Zodat ze uit elkaar gingen

Handelingen 15:36-16:5
36 Niet lang daarna zei Paulus tegen Barnabas: ‘Laten we teruggaan naar alle steden waar we het woord van de Heer hebben verkondigd, om te zien hoe het daar met de leerlingen gaat.’ 37  Barnabas wilde ook Johannes Marcus meenemen, 38  maar Paulus voelde daar niets voor, omdat hij hen in Pamfylië in de steek had gelaten en niet langer had deelgenomen aan hun zendingswerk. 39  Een en ander leidde tot grote onenigheid, zodat ze uit elkaar gingen en Barnabas samen met Marcus naar Cyprus vertrok. 40  Paulus koos Silas als reisgezel en vertrok eveneens, nadat de gelovigen hem aan de genade van de Heer hadden toevertrouwd. 41  Hij trok door Syrië en Cilicië, waar hij de gemeenten bemoedigde.1 Hij kwam ook in Derbe en Lystra. In Lystra ontmoette hij een leerling die Timoteüs heette, de zoon van een gelovig geworden Joodse vrouw en een niet-Joodse vader. 2  Timoteüs stond goed aangeschreven bij de gelovigen in Lystra en Ikonium, 3  en Paulus wilde hem met zich meenemen op reis. Hij liet hem eerst besnijden ter wille van de Joden in Lystra en Ikonium, die immers allen wisten dat Timoteüs een niet-Joodse vader had. 4  Op hun tocht langs de steden stelden ze de gemeenteleden op de hoogte van de besluiten die door de apostelen en de oudsten in Jeruzalem waren genomen en droegen hun op zich daaraan te houden. 5  De gemeenten werden steeds sterker in het geloof en het aantal leerlingen nam dagelijks toe. (NBV)
We gaan weer op reis met Paulus en lezen over het begin van zijn tweede zendingsreis. Wie tot het reisgezelschap behoren is onduidelijk. Op het eind van het gedeelte dat we vandaag lezen, daar waar de overtocht naar Macedonië aan de orde komt, gaat de schrijver van de Handelingen ineens over in de wij vorm. Dat zou betekenen dat Lucas er zelf ook bij was. Uit het begin van dit verhaal over deze tweede reis valt dat niet op te maken. In elk geval was Silas er bij en waren Barnabas en Johannes Marcus er niet bij. Die Johannes Marcus was al eens eerder zijn eigen weg gegaan en dat was Paulus kennelijk niet naar de zin geweest. Daar lezen we overigens in de beschrijving van de eerste zendingsreis niets over. Johannes Marcus wordt, veel later overigens, ook wel genoemd als de schrijver van het Marcus Evangelie, maar dat staat zo niet in de Bijbel zelf.
Paulus, Silas en het mogelijk overige reisgezelschap gaan op pad om eens te zien hoe het met de gemeenten gaat die ze hadden gesticht. Ze kwamen uit Jeruzalem waar ze een vergadering hadden gehad met de Apostelen, de zendelingen die door Jezus van Nazareth nog zelf waren geroepen. Daar hadden ze besloten dat de Heidenen niet eerst Joods hoefden te worden voordat ze als Christen gedoopt konden worden. Het “heb Uw naaste lief als Uzelf” kan net zo goed in een Joods hart wonen als in een Heidens hart. Besnijdenis en spijswetten zijn dus voor de Heidenen niet verplicht. Over dit besluit zou overigens nog lange tijd onenigheid blijven bestaan. In de brieven van Paulus aan de diverse gemeenten komt het onderwerp nog herhaaldelijk aan de orde. Maar ook in het begin van deze tweede reis. Paulus, Silas en het mogelijk overige reisgezelschap komen Timotheüs tegen. Een jonge knaap die goed ligt bij de jonge Christengemeente in zijn woonplaats. Maar een jongeman van verwarrende afkomst. Hij heeft een Joodse moeder, is dus Jood volgens de Rabijnse traditie, maar heeft een Heidense vader. Dat mocht niet want een Joodse vrouw mocht niet met een Heiden trouwen.
Kennelijk om alle discussies te vermijden liet Paulus Timotheüs besnijden, het was immers een Jood en waarom daar niet gewoon voor uit komen. Ook Paulus was een Jood. Je hoeft je niet voor je afkomst te schamen. Er is in later eeuwen nog wel eens gedaan of er een enorme ruzie was tussen Paulus en de Joden en of je die ruzie eeuwig zou moeten voortzetten. Dat is een volstrekt verkeerde voorstelling van zaken. Het Christendom was van begin af aan een godsdienst met Joodse wortels. Die wortels zijn nooit verloochend. In de Christengemeenten werd het Oude Testament gelezen, in de griekse vertaling weliswaar. Hoe het “heb Uw naaste lief als Uzelf” kon worden volgehouden ook door de dood heen hoorde je uit de verhalen over Jezus van Nazareth maar leerde je ook uit de verhalen over Israël. Daar leerde je ook dat het voor alle volken op aarde moet gelden, en dat is nog steeds zo, tot op de huidige dag.

Wat strikt noodzakelijk is

Handelingen 15:22-35
22  Daarop besloten de apostelen en de oudsten in overleg met de hele gemeente enkele afgevaardigden met Paulus en Barnabas mee te zenden naar Antiochië. De keuze viel op twee leiders uit de gemeente: Judas, wiens bijnaam Barsabbas luidde, en Silas. 23 Men gaf hun een brief mee met de volgende inhoud: ‘Van de apostelen en de oudsten. Aan hun broeders en zusters in Antiochië, Syrië en Cilicië die uit de heidense volken afkomstig zijn: gegroet! 24 Wij hebben vernomen dat enkelen van ons u een bezoek hebben gebracht-zonder dat wij hun dat hadden opgedragen-en dat hun uitspraken aanleiding zijn geweest tot verwarring en verontrusting. 25 Daarom hebben we eensgezind besloten enkele broeders naar u toe te zenden in het gezelschap van onze geliefde Barnabas en Paulus, 26  mensen die hun leven op het spel hebben gezet voor de naam van onze Heer Jezus Christus. 27 We hebben Judas en Silas afgevaardigd, en zij zullen de inhoud van deze brief mondeling toelichten. 28 In overeenstemming met de heilige Geest hebben wij namelijk besloten u geen andere verplichtingen op te leggen dan wat strikt noodzakelijk is: 29 onthoud u van offervlees dat bij de afgodendienst is gebruikt, van bloed, van vlees waar nog bloed in zit, en van ontucht. Als u zich hier aan houdt, doet u wat juist is. Het ga u goed.’ 30 Ze namen afscheid en vertrokken naar Antiochië, en nadat ze daar de gemeente hadden bijeengeroepen, overhandigden ze de brief. 31 Toen de brief was voorgelezen, verheugde de gemeente zich over de bemoedigende inhoud. 32 Judas en Silas, die zelf ook profeten waren, hielden een lange toespraak waarin ze de gelovigen bemoedigden en sterkten. 33 Ze brachten enige tijd in Antiochië door en werden toen met een vredeswens door de gelovigen teruggezonden naar degenen die hen hadden afgevaardigd. 34-35  Paulus en Barnabas bleven in Antiochië, waar ze met nog vele anderen de boodschap van de Heer onderwezen en verkondigden. (NBV)
We kennen de brieven van Paulus, van onbekende schrijvers en een aantal brieven die aan andere apostelen worden toegeschreven. Die staan als aparte Bijbelboeken in het Nieuwe Testament. Maar er is nog een brief in het Nieuwe Testament, waar veel minder aandacht voor is. Die brief lezen we vandaag. Volgens het verhaal van Lucas in Handelingen is het de eerste brief die door Apostelen en Oudsten, door de vergadering in Jeruzalem, aan de gemeenten buiten Israël werd gestuurd. De brief werd het eerst voorgelezen in Antiochië maar is voor alle Christelijke kerken van belang. Daarin staan de regels die opgelegd zijn aan Christenen. En die regels zijn zeer eenvoudig. Geen offervlees eten en geen vlees waar het bloed nog uitdruipt. Het zijn de regels die volgens het verhaal van Genesis ooit aan Noach waren gegeven toen Noach, zijn vrouw en kinderen opnieuw begon de aarde te bevolken.
Dat offervlees was in de dagen van Paulus niet onbelangrijk. Door het eten van het offervlees kreeg je immers deel aan de macht van de god aan wie het vlees geofferd was. De zorg dat alle bloed uit het vlees was verwijderd kwam voort uit een oude Joodse gedachte. Volgens de Joodse leer was bloed de zetel van het leven. En levende dieren behoorde je niet te eten. Je moest er voor zorgen dat dieren die je at pijnloos en zorgvuldig werden gedood. Ze waren pas echt dood als al het leven, als al het bloed uit het dier was verdwenen. Wie de regels uit het Oude Testament over het ritueel slachten nog eens naleest en op zich in laat werken zal onder de indruk komen van de zorgvuldigheid waarmee de dieren die men consumeerde werden benaderd. Voor dat leven bestond zeer veel respect en dat respect werd van alle gelovigen gevraagd. Dat respect wordt nu ook van Christenen gevraagd. Hier staat ook nog dat ontucht moet worden nagelaten maar bedoeld wordt eigenlijk dat men moet afzien van het gebruik van Tempelprostitutie. Alleen de God van Israël zorgt immers voor ons en ons voedsel.
En hoe zit het dan met het Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf? Is dat geen gebod? Nee dat is het hart van het geloof. Je behoort niet tot een Christelijke gemeente als je dat niet dag in dag uit doet. Dat is geen last, maar een voorrecht, een teken dat je er bij mag horen, dat je deel mag uitmaken van het Koninkrijk van God. Die regels die de Apostelen en de Oudsten in hun brief vragen behoeden je juist van verwijdering van de arbeid in dat Koninkrijk. Offervlees dat voor jou is deel je niet, maar voedsel dat je hebt kun je als Christen altijd delen, het is zelfs jammer als je geen hongerige meer kunt vinden om het te delen. Dat je van je geloof van alles zou moeten en van alles niet zou mogen is dus klinkklare onzin. Er zijn maar een paar regels. Die staan in een brief gebracht door voorname leiders van de gemeente in Jeruzalem naar de gelovigen buiten Palestina. Regels die Joden en Christenen verenigen en beiden niet verlegenheid brengen maar hen samen tot gemeenschappen smeed die tot op de dag van vandaag de voorhoede laten vormen van het Koninkrijk van God, waar hongerigen worden gevoed, bedroefden getroost en de armen worden bevrijd. Daar mogen we vandaag ook weer aan meedoen.

Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt

Handelingen 15:6-21
6 De apostelen en de oudsten kwamen bijeen om nader op deze zaak in te gaan. 7  Toen het tot een hevige woordenstrijd kwam, stond Petrus op en zei: ‘Broeders, u weet dat God mij al in het begin uit uw midden heeft gekozen om de boodschap van het evangelie onder de heidenen te verspreiden en hen tot geloof te brengen. 8  God, die weet wat er in de mensen omgaat, heeft blijk gegeven van zijn vertrouwen in de heidenen door hun de heilige Geest te schenken, zoals hij die ook aan ons geschonken heeft. 9  Hij heeft geen enkel onderscheid gemaakt tussen ons en hen, want hij heeft hen door het geloof innerlijk gereinigd. 10  Waarom wilt u God dan trotseren door op de schouders van deze leerlingen een juk te leggen dat onze voorouders noch wijzelf konden dragen? 11  Nee, we geloven dat we alleen door de genade van de Heer Jezus gered kunnen worden, op dezelfde wijze als zij.’ 12  Daarop zwegen alle aanwezigen, en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die vertelden welke grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen had verricht. 13  Toen ze waren uitgesproken, nam Jakobus het woord. Hij zei: ‘Broeders, luister. 14  Simeon heeft uiteengezet hoe God zelf het plan heeft opgevat om uit de heidenen een volk te vormen dat zijn naam vereert. 15  Dat stemt overeen met de woorden van de profeten; er staat immers geschreven: 16  “Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, 17-18 zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen. Zo spreekt de Heer, die dit van oudsher heeft aangekondigd.” 19  Daarom ben ik van mening dat we de heidenen die zich tot God bekeren geen al te zware lasten moeten opleggen, 20  maar dat we hun moeten schrijven dat ze zich dienen te onthouden van wat door de afgodendienst bezoedeld is, van ontucht, van vlees waar nog bloed in zit en van het bloed zelf. 21  In haast elke stad wordt de wet van Mozes immers al sinds mensenheugenis verkondigd en op iedere sabbat in de synagogen voorgelezen.’ (NBV)
Voor een oordeel door een rechter zijn er volgens de wetten van Mozes tenminste twee betrouwbare getuigen nodig. In het verhaal, dat Lucas in zijn Handelingen vertelt over het geschil over de vraag of Heidenen nu wel of niet besneden moesten worden en de spijswetten moeten naleven, lijkt het wel of Lukas opnieuw het proces van Jezus van Nazareth voor het Sanhedrin, de Hoge Raad van het Joodse Volk, beschrijft. Er is een twistgesprek en er treden twee getuigen op. Maar deze getuigen vertellen geen leugens zoals in het proces tegen Jezus van Nazareth maar controleerbare feiten, zoals voorgeschreven is. De eerste getuige is Petrus. Er is in de geschiedenis van de kerk nog wel eens geprobeerd een tegenstelling te vinden tussen Paulus, die onder de Heidenen het geloof verspreidde, en Petrus die dat onder de Joden zou doen. Nu in dit verhaal zijn Petrus en Paulus gelijk.  Petrus vertelt nog eens hoe hij zelf de eerste was die een vertegenwoordiger van de Heidenen, de Romeinse centurio Cornelius, mocht dopen met de Heilige Geest.
Hij had dat gedaan nadat hij een visioen had gehad waarin God juist de oude spijswetten van Mozes had opgeheven voor het omgaan met Heidenen. Die Cornelius die hield al het gebod om zijn naaste lief te hebben als zichzelf, de man was een zegen voor de Joodse gemeenschap waarin hij diende.  En aan een man als Cornelius kunnen nog veel andere mensen een voorbeeld nemen. Dat is bij uitstek de genade die door Jezus van Nazareth is verkregen. Het gaat er niet meer om of je zelf al die 163 geboden uit de Tora kunt houden en naleven. God vergeeft je alle overtredingen als je hem maar lief hebt boven alles en dat is dat je je naaste lief hebt als jezelf. Als Joden en Heidenen dat allebei kunnen dan moeten ze elkaar niet lastig vallen met overbodige en niet te houden regels. De tweede getuige in dit proces is Jacobus de broer van Jezus. Deze was het hoofd geworden van de gemeente in Jeruzalem.  Jacobus beroept zich op de Hebreeuwse Bijbel. Jezus van Nazareth had immers bij herhaling gezegd dat hetgeen hij aan zijn volgelingen leerde ook te vinden was in de Wet en de Profeten.
Welnu, de profeet Amos had gezegd dat de bevrijder van Israël, de Messias, er voor zou zorgen dat ook de Heidenen zouden gaan geloven in de God van Israël en dat daardoor uiteindelijk alle volken zich zouden keren naar Jeruzalem. Er staat niet dat ze Joden zouden worden. Er staat ook niet, en dat is later wel beweerd, dat ze de plaats in zouden nemen van Israël. Als je overigens in onze Nieuwe Bijbelvertaling zou willen teruglezen bij Amos wat er precies staat dan lees je wat anders. Dat komt omdat in dit verhaal Jacobus citeert uit de Griekse vertaling van Hebreeuwse Bijbel, de Septuagint, en zelfs dat citaat is niet helemaal volledig. Ook hier staat dus eigenlijk dat je de Bijbel nooit helemaal letterlijk moet nemen maar dat je moet luisteren naar de boodschap. En de boodschap van dit verhaal is dat we geen onderscheid tussen mensen van verschillende manieren van geloven moeten maken. Als men zijn naaste liefheeft als zichzelf, als men werkt aan het brengen van de hemel op aarde, als hongerigen worden gevoed, gevangenen bevrijd en bedroefden getroost, dan mag je op zoek naar het gemeenschappelijke, naar de aanbidding van de God van Israël. Wij hebben dat aan Jezus van Nazareth te danken, maar we moeten er ook zelf mee aan het werk.

Een felle woordenstrijd

Handelingen 15:1-5
1 Er kwamen enkele leerlingen uit Judea, die betoogden dat de broeders zich moesten laten besnijden, overeenkomstig het door Mozes overgeleverde gebruik, omdat ze anders niet konden worden gered. 2  Dit leidde tot grote onenigheid met Paulus en Barnabas en mondde uit in een felle woordenstrijd. Besloten werd dat Paulus en Barnabas, samen met enkele andere leerlingen, naar Jeruzalem zouden gaan om deze kwestie voor te leggen aan de apostelen en de oudsten. 3  Nadat de gemeente hun uitgeleide had gedaan, gingen ze op weg en trokken ze door Fenicië en Samaria. Daar verhaalden ze uitvoerig over de bekering van de heidenen, iets dat bij alle gelovigen grote vreugde wekte. 4  Bij hun aankomst in Jeruzalem werden ze verwelkomd door de apostelen en de oudsten en door de rest van de gemeente. Ze brachten verslag uit van alles wat God door hen tot stand had gebracht. 5  Enkele gelovigen die tot de partij van de Farizeeën behoorden, gaven echter te verstaan dat ook de niet-Joodse gelovigen dienden te worden besneden en opdracht moesten krijgen zich aan de wet van Mozes te houden.(NBV)
Er wordt aan Christenen wel eens verweten dat ze zo vreselijk verdeeld zijn. Dat is al vanouds zo. In het gedeelte dat we vandaag lezen wordt ons verteld dat Paulus en Barnabas nog maar net terug zijn van hun eerste reis of er komt ruzie. Vanaf de eerste Pinksterdag af zijn er al niet-Joden bekeerd tot de nieuwe beweging van de Weg zoals ze toen nog heetten. Maar dat waren over het algemeen Jodengenoten, Heidenen die zich wilden bekeren tot het Jodendom. Dat zij zich na hun bekering tot de beweging van de Weg ook lieten besnijden en de voedselvoorschriften van het Jodendom gingen houden lag voor de hand. Maar Paulus en Barnabas hadden op hun reis heel andere omstandigheden meegemaakt. De leiding van de verschillende synagogen had hen de voet danig dwars gezet en ze hadden buiten de synagoge om gemeenten gesticht van Joden en Heidenen. Als daar de Heidenen verplicht zouden moeten worden om zich te laten besnijden, dus Jood te worden, dan zouden zij zich ook moeten onderwerpen aan de leiding van de synagogen en dan zou er eigenlijk van de bekering tot de leer van Jezus van Nazareth weinig overgebleven zijn.
Maar het is nogal een principiële strijd en er wordt besloten naar Jeruzalem te gaan waar de meeste apostelen nog waren en waar een centrale gemeente onder leiding van de broer van Jezus van Nazareth, Jacobus, was gevormd. Het gaat om het vraagstuk van de Heidenen. Daar wordt in deze vijf verzen wel heel erg de nadruk op gelegd want het woord komt wel zeven keer voor en zeven is het getal van de volmaaktheid. Hoe het conflict wordt opgelost en wat wij daarvan kunnen leren lezen we later in het boek van de Handelingen. In dit eerste gedeelte rijst natuurlijk ook de vraag wat wij dan wel met de Wet van Mozes te maken hebben als we ons niet hoeven te laten besnijden en niet de spijswetten moeten houden. In dit conflict begint immers ook de verwijdering tussen de volgelingen van Jezus van Nazareth en het Joodse Volk. Na de verwoesting van de Tempel in Jeruzalem zullen er langzaam aan twee stromingen zich verzelfstandigen.
Er ontstaat een Joodse stroming die de Talmoed van de Rabbijnen als uitleg van de Hebreeuwse Bijbel aanneemt en een stroming van Heidenen en Joden die het Nieuwe Testament als uitleg van de Hebreeuwse Bijbel aanneemt.  De aversie tussen de twee stromingen is zo groot dat er in die Christelijke stroming zelfs bewegingen zichtbaar worden die de hele Hebreeuwse Bijbel, ons Oude Testament, maar willen afschaffen. Zo ver komt het niet. De Christelijke Kerk zal zich uiteindelijk verenigen in het aanvaarden van het Oude en Nieuwe Testament. De wederzijdse aversie wordt wel een bron van antisemitisme, met gruwelijke gevolgen. Nu is de kerk weer terug waar Paulus en Barnabas ook waren, de leer van Jezus van Nazareth is voor ons de uitleg van de Hebreeuwse Bijbel en het gebod dat door beide stromingen gevolgd moet worden is dat van de naaste liefhebben als zichzelf. Door die uitleg wordt het mogelijk dat wij ons samen met alle volken wenden naar Jeruzalem en ons richten naar wat daar in de Wet van de God van Israël wordt geleerd. Dan gaat het om de zwaksten op aarde waar we ons elke dag opnieuw, dus ook vandaag weer om mogen bekommeren.

Wees niet koppig

Psalm 95
1  Kom, laten wij jubelen voor de HEER, juichen voor onze rots, onze redding. 2  Laten wij hem naderen met een loflied, hem toejuichen met gezang. 3  De HEER is een machtige God, een machtige koning, boven alle goden verheven. 4  Hij houdt in zijn hand de diepten der aarde, de toppen van de bergen behoren hem toe, 5  van hem is de zee, door hem gemaakt, en ook het droge, door zijn handen gevormd. 6  Ga binnen, laten wij buigen in aanbidding, knielen voor de HEER, onze maker. 7 Ja, hij is onze God en wij zijn het volk dat hij hoedt, de kudde door zijn hand geleid. Luister vandaag naar zijn stem: 8  ‘Wees niet koppig als bij Meriba, als die dag bij Massa, in de woestijn, 9  toen jullie voorouders mij op de proef stelden, mij tartten, al hadden ze mijn daden gezien. 10  Veertig jaar voelde ik weerzin tegen hen. Ik zei: “Het is een stuurloos volk dat mijn wegen niet wil kennen.” 11  En ik zwoer in mijn woede: “Nooit gaan zij mijn rustplaats binnen!”’  (NBV)
Vandaag zingen we mee met Psalm 95, nou ja, zingen, vrolijk zingen stond er vroeger, tegenwoordig hebben ze het over jubelen. Dat jubelen heeft bij ons een andere klank, maar betekent toch iets van vrolijk juichen. Denk maar wat een stadion voetbalsupporters doet als het team heeft gewonnen. De geleerden denken dat deze psalm is geschreven bij een van de grote jaarlijkse feesten, loofhutten, pesach of iets dergelijks. De psalm zou dan gezongen zijn als de Tempel wordt binnengegaan. Dat verklaard ook de tweedeling in de Psalm. De eerste zeven verzen zijn een lofzang en de laatste 4 verzen een oproep. Nu moeten we wel bedenken dat het hier niet zomaar om een Tempel gaat, met een groot beeld van de God die moet worden aanbeden waar iedereen in aanbidding voor buigt en zich misschien zelfs voor op de grond werpt.
In de Tempel van de God van Israël staat een kist. Een mooie kist weliswaar met gevleugelde figuren er op, een tafel met brood er voor en lampen en welriekende geuren. Maar niettemin een kist van acaciahout, versiert met ringen waardoor stokken konden om de kist te dragen. In de Bijbel wordt die kist, ark genoemd, nauwkeurig beschreven. Ook wat er in ligt. Er liggen wat souvenirs in van de tocht in de woestijn, een stok en een staf maar het voornaamste zijn een aantal stenen platen, daar staat de Wet op die het volk in de Woestijn had aanvaard als haar kompas en richtlijn. De hele godsdienst van Israël draaide om die richtlijn, want het houden van die richtlijn was hetzelfde als het houden van hun God. En die Wet laat zich samenvatten als “Heb Uw naaste Lief als Uzelf”. Dat kan op heel de aarde, van het diepste van de zee tot aan de hoogste bergtoppen. In de dagen dat de psalm werd geschreven dacht men dat de aarde op water dreef, plat was met fundamenten die de aarde op haar plaats hield.
We weten tegenwoordig beter door de wetenschap. Zo af en toe krijgt U echter een foldertje in de bus waarin wordt opgeroepen om weer in die platte op water drijvende aarde te gaan geloven. Volgens de Bijbel heeft God immers die aarde op die manier geschapen, dat staat in deze Psalm. Dat foldertje is dan ook een duivelse poging om ons af te leiden van waar het in de Bijbel om gaat. De wetenschap mogen we wis en waarachtig wel volgen, die helpt ons immers om tot aan de einden der aarde te delen met onze broeders en zusters, de armsten van de wereld. Het tweede deel van de Psalm roept ons dan ook op om niet zo stijfkoppig te zijn in ons ongeloof in het beloofde land dat overvloeit van melk en honing. In dat ongeloof komen we het bittere water van Meriba en Massa tegen. Uit de angst voor het nieuwe, de angst voor het machtige voorbij te gaan, had men dat land links laten liggen. Laten wij ons niet afleiden door duivelse discussies over Schepping en Evolutie maar ons houden bij de Bijbel en dankbaar gebruik maken van de moderne wetenschap om te juichen bij de Wet als wij onze naaste dienen als onzelf, de hongerigen voeden en de naakten kleden. Dat is een lied waard.

Veel lezen mat het lichaam af.

Prediker 12:1-14
1  Gedenk daarom je schepper in de dagen van je jeugd-voordat de slechte dagen komen en de jaren naderen waarvan je zegt: In deze jaren vind ik weinig vreugde meer. 2  Voordat de zon verduistert,  de sterren en de maan niet langer stralen, de lucht ook na de regen grauw van wolken wordt. 3  De dag waarop de wachter trillend voor het huis staat, de soldaten kromgebogen voortgaan, de maalsters langzaamaan verdwijnen, de vrouwen uit het venster staren en een schaduw lijken. 4  Wanneer de deuren naar de straat worden gesloten, de molen geen geluid meer maakt, het fluiten van de vogels ijl van toon wordt, wanneer hun lied versterft. 5  Je durft geen heuvel te beklimmen, de weg is vol gevaar. De amandelboom behoudt zijn wintertooi, de sprinkhaan sleept zich voort, de kapperbes droogt uit. Een mens gaat naar zijn eeuwig huis, een klaagzang vult de straat. 6  Voordat het zilverkoord wordt weggenomen, de gouden lamp gebroken, de waterkruik in stukken valt, het scheprad bij de put wordt stukgebroken. 7  Wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was, wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven. 8  Lucht en leegte, zegt Prediker, alles is leegte. 9  Prediker was een wijs man en heeft het volk veel kennis bijgebracht. Hij heeft gewikt en gewogen en veel spreuken opgesteld. 10  In treffende spreuken probeerde Prediker de waarheid getrouw onder woorden te brengen. 11  De woorden van de wijzen zijn zo scherp en puntig als een ossenprik, al hun spreuken zijn ons door één herder ingeprent. 12  En tot slot, mijn zoon, nog deze waarschuwing: er komt geen einde aan het aantal boeken dat geschreven wordt, en veel lezen mat het lichaam af. 13 Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, 14  want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte. (NBV)
De laatste passage uit het boek Prediker. We sluiten het af. Het boek gaf ons de raad te genieten van wat we hebben. Streven naar meer en beter is streven naar lucht en leegte en dus najagen van wind. Beter is het te delen met elkaar. Ook in deze slotpassage klinkt weer die raad, heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Sinds de jaren 60 van de vorige eeuw ligt alle nadruk in onze cultuur op de jeugd. Als de mensen in de leeftijd tussen 20 en 40 iets niet leuk vinden dan is het commercieel niet interessant, ook al zijn er inmiddels veel meer mensen boven de 55 jaar oud. Alles moet jong en hip zijn is de leus. Dat lijkt ook de leus van Prediker, maar als we dat denken hebben we het toch niet helemaal goed gelezen. Prediker geeft hier een advies aan de jeugd dat aansluit bij het advies over het gooien van brood op het water. Als je namelijk in je jeugd al het goede doet en weet te delen met mensen die niets hebben dan kon je daar nog wel eens profijt van hebben als je ouder wordt en de schaduwen van het leven boven je hangen.
Ieder mens heeft dagen dat het mee zit en dagen dat het tegen zit. Ziekte, zeer, conflicten, ze zijn in een mensenleven onontkoombaar. Als je er dan voor gezorgd hebt dat er ergens steun en hulp vandaan komt dan ben je extra geholpen. In onze samenleving hadden we dat georganiseerd in de verzorgingsstaat.  Jongeren doen er goed aan zich op de hoogte te stellen van de voordelen van een verzorgingsstaat waarin eerlijk delen voorop staat. Samen Werken en Samen Leven betekent voor een samenleving in de zin van de Bijbel ook altijd Samen Delen. zolang dat niet het geval is zullen ze zichzelf moeten verzekeren, tegen ziekte, tegen arbeidsongeschiktheid, tegen werkloosheid, en tegen het ouder worden. Vergeet ook het laatste niet. Doordat de gezondheidszorg verbeterd worden we ook steeds ouder. Daardoor zijn er ook meer pensioenen nodig die langer genoten worden. Dat Samen delen is het centrum van wat we noemen de geboden uit de Bijbel.  Geboden in de Bijbel zijn niet de Romeinse wetten en de opvattingen over wetten zoals wij die kennen. Geboden in de Bijbel zetten je in beweging, laten je kijken naar andere dingen dan in de wereld vanzelfsprekend zijn, laten je gaan op wegen die onbekend zijn bij mensen die streven naar meer en beter.
Je ziet met die geboden de armen langs de weg, je gaat dan naar slachtoffers van oorlog en onrecht, je voedt de hongerigen en kleedt de naakten. Je zet je in voor de zieken en de eenzame ouderen. Dat is niet iets wat je zo maar op je eentje kunt doen. Daar heb je bondgenoten bij nodig. Dat doe je dus met heel het volk zegt de Bijbel, dat doe je zelfs met alle volken. Wij zeggen dan dat de hele samenleving er op moet worden ingericht, dat de hele wereld er bij betrokken moet worden. Daarin telt ieder mens, daar telt geen huidskleur of soort van geloof. Dat is de richting die het boek Prediker ons wijst. Elke aansporing om carriere te maken, om mee te doen met de race naar meer consumptiegoederen, om rijker te worden en nog rijker, is lucht en leegte, het stelt allemaal niets voor. Het enige dat telt en dat blijft is liefde voor mensen. Zelfs de studie in al die boeken die beloven je een beter mens te maken is alleen maar vermoeiend, het mat het lichaam af. Je wordt niet een beter mens door te mediteren of oefeningen te doen die worden voorgeschreven door boeken en goeroes, je wordt een echt mens door mens te zijn voor anderen, door je naaste lief te hebben als jezelf en daar alles voor over te hebben, dat telt.

Bewaar je brood

Prediker 11:1-10
1 Werp je brood uit over het water, want je vindt het later weer terug. 2  Bewaar je brood in zeven delen, zelfs in acht, want je weet niet welke ramp de aarde treffen zal. 3  Wanneer de wolken vol zijn, gieten ze hun regen uit over de aarde. Naar welke kant een boom ook valt, naar het noorden of het zuiden, hij blijft liggen op de plaats waar hij valt. 4 Wie altijd op de wind let, komt nooit aan zaaien toe; wie altijd naar de wolken kijkt, komt nooit aan maaien toe. 5 Je kent de wegen van de wind niet, je kent het kind dat in de moederschoot groeit niet, zo ken je ook de daden niet van God, die alles maakt. 6 Zaai van de morgen tot de avond. Laat je hand niet rusten, want je weet niet of het zaad de ene of de andere, of elke keer ontkiemen zal. 7 Het licht is een genot. Wat een weldaad voor de ogen om de zon te zien! 8 Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. De toekomst is niets dan leegte. 9 Geniet dus, beste vriend, van je jonge jaren, haal je hart op aan de dagen van je jeugd. Volg de wegen die je hart wil gaan, gun je ogen wat ze wensen. En onthoud bij alles wat je doet dat God je aan zijn oordeel onderwerpt. 10  Belast je hart niet met verdriet en houd je lichaam vrij van kwalen, want je jeugd en jonge jaren zijn al snel voorbij. (NBV)
Je ziet het hengelaars nog wel eens doen. Voeren noemen ze dat. Als je dat regelmatig op dezelfde plaats doet komen de vissen er zwemmen in de hoop gemakkelijk voer te vinden en dan vis je ze gemakkelijk op met een hengel. Nu kende de Prediker in zijn dagen de hengelsport niet en blijft de vraag wat hij nu bedoelde met het spreekwoord. De hengelaars vinden hun brood als vis weer terug. Predikanten uit havensteden legden vroeger het spreekwoord wel uit als een aansporing te investeren in de zeevaart met alle risico’s van dien. Maar als je in gedachten houdt dat Prediker toch op de eerste plaats de wijsheid verkondigt dan moet je de liefde in gedachten nemen bij de uitleg van dit vers. En dan is het een oude manier om het gezegde “wie goed doet goed ontmoet” te verwoorden. Immers als je zonder aanziens des persoons je eten en drinken deelt, dan wordt er als het nodig is ook met jou gedeeld en krijg je terug wat je weggegeven hebt.
Wat de Prediker in deze passage ook zegt is dat het geen zin heeft alles vooraf te willen controleren. We kunnen niet in de toekomst kijken en dat moet ons niet verlammen. Goed doen levert altijd iets op in de toekomst. Je kunt dus maar het beste genieten van wat je ten deel is gevallen, er van delen met anderen, met name met hen die niets hebben, en je niet druk maken over de toekomst. Het advies om je lichaam vrij te houden van kwalen is in onze dagen nog steeds op z’n plaats. Daar kun je niet jong genoeg mee beginnen. Daarom is het zo vreemd dat de overheid daar niet bij helpt. Er was een tijd dat tabakswaren alleen te koop waren bij winkels met een speciale tabaksvergunning. Het moet toch niet zo ingewikkeld zijn die situatie terug te brengen en de verleiding daarmee voor een belangrijk deel uit onze samenleving te bannen. De uitstalling bij de kassa van de supermarkt levert toch elke keer weer een uitnodiging op aan jongeren die daar moeten leren boodschappen te doen.
Hetzelfde geld voor de verkoop van alcohol. Er was een tijd, niet zo lang geleden, dat alle alcoholhoudende drank alleen verkrijgbaar was bij winkels met een speciale vergunning, slijterijen genaamd. Ook die situatie zou teruggebracht kunnen worden. Tabakswinkels en slijterijen bestaan nog steeds, beperk de verkoop tot die winkels en bescherm de jeugd. Maar ja, Prediker richt zich niet voor niets tot de jeugd zelf, als je het moet hebben van de rijken en de machtigen gebeurd er niets. Toch zou in onze dagen ook een pleidooi voor een verbod op het toevoegen van suiker aan frisdranken op zijn plaats zijn. Wij denken toch meer te weten over gezondheidsrisico’s dan de schrijver van het Bijbelboek Prediker enkele honderden jaren voor het begin van onze jaartelling. Als we dan meer weten, waarom doen we er zo weinig mee?

Een dwaas bazelt er maar op los

Prediker 10:12-20
12 De woorden die de wijze in de mond neemt, geven hem respect; wat er van de lippen van de dwaas komt, verstrikt hem in steeds groter warrigheid. 13  Wat er uit zijn mond aan woorden komt, is aan het begin al dwaasheid en wordt erbarmelijke waanzin aan het eind. 14  Een dwaas bazelt er maar op los, terwijl geen mens weet hoe het later wordt en wat er na hem komt. Wie kan hem dat vertellen? 15  Een dwaas zwoegt almaar door en dat mat hem af, want hij weet niet eens de weg te vinden naar de stad. 16 Je bent beklagenswaardig, land, wanneer je koning maar een kind is en zijn raadgevers al in de morgen naar een feestmaal gaan. 17  Je bent gelukkig, land, wanneer je koning een man van adel is en zijn raadgevers alleen op de gepaste tijd naar een feestmaal gaan, zichzelf beteugelen en niet dronken zijn. 18  Luiheid ondermijnt de balken, door slappe handen krijgt het huis een lekkend dak. 19  Dronkelappen denken bij hun feestmaal slechts aan hun plezier, de wijn vrolijkt alleen hun eigen leven op. Hun geld staat het ze toe. 20  Maar vervloek de koning zelfs niet in gedachte en de rijke zelfs niet in je slaapvertrek, want de vogels van de hemel zeggen het voort, hun vleugels brengen je woorden verder. (NBV)
Kritiek op machthebbers kan zeer gevaarlijk zijn. De machtigen en de rijken houden iedereen in de gaten. Ons parlement heeft wetten aangenomen waarbij is bepaald dat ook het internetverkeer kan worden bekeken door de overheid zonder dat we dat weten en dat gegevens over ons internetverkeer lange tijd bewaard moeten worden zodat de overheid later kan zien of we ons wel netjes hebben gedragen. Rond de corona app is ook de discussie hoeveel iemand van wie mag weten.   Prediker wist het al, tot in je slaapvertrek ben je niet zeker, ja zelfs je gedachten kunnen funest zijn. Voor de machthebbers en de rijken in deze wereld gaat niets te ver om hun positie te behouden. Tegen de inbreuken op onze vrijheid onze mening te uiten en gedachten te wisselen met anderen is in ons land geen protest te horen geweest. De dreiging met terreuraanslagen heeft ons kennelijk verlamd. Dat je in een willekeurige huiskamer rustig aanslagen kunt beraden en dat je op het openbare net geen openlijke kritiek kunt uiten nemen we maar voor lief. Een mogelijke besmetting met een dodelijke ziekte maakt dat misschien anders.
Naar oorzaken van geweld hoeven we kennelijk verder niet te kijken. Het internet is gevaarlijk, sommige religies zijn gewelddadig van zichzelf en als je een baard heb ben je een potentiele terrorist. Dat zijn de vooroordelen waardoor we ons kennelijk laten leiden. De dag is niet ver dat alle baarddragers in ons land in een kamp worden gestopt is de volgende dreiging wellicht.  Hoe eenvoudig is het om ons voor de gek te houden, om met dwaas gebabbel ons angst aan te jagen en ons te verleiden onze vrijheden op te geven. Je mag je gelukkig prijzen als je een heerser hebt die nog weet heeft van vrijheden en zich als dienaar van het volk opstelt, als er een burgemeester is die hart heeft voor jongeren en er voor zorgt dat er opvang is als ze vrij zijn van school ook als hun ouders gedwongen worden te werken en ze dus niet thuis kunnen opvangen.
Bestuurders die zich vol laten lopen op recepties en ontvangsten om daarna voor TV camera’s te roepen dat die tot werken gedwongen ouders zelf maar moeten omzien naar de kinderen die de auto’s in de brand steken wakkeren het vuur alleen maar aan. Dat soort slappe handen maakt dat het dak van onze samenleving lekken gaat vertonen. Lekken waardoor onze vrijheid weglekt maar ook waardoor onze veiligheid meer en meer gevaar gaat lopen. De gevangenen die we weer in de samenleving moeten opnemen krijgen in de gevangenis niet de kans om te leren productieve en nuttige leden van de samenleving te worden, alles wat daarvoor nodig was is wegbezuinigd. Jongeren krijgen geen kans op een loopbaan, ze zijn afhankelijk van de luimen van de werkgevers onder het motto dat ze flexibel moeten zijn. Grijpen en graaien lijkt de norm in de samenleving, het Samen Leven gaat er aan kapot. Kijk dus uit met de kritiek op de regeerders, de machtigen en rijken.

Dwazen zetelen op hoge posten

Prediker 10:1-11
1 Een kostbare zalf bederft al door één dode vlieg, een beetje dwaasheid maakt de beste wijsheid ranzig. 2  De wijze volgt altijd het goede spoor, de dwaas ontspoort voortdurend, 3  en terwijl hij doelloos ronddwaalt op de weg toont hij steeds aan iedereen hoe dwaas hij is. 4 Wanneer de koning tegen je uitvaart, onderga zijn woede dan gelaten, want kalmte helpt je te voorkomen dat je jammerlijke fouten maakt. 5  Ik heb een kwade zaak onder de zon gezien, een wandaad die machthebbers plegen te begaan: 6  dwazen zetelen op hoge posten, rijken worden neergezet op lage posten. 7  Slaven komen te paard, zo heb ik gezien, maar edelen gaan te voet als slaven. 8  Wie een kuil graaft, loopt de kans erin te vallen; wie een bres slaat in de muur, kan gebeten worden door een slang. 9  Wie stenen uit een rots houwt, kan zich verwonden; wie hout in stukken hakt, loopt gevaar. 10  Iemand die zijn bijl niet slijpt wanneer de snede bot wordt, moet meer kracht gebruiken. Wie met wijs beraad te werk gaat, heeft meer kans van slagen. 11  Wanneer de slang niet wordt bezworen en dan bijt, helpt de kunst hem te bezweren niet meer. (NBV)
Dat van die kostbare zalf die al bederft door één dode vlieg vindt je nog wel eens in spreekwoordenboeken terug. Het is een spreekwoord dat wat in onbruik is geraakt omdat we nu eenmaal graag iedereen mee willen laten doen maar waar je toch zo af en toe bij stil moet staan. Een beetje dwaasheid maakt de beste wijsheid ranzig. We kennen toch de verhalen over verborgen agenda’s, of liefdadigheid waar een luchtje aanzit omdat het meer in eigen belang is dan uit liefde voor de arme. Zo stellen de Europese landen de arme landen voor hun tolmuren maar af te schaffen. Dan ontstaat er immers toegang voor de goedkope producten uit Europa en daar zouden die arme bevolkingen wat aan hebben. Verbaasd reageren de regeerders als die arme landen dat afwijzen. Die arme landen vinden dat hun boeren en industrieën worden weggeconcurreerd als hun markten overspoeld worden met de overschotten uit Europa.
De armoede zou door die politiek groter worden. De tolmuren rond Europa blijven wel bestaan zodat er geen afzet is voor hun eigen producten. Een staaltje van eigenbelang onder het mom van liefdadigheid. Als je al kwaad wordt tel dan eerst tot tien en denk goed na. Zelfs Prediker had door dat de rijken en de machtigen de zaak voor de gek houden. Ze zetten stromannen op hoge posten, marionetten die mooi lijken maar alleen reageren als de rijken aan de touwtjes trekken. Zo lijken de edelen op soldaten en de arme soldaten op officieren. Wie in een oorlog de officieren denkt te doden komt dus van een koude kermis thuis. Op die manier is ons wijs gemaakt dat er massavernietigingswapens in Irak waren en dat we daar direct oorlog tegen moesten gaan voeren. De leugens van Bush en de zijnen zijn inmiddels wel ontmaskerd, het enige raadsel dat overblijft is de vraag waarom Balkenende en de zijnen zich lieten verlokken in die leugens mee te gaan, zij weigeren een onderzoek en de enige reden is dat natuurlijk niet moet blijken waar de touwtjes zitten die hen in beweging houden.

Maar wellicht komen we er ooit nog achter, want wie een kuil graaft heeft niet alleen veel werk maar kan er ook zelf invallen. Ook hier vinden we spreekwoorden die we niet meer zo vaak gebruiken. Vooral die over het bezweren van de slang wordt nogal eens vergeten. Als je de slang niet bezweert is het te laat als die gaat bijten. Wie jongeren over straat laat zwerven en hun ouders verplicht te gaan werken zodat de jongeren, pubers nog,  geen opvang hebben buiten schooltijd moet niet verbaasd staan dat die jongeren kattekwaad gaan uithalen en als daar niet op gereageerd wordt van kwaad tot erger vervallen. Het idee dat moeders met kinderen boven de 12 ook zonder kinderopvang kunnen gaan werken komt als een boemerang op ons terug. Opvoeden vereist aanwezigheid van beiden. Als we de ouder verplichten afwezig te zijn moeten we het niet vreemd vinden dat er onopgevoede jeugd over de straten zwerft. De Prediker waarschuwde er al voor, maar wij stoppen onze oren liever dicht.

Allen zijn afhankelijk van tijd en toeval

Prediker 9:11-18
11 Ik heb onder de zon opnieuw gezien dat niet altijd een snelle hardloper de wedloop wint, een sterke held de oorlog, dat hij die wijs is niet altijd zijn brood heeft, en hij die inzicht heeft de rijkdom, hij die bekwaam is het respect. Zij allen zijn afhankelijk van tijd en toeval. 12  Nooit weet de mens wanneer zijn tijd gekomen is: zoals de vissen verraderlijk worden gevangen door de fuik en de vogels door de val, zo wordt de mens verrast door de verraderlijke tijd, wanneer die als een klapnet op hem valt. 13 Ik heb onder de zon iets gezien dat voor wijsheid doorging. Het was verbijsterend. 14  Er was een kleine stad met weinig inwoners. Een machtig koning trok tegen het stadje op, omsingelde het en bouwde grote belegeringswerken. 15  Er woonde daar een man van lage afkomst, die wijs was en met zijn wijsheid de stad had kunnen redden. Maar niemand schonk aandacht aan die onbeduidende persoon. 16  Ik zei daarom tegen mezelf: Wijsheid is beter dan macht, maar de wijsheid van een mens van lage afkomst wordt geminacht en zijn woorden vinden geen gehoor. 17  Het is beter dat je luistert naar de kalme woorden van de wijzen dan naar het geschreeuw van een heerser onder dwazen. 18  Wijsheid is beter dan het wapengekletter van zo’n dwaas; hij alleen richt al veel goeds te gronde. (NBV)
In de tijd van de grote strijd voor vrouwenemancipatie werd vaak opgemerkt dat, doordat veel vrouwen thuis bleven zitten, de maatschappij verstoken bleef van heel veel talent. Ook in de strijd tegen de discriminatie van zwarten in Amerika hoorde je dat de samenleving verstoken bleef van het talent van zeer knappe mensen. Nu vrouwen mee mogen doen en zwarten veel minder worden gediscrimineerd zie je ineens ook slimme en intelligente mensen boven komen drijven. Dat gaat nog maar langzaam maar het gebeurd wel. De Nobelprijswinnaar die suggereerde dat zwarte mensen genetisch minder slim zijn dan blanke mensen moet dan ook wel ongelijk hebben als je kijkt naar de gekleurde medemensen die ineens wijzen blijken te zijn. Hij moest zijn excuses dan ook aanbieden omdat zijn opmerkingen wel heel erg onwetenschappelijk bleken te zijn.
Ook Prediker waarschuwt de samenleving voor het verlies aan wijsheid dat we lijden als niet iedereen op gelijke voet mag meedoen. In onze samenleving hebben we een zogenaamde representatieve democratie. Een maal in de vier jaar mogen we afgevaardigden kiezen die ons dan vier jaar lang vertegenwoordigen. Een veel betere vorm van democratie is er nog niet gevonden. Maar als die volksvertegenwoordigers gaan denken dat ze zelf het volk zijn en niet meer gecontroleerd worden door de mensen die ze gekozen hebben, niet meer in gesprek blijven met die mensen, dan lopen ze kans de wijze over het hoofd te zien die de problemen had kunnen oplossen. De kunst van het houden van een goede samenleving is nu juist te zorgen dat iedereen er bij betrokken blijft. Vroeger gebeurde dat in politieke partijen. Daar zijn nu zo weinig mensen lid van dat de gedachte opkomt om er maar losse en vrijblijvende bewegingen van te maken. Dat versterkt de gedachte dat de discussie op Televisie bepalend is voor de vraag wie ons vertegenwoordigd.
Het verzwakt echter de gedachte dat iedereen mee moet kunnen praten en dat juist onder de armen ook de wijze zou kunnen schuilen die de oplossing voorhanden heeft voor de grote maatschappelijke problemen. Misschien zouden de massamedia wat meer aandacht moeten besteden aan de waarde van de politieke partijen met hun afdelingsvergaderingen, met de vele ideeën die daar worden vertaald in eindeloze moties en lange congressen die schijnbaar over kleine problemen gaan en waar vaak stamelend en haperend de goede oplossingen worden bepleit. Voor Televisie en kranten zijn de goedgeformuleerde slagzinnen natuurlijk veel aantrekkelijker, kort door de bocht, aanstootgevend en helder. Maar brengt ons dat de oplossingen waar we echt op zitten te wachten? In onze dagen zien we dat we daardoor gemakkelijker tegen elkaar worden opgezet. En dat is het soort oorlog waarvoor de Prediker ook waarschuwt.