 Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok. (NBV21)

Toen Nelson Mandela werd vrijgelaten waren er veel mensen bang dat het geweld in Zuid-Afrika tegen de blanken een ongekende omvang zou aannemen. Niets was minder waar. Het was juist aan Nelson Mandela te danken dat er geen burgeroorlog in Zuid Afrika uitbrak. Men begon, met alle problemen van dien, te proberen samen een nieuwe samenleving op te bouwen waar geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen mensen op grond van hun afkomst en waarin iedereen kan meedoen. Het grote van Nelson Mandela is niet zozeer dat hij 30 jaar in gevangenschap heeft gezeten zonder zijn opvattingen te hebben opgegeven, maar dat hij daarna verzoening wist te krijgen met zijn onderdrukkers. We moeten de Bijbel wel heel goed kennen om te begrijpen dat er in dit verhaal met Jezus van Nazareth net zo iets gebeurt. Jezus van Nazareth onderwijst in de synagogen, leren noemt men dat. Synagogen zijn plaatsen van bijeenkomst in de dorpen en steden buiten Jeruzalem opgezet door de Farizeërs om er voor te zorgen dat de kennis van de Joodse Bijbel niet verloren zou gaan door alle Romeinse en andere heidense invloeden in het land. Ze bestaan tot op de dag van vandaag en je vindt ze overal in de wereld.

Jezus van Nazareth leest in de synagoge van de stad van zijn jeugd uit het boek Jesaja. Maar hij stopt waar iedereen nog een halve zin zou doorlezen. Na “het genadejaar zou uitroepen” staat namelijk “een de dag der wrake”. In plaats van de opstand uit te roepen tegen de Romeinen wijst Jezus van Nazareth er op dat er in de geschiedenis van het volk Israel ook momenten waren dat het nodig was om je aan de rand van de samenleving op te houden zoals Elia had gedaan, of zelfs je bezig te houden met bezettende buitenlanders zoals bij Naäman, de Syrische generaal, was gebeurt. Dan is het mooi dat je aandacht en begrip voor de armen vraagt en hen bevrijding belooft maar gewone dorps en stadsbewoners zijn over het algemeen niet arm maar ze zijn wel slachtoffer van een wrede bezetting. Jezus van Nazareth sluit aan bij opvattingen van profeten als Jeremia die betoogde dat het niet zoveel zin had tegen machten te vechten waar je het niet van kon winnen maar dat het goede doen en de Liefde betonen, die de Wet van de Liefde vraagt, altijd tot overwinning leidt.

We hebben het in onze dagen waar zien worden in Zuid-Afrika al hebben de mensen daar ons medeleven en onze hulp soms dubbel hard nodig. Niet alleen in geld, of kennis over medicijnen en huisvesting maar ook in voorbeeld van vreedzaam samenleven. Aan dat laatste wil het hier bij ons nog wel eens ontbreken, en aan dat laatste kunnen we allemaal zelf iets doen door vandaag te beginnen naar vrede met elkaar te streven. Dat is het echte goede nieuws voor de armen. Zo kunnen we ook onze zorg voor de vele vluchtelingen op een goede manier vormgeven. We lijken overspoeld te worden door mensen op de vlucht niet alleen voor geweld maar ook voor armoede en uitzichtloosheid. Dat onze rijkdom voor een deel rust op de armoede van anderen hoor je maar weinig. Opvang in eigen regio, terugsturen naar land van herkomst heeft alleen zin als er daar ook een toekomst voor mensen wordt geboden. Dat zou opnieuw het goede nieuws voor de armen betekenen. Daar zouden we in de eerste plaats aan moeten werken, maar ondanks de vluchtelingen blijven we bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking en de vraag is wie dat ter discussie zou willen stellen. Volgens Jezus van Nazareth kunnen we met die toekomst vandaag nog beginnen.

 

Stel de Heer, uw God, niet op de proef.

Lucas 4:1-13

1 Vervuld van de heilige Geest trok Jezus weg van de Jordaan. Hij werd door de Geest naar de woestijn geleid, 2 waar Hij veertig dagen bleef en door de duivel op de proef gesteld werd. Al die tijd at Hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had Hij grote honger. 3 De duivel zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, beveel die steen dan in een brood te veranderen.’ 4 Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen.”’ 5 Toen bracht de duivel Hem naar een hooggelegen plaats en liet Hem in één ogenblik alle koninkrijken van de wereld zien. 6 De duivel zei tegen Hem: ‘Ik geef U de macht over dat alles en ook de roem die ermee gepaard gaat, want ik kan daarover beschikken en ik geef het aan wie ik wil; 7 als U in aanbidding voor mij neervalt, zal dat allemaal van U zijn.’ 8 Maar Jezus antwoordde: ‘Er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.”’ 9 De duivel bracht Jezus naar Jeruzalem, zette Hem op het hoogste punt van de tempel en zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. 10 Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij opdracht geven om over U te waken.” 11 En ook: “Op hun handen zullen zij U dragen, zodat U uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ 12 Maar Jezus antwoordde: ‘Er is gezegd: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ 13 Toen de duivel Jezus aan al deze beproevingen had onderworpen, ging hij voor een tijd bij Hem vandaan.(NBV21)

Een overbekend verhaal lezen we vandaag, dat van de verzoeking in de woestijn. Mooi ook zo’n afloop dat Jezus van Nazareth al die verzoekingen heeft weerstaan. Maar wat moeten we in de eenentwintigste eeuw nog met een figuur als de duivel. Misschien wel net zoveel als Jezus van Nazareth, namelijk helemaal niks. Jezus van Nazareth was kennelijk voor de duivel niet bang en waarom zouden wij dat dan wel zijn? Bovendien geloven we in God en dus niet in de duivel. Het is een verhaal en dat verhaal wil ons iets vertellen. Dat verhaal vertelt ons in elk geval niks over het al of niet bestaan van een duivel. Het vertelt ons over de manier waarop Jezus van Nazareth begon met het vertellen van zijn boodschap. Hij ging eerst terug naar de woestijn. Daar waar ooit het volk Israel haar God had ontmoet en had ontdekt dat het belangrijkste van haar religie de zorg voor elkaar is. Daarmee kwam aan alle religie eigenlijk een einde.

Als “God dienen” hetzelfde is als “van je naaste houden als van jezelf”, blijft er van religie weinig meer over. In dit verhaal komen het absoluut goede, de God van Israel, en het absoluut kwade, de duivel genoemd, tegenover elkaar te staan. Mensen zijn kinderen van het Goede had Lucas in het geslachtsregister van Jezus van Nazareth al geschreven. Jezus van Nazareth zelf is daar geen uitzondering op. Maar we weten dat mensen ook graag het kwade doen. Als iedereen voor elkaar zorgt waarom laat jij dan niet voor jou zorgen en de zorg voor anderen aan de anderen over? Geen wonder dat aardige mensen vaak het gevoel hebben dat er misbruik van ze gemaakt wordt. Tot ze ontdekken dat het kansen geven aan een ander om zich te ontplooien als liefdevolle en zorgzame mens ook tot zorg voor die ander hoort. We leven immers niet bij brood alleen. Zo zit het ook met de macht. Alleen het kwade kan een mens absolute macht over anderen geven. En een mens die het goede wil doen en niets dan het goede waakt er wel voor al te lichtvaardig om hulp te vragen, dagelijks brood is ons immers genoeg. Zo weten we het kwade te weren, door aan het goede vast te houden.

We kunnen het ook lezen in de brief van Paulus aan de mensen in Efeze: “trek de wapenrusting aan”. We herkennen na dit verhaal het kwade ook, wie misbruikt maakt van jou dient het kwade, wie macht over je wil uitoefenen dient het kwade, en wie je verleidt tot meer vragen dan je nodig hebt dient het kwade. En als je het goede wilt doen en niets dan het goede dan hoef je voor de duvel niet bang te zijn. Aanpakken en benoemen dat kwade dus vanaf vandaag. We weten immers wat de Bijbel zegt over oorlog. Stond er niet geschreven dat gij niet doden zult? We weten immers wat de Bijbel zegt over ons verlangen rijker en nog rijker te worden. Want stond er niet geschreven dat we niet zouden begeren het huis van onze naaste en al het andere dat van onze naaste is? We weten dat we van mensen moeten houden en niet van een ander mens als van een voorwerp, een object dat onze lusten kan bevredigden, we weten ook dat we niet liegen moeten en niet stelen. We weten bovenal dat we niets en niemand tot god moeten verheffen en moeten aanbidden, want de God die ons die regels heeft voorgehouden had ons juist bevrijdt van de slavernij van hebben en houden en van meer en steeds meer. Benoem dus het kwade als je het tegenkomt want dan verdwijnt het op den duur.

 

Wee degene die de strijd aanbindt

Jesaja 45:8-13

8 Hemel, laat gerechtigheid neerregenen, laat haar neerstromen uit de wolken. Laat de aarde zich openen zodat redding zal ontkiemen en gerechtigheid ontspruiten. Ik, de HEER, heb dit alles geschapen. 9 Wee degene die de strijd aanbindt met Hem door wie hij gevormd is – een potscherf tussen de potscherven. Zegt de klei soms tegen wie hem vormt: ‘Wat ben je eigenlijk aan het maken?’ of: ‘Deze pot heeft niet eens oren!’ 10 Wee degene die tegen zijn vader zegt: ‘Wat heb je verwekt?’ en tegen zijn moeder: ‘Wat hebben je barensweeën gebracht?’ 11 Dit zegt de HEER, de Heilige van Israël, die Israël gevormd heeft: Wilden jullie Mij ondervragen over het lot van mijn kinderen, of Mij iets voorschrijven omtrent het werk van mijn handen? 12 Ik ben het die de aarde maakte en de mens op aarde schiep; mijn handen hebben de hemel uitgespannen, Ik riep het sterrenleger tevoorschijn. 13 Ik ben het die Cyrus liet opstaan in gerechtigheid, steeds opnieuw baan Ik voor hem de weg. Hij zal mijn stad herbouwen; hij geeft mijn ballingen de vrijheid terug, zonder betaling of steekpenningen te eisen – zegt de HEER van de hemelse machten. (NBV21)

Gerechtigheid, dat is wat de God van Israël ons geeft. Gerechtigheid in de zin dat ieder tot zijn of haar recht komt. Die hemel is ooit door God boven ons gezet als een bescherming, een schild tegen de wateren van boven. En wateren kunnen dodelijk zijn. In de taal van het volk Israël staat het water vaak voor de dood. Denk maar eens aan het verhaal over Noach toen God opnieuw wilde beginnen met de aarde en de mensen voor wie God die aarde en de hemel er boven gemaakt had. Die gerechtigheid staat niet ter discussie. Voor sommige mensen is dat wel beangstigend. Zij vinden zichzelf maar slecht en als ze tot hun recht moeten komen dan blijft er maar weinig van hen over. Ze zijn niet in staat tot enig goed dus het kwaad wordt in het zichtbaar als de gerechtigheid van de God van Israël hen treft. Maar het is niet anders. Met de moderne technologie kunnen we niet meer zeggen dat wij mensen niet kunnen bepalen wanneer het wel of niet regent, maar daar maken we zo weinig gebruik van dat je rustig kunt zeggen dat je de regen niet kunt ontlopen. God laat het over de goeden en de slechten regenen.

Maar in dit gedeelte van het boek van de profeet Jesaja gaat de God van Israël tekeer tegen die mensen die zich zo slecht vinden. God heeft toch geen slechte mensen geschapen? Toen God de mens had geschapen, man en vrouw schiep hij hen, zag God dat het goed was. Maar het waren mensen die zelf wel wilden uitmaken wat goed en wat slecht was. Als ze dat konden waren ze immers gelijk aan God geworden. Ze gedragen zich als de klei die tegen de pottenbakker zegt dat de pot die gemaakt is geen oren heeft, of de baby die aan de vader en moeder vraag wat ze eigenlijk hebben voortgebracht. Belachelijk als je het zo stelt. Maar dat doen mensen die over zichzelf en over anderen een oordeel vellen. Ze ontkennen de God van Israël zoals de Bijbel ons die leert kennen. Een God die bevrijdt, ondanks het slechte dat mensen doen. Een God die barmhartig en genadig is, zoals Mozes zag toen hij de richtlijnen voor de menselijke samenleving kreeg. Als mensen die richtlijnen volgt dan merken ze dat ze het goede kunnen doen en niet dan het goede.

Die God van Israël maakt zelfs het slechte goed. Die Cyrus van Perzië was geen gelovige van de God van Israël. Dat hij iets zou weten van de grootheid van die God, van het machtige dat die God kan doen is zeer onwaarschijnlijk. Maar hij doet wat de God van Israël wil, hij bevrijdt het volk uit de ballingschap en zorgt er voor dat ze terugkeren naar hun land en daar de Tempel en Jeruzalem weer herbouwen. Er zullen overigens een heleboel Judeeërs blijven wonen in het land van hun ballingschap. Ze hebben daar immers hun bestaan opgebouwd. Maar het zijn niet langer ballingen, het zijn vrije mensen geworden. Vrije mensen die het vrij staat hun God te dienen en hun Godsdienst te belijden. Zij zijn het die zorgen dat mensen tot hun recht komen, zij zijn het die hun naaste liefhebben als zichzelf, die oog hebben voor de zieken en gehandicapten en aandacht en recht vragen voor de weduwe en de wees. Door Jezus van Nazareth kunnen wij ons aansluiten bij hun gemeenschap en het goede doen en niets dan het goede. Daartoe worden wij geroepen elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Mijn herder

Jesaja 44:24-45:7

24 Dit zegt de HEER, je bevrijder, die je al in de moederschoot heeft gevormd: Ik, de HEER, ben het die alles gemaakt heeft,
de enige die de hemel heeft uitgespannen, die zelf de aarde heeft uitgespreid. 25 Die de tekenen van orakelpriesters verstoort en waarzeggers ontmaskert, die wijzen naar de achtergrond dringt en hun kennis bespottelijk maakt, 26 die het woord van zijn dienaar gestand doet en vervult wat zijn boden hebben voorzegd. Die van Jeruzalem zegt: ‘Het zal weer bewoond worden,’ en van Juda’s steden: ‘Ze zullen herbouwd worden, en wat verwoest was, laat Ik herrijzen.’ 27 Die de diepste oceaan gebiedt: ‘Word droog! Ik zal je waterstromen droogleggen.’ 28 Die over Cyrus zegt: ‘Dit is mijn herder, alles wat Ik wil, brengt hij ten uitvoer: hij geeft opdracht om Jeruzalem te herbouwen en voor de tempel de fundering te leggen.’ 1 Dit zegt de HEER tegen Cyrus, zijn gezalfde, die Hij bij de rechterhand neemt, aan wie Hij volken onderwerpt, voor wie Hij koningen ontwapent, voor wie Hij deuren opent – geen poort blijft gesloten: 2 Ik zal voor je uit gaan, Ik zal ringmuren slechten, bronzen deuren verbrijzelen, ijzeren grendels stukbreken. 3 Ik zal je verborgen schatten schenken, diep weggeborgen rijkdommen. Dan zul je weten dat Ik de HEER ben, de God van Israël, die jou bij je naam roept. 4 Omwille van mijn dienaar Jakob, van Israël, dat Ik heb uitgekozen, heb Ik je bij je naam geroepen en je met een erenaam getooid, ofschoon je Mij niet kende. 5 Ik ben de HEER, er is geen ander, buiten Mij is er geen god. Ik heb je omgord met wapens, ofschoon je Mij niet kende. 6 Zo zal iedereen, van oost tot west, weten dat er niets is buiten Mij. Ik ben de HEER, er is geen ander 7 die het licht vormt en het donker schept, die vrede maakt en onheil schept. Ik ben het, de HEER, die al deze dingen doet. (NBV21)

We willen zo graag weten wat de toekomst ons brengt. Dat lied van Jaqueline E. van der Waals:” Wat de toekomst brengen moge, mij geleid des Heren hand” is ons niet genoeg. Waarzeggers, astrologen, mediums, instraalsters ze verdienen kapitalen aan onze behoefte de toekomst te kennen. Wie de Weg van de God van Israël wil gaan keert zich af van die onzinvertellers. De toekomst ligt al vast net als het verleden. Niet de toekomst van elk van ons individueel, wij hebben nog steeds de keus deel uit te maken van de toekomst van die God of juist niet met die God de toekomst in te gaan. In de Bijbel vertellen profeten over de toekomst. Maar ze vertellen eerder hoe het in het licht van hun tijd zal aflopen met mensen en met volken dan dat ze iets nieuws vertellen dat nog niet aan het gebeuren was. Jesaja heeft het over de terugkeer van ballingen en de herbouw van Jeruzalem en de Tempel. De herrijzing van Juda als herkenbare eenheid voor bewoning door de mensen die de Weg van de God van Israël zijn gegaan. Die terugkeer is eigenlijk al begonnen toen ze er in de ballingschap voor kozen toch vast te blijven houden aan de richtlijnen voor de menselijke samenleving die ze van die God hadden gekregen. Ze hadden de verhalen er over bijeengebracht, opgeschreven waar dat nog nodig was, op een rij gezet waar ze versnipperd waren geraakt.

De profeet ziet in de politieke veranderingen in zijn tijd een teken dat er ook voor zijn volk wat te veranderen staat. Die koning Cyrus van Perzië is een heel ander soort koning dan de koningen van Babel die ze hadden leren kennen. Die Cyrus, of Kores zoals hij ook wel in de Bijbel genoemd word, bestuurt zijn rijk zoals een herder zijn kudde schapen bestuurt. Hij zorgt er voor dat ze grazige weiden hebben en helder fris water waar ze kunnen drinken. Cyrus versterkte zijn rijk door bondgenoten te maken van de overwonnen volken. Bondgenoten zouden minder snel in opstand komen dan vernederde volken. En die leeggeroofde landen waar de bevolking in ballingschap was gebracht waren een welkome prooi voor rovers en buurvolken die nog niet onder de macht van Cyrus waren gebracht. Sterke steunpunten waren veel belangrijker, welke godsdienst er dan werd beleden was minder relevant. Cyrus kwam nog uit de cultuur die geloofde dat elke land en elke stad haar eigen God had die je eer moest bewijzen als je toevallig in dat land of die stad kwam. Die Judeeërs hadden dat begrepen, zij kwamen uit Juda en bleven dus vasthouden aan hun eigen God. Nu dat konden ze beter doen in hun eigen land, dan bleven ze vrienden van Cyrus.

De schrijver van het boek van Jesaja ziet het aan en kan alleen geloven dat een Heidense Koning dat doet omdat de God van Israël hem gebruikt als werktuig. Cyrus laat zien hoe het moet als koning, hij is de gezalfde van de Heer, de Messias, de Christus als je het in het Grieks wil lezen. Want die koning vraagt niet in de eerste plaats iets voor zichzelf. Macht, aanzien, eerbied, onderdanigheid komen allemaal niet ter sprake. Het gaat over de stad en de Tempel. Zelf mogen ze die herbouwen. Voor de profeet betekent dit dat het licht van de God van Israël weer in de wereld gaat schijnen. Die God was dus niet door andere goden overwonnen en verslagen. Die had die ballingschap gebruikt om het volk Israël te zuiveren van afgoderij en bijgeloof en toen ze dat hadden geleerd stuurde die God een Koning die ze weer terug kon laten keren om hun eigen Tempel op te bouwen. Die Tempel komt in het verhaal centraal te staan. Daar worden de richtlijnen voor de menselijke samenleving bewaard en voorgeleefd. Daar gaat het over delen van wat je hebt, offeren noemen ze dat, maaltijd houden met de armen en de vreemdelingen, je familie en de tempeldienaren. Als de herbouw van de Tempel is voltooid zo verteld de Bijbel dan zal dat verhaal over de wording van Israël ook worden voorgelezen door de Priesters en de Levieten. Wij mogen zo’n Tempel in ons hart bouwen, door de naaste lief te hebben als onszelf, elk voor zich maar vanzelfsprekend ook als richtlijnen voor de inrichting van onze samenleving als een menselijke samenleving.

Neem deze dingen ter harte.

Jesaja 44:18-23

18 Ze begrijpen het niet, ze beseffen het niet; blijkbaar zitten hun ogen dichtgeplakt, waardoor ze niets zien en het hun aan inzicht schort. 19 Het dringt niet tot hen door, ze missen de kennis en het inzicht om te bedenken: Met de ene helft heb ik een vuur gestookt, op de gloeiende houtskool heb ik brood gebakken en vlees geroosterd om te eten. Van wat overbleef heb ik een gruwelijk beeld gemaakt. Ik buig me dus neer voor een blok hout. 20 Wat zij koesteren is as! Hun misleide geest heeft hen op een dwaalspoor gebracht. Ze zijn niet meer te redden, want ze vragen zich niet af: Is wat ik in mijn hand houd eigenlijk geen bedrog? 21 Neem deze dingen ter harte, Jakob, neem ze ter harte, Israël, want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gevormd, je bent mijn dienaar, Israël, Ik zal je niet vergeten. 22 Ik heb je misdaden als een wolk doen verdampen, je zonden als de ochtendnevel. Keer terug naar Mij: Ik zal je vrijkopen. 23 Juich, hemel, want de HEER heeft dit gedaan, jubel, diepten van de aarde, bergen, breek uit in gejuich, en ook jullie, bossen met al je bomen: ja, de HEER koopt Jakob vrij, in Israël toont Hij zijn luister.

Raar hè¨? Al die mensen die ook na eeuwen Jodendom en Christendom nog blijven geloven dat er meer is tussen hemel en aarde. Die stiekem nog blijven geloven in onzichtbare machten die zich zouden kunnen bemoeien met hun leven, die blijven geloven in sterren die als ze in een bepaald verband aan de hemel te zien zijn bepalen wat er gaat gebeuren of hoe hun karakter er uit ziet. Wij mensen blijven goden maken van andere mensen, van bomen en struiken, van stenen en water, van sterren en de maan, van zon en van de wind, van goud en zilver en van het de beste zijn, het sterkste, het mooiste en noem maar op. De Bijbel noemt al dat geloof, al die opvattingen die onveranderlijk lijken, bijgeloof, dwaasheid van mensen die in verwarring zijn. Stelt de Bijbel daar dan ook niet een God voor in de plaats? Nee! Van de God van Israël moet niks, daar moet je zeker niet bang voor zijn. De God van Israël opent je ogen en je oren, zodat je zelf de handen uit de mouwen gaat steken. In deze dagen zijn er twee bewegingen zichtbaar. We geven, we delen ten behoeve van mensen die dat heel hard nodig hebben en we beleven bijna allemaal de kerk via het internet om toch een romantisch verhaal te horen over een kindje dat de aarde kan redden en hoe het goddelijke toch ergens onzichtbaar plotseling zingend in de nacht de sterrenhemel kan vullen.

Het verhaal van kerst ging heel ergens anders over overigens. De profeet waarschuwt het volk Israël nog zo niet te gaan geloven in het goddelijke van de natuur om hen heen. De aarde moet juichen voor God, de bossen ook, in plaats van de natuur te vergoddelijken vermenselijkt de Bijbel de natuur, zelfs het hout waarvan godenbeelden worden gesneden wordt menselijk, het moet meezingen met mensen. Dan worden mensen engelen die de boodschap van de God van Israël brengen. Die boodschap is eenvoudig, richt je samenleving in volgens de richtlijnen van de God van Israël en niets kan je meer deren. Ook het kerstverhaal maakte dat al duidelijk. Ooit had Jozua, Jezus in het Grieks, de opvolger van Mozes, het land verdeeld. Ze hadden toen in Sichem met elkaar afgesproken dat elke vijftig jaar elke familie het land weer zou terugkrijgen dat Jozua had toegewezen. Ook koning David had een dergelijk stuk land in Bethlehem gehad. Hij stamde af van Isaï en Jesaja had geschreven dat er ooit een dag zou komen waarop een nieuwe nazaat van Isaï dat stuk land weer in bezit zou nemen.

Jozef en Maria stamden af van Isaï, ze waren dus uit het huis en geslacht van David en daarom gingen ze naar de plaats die God ooit voor hun familie had bestemd op het moment dat de Heidense Koning Herodes, die van zichzelf vond dat de Keizer een god was, had bevolen dat ze thuis moesten blijven zodat ze geteld konden worden, trouw aan de Keizer konden zweren en opgenomen worden in zijn belastingregister. Omdat ze bij Herodes niet wilden meetellen werd een heel volk bevrijd, zo kun je geen volkstelling houden. Het verhaal bevrijd ons allemaal, want als we dus onze samenleving ook bouwen op de liefde voor de naaste, op de zorg voor de minsten, op iedereen steeds weer een nieuwe kans geven, dan kan geen macht of kracht in de wereld ons nog iets doen. Elke dag weer kunnen we het geloof in als die goddelijke krachten om ons heen afleggen en ons bezig gaan houden met minsten. Die bewegingen moeten namelijk ook na de kerst doorgaan. De verhalen over Jezus die volwassen is geworden helpen ons daarbij, hij liet zien wat Jesaja bedoelde.

Zo’n nutteloos beeld

Jesaja 44:9-17

9 Mensen die godenbeelden maken zijn niets, en hun dierbare maaksels zullen hun niet baten. De mensen die van deze goden getuigen, zien niets en weten niets, zij zullen beschaamd staan. 10 Wie vormt er nu een god en giet zo’n nutteloos beeld? 11 Die ambachtslieden zijn maar mensen, en daarom zullen al hun bewonderaars te schande staan. Laten ze bijeenkomen en zich opstellen; ze zullen sidderen en zich schamen, zonder uitzondering. 12 Een smid hanteert gereedschap om ijzer te smeden in een gloeiend vuur. Hij vormt het met een hamer en bewerkt het met krachtige hand. Maar als hij honger krijgt, verliest hij zijn kracht, en als hij geen water drinkt, raakt hij uitgeput. 13 Een beeldsnijder spant een meetlint en geeft de ruwe omtrek aan met een beitel. Dan snijdt hij een figuur uit met een fijn mes en tekent de precieze vorm af met een passer. Hij maakt er een menselijke figuur van, een prachtig beeld, om in een huis te zetten. 14 Iemand velt een paar ceders, of hij kiest een pijnboom en een eik, die hij in het bos met andere bomen heeft laten opgroeien; of een laurierboom die hij heeft geplant en die groeide door de regen. 15 Ze dienen hem tot brandhout: hij gebruikt het om zich te warmen, of om er brood op te bakken. Of hij bewerkt het tot een god, waarvoor hij knielt; hij maakt er een godenbeeld van waarvoor hij zich neerbuigt. 16 Met de ene helft stookt hij een vuur, waarop hij vlees bereidt; hij roostert het vlees en doet zich er tegoed aan. Hij wordt warm en zegt: ‘Ha, lekker warm! Ik zie de gloed van het vuur!’ 17 Van de rest maakt hij een god, een godenbeeld waarvoor hij knielt en zich neerbuigt in gebed: ‘Red mij, want u bent mijn god.’ (NBV21)

God bestaat niet, de Bijbel zegt het zelf. Natuurlijk kun je beweren de beelden niet te aanbidden maar alleen nodig te hebben om je aandacht te richten, maar het blijven beelden die ontsproten zijn aan de fantasie van de maker. De profeet behandelt niet voor niets het uitgebreide productieproces dat er nodig is om goden te maken. Goden die dus helemaal niet bestaan. Er bestaan beelden, van hout, van ijzer, van goud of zilver en van combinaties van al die grondstoffen, maar die goden bestaan niet. Met het hout waarvan je goden maakt kun je ook het vuur stoken waarop je het vlees roostert. Je god maakt het dan kennelijk zo warm dat je er uitstekend van kunt eten. De profeet Jesaja schroomt niet om te spotten met dat “God” zijn van beelden. De Bijbel, met name de profeten, verwerpen dat religieuze gedoe waarin priesters zogenaamde boodschappen van hun god doorgeven en de gelovigen er eerbiedig voor buigen.

Mensen scheppen hun eigen onderdrukking. Dat klinkt merkwaardig want wie laat zich nu onderdrukken? Bijna iedereen. Onderdrukking komt van overtuigingen en het volgen van grootsprekers. Er zijn nu eenmaal een aantal zeer handige sprekers die hun ideeën zo weten te presenteren dat het net lijkt of je het wel moet volgen om in leven te blijven. Ze zijn binnen en buiten kerken en religies te vinden. Soms gebruiken ze beelden van een God, gesneden beelden of beelden in verhalen, daar mag je dan niet mee spotten en moet je eerbiedig voor blijven. Anderen gebruiken overtuigingen die als wetenschap worden gepresenteerd. Vooral in de economie kom je dat soort priesters van niet bestaande goden tegen. De Bijbel verwerpt elke vorm van religie. Het absoluut goede, het heilige, heeft daar een heel andere vorm. Er is ook sprake van een God. Maar die God heeft niemand gezien. Dat die God er op de een of andere manier er is hebben mensen gemerkt aan wat er gebeurd met mensen en de aanbidding van die God gaat ook gepaard met direct effect voor mensen, niet voor de gelovigen zelf, maar voor anderen.

Die God waarover in de Bijbel wordt gesproken bindt de gelovigen niet, hoeft ook niet door gelovigen in leven te worden gehouden, maar die God bevrijdt. Die God bevrijdt van alle zelfgemaakte overtuigingen, wetenschappelijk of niet, als het overtuigingen zijn dan stelt die God ze ter discussie. Die God laat zich steeds op een andere manier kennen. Die God is dan ook niet te vangen in een religie, daar zijn geen beelden van te maken. Die God kun je rechtstreeks benaderen en zijn verhaal, opgetekend in de Bijbel, en zijn richtlijnen voor de menselijke samenleving laten zijn macht in hemel en op aarde zien. Het is voor mensen niet gemakkelijk om die God te volgen. Je moet nogal wat opvattingen afleggen, te beginnen met het recht van de sterkste. Dat moet vervangen worden door het recht van de zwakste, de armen recht doen, de weduwe en de wees. Je moet ook de opvatting afleggen dat religie, het volgen van een God, welzijn en geluk voor jezelf betekent. Dat betekent het volgen van die God van Israël helemaal niet. Die vraagt om het lijden van zijn zoon na te volgen, het kruis op te nemen waarmee mensen geïntimideerd worden, tot slaaf gemaakt worden. Elke dag mag je weer je eigengemaakte goden benoemen, en je van ze afkeren, ook vandaag weer.

Er is geen god buiten Mij.

Jesaja 44:1-8

1 Nu dan, luister, Jakob, mijn dienaar, Israël, dat Ik heb uitgekozen: 2 Dit zegt de HEER, die jou gemaakt heeft en al in de moederschoot gevormd, en die je steeds te hulp komt: Wees niet bang, mijn dienaar Jakob, Jesurun, die Ik heb uitgekozen. 3 Ik zal water uitgieten op dorstige grond, waterstromen over het droge land. Ik zal mijn geest uitgieten over je nazaten en mijn zegen over je telgen. 4 Zij zullen ontkiemen tussen het gras, uitbotten als wilgen langs het water. 5 De een zal zeggen: ‘Ik hoor bij de HEER,’ de ander zal Jakobs naam gebruiken, een derde schrijft op zijn hand: ‘Van de HEER’ en tooit zich met de naam Israël. 6 Dit zegt de HEER, Israëls koning en bevrijder, de HEER van de hemelse machten: Ik ben de eerste en de laatste, er is geen god buiten Mij. 7 Wie is zoals Ik? Laat hij het woord nemen. Laat hij vertellen en aan Mij ontvouwen wat er te gebeuren stond vanaf de dag dat Ik de mensheid schiep, en laat hij onthullen wat er gebeuren gaat. 8 Vrees niet, laat je niet door angst verlammen: heb Ik het je niet vanaf het begin laten horen, heb Ik het je niet aldoor verteld? Jullie zijn mijn getuigen: is er een god buiten Mij, of een andere rots? Ik ken er geen. (NBV21)

We lezen vandaag een belangrijk stukje uit de Bijbel. Shakespeare laat in een van zijn toneelstukken de hoofdpersoon zeggen dat er meer is tussen hemel en aarde. Een uitspraak die vaak wordt geciteerd. Er is toch altijd wel iets dat boven ons uit gaat en dat invloed uitoefent op ons leven zonder dat wij dat door hebben. Sommigen noemen dat God, anderen komen niet verder dan “iets” De Bijbel leert ons iets anders. Er is niets tussen hemel en aarde. In alle Bijbelboeken die voor het gedeelte staan dat we vandaag lezen gaan de schrijvers er nog van uit dat er misschien wel andere goden zijn, maar dat de God van Israël de sterkste is en de baas is over alle goden. In de ballingschap zijn de Israëlieten er achter gekomen dat het anders zit. Er is maar één God, de God van Israël, alle andere goden, machten en krachten, zijn verzinsels. Die God van Israël oefent ook geen macht uit over mensen zonder dat ze het merken. Met die God van Israël zijn afspraken te maken, hij heeft richtlijnen gegeven voor een menselijke samenleving en je kunt afspreken je samenleving volgens die richtlijnen in te richten.

Je hoeft dan ook niet duidelijk te maken dat je in tegenstelling tot de aanhangers van andere goden bij de God van Israël hoort. Dat is vanzelfsprekend, er is immers geen andere God. In die richtlijnen die het volk Israël gekregen heeft staat het advies aan het volk om de richtlijnen op te schrijven en aan de deurpost van je huis te timmeren, ja aan een band te bevestigen die je om je hoofd draagt of in de hoekdraden te verwerken van de mantel die je draagt. Tot op de dag van vandaag kun je de Joden tegenkomen die dat ook werkelijk doen. Het gaat dus om die richtlijnen, niet om bij welke godsdienst je hoort. Paulus zal later aan zijn gemeenten schrijven dat hij hoopt dat die richtlijnen in je hart worden opgeschreven. Heb uw naaste lief als uzelf is de samenvatting van de richtlijn waarmee je niet alleen de God van Israël eer bewijst maar ook de wereld een stukje beter maakt. Als iedereen op de wereld volgens die richtlijn zou leven dan wordt de wereld zo mooi dat God zelf op deze wereld zal willen gaan wonen.

Dat er één God is en dat al die andere goden waar mensen over spreken niet bestaan is ook in onze dagen belangrijk. Wij mensen hebben immers allemaal een verschillend beeld van die ene God. Die God openbaart, doet zich kennen, zich aan mensen zoals mensen dat nodig hebben. Of men de God van Israël volgt of zelf een eigen god geschapen heeft is alleen aan de gevolgen voor de samenleving te merken. Aan de vruchten herkent men de boom. Als mensen anders praten over hun God dan dat je gewend bent wil dus nog lang niet zeggen dat ze niet in dezelfde God geloven. Dat oordeel kunnen wij mensen niet over een ander vellen. Alleen als de god van die ander zogenaamd alleen zijn aanhangers wil laten leven en iedereen die anders spreekt over zijn geloof dood wil laten maken kunnen we zeggen dat er sprake moet zijn van een niet bestaande afgod. De God van Israël is immers tegen het doden van mensen, het niet doden van mensen is één van zijn belangrijke richtlijnen. Verder mag iedereen mee doen aan het inrichten van de samenleving volgens zijn richtlijnen. Alleen al door elke dag opnieuw te beginnen met de naaste lief te hebben als jezelf. Ook vanmorgen weer.

Voer zelf het woord

Jesaja 43:22-28

22 Maar jij hebt niet tot Mij geroepen, Jakob, jij gaf je geen moeite voor Mij, Israël. 23 Je hebt niet aan Mij je schapen geofferd, Mij met je offers geen eer bewezen. Ik heb je niet met graanoffers belast en je niet vermoeid met de plicht om wierook voor Mij te branden. 24 Je hebt van je zilver geen kalmoes voor Mij gekocht, Mij niet verzadigd met het vet van je offers. Nee, je hebt Mij met je zonden belast, Mij vermoeid met al je wandaden. 25 Ik, Ik ben het die omwille van zichzelf je misdaden tenietdoet en aan je zonden niet meer denkt. 26 Klaag Mij maar aan, laten we samen een rechtszaak aangaan, en voer zelf het woord om je zaak te bepleiten. 27 Je eerste voorvader heeft al gezondigd en je woordvoerders zijn steeds tegen Mij opgestaan. 28 Daarom heb Ik de dienaren van het heiligdom ontwijd, Jakob aan de vernietiging prijsgegeven
en Israël aan spot en hoon. (NBV21)

De eerste vraag die mensen stellen is waarom die God van Israël eigenlijk dat volkje van slaven en zwervers had uitgekozen om voor hen juist God te zijn. Het antwoord van Leo Baeck, de rabbijn van Berlijn tijdens het bewind van de nazi’s, was, dat het volk Israël was uitgekozen om de lof aan die God gaande te houden. Die God had immers hemel en aarde geschapen en de chaos veranderd in mensenland, die God had de mensen menselijkheid geleerd en daar was het volk Israël het voorbeeld van. Die God had voor alle mensen in de wereld zijn Zoon gezonden opdat heel de aarde de lof van die God zou zingen. Leo Baeck schreef dan ook een prachtig boek dat in het Nederlands werd vertaald als “Het Evangelie is Joods” Een zeer lezenswaardig boek dat ook in een Nederlandse vertaling is verschenen. Het was in 1938 het laatste boek dat hij voor de tweede wereldoorlog kon publiceren. Die God van Israël is een merkwaardig God. De manier waarop die God in de geschiedenis ingrijpt gaat altijd via mensen. Als mensen doorkrijgen wat die God van mensen vraagt, hoe een menselijke samenleving ingericht kan worden, dat die richtlijnen voor de menselijke samenleving een geschenk van die God zijn waarvoor je dankbaar kunt zijn, dat al het goede in de wereld afkomstig is van die God dan groeit die God in macht en aanzien.

Als mensen denken dat ze het zelf wel kunnen, dat ze meer zijn dan een ander, dat ze kunnen schelden en afgeven op anderen omdat die anders geloven of ergens anders vandaan komen dan trekt die God zich terug en wijst op de afloop. Er is een staat Israël en in onze staat hebben Joodse instellingen en Synagogen extra bescherming, Nazi’s worden vervolgd en beschimpt en hun gedachtengoed is verboden. Maar waarom dan die offers? In een fatsoenlijke godsdienst hield men vroeger met offers de God in leven. Als je te weinig offers bracht dan stierf die God of dan verzwakte die God zo zeer dat je als volk kon worden overwonnen. Maar als al het goede van de God van Israël afkomstig is waarom die God dan offers brengen? Dat brengen van offers is in de Bijbel dan ook helemaal niet vanzelfsprekend. Er zijn profeten die roepen dat God geen offers wil maar gerechtigheid. Die gedachte vind je ook in het boek van de profeet Jesaja. Die offers zijn bedoeld om je te oefenen in delen. Dat je al dat goede van die God hebt gekregen was niet om jou te verzadigen maar om te zorgen dat de zwakste in de samenleving ook beschermd zou worden.

In de Bijbel gaat het dan om de weduwe en de wees, de vreemdeling en de armen. Bij de Tempel moest je met hen en met de Tempeldienaren een maaltijd houden. Offers breng je dus als er geen armen meer zijn. Armen zijn er niet meer als jij en als jouw volk voldoende hebben gedeeld. Daar was in Israël vaak geen sprake van, net als dat er bij ons geen sprake van is. De zorg voor ouderen, zieken, gehandicapten is in onze dagen een last waarop bezuinigd moet worden. Voedselbanken die werken met voedseloverschotten moeten het tekort aan delen aanvullen. Als supermarkten en groothandels efficiënter gaan werken hebben ze minder overschot en komen de voedselbanken te kort. Geen wonder dat veel kerken inzamelcentra geworden zijn voor de voedselbanken. Dat is pas eer bewijzen aan de God van Israël, die wil niet in leven worden gehouden door offers maar vraagt een teken dat we willen delen. Daarmee kunnen we elke dag opnieuw beginnen. Ook vandaag weer

 

Nu ontkiemt het

Jesaja 43:14-21

14 Dit zegt de HEER, jullie bevrijder, de Heilige van Israël: Omwille van jullie zend Ik iemand naar Babel; Ik maak alle Chaldeeën tot vluchteling en jaag hen jammerend hun schepen op. 15 Ik ben de HEER, jullie Heilige, de schepper van Israël, jullie koning. 16 Dit zegt de HEER, die een weg baande door de zee en een pad door machtige wateren, 17 die paarden en wagens liet uitrukken, een heel leger van geweldenaars – daar lagen ze, en ze stonden niet meer op, ze zijn vergaan, als een kwijnende vlam gedoofd. 18 Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, denk niet terug aan het verleden. 19 Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt? Ik baan een weg door de woestijn, maak rivieren in de wildernis. 20 De wilde dieren zullen Mij eer bewijzen, de jakhalzen en de struisvogels, omdat Ik water schep in de woestijn en rivieren in de wildernis; het volk dat Ik heb uitgekozen, laat Ik drinken. 21 Dit is het volk dat Ik mij gevormd heb, het zal mijn lof verkondigen. (NBV21)

De Heilige van Israël, wat zet je de God van Israël toch ver weg als je zo over die God spreekt. Jezus van Nazareth deed dat toch anders, die sprak over die God als Onze Vader, maar gelijk liet hij zijn volgelingen bidden dat de Naam van die God “geheiligd” moet worden. Dat Heilig is hier niet iets onaanraakbaar, of onveranderbaar, iets massiefs, maar dat Heilig betekent dat God één is, samenvalt met zijn daden en zijn woorden. En hier wordt van die God zeer uitdrukkelijk gezegd dat die God een bevrijder is. De inwoners van Babel, hier de Chaldeeën genoemd, worden verdreven. En dat gebeurde ook, Cyrus van Perzië nam Babel in en zal de belangrijkste groepen van de hofhouding inderdaad verbannen hebben. In het boek Daniël kunnen we lezen dat die Chaldeeën de belangrijkste adviseurs van de koning van Babel waren en dat ze pretendeerden de toekomst te kunnen voorspellen. Daniël pretendeerde dat niet, hij ging te rade bij zijn God.

Voor de profeet stellen al die hoge heren dus niks voor. Ook die nieuwe veroveraar Cyrus van Perzië niet. Die noemt zich wel koning maar dat is hij niet. Voor het volk Israël is er maar één echte Koning en dat is de God van Israël. Dat was ook al zo toen Israël zelf nog Koningen had. Saul viel omdat hij niet bij al zijn handelingen te rade ging bij de God van Israël. David en later Salomo deden dat wel, zij stelden zich op als dienaren van het volk van de God van Israël, zij kregen dan ook een ereplaats in de geschiedenis van Israël. Daarna waren er steeds meer koningen die ook andere goden achterna liepen of toestonden dat het volk andere goden achterna liepen. Alleen de Koningen die de God van Israël weer centraal probeerden te stellen, zoals Josia en Hizkia, worden positief beoordeeld. Maar de geschiedenis van Israël bleef een geschiedenis van de bevrijding van een slavenvolk uit Egypte, een bevrijding door de enige God die telt.

Maar nu breekt een nieuwe tijd aan. Het voormalige slavenvolk dat werd bevrijd uit Egypte heeft haar belofte niet waargemaakt. Ze hadden een verbond gesloten en beloofd hun samenleving in te richten volgens de richtlijnen die ze in de woestijn van de God van Israël hadden gekregen. Van die richtlijnen waren ze afgeweken. Ze waren andere goden achterna gelopen en ze hadden de zorg voor de weduwe en de wees verwaarloosd. De armen werden armer, de rijken konden huis aan huis bouwen en akker aan akker rijgen. Van de belofte dat iedere familie die de akker was kwijtgeraakt die na vijftig jaar weer terug zou krijgen kwam niks meer terecht. Dit had geleid tot de ballingschap. In die ballingschap was het volk tot inkeer gekomen. De verhalen over de God van Israël en hoe het volk met die God was opgegaan werden opgeschreven en weer verteld. Nu was er een tijd dat die God liet zien wat hij waard was. De woestijn zou weer bloeien als een roos, het land weer overvloeien van melk en honing. De boodschap is natuurlijk dat ook wij verlost kunnen worden van oorlog en onderdrukking. Dat besmettelijke ziekten kunnen worden bestreden, dat honger niet meer nodig is. Als wij ook onze samenleving volgens de richtlijnen van die God inrichten, onze naaste liefhebben als onszelf en bereid zijn onvoorwaardelijk te delen van hetgeen ons is toegevallen. Elke dag opnieuw mogen we daarmee beginnen. Ook vandaag weer.