Wat U hebt aangekondigd

Jeremia 32:16-25

16 Nadat ik het koopcontract aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had, bad ik tot de HEER: 17 “Ach HEER, mijn God, U hebt met uw grote kracht, met uw machtige arm, de hemel en de aarde gemaakt. Voor U is niets onmogelijk. 18 U bewijst uw liefde aan duizenden, U laat voor de schuld van de ouders ook de kinderen boeten, U bent de grote, sterke God, uw naam is HEER van de hemelse machten. 19 Uw besluiten zijn indrukwekkend, uw daden machtig. U let aandachtig op de levensweg van de mensen en beloont ieder naar zijn daden. 20 U hebt in Egypte tekenen en wonderen verricht, en verricht die tot op de dag van vandaag in Israël en onder heel de mensheid, zodat uw naam nu overal gevestigd is. 21 U hebt uw volk Israël met angstaanjagende tekenen en wonderen uit Egypte weggeleid, met sterke hand en opgeheven arm, 22 en U hebt hun dit land gegeven, dat U hun voorouders onder ede had beloofd: een land dat overvloeit van melk en honing. 23 Uw volk trok het binnen en nam het in bezit, maar gehoorzaamde U niet. Ze leefden uw wet niet na, volgden uw geboden niet op. Daarom werd deze ellende hun deel. 24 De bestormingsdammen reiken al tot de stadsmuur, de stad staat op het punt te worden ingenomen. Ze valt in handen van de Chaldeeën, die haar belegeren. Het zwaard, de honger en de pest brengen haar ten val. Wat U hebt aangekondigd, ziet U nu zelf gebeuren. 25 Toch hebt U, HEER, mijn God, mij gezegd de akker te kopen en in aanwezigheid van getuigen te betalen. En dat terwijl de stad in handen van de Chaldeeën valt.”’ (NBV21)

Jeremia ziet de stad Jeruzalem vallen voor zijn ogen. Volgens het verhaal over Jezus van Nazareth sprak ook die vlak voor zijn intocht een rede uit die lijkt op het klaaglied van Jeremia. Als je het bovengenoemde Bijbelgedeelte goed leest dan zie je dat het niet zozeer om de stenen en de huizen gaat, zelfs niet om de mensen, al worden de doden en gewonden zeer betreurd, maar het gaat om de leer van Mozes die in het hart van Jeruzalem staat. Die leer, neergelegd in de heilige kist, meegedragen uit de woestijn waar de leer werd ontvangen, geeft Jeruzalem haar betekenis. Die leer is in de steek gelaten door de mensen en dat betekent de verwoesting van Jeruzalem. Als mensen niks meer voor elkaar over hebben dan gaat de samenleving verloren. Lopen we die kans ook na zo lange tijd? Jazeker, als we de samenleving van ieder voor zich en allemaal zelf verantwoordelijk gaan kiezen krijgen precies waar Jeremia zo beducht voor was. Dan krijgen de armen te horen dat ze zelf maar werk moeten zoeken, dat ze sterk genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen.

De overheid is er dan alleen nog voor om ze dat te vertellen, om ze een zetje te geven. Jeremia pakt het anders aan. Hij vertrouwt op de God van Israël want met liefde voor mensen is niets onmogelijk. Ontbreekt die liefde in de samenleving dan gaat het goed mis. In de tekst staat een schijnbare tegenstelling. God bewijst zijn liefde aan duizenden maar laat voor de schuld van de ouders ook de kinderen boeten. Het kan niet anders. Er is nu eenmaal geen liefde zonder God schreef Paulus eens en het is aan mensen om aan die liefde gestalte te geven. Gebeurt dat niet dan verkilt de samenleving en gaan er mensen aan dood, ook de kinderen worden daar het slachtoffer van, ieder wordt nu eenmaal beloont naar zijn daden. Jeremia wijst nog eens op de bevrijding van het volk uit Egypte. Dat ging niet zonder slag of stoot. De rampen die Egypte trof namen de mensen op de koop toe. De slavernij van Israël was nu eenmaal een teken van superioriteit van de mensen en goden van Egypte.

Dat ook de dood van eerstgeborenen hen niet zou bevrijden van de rampen openden uiteindelijk de ogen en deden hen de slaven uit Egypte verjagen. Die slaven gingen een volk vormen en kregen een leer die richtlijnen voor een menselijke samenleving zou bevatten, samengevat in heb uw naaste lief als uzelf. Maar mensen dachten dat die armen hen alleen maar zouden verzwakken, de zorg voor de armen werd net als in onze dagen als een last verwoord. Voor het volk Israël was het gevolg dat machtige naties hen belegerden en zouden overwinnen, het volk werd in ballingschap gevoerd. Het hoeft niet zover te komen. Als we weer een samenleving weten te vormen waar vreemdelingen gastvrij worden ontvangen, waar mensen weer mee mogen doen en een toekomst krijgen, waar voor de zwakken gezorgd wordt en de zorg voor armen een eer is en niet een last, dan worden ook wij rijker, dan komen ook wij te wonen in een land dat overvloeit van melk en honing. We kunnen er vandaag nog mee beginnen.

Eens zullen in dit land

Jeremia 32:1-15

1 In het tiende regeringsjaar van koning Sedekia van Juda (het achttiende regeringsjaar van Nebukadnessar, de koning van Babylonië) richtte de HEER zich tot Jeremia. 2 De troepen van Nebukadnessar belegerden Jeruzalem en de profeet Jeremia zat gevangen in het kwartier van de wacht, dat tot het paleis van de koning van Juda behoorde. 3 Koning Sedekia had hem daar gevangengezet omdat hij had geprofeteerd: ‘Dit zegt de HEER: Ik geef deze stad in handen van de koning van Babylonië; hij zal haar innemen. 4 Koning Sedekia van Juda zal niet aan de Chaldeeën ontsnappen, maar aan de koning van Babylonië worden uitgeleverd. Hij komt oog in oog met hem te staan en zal persoonlijk met hem spreken. 5 Daarna wordt hij naar Babel gevoerd, waar hij zal blijven totdat Ik naar hem omzie – spreekt de HEER. Alle verzet tegen de Chaldeeën zal nutteloos zijn.’ 6 Jeremia zei: ‘De HEER richtte zich tot mij met de woorden: 7 “Chanamel, de zoon van je oom Sallum, is naar je onderweg om je te vragen zijn akker in Anatot van hem te kopen, omdat jij het recht hebt als losser op te treden.” 8 Het gebeurde zoals de HEER had gezegd. Mijn neef Chanamel kwam naar het kwartier van de paleiswacht en vroeg mij: “Koop alsjeblieft mijn akker in Anatot, in het gebied van Benjamin. Jij kunt als losser optreden en de grond in eigendom nemen.” Ik begreep dat dit een opdracht van de HEER was 9-10 en kocht de akker van mijn neef Chanamel uit Anatot. Ik stelde een koopcontract op, verzegelde dat in aanwezigheid van getuigen en betaalde Chanamel zeventien sjekel zilver, die ik afwoog in een weegschaal. 11 Ik gaf zowel het verzegelde contract, waarin de bepalingen en voorwaarden waren vastgelegd, als het open contract 12 aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja. Dat deed ik ten overstaan van mijn neef Chanamel en de getuigen, die het contract mede hadden ondertekend, en in aanwezigheid van alle Judeeërs die zich in het kwartier van de paleiswacht bevonden. 13 In hun bijzijn gaf ik Baruch de volgende opdracht: 14 “Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Stop deze contracten, zowel het gesloten als het open contract, in een kruik; dan blijven ze lange tijd in goede staat. 15 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Eens zullen in dit land opnieuw akkers, huizen en wijngaarden worden gekocht.” (NBV21)

In het Bijbelgedeelte van vandaag gaat het over een “losser”. Jeremia, hij hangt weliswaar niet aan het kruis maar hij zit in de gevangenis. Zijn eigen koning heeft hem opgesloten en de stad waar hij woont wordt belegerd door een wel zeer machtige vijand. Wij zouden die Jeremia toch voor gek verklaren als hij dan een akker gaat kopen. Je geld verberg je, of tenminste bewaar je in tijden van onzekerheid. Zo niet Jeremia, die koopt. Nou was het niet zomaar een akker en niet zomaar een koop. Het was eigenlijk een geloofsbelijdenis. Die leer van Mozes uit de woestijn zou uiteindelijk overwinnen geloofde Jeremia, en vanwege dat geloof zat hij gevangen. Hij vertrouwde niet op de lokale politici, koning Sedekia en zijn raadgevers. Hij vertrouwde op die leer van recht en gerechtigheid, van “gij zult niet doden” en zo. Die vijand was zo sterk dat het stom was om daartegen mensenlevens op te offeren. Nee er was een betere optie.

Toen het volk Israel het land Kanaän binnengetrokken was had men het land zorgvuldig verdeeld onder alle families. Als de familie het land kwijt zou zijn geraakt kreeg men het na 50 jaar weer terug maar men had altijd het eerste recht het land weer terug te kopen. Van dat land moest men immers leven. En daar bouwde Jeremia nu op, een koop als de zijne stelde de toekomst veilig. Toch is die koop door Jeremia vreemd. Priesters en levieten waren namelijk uitgesloten van de verdeling van het land, met hen moest gedeeld worden, zij moesten onafhankelijk recht kunnen spreken. Veel en veel later zouden ook Maria en Jozef er op vertrouwen en naar hun akker gaan om daar hun zoon geboren te laten worden. De overlevering zegt ook nog dat Judas zijn 30 zilverlingen wegwierp op de akker van Jeremia voor hij zich verhing. Voor Palestijnen is de koop door Jeremia dan ook een zeer vreemd verhaal. Voor de stichting van de staat Israël werd massaal land gekocht door Joden uit de hele wereld.

Op dat land werden nederzettingen van Joden gebouwd en zodra de Verenigde Naties hadden besloten dat het land Palestina verdeeld moest worden in een Joodse en een Palestijnse staat bleek al het land dat ze in goed vertrouwd hadden verkocht ineens in het buitenland te liggen. Jeremia werd daardoor een kolonisator. Ook nu wordt er in de “bezette gebieden”, in het land Palestina dus, land gekocht door Israëli die het vervolgens niet willen laten besturen door de regering van een onafhankelijk Palestina, dat al in 1948 door de toen aanwezig Joden op grond van de besluiten van de VN werd uitgeroepen. Een moderne theologe heeft onlangs door een nieuwe uitleg van het verhaal van Jeremia en gesprekken tussen christenen van Joodse en Palestijnse afkomst geprobeerd van dit verhaal weer een verhaal van hoop voor de armen te maken. Het is te hopen dat haar boek snel in een Nederlandse vertaling beschikbaar komt. Want het is ook aan ons om aan het onrecht dat gegroeid is in het land Palestina een einde te maken, net als Jeremia zijn volk voorhield.

Nooit meer

Jeremia 31:31-40

31 De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, 32 een ander verbond dan Ik met hun voorouders sloot toen Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze Mij toebehoorden – spreekt de HEER. 33 Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij mijn volk. 34 Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan. 35 Dit zegt de HEER, die de zon heeft gemaakt als het licht voor de dag, de maan en sterren als de lichten voor de nacht, die de zee opzweept, zodat de golven bruisen, wiens naam is HEER van de hemelse machten: 36 Pas als deze orde ophoudt te bestaan – spreekt de HEER – bestaat ook Israël niet meer, is het niet meer voor altijd mijn volk. 37 Dit zegt de HEER: Zoals de hoogte van de hemel niet gemeten wordt, de diepte van het fundament der aarde niet gepeild, zo verwerp Ik niet het nageslacht van Israël om alles wat het heeft misdaan – spreekt de HEER. 38 De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Jeruzalem wordt herbouwd en aan Mij wordt gewijd. Dan loopt de muur weer vanaf de Chananeltoren tot aan de Hoekpoort, 39 en vanaf dat punt zal hij worden verlengd naar de Gareb, en dan een bocht naar Goa maken. 40 Hij zal om de vallei lopen waar de doden worden begraven en de as wordt uitgestrooid, en verder om alle akkers tot aan het Kidrondal. Van daar loopt hij naar de hoek van de Paardenpoort in het oosten. Heel dit gebied zal aan de HEER zijn gewijd, en Jeruzalem zal nooit meer worden afgebroken en verwoest.’ (NBV21)

Jeremia blijft proberen de ballingen een hart onder de riem te steken. Houd moed. Ook al heeft de bezetter de muren van de stad neer laten halen er komt een dag dat de stad weer in alle glorie zal herrijzen. Natuurlijk zegt hij er bij wat daarvoor de voorwaarden zijn. Het volk moet weer doen wat afgesproken is. Bereid zijn de afgesproken belasting te betalen en te delen wat je verdient. Dan pas kun je samen zorgen voor de armen en de zieken. Roepen dat je wil dat er in verzorgingstehuizen minder mensen op één kamer komen te liggen en tegelijk de belastingen willen verlagen kan niet. Roepen dat er beter voor scholieren gezorgd moet worden en tegelijk de belastingen verlagen kan ook niet. En roepen dat de veiligheid op straat groter moet worden en tegelijk de belastingen verlagen kan helemaal niet.  Denken aan jezelf en niet aan je naaste is kennelijk de slagzin van velen in deze verlichte dagen.

De liberalen die ooit ieder individueel mens de kans wilden geven zich te ontplooien moeten maar weten wat ze stemmen. Was de samenleving in liberale zin nu juist bedoeld om iedereen zo veel mogelijk kansen te geven of om de sterken, de slimmen en de brutalen de kans te geven zoveel mogelijk van de anderen te profiteren? Het verhaal van Jeremia is voorlopig wel duidelijk. Houd je aan de goddelijke richtlijnen uit de woestijn, heb God lief boven alles door je naaste lief te hebben als jezelf. Daar stond ook in dat je moet zorgen dat de vreemdelingen er bij horen. Het voortdurende geschimp op vreemdelingen  heeft oude en eerbiedwaardige politici er toe gebracht te waarschuwen voor een groeiende kloof in de samenleving, voor een agressief wij en zij gedrag, een gedrag dat uit kan lopen op moord en doodslag. Die waarschuwing nemen steeds meer mensen ter harte.

Mensen die in het verhaal van de bevrijding uit de slavernij zoals Israël overkwam en in het verhaal van Jezus willen meedoen hadden het al door. Misschien komt er een beweging op gang die ons uit de huidige donkere tijden kan brengen. De roep om bang te zijn voor de Islam heeft geleerde theologen er toe gebracht om nog eens de leer van de Islam te bestuderen. We blijken in dezelfde God te geloven. We praktiseren ons geloof weliswaar op verschillende manieren maar de zorg voor de armen, de compassie is in beide geloven een pijler en vrede is iets wat beide geloven nastreven. Alleen wie de vreedzame samenleving gewijd aan de God van Israël te na komt kan op gewelddadig verzet rekenen, dat geldt ook voor beide geloofsrichtingen. Na de bevrijding van angst voor de dood met Pasen kunnen we dus beginnen zonder angst, zonder haat en met het voornemen van dit nieuwe jaar een jaar van samen leven, samen werken en samen delen te maken. Niet alleen in ons land, maar in een verenigd Europa en met al onze broeders en zusters over de hele wereld.

Woonplaats van gerechtigheid

Jeremia 31:23-30

23 Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik zal hun lot ten goede keren, en dan zal in de steden van Juda, in het hele land, opnieuw te horen zijn: “Moge de HEER je zegenen, Jeruzalem, woonplaats van gerechtigheid, heilige berg!” 24 Stedelingen, boeren en herders zullen weer in Juda wonen. 25 Wie dorstig zijn, zal Ik verkwikken; wie uitgeput zijn, geef Ik kracht.’ 26 Hierop ontwaakte ik en sloeg mijn ogen op. De slaap had mij goedgedaan. 27 ‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik Israël en Juda zal inzaaien met mensen en met dieren. 28 Zoals Ik niet aarzelde om hen uit te rukken en te verwoesten, af te breken, kwaad te doen en te vernietigen, zo zal Ik niet aarzelen om hen op te bouwen en te planten – spreekt de HEER. 29 Dan zal men niet meer zeggen: “Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stompe tanden,” 30 maar zal wie zondigt om zijn eigen zonden sterven. Wanneer iemand onrijpe druiven eet, zullen zijn eigen tanden stomp worden. (NBV21)

Het moet wel een hele mooie stad zijn als van die stad gezegd kan worden dat het een woonplaats van gerechtigheid is. Op dit moment is dat voor de wereld buiten Nederland de stad Den Haag. Daar is de rechtbank gevestigd die geschillen tussen staten berecht. Daar staat het Vredespaleis als symbool van internationaal recht. Maar in Den Haag is ook het Internationaal Strafhof waar oorlogsmisdrijven en misdaden tegen de menselijkheid kunnen worden berecht. Vooruitlopend daarop was er tot nu toe het Joegoslavië Tribunaal en is een tijd geleden voormalig dictator Charles Taylor in Den Haag door het Strafhof berecht omdat hij verdacht werd van misdrijven tegen de menselijkheid en strafbare schendingen van Internationaal recht. Hij is inmiddels veroordeeld. Machtigen moeten zich ook verantwoorden.

Machtige landen hebben nog steeds de neiging zich te onttrekken aan die Haagse rechtspraak. Zij vinden dat ze zelf het recht mogen maken en uit mogen maken wat recht en wat onrecht is. Ze beschermen ook hun leiders, ambtenaren en militairen die het door hun ontworpen recht op de door hun goedgekeurde manier uitvoeren. Jeremia voorspelt dan ook dat uiteindelijk het recht niet geschreven moet blijven in wetboeken en verdragen zoals ook in het volk Israel het geval was, maar dat het recht moet wonen in de harten van de mensen. Onrecht moet voor ons onverdraaglijk worden. De mensen die in het verhaal van Jezus van Nazareth mee willen doen geloven dat met hem de richtlijnen uit de woestijn zijn gaan wonen in de harten van de mensen, mensen willen hun naasten liefhebben als zichzelf. Jezus van Nazareth leefde die richtlijnen tot in de dood toe. Met hem is de voorspelling van Jeremia uitgekomen.

Maar als het bij hem gebleven zou zijn had die voorspelling weinig waarde gehad. De voorspelling van Jeremia komt pas uit als die richtlijnen van recht en rechtvaardigheid ook in onze harten gaan wonen. Als ook wij geen minuut meer kunnen leven met onrecht wie dan ook aangedaan. Als eerlijk delen de voorwaarde is om wat dan ook te krijgen. Dat internationale recht in Den Haag is dan maar een klein begin. Voor de armen en de vreemdelingen in ons eigen land woont het recht zeker niet in Den Haag. Voor hen wonen daar kleine angstige politici voor wie het eigen bezit en de eigen macht vaak belangrijker is dan recht en rechtvaardigheid. Ze kunnen daar wonen omdat ze door ons zijn gekozen. Ze kunnen angst haat en verdeeldheid zaaien omdat wij ze dat laten doen. Tijd dus om daar verandering in te brengen, zodat ons land echt een woonplaats van gerechtigheid wordt. We zijn al begonnen met het delen van vluchtelingen uit Oekraïne, maar er kloppen meer mensen op onze deur met de vraag hen recht te willen doen.

Ik schaam mij diep

Jeremia 31:15-22

15 Dit zegt de HEER: Hoor, in Rama klinkt een klacht, bitter geween. Rachel beweent haar zonen, zij wil niet worden getroost. Haar kinderen zijn er niet meer. 16 Maar dit zegt de HEER: Huil niet langer, droog je tranen. Je zorg voor hen wordt nu beloond – spreekt de HEER. Ze keren terug uit het land van de vijand. 17 Je hebt een hoopvolle toekomst, je kinderen keren naar hun eigen land terug – spreekt de HEER. 18 Ik heb wel gehoord hoe Efraïm treurt: “U hebt mij geslagen als een jonge os die nog niet is afgericht. Breng mij bij U terug, laat mij terugkeren, want U, HEER, bent mijn God. 19 Ik ben tot inkeer gekomen, ik sla me op de heup uit wanhoop nu ik mijn hart doorzie. Ik ben vol berouw, ik schaam mij diep, ga gebukt onder de schande van mijn jeugd.” 20 Is Efraïm niet mijn geliefde zoon, is hij niet mijn oogappel? Telkens als Ik over hem spreek rijst zijn beeld in Mij op, dan raak Ik diep bewogen. Ik móet mij over hem ontfermen – spreekt de HEER. 21 Zet mijlpalen neer, plaats bakens, richt je aandacht op de weg die je volgt. Keer terug, vrouwe Israël, keer terug naar je steden. 22 Hoe lang nog blijf je talmen, hoe lang nog blijf je eigenzinnig, vrouwe Israël? De HEER schept op aarde iets nieuws: een vrouw maakt een man het hof. (NBV21)

Het Nederlandse werkwoord “Jeremiëren” is ontstaan nadat men het Bijbelboek Jeremia had gelezen. Het betekent iets als onophoudelijk zeuren. Het antwoord kwam op een oudejaarsavond, uithuilen en opnieuw beginnen. En zeuren doet Jeremia eigenlijk nou net niet. Hij hamert er onophoudelijk op dat we de richtlijnen uit de woestijn moeten volgen, onze naaste lief moeten hebben als onszelf. Doen we dat niet dan loopt het niet best met ons af, doen we dat echter wel dan valt ons onophoudelijk het goede ten deel. Jeremia weet ook wel dat de wereld er niet altijd even vrolijk uitziet. De oermoeder van Israel, Rachel, weent met enige regelmaat over haar kinderen die zijn omgebracht. We kennen dat beeld misschien ook wel uit het kerstverhaal zoals dat door Matteüs is opgeschreven.

Zodra Koning Herodes door had dat de volkstelling die hij als cadeau aan Keizer Augustus had willen aanbieden in de soep was gedraaid omdat in Bethlehem een kind was geboren dat daar niet thuishoorde volgens de Romeinse wet maar volgens de Joodse wet zelfs een koningszoon was liet hij alle pas geboren kinderen in Bethlehem ombrengen. Het was te laat, de volkstelling was evengoed in de soep gedraaid en die Koningszoon was gevlucht met zijn ouders. In dat verhaal staat dat Rachel wenend rond gaat, en dat beeld vinden we ook in dit Bijbelgedeelte. Juist die zorg voor de zwaksten in de samenleving maakt dat de samenleving weer leefbaar wordt. Juist die kinderen die de zorg het hardst nodig hebben zijn de maat voor wat we kunnen bereiken. We kunnen weer één volk worden zegt Jeremia.

Wij zijn zover nog niet. We hebben wel bureaus Jeugdzorg met hele knappe medewerkers die veel zouden kunnen, maar we zadelen ze op met veel te veel werk, te weinig collega’s, te veel administratie en vergaderingen, maar te weinig met ondersteuning. Wanneer bij de machthebbers ooit de zwakken centraal zullen komen te staan blijft een vraag. De eigen macht en de positie van de vele ambtenaren blijven centraal bij de overheid, ook al krimpt die overheid. Maar misschien kunnen we zelf als vrijwilligers de zorg voor kinderen in de buurt organiseren. Speeltuinen onderhouden, kinderclubs in buurthuizen en wijkcentra. Ook daar kan gesignaleerd worden als het met kinderen mis dreigt te lopen, als ouders de zware last van armoede en de zorg voor kinderen niet meer aankunnen. Er zijn daarnaast ook nog heel veel pleegouders nodig. Niet roddelen over het gehuil bij de buren maar aanbellen. Dat is echt niet zeuren.

De tamboerijnen laten klinken.

Jeremia 31:2-14

2 Dit zegt de HEER: Het volk dat aan vernietiging ontkomen was ervoer in de woestijn mijn goedheid; Ik ging Israël voor en gaf het rust. 3 – Van ver is de HEER naar mij toegekomen. – Ik heb je altijd liefgehad, mijn liefde zal je altijd vergezellen. 4 Ik breng je weer tot bloei. Je zult weer dansen en lachen en de tamboerijnen laten klinken. 5 Op Samaria’s bergen zul je wijngaarden planten, en mogen eten van de eerste vruchten. 6 De dag breekt aan dat in Efraïm de wachters op de bergen roepen: “Kom, laten we op weg gaan naar de Sion, naar de HEER, onze God!” 7 Dit zegt de HEER: Juich van vreugde over Jakob, jubel aan het hoofd van alle volken, roep het uit, zing een lofzang: “De HEER heeft zijn volk gered, en wat er van Israël nog overbleef bevrijd.” 8 Ik laat hen uit het noorden terugkeren en breng hen samen van de einden der aarde. Ook blinden en lammen komen mee, ook zwangere vrouwen, en vrouwen in barensnood. In dichte drommen keren ze terug.
9 Zij komen terug in tranen, ze heffen smeekbeden aan, en Ik zal hen leiden. Ik breng hen naar stromende beken en voer hen over geëffende wegen; daar kunnen zij niet struikelen. Want Ik ben voor Israël een vader, en Efraïm is mijn eerstgeboren zoon. 10 Volken, luister naar de woorden van de HEER, vertel het verder op de verste eilanden: Hij die Israël verstrooid heeft, zal het samenbrengen en het hoeden, zoals een herder zijn kudde. 11 Want de HEER verlost het volk van Jakob, Hij bevrijdt hen uit de hand die sterker was dan zij. 12 Zij komen juichend naar de Sion, stralend van vreugde om de gaven van de HEER: graan, wijn en olie, geiten, schapen en runderen. Zij gedijen als een waterrijke hof, nooit meer zal het hun aan iets ontbreken. 13 Meisjes dansen vrolijk in het rond, jongens en grijsaards dansen mee. Hun rouw verander Ik in vreugde, Ik troost hen, hun verdriet vergeten zij. 14 De priesters schenk Ik overvloedig offervlees. Ik overstelp mijn volk met al het goede – spreekt de HEER. (NBV21)

Een liefdesliedje vertolkt de verhouding van het volk Israel met haar God. En wat staat er in een verhouding centraal nietwaar, de liefde. En pas de liefde is vruchtbaar. Die liefde is volgens dit Bijbelgedeelte begonnen in het hart van de woestijn. Daar is de liefde opgebloeid. En dat verhaal kennen we hier natuurlijk. Daar waren het de woorden van recht en gerechtigheid, van eerlijk delen, van de naaste liefhebben als jezelf die het volk op weg stuurden naar het land overvloeiende van melk en honing. Dat land werd later verspeeld en het volk werd in ballingschap gevoerd en verspreid over de aarde, maar nu het zich het verhaal van de woestijn weer herinnerd zal het ook weer goed komen. Vanuit alle hoeken van de aarde wordt het volk weer verzameld in dat beloofde land. Wat een vreugde zo vlak na Pasen.

Er zijn nog al eens mensen die gelovigen verwijten zwaar op de hand te zijn. Zo vaak hebben we elkaar niet lief. Zo vaak gaan we in de fout en vergeten we wat ons eigenlijk op weg heeft gezet. Wie steeds maar blijft letten op wat er fout is gegaan, wie zich steeds maar bewust maakt van wat er fout ging om er schrik van te krijgen en er bang voor te worden wordt inderdaad zwaar op de hand. Het is echter niet bijbels. Bijbels is dat je iedere keer weer opnieuw mag beginnen, dat je mag leren van je fouten, ze niet opnieuw hoeft te maken. Steeds als het je niet lukt, als je struikelt op de weg naar het beloofde land, mag je opstaan en opnieuw beginnen. We zijn op weg van Pasen naar Pinksteren, ook dan het begin van nieuw leven dat kwam in de zwarte nacht van Keizerlijke macht en vreemde bezetting.

Dat nieuwe leven mogen we vandaag al beleven en dat is niet een droef opnieuw pogen maar een blij dansend zorgen voor de armen onder ons, zorgen dat de voedselbanken weer een voorraad krijgen, in veel PKN kerken in Nederland zamelt men er voedsel voor in. Zingend zorgen dat de vreemdelingen er bij mogen horen, niet elkaar bang maken omdat ze anders geloven maar weten dat ze op een andere manier in dezelfde God geloven en dat we in het verleden 400 jaar in één land mochten wonen met hun geloofsgenoten. Zo mogen we juichend zorgen voor recht en gerechtigheid. Het klinkt misschien overdreven maar het is een samenvatting van dit hoofdstuk uit het boek van Jeremia. En die belooft dat het volk overstelpt zal worden met al het goede. Laten we dus gewoon beginnen het goede te doen.

 

Geen mens verzorgt je

Jeremia 30:12–31:1

2 Dit zegt de HEER: Ongeneeslijk zijn je wonden, niet te helen is je letsel. 13 Geen mens verzorgt je zweren, je wonden groeien nooit meer dicht. 14 Je minnaars zijn je vergeten, ze kijken niet meer naar je om. Ik was het die je sloeg, als een vijand, Ik heb je meedogenloos gestraft, om je vele wandaden, om je talloze zonden. 15 Wat klaag je nu over je letsel, je dodelijke wonden? Om je vele wandaden, om je talloze zonden heb Ik je dit aangedaan. 16 Maar wie jou verslonden, worden zelf verslonden, al je vijanden gaan zelf in ballingschap. Elk volk dat jou plunderde, wordt zelf geplunderd, Ik maak ieder die naar buit zocht, zelf tot buit. 17 Weet dat Ik je zal genezen, Ik zal je wonden helen – spreekt de HEER – ook al noemt men je Verworpene en zegt men: “Naar Sion kijken we niet meer om.” 18 Dit zegt de HEER: Ik keer het lot van Jakobs tenten ten goede, Ik zal me om zijn woningen bekommeren. De steden zullen uit de as herrijzen, paleizen worden op hun oude plaats herbouwd. 19 Dan klinken er weer lofzangen en stemmen van vrolijke mensen. Ik doe het volk in aantal toenemen,
het neemt niet meer in aantal af. Ik geef het aanzien, het wordt niet langer veracht. 20 Het volk wordt weer als vroeger en houdt door mijn bescherming altijd stand. Wie het bedreigt, zal Ik straffen. 21 Het zal een vorst voortbrengen, er komt een heerser uit zijn midden voort. Ik zal hem toestaan Mij te naderen. Want wie zou dat zelf wagen? – spreekt de HEER. 22 Jullie zullen mijn volk zijn, en Ik zal jullie God zijn. 23 De HEER zendt een woedende wind, een aanhoudende storm treft de verdorvenen. 24 Zijn brandende toorn komt niet tot bedaren voor Hij zijn plan geheel heeft uitgevoerd. Eens zullen jullie dat begrijpen 1 Dan zal Ik voor elke stam van Israël een God zijn, dan is Israël mijn volk – spreekt de HEER. (NBV21)

Voor het genezen van lichamelijke kwalen hebben we dokters. Die worden steeds knapper en als ze een ziekte nog niet kunnen genezen dan hebben we pech. Voor leken die niet thuis zijn in de medische wetenschap blijven ziekten vaak een geheimzinnig gebeuren. Waar komen ze vandaan? Waarom treft een ziekte de een wel en de ander niet? Het ligt voor de hand er “goddelijke” of “kosmische” oorsprong in te zoeken. Het zal wel de straf van God zijn, of het zal wel in de sterren staan. Wie de ontwikkeling van de medische wetenschap bestudeert komt tot de ontdekking dat beide beweringen onwaar moeten zijn, oorzaken die eerst geheimzinnig waren worden de een na de ander ontdekt en blijken natuurlijke processen. Leken raken wanhopig en zijn gemakkelijk te verleiden hun hoop te vestigen op instralers, strijkers, gebedsgenezers, piskijkers of andere alternatieven. Voor de Bijbel is er echter maar één geneesmiddel dat buiten de wetenschap wordt aanbevolen en dat is de liefde. Slechts naastenliefde kan helpen te genezen.

In de eerste plaats helpt dat tegen maatschappelijke kwalen. En daar gaat het gedeelte over dat we vandaag uit het boek van de profeet Jeremia lezen. Het ergste dat je kan overkomen zijn dan ook niet de zweren of de wonden waarmee je geslagen bent maar de afkeer van de mensen die je dierbaar zijn. Dat doet pas pijn als mensen zich van je afkeren, van je walgen. Pas naastenliefde kan je daarvan genezen. Ja ook zieken moeten van hun naaste houden als van zichzelf. Er zijn twee soorten fouten die zieken maken, ze vragen of te veel, of te weinig. Wie te veel vraagt, voortdurend zeurt, kan een ander zo tot last worden dat de ander zich afkeert en de zieke niet meer geeft wat vanuit de ziekte eigenlijk nodig is. Wie te weinig vraagt krijgt in elk geval niet wat nodig is. Houden van jezelf betekent dus dat je op zoek gaat naar wat je echt nodig hebt, van de ander houden als van jezelf betekent dat je in elk geval vraagt wat je nodig hebt, maar begrip hebt voor de moeite die het kan kosten dat ook te geven.

Het verhaal over Jeremia en de ballingen loopt uit op een vreugdelied. Het land komt weer tot bloei, het volk krijgt weer aanzien. Dat gaat er van komen als iedereen zich weer houdt aan het verdrag dat het volk ooit in de woestijn sloot, dat verdrag van recht en gerechtigheid, van eerlijk delen waaraan iedereen mee mocht doen en waar iedereen de naaste liefhad als zichzelf. Niet een ieder voor zich, niet een eigen verantwoordelijkheid en de armoede afwentelen op het netwerk. De onderkant van de samenleving voert nog steeds niet de boventoon. Mensen verbazen zich niet alleen over de voedselbanken. Ook ergert men zich aan het aantal zwervers in de steden. Psychiatrische inrichtingen waar mensen opgesloten werden zijn gesloten, maar zorg op maat in de steden voor mensen die zonder die zorg aan zwerf gaan was te duur. De gekkigheid ligt dus bij ons op de stoep en wordt niet uitgebannen, maatschappelijke ziekten worden niet genezen. Jeremia wijst vandaag de weg naar de oplossing. Laten we weer oog krijgen voor de armen, de zieken, de zwakken en de vreemdelingen in ons midden. Dan zal het land pas echt tot bloei komen.

Kunnen mannen baren?

Jeremia 30:1-11

1 De HEER richtte de volgende woorden tot Jeremia: 2 ‘Dit zegt de HEER, de God van Israël: Schrijf alle dingen die Ik je heb gezegd in een boekrol. 3 Want de dag zal komen – zegt de HEER – dat Ik het lot van mijn volk Israël en van Juda ten goede keer, dat Ik hen terugbreng naar het land dat Ik hun voorouders gegeven heb en dat zij het in bezit zullen nemen – spreekt de HEER.’ 4 Hier volgen de woorden die de HEER tot Israël en Juda sprak. 5 ‘Dit zegt de HEER: Geschreeuw van ontzetting weerklinkt, kreten van angst en paniek. 6 Zeg eens: kunnen mannen baren? Waarom zie Ik dan dat elke man zijn handen op zijn buik houdt, zoals een vrouw die baart? Waarom is hun gezicht zo grauw? 7 Wee! Die vreselijke dag kent zijn gelijke niet! Het volk van Jakob komt in grote nood, maar het wordt gered. 8 Ik breek op die dag het juk van je nek, je riemen ruk Ik los – spreekt de HEER van de hemelse machten. Nooit meer wordt Jakobs volk de slaaf van vreemden, 9 maar het dient Mij, de HEER, zijn God, en David, de koning die Ik over hen heb aangesteld. 10 Wees niet bang, mijn dienaar Jakob, heb geen angst, Israël – spreekt de HEER. Ik zal je uit dat verre land bevrijden, uit de ballingschap breng Ik je nageslacht terug. Het volk van Jakob keert terug en zal in vrede leven, zonder zorgen, zonder dat het nog wordt opgeschrikt. 11 Ik sta je terzijde en zal je bevrijden – spreekt de HEER. De volken waaronder Ik je verstrooid heb, vaag Ik allemaal weg. Jij krijgt de straf die je verdient; Ik laat je niet vrijuit gaan, maar vernietigen zal Ik je niet. (NBV21)

Eerder in het boek Jeremia kun je lezen  hoe Jeremia beschuldigd werd de ballingschap langer te laten duren dan nodig is. Jeremia moet daarom nog eens duidelijk maken dat ook hij er van overtuigd is dat de ballingen terug zullen keren. Maar dat zal pas gebeuren als de goddelijke richtlijnen uit de woestijn weer wordt gevolgd, als mensen weer van hun naaste houden als van zichzelf. Als ook de ballingen weer oog willen hebben voor de armen in hun omgeving. Als die ballingen hun eigen trots willen laten varen en af willen zien van titels en voorrechten. Pas als die ballingen willen delen met de armen om hen heen en vruchtbaar willen zijn komt de tijd dat ze terug kunnen keren. De armen, vaak zelfs de weduwen en de wezen, zijn altijd de maat waarmee de voorspoed van het volk gemeten kan worden. Bij ons is dat niet anders. Ook bij ons is het vaak de vraag of de zorg voor de armen wel voorop staat.

De schuldsaneerders hebben het nog nooit zo druk gehad, mensen zijn leningen aangesmeerd die ze nooit meer kunnen afbetalen. Het aantal mensen dat een beroep doet op de voedselbanken groeit gestaag, steeds meer mensen hebben geen geld om hun gezin voldoende te eten te geven. Kerken zamelen bijna structureel voedsel in voor de voedselbanken. Het aantal mensen dat ook hun zorgverzekering niet meer kan betalen groeit ook. Daarnaast zorgt ons vreemdelingenbeleid voor de nodige armoede. Er leeft bij de rijken de mythe dat zorg en afhankelijkheid mensen aantrekt en dat mensen die afhankelijkheid maar wat fijn vinden. Niets is minder waar, mensen willen tot hun recht komen, willen gewaardeerd worden om wat ze kunnen, willen dat in vrede kunnen laten zien en zelf kunnen zorgen voor hun naasten. We moeten ze daartoe in staat stellen. Jeremia beschrijft hoe hij de dag voor zich ziet dat er een eind komt aan de samenleving van hebben en houden, van eerst ikke en dan de rest die eigenlijk ook wel kan stikken.

Dat is geen vrolijke dag voor de aanbidders van meer en nog meer, de goden van goud en loze beloften. De samenleving zoals de God van Israël die aan zijn volk heeft voorgehouden komt als een kind. De pijn die een vrouw voelt bij de bevalling zal iedereen voelen. Het geschreeuw dat een vrouw kan laten horen als zij een kind krijgt zal iedereen laten horen. De vraag of mannen kunnen baren is dan zo gek nog niet, ook zij zullen er aan moeten geloven. Die dag van omwenteling, de dag waarop een nieuwe aarde ontstaat, kun je alleen doorstaan als je weet wat het leven wordt dat je te wachten staat, een leven in liefde. En je kunt dat alleen weten als je op deze aarde die liefde hebt betoont, als je zorgt voor de armen, voor de gehandicapten, voor de vreemdelingen, als je strijdt voor nivellering de eerlijker verdeling van inkomen tussen arm en rijk. Kortom als je leeft volgens de regel dat je God lief hebt boven alles en dat doet door je naaste lief te hebben als jezelf, ook vandaag weer.

Heuvels huppelden

Psalm 114

1 Toen Israël wegtrok uit Egypte, het volk van Jakob dat vreemdtalige land verliet, 2 werd Juda zijn heiligdom, Israël zijn koninkrijk. 3 De zee zag en vluchtte, de Jordaan trok zich terug. 4 Bergen sprongen op als rammen, heuvels huppelden als lammeren. 5 Waarvoor, zee, neem je de vlucht, Jordaan, trek jij je terug? 6 Waarom, bergen, springen jullie op als rammen, huppelen jullie, heuvels, als lammeren? 7 Laat de aarde dansen voor de Heer, dansen voor de God van Jakob, 8 die de rots verandert in een bron, hard gesteente in een stroom van water. (NBV21)

Vandaag zingen we thuis mee met psalm 114. Een korte psalm. Zo kort dat toen in het begin van onze jaartelling mensen het Oude Testament gingen vertalen in het Grieks en in het Latijn ze per ongeluk de psalmen 114 en 115 bij elkaar telden. Pas later toen opnieuw uit de grondtekst werd vertaald ontdekte men dat er twee psalmen zijn. Deze psalm kan ook kort zijn want het treft het hart van de hele Bijbel. Waarin hebben we de God van   Israël nu echt leren kennen? Het antwoord is dat we die God leerden kennen omdat Israel uit Egypte trok. Dat deed ze niet vanzelf maar het was die God die het volk uit Egypte, uit het slavenhuis heeft geleid. Een ontzagwekkend gebeuren volgens deze psalm. De bergen, de rivieren en de zee verschrikken ervan zo ontzagwekkend.

In liederen klinken die zaken altijd wat groter maar hier wordt de echte “bigger bang” bezongen. Uiteindelijk zou midden in het gebied van Juda, in Jeruzalem, het heiligdom met de leer van Mozes, de richtlijnen voor de menselijke samenleving, gevestigd worden. De korte psalm klatert er over als een bergbeek. Helder als glas, verkoelend in het hete weer is de boodschap, uit harde rots ontspringt een bron. Jezus zal het later over levend water hebben. Wij kunnen met de psalmist onder de indruk raken van het bevrijdend werk dat aan Israel is geschiedt. Een heel volk uit de slavernij bevrijden is niet zomaar iets. Er zijn nog veel volken in de wereld die in slavernij gehouden worden. Wij die alle aandacht hebben, niet ten onrechte, voor een gruwelijke oorlog dichtbij, moeten de gruwelen elders niet vergeten.

Vandaag denken we daarbij in het bijzonder aan de Congo. Wie diamanten draagt, of wie een draagbare telefoon heeft is direct verbonden met de Congo. Daar delven de armen diamanten en de grondstoffen die van het grootste belang zijn voor onze draagbare telefoons. Slechts een handjevol Congolezen heeft daar een goed inkomen aan. De mensen die het werk verzetten niet, die worden door bewapende soldaten aan het werk gehouden. Dat zijn ook vaak nog kinderen. Voor echte ontwikkeling zijn de inwoners van ons en de rest van de wereld afhankelijk. Zolang de Europese landen weigeren de hoge invoerrechten op industriële producten op te heffen kunnen de arme landen zelf niet meer verdienen aan hun grondstoffen dan een schijntje. Maar dat ook hun bevrijding uit onze slavernij komt staat vast. De zee zal op de loop gaan en de bergen zullen springen als lammeren. Dat staat vast.

Op eigen gezag

Jeremia 29:24-32

24 De HEER gaf Jeremia de opdracht om het volgende te zeggen tegen Semaja, de Nechelamiet: 25 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Je hebt op eigen gezag brieven gestuurd aan de priester Sefanja, de zoon van Maäseja, de overige priesters en de bevolking van Jeruzalem, brieven waarin staat: 26 “De HEER heeft u tot priester aangesteld; Hij heeft u de opvolger van de priester Jojada gemaakt om in de tempel van de HEER de orde te handhaven, dus u moet elke gek die zich voor profeet uitgeeft in het blok sluiten en aan het halsijzer ketenen. 27 Waarom bent u dan niet opgetreden tegen Jeremia uit Anatot, die zich bij u voor profeet uitgeeft? 28 Hij heeft ons in Babel namelijk een brief gestuurd waarin staat dat de ballingschap nog lang zal duren, dat we huizen moeten bouwen en daarin gaan wonen, tuinen moeten aanleggen en van de opbrengst moeten eten.”’ 29 Nadat de priester Sefanja deze brief aan Jeremia had voorgelezen, 30 richtte de HEER zich tot Jeremia: 31 ‘Stuur de volgende brief aan de ballingen: Dit zegt de HEER over Semaja, de Nechelamiet: Hij heeft bij jullie geprofeteerd zonder dat Ik hem gezonden heb en heeft jullie met leugens misleid. 32 Daarom – dit zegt de HEER: Ik zal hem en zijn nageslacht straffen. Ze zullen onder dit volk ophouden te bestaan, ze zullen de voorspoed die Ik mijn volk zal brengen niet meemaken – spreekt de HEER. Want hij heeft het volk tegen Mij opgezet.’(NBV21)

Zelfs de meest kleingeestige ruzies vind je in de Bijbel terug. Vandaag komen we er weer een tegen. We hebben niet zo lang geleden gelezen van de brief die Jeremia aan de ballingen in Babel stuurde en waarin hij waarschuwde voor allerlei profeten die de ballingschap wel even vlug voorbij zouden laten gaan als de ballingen maar in verzet wilden komen. Jeremia had gewezen op de geweldige overmacht van Babel en aangeraden juist het omgekeerde te doen, te zorgen voor vruchtbaarheid, gezinnen, kinderen, groentetuinen. Dat vonden die profeten van verzet en oproer natuurlijk niet leuk. Dus schreef één van hen een briefje naar het hoofd van de Tempel met het vriendelijk verzoek om Jeremia op te pakken omdat hij de ballingschap langer zou laten duren. Kennelijk was de boodschap van Jeremia bij de ballingen goed ontvangen. Oproer en verzet kunnen nodig zijn maar wie de geweldige rijken in de geschiedenis beziet, waar ook Babel bij hoort, beseft dat kleine opstanden in de uithoeken van die rijken geen enkel effect hebben gehad.

Zelfs de opstand der Bataven in een verre uithoek van het Romeinse rijk had geen bevrijding tot gevolg alleen maar meer inlijving van de Batavieren in het Romeinse Rijk. Bevrijdingsbewegingen hebben altijd met het dilemma gezeten, moet je geweld gebruiken of alleen politieke druk. Vaak worden grote groepen in een bevolking uitgesloten van elke invloed op de macht. Dan blijft alleen geweld nog over lijkt het wel. Maar zelfs in Wit-Rusland waar verkiezingen vervalst worden en de oppositie elke toegang tot de media wordt geweigerd kiest men voor vreedzaam verzet. Dat gerechtvaardigde verzet wordt geweldig geholpen als er van buitenaf aandacht aan wordt geschonken. De roep om vrijheid van Tibet raakt de machthebbers in China als wij het blijven roepen. De demonstratie van studenten en jongeren voor vrijheid in Wit-Rusland op de Dam in Amsterdam zal een echo hebben in de geschiedenis.

De misdadige inval van Rusland in Oekraïne brengt de hele wereld in actie maar iedereen aarzelt er voor een oorlog tussen wereldmachten te starten. We kunnen elke overheid voortdurend het goede voorhouden, we hebben daarom de plicht om elke overheid steeds het goede voor te houden. Gelukkig hebben wij een Amnesty International om ons daarbij te helpen. Jeremia had dat niet, maar door Amnesty kunnen wij net als Jeremia de juiste brieven schrijven. In de Tweede Wereldoorlog is onder Christenen een uitgebreide discussie gevoerd over het al dan niet gebruiken van geweld tegen de bezetter. In elke geval was de conclusie dat geweld gerechtvaardigd was als daar mensenlevens mee gered zouden kunnen worden. Geweld voor de bevrijding van Nederland kon alleen in verband met de geallieerden en zo is het ook gebeurd.