Als de gehele gemeenschap

Leviticus 4:13-21

13 Als de gehele gemeenschap zonder het te beseffen zondigt tegen een van de geboden van de HEER en onopzettelijk schuld op zich laadt door iets te doen dat niet toegestaan is, 14 moet het volk, zodra het beseft wat het misdaan heeft, een stier aanbieden als reinigingsoffer. De stier moet naar de ontmoetingstent worden gebracht, 15 en daar, ten overstaan van de HEER, moeten de oudsten van het volk hun hand op de kop van het dier leggen en het slachten. 16 De gezalfde priester gaat vervolgens met een deel van het bloed van de stier de ontmoetingstent binnen. 17 Hij moet zijn vinger in het bloed dopen en het ten overstaan van de HEER zevenmaal in de richting van het voorhangsel sprenkelen. 18 Hij strijkt ook wat bloed aan de horens van het altaar dat in de ontmoetingstent staat, in de nabijheid van de HEER. De rest van het bloed giet hij uit aan de voet van het brandofferaltaar, dat bij de ingang van de ontmoetingstent staat. 19 Al het vet moet hij verwijderen en op het altaar verbranden. 20 Hij moet de stier op dezelfde wijze offeren als de stier van zijn eigen reinigingsoffer. Zo voltrekt de priester voor het volk de verzoeningsrite en krijgt het vergeving. 21 Wat er van de stier over is, moet buiten het kamp worden gebracht om daar te worden verbrand, net als bij het offer van de gezalfde priester. Zo hoort het reinigingsoffer van de gemeenschap gebracht te worden. (NBV)

In de loop van de geschiedenis zijn we meer en meer gaan praten over zonde als over een individueel gebeuren. Jij zondigt en ik niet. In sommige kerken worden de leden van de gemeente nog steeds aangesproken op hun individuele zondigheid. In de ene kerk heet het dan dat God je moet laten weten dat je uitverkoren bent, dat jouw zonden zijn vergeven. In een andere kerk heet het dat je Jezus in je hart moet laten wonen, een persoonlijke relatie met God moet aangaan en dan zul je behouden worden. Maar in de Bijbel richt God zich steeds tot een volk, tot een gemeenschap. Er zijn in het Hebreeuws twee woorden voor volk en gemeenschap. In dit gedeelte worden ze allebeid gebruikt. We kunnen als volk of als gemeente zondigen tegen de regels van God zonder opzet. Dat moeten we dan samen goedmaken.

Als je de verhouding met God hebt verstoord dan moet die verhouding herstelt worden. Dat geldt voor burgers, boeren en priesters, zelfs voor de hogepriester. Dat geldt dus ook voor het volk of voor onze kerkelijke gemeente. We zijn die benadering kwijt geraakt. Dat is vaak toch de gemakkelijkste weg. Jij zondigt en ik niet is de indruk die gelovigen en wedergeboren christenen ons willen doen geloven. Dat we samen zondigen komt niet meer op. En daardoor bloeit de onopzettelijke zonde van het volk of de gemeenschap. Hebben wij de vreemdelingen lief? Laten wij de armen tot hun recht komen? Zorgen we zo voor elkaar dat we zelfs als de economie tegen zit we zo veel gespaard hebben om iedereen in leven te houden? Het volk Israël kreeg de raad om in tijden van overvloed silo’s in te richten in elk dorp waaruit in slechte tijden ook de armen en gehandicapten gevoed konden worden.

Het zijn de vertegenwoordigers van het volk, de oudsten, die het offer aan God moeten aanbieden door hun hand op de kop van de offerstier te leggen en het slachten. De hogepriester doet dan de rest. Die rest is hetzelfde ritueel als bij een onopzettelijke zonde van hemzelf moet worden gevolgd. De hogepriester is hier uitdrukkelijk ook de vertegenwoordiger van het volk tegenover de God van Israël. Hij is niet de vertegenwoordiger van God tegenover het volk. Ook voor de hogepriester geldt dat alles wat door mensen over God wordt gezegd voor rekening van die mensen komt. Profeten spreken vaak namens de Heer hun God maar zij baseren zich op de Tora, de eerste vijf boeken van de Bijbel die door Mozes van God zijn ontvangen en die de richtlijnen voor de menselijke samenleving bevatten. De zonden hier genoemd zijn onopzettelijk. In deze dagen voor Pasen, waar veel gemeenten bijeenkomen voor sobere maaltijden, zou het ook goed zijn om samen als gemeente na te denken waar we als gemeente ons schuldig maken aan onopzettelijke zonden.

Soms zondigt iemand onopzettelijk

Leviticus 4:1-12

1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Soms zondigt iemand onopzettelijk tegen een van de geboden van de HEER en doet hij onbedoeld iets dat niet toegestaan is. 3 Als de gezalfde priester zo’n misstap begaat en schuld op het hele volk laadt, moet hij als reinigingsoffer een stier zonder enig gebrek aan de HEER aanbieden. 4 Hij moet de stier naar de ingang van de ontmoetingstent brengen, en daar, ten overstaan van de HEER, zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten. 5 Daarna neemt hij een deel van het bloed van de stier en gaat daarmee de ontmoetingstent binnen. 6 Hij moet zijn vinger in het bloed dopen en het ten overstaan van de HEER zevenmaal in de richting sprenkelen van het voorhangsel dat de heilige ruimte afschermt. 7 Hij strijkt ook wat bloed aan de horens van het reukofferaltaar dat in de ontmoetingstent staat, in de nabijheid van de HEER. De rest van het bloed giet hij uit aan de voet van het brandofferaltaar, dat bij de ingang van de ontmoetingstent staat. 8 Al het vet van de stier die als reinigingsoffer wordt aangeboden, moet hij weghalen: het vet rond de buikholte en het vet aan de ingewanden, 9 de beide nieren met het niervet bij de lendenspieren, en de kleinste lob van de lever, die hij tegelijk met de nieren moet verwijderen. 10 Dat moet hij weghalen, zoals ook bij het rund voor het vredeoffer gedaan wordt. Daarna verbrandt hij dit alles op het brandofferaltaar. 11 Maar de huid van de stier en al het vlees moeten, net als de kop, de poten, de ingewanden en hun inhoud, 12 buiten het kamp worden gebracht, naar de plaats waar de as van de offers wordt gestort. Daar, op die reine plaats, moet dit alles op een houtvuur verbrand worden. (NBV)

Lastig is het, al die regels ook. Weet je op elk moment de juiste beslissing te nemen? Natuurlijk niet. Achteraf blijkt soms dat je anders had moeten beslissen en dat je de regels van de God van Israël niet bent gevolgd maar dat je onbedoeld een andere weg bent ingeslagen. Dat overkomt iedereen wel eens. De God van Israël is zich daarvan bewust en geeft ons de gelegenheid terug te keren naar zijn weg. Je hoeft zelfs niet te denken dat eenvoudige lieden onbewust de meeste fouten maken en dat het leven voor hen steeds ingewikkelder wordt gemaakt. De Bijbel geeft troost: zelfs de meest godsdienstige onder volk maakt onbewuste fouten, ook de hogepriester maakt zich daaraan schuldig.

De manier om terug te keren is te laten zien dat je niet gehecht bent aan je bezit, niet begeert om nog rijker te worden maar dat je bereid bent om te delen, om dat wat je hebt te beschouwen als van God gekregen. Die hogepriester kan zich daarom er niet van af maken met een klein offertje. Zo van een hogepriester zal nooit een zware fout maken tegen de regels en hoeft dus ook niet een zwaar offer te brengen om het weer goed te maken. Niks daarvan. De hogepriester die onopzettelijk tegen een van de regels van de God van Israël heeft gezondigd mag dat weer goed maken door het duurste offer dat er in het volk denkbaar is. Een stier zonder enig gebrek mag hij slachten. Zo maar ondanks het feit dat de overtreding onopzettelijk was, terwijl hij er eigenlijk niks aan kon doen.En moet iedereen dat dan weten? Je ziet de hogepriester een stier slachten en offeren. Op zich is dat geen vreemd gezicht.

Priesters helpen elke dag met offeren. Maar nu komt er iets bijzonders. Met het bloed van het dier, waarin immers het leven was gelegen gaat hij het Heilige van de Tent der Ontmoeting binnen. Daar mogen alleen Priesters komen die daar dan ook een reukoffer brengen. De Hogepriester moet nu laten zien hoe belangrijk hij het vindt om zich aan de regels van God te houden. Het bloed gaat in de richting van de Ark van het Verbond, de samenvatting van de regels die het allerheiligst zijn. Daar komt dus het leven vandaan. Dan smeert hij wat bloed aan de horens van het reukaltaar. Misdadigers die op de vlucht waren konden zich in veiligheid brengen door de horens van het altaaar te grijpen. Zo brengt de hogepriester zich in veiligheid. Zo kunnen wij ons bewust maken van het belang van de regels die God heeft gegeven voor een menselijke samenleving. Telkens weer mogen we opnieuw de Tora, de gerechtigheid, leven en voorleven. Elke dag opnieuw, wat we ook verkeerd hebben gedaan.

Genade zij met jullie.

2 Timoteüs 4:9-22

9 Kom snel naar me toe, 10 want Demas heeft me verlaten; hij heeft deze wereld lief gekregen en is naar Tessalonica vertrokken. Crescens is naar Galatië gegaan, Titus naar Dalmatië. 11 Alleen Lucas is bij me gebleven. Haal Marcus op en neem hem met je mee, want hij kan mij goede diensten bewijzen. 12 Tychikus heb ik naar Efeze gestuurd. 13 Als je komt, neem dan de mantel mee die ik in Troas bij Karpus heb laten liggen, en ook de boeken, vooral die van perkament. 14 Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaad gedaan; de Heer zal hem zijn verdiende loon geven. 15 Ook jij moet voor hem oppassen, hij heeft onze verkondiging sterk tegengewerkt. 16 Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, ze hebben mij allemaal in de steek gelaten. Moge het hun niet worden aangerekend. 17 Maar de Heer heeft me ter zijde gestaan en me kracht gegeven, zodat ik de verkondiging tot een goed einde heb gebracht en alle volken de boodschap hebben gehoord. Ik ben gered uit de muil van de leeuw. 18 De Heer zal me van alle kwaad redden en me veilig naar zijn hemels koninkrijk brengen. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen. 19 Groet Prisca en Aquila, en de huisgenoten van Onesiforus.20 Erastus is in Korinte gebleven, Trofimus heb ik ziek in Milete achtergelaten. 21 Probeer voor de winter te komen. Eubulus, Pudens, Linus, Claudia en alle andere broeders en zusters laten je groeten. 22 De Heer zij met je. Genade zij met jullie. (NBV)

Met de hierboven staande wens sluit Paulus zijn tweede brief aan zijn knecht Timoteüs af. Hoe het met hen af zal lopen blijft verder onbekend. Het heeft kennelijk geen verband met het verhaal over God en de mensen zoals dat in de Bijbel wordt verteld. In het gedeelte dat we vandaag lezen horen we van allemaal mensen van wie we de meesten niet kennen. Die Prisca en Aquila komen we elders in het Nieuwe Testament ook tegen. Als Paulus zijn brief aan de Romeinen schrijft noemt hij ook deze twee. Ze waren uit Rome gevlucht, of verbannen, en ze hadden Paulus vertelt over de gemeente in Rome. Die Linus die hier wordt genoemd wordt buiten de Bijbel ook wel eens aangeduid als een van de vroegste leiders van de gemeente in Rome, maar zeker is dat niet. Ook de gemeente in Rome wordt door Paulus niet als ideaal voorgesteld. Ook daar was ruzie en onenigheid. Mensen hadden hem in de steek gelaten rond zijn proces, anderen hadden hem onverwacht gesteund.

Timoteüs wordt zelfs gewaarschuwd voor Alexander de kopersmid. Een prediker waarmee Paulus kennelijk een forse aanvaring heeft gehad. Dat de gemeente in Rome Paulus alleen had laten staan in zijn proces probeert hij hen te vergeven. Je kunt merken dat hem dat niet gemakkelijk afgaat. Lucas, de schrijver van de Handelingen en van het Evangelie van Lucas, dat nemen we tenminste aan, is bij Paulus gebleven. Of nu de Marcus die ook naar Rome wordt gevraagd dezelfde is als de Marcus die het Evangelie van Marcus heeft geschreven weten we niet zeker, maar dat nemen we ook maar aan. Het einde van deze brief heeft een zeer huiselijk en menselijk karakter, een vergeten mantel, boeken die je graag wilt lezen, het gaat over gewone mensen. Het is een brief die we vandaag de dag ook zouden kunnen schrijven aan bekenden. Misschien per email en misschien zouden we vragen over zo’n mantel of boeken ook wel per Twitter of SMS stellen. Maar eerder in deze brief hebben we over de verkondiging gelezen. En aan de verkondiging worden ook de mensen gemeten die Paulus noemt. Zijn ze er nog mee bezig of kregen ze wereld lief en vertrokken ze.

Dat “de wereld liefhebben” betekent streven naar roem, eer en rijkdom. Daar zijn gelovigen niet mee bezig. Die zijn bezig met het liefhebben van de mensen. Kennelijk was dat ook het geschil met die kopersmid. De verkondiging dat in de gemeente van Jezus van Nazareth het verschil tussen vrijen en slaven was weggevallen zal een kopersmid niet welgevallig geweest zijn. Het zou van hem gevraagd hebben op een hele andere manier met zijn slaven om te gaan. Dat zouden ineens zijn broeders geworden zijn. Daar zou hij voor gezorgd moeten hebben. Hij zou veiligheidsmaatregelen hebben moeten treffen voor hun gevaarlijke werk. Het leven van een slaaf was in het Romeinse Rijk weinig of niets waard. Het had de waarde die het op de slavenmarkt zou opbrengen en een verminkte slaaf bracht weinig tot niets op. Die gemeente van Paulus, waar mensen elkaar lief hadden als zichzelf, waar men gericht was op de minsten op aarde, had daarom een revolutionair karakter. En dat heeft het vandaag de dag nog steeds, want elke dag weer mogen we ons opnieuw bekommeren om de minsten op aarde, en ons realiseren dat dat in gaat tegen alles dat van deze wereld is.

Jij echter moet in alles nuchter zijn

2 Timoteüs 4:1-8

1 Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij zijn komst en heerschappij: 2 Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist. 3 Want er komt een tijd dat de mensen de heilzame leer niet meer verdragen, maar leraren om zich heen verzamelen die aan hun verlangens tegemoetkomen en hen naar de mond praten. 4 Ze zullen niet meer naar de waarheid luisteren, maar naar verzinsels. 5 Jij echter moet in alles nuchter zijn, je lijden aanvaarden, je werk als verkondiger van het evangelie doen, je dienende taak vervullen. 6 Mijn bloed wordt al als een offer uitgegoten, het moment waarop ik heenga nadert. 7 Maar ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden. 8 Nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien. (NBV)

Er komt een tijd dat we ons omringen met leraren die ons naar de mond praten. Die dus niet meer wijzen op de werkelijke betekenis van het Evangelie, of van het woord van God wat hetzelfde betekent, maar de dingen zeggen die we graag willen horen. Nu gaan die dingen dus niet over de nuchtere dingen van alledag maar om zaken die buiten ons liggen. Zo hoor je nog wel eens dat de beloning voor je geloof in een volgend leven zal liggen. Zo kan men eindeloos redeneren over verlossing en verzoening, maar hoor je heel weinig over het je naaste lief hebben als jezelf. Paulus roept echter zijn knecht Timoteüs op om zijn dienende taak te vervullen als verkondiger van het Evangelie. In het begin van de brief had Paulus al geschreven dat hij geboeid gevangen zat. Dat was kennelijk een marteling hoewel hij in staat was brieven te dicteren. Als één van de rechtvaardigen die ondanks marteling en dood vasthield aan zijn geloof verwacht ook Paulus dat het met zijn dood niet afgelopen zal zijn maar dat er een dag komt dat alle leed geleden zal zijn en dat hij zelf van die dag deel uit zal maken.

Dat neemt niet weg dat nu in dit leven het werk moet worden gedaan. Dat horen mensen niet graag. Want dan moet er gedeeld worden. Dan moet je bij de inrichting van je samenleving voortdurend rekening houden met de zwaksten, met de minsten. Dan blijft het een schande als er mensen van de honger doodgaan, als kinderen lijden onder verwaarlozing, als jongeren ontsporen bij gebrek aan aandacht en opvoeding, als oorlogen maar voort blijven duren, als mensen elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Waar ook ter wereld mensen onrecht wordt aangedaan, voor gelovigen betekent het altijd dat er broeders en zusters onrecht wordt aangedaan. Dat is vervelend, dan kun je niet vroom en mooi zingen, dat schuurt en klinkt niet in harmonie met het gekerm en geschrei van de gemartelden. Dan klinken vrome praatjes over een mooie hemel hoog en ver weg ineens ontoereikend want het is heel hard nodig dat die hemel op aarde verschijnt.

De vrome verzinsels die in kerken en samenkomsten klinken zijn soms het meest dichtbij en dienen het eerst bestreden te worden. Voor christenen is geen rust en vrede weggelegd zolang de aarde onvrede en onrust kent. Geloof in Jezus Christus geeft geen oplossing van je problemen omdat de problemen van hen die ze niet kunnen oplossen ook jouw problemen worden. Zolang er armen zijn moeten de rijken worden aangesproken en moet er gezorgd worden dat mensen recht wordt gedaan. Natuurlijk komt er een dag dat de rechtvaardige rechter zal oordelen over de levenden en de doden, maar op die dag kunnen we niet wachten zolang onze broeders en zusters onrecht wordt aangedaan. Wij kunnen niet alles, in het licht van de hele bewoonde wereld kunnen we nauwelijks iets. Daarom zijn wij bij dat laatste oordeel afhankelijk van de genade van God en mogen wij God daarvoor nu al dankbaar zijn. Maar vanuit die dankbaarheid en de liefde die we hebben voor God en de naaste mogen we nu aan het werk om onze dienende taak te vervullen. Elk van ons in onze eigen plaats en onze eigen tijd, ook vandaag weer.

Allen die ……..zullen worden vervolgd.

2 Timoteüs 3:10-17

10 Jij daarentegen bent mij trouw gevolgd in mijn leer, mijn levenswijze, streven, geloof, geduld, liefde, volharding, 11 en je hebt hetzelfde lijden en dezelfde vervolgingen ondergaan die mij in Antiochië, Ikonium en Lystra hebben getroffen. Ik heb ze allemaal doorstaan, de Heer heeft mij steeds weer gered. 12 Allen die vroom en in eenheid met Christus Jezus willen leven, zullen worden vervolgd. 13 Slechte mensen en oplichters zullen van kwaad tot erger vervallen; het zijn bedriegers die zelf bedrogen worden. 14 Maar jij, blijf bij alles wat je geleerd hebt en met overtuiging hebt aangenomen. Je weet wie je leraren waren 15 en bent van kindsbeen af vertrouwd met de heilige geschriften die je wijsheid kunnen geven, zodat je wordt gered door het geloof in Christus Jezus. 16 Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven, 17 zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust. (NBV)

Alle gelovigen zullen worden vervolgd. Dat lijkt in ons land voorlopig alleen op te gaan voor Moslims. Want Moslim zijn dat mag eigenlijk niet. Niet dat de vervolgers weten wat Moslims zijn. Sommigen hebben wel eens iets gelezen over de publicaties van Islamieten uit de Middeleeuwen. Toen in Spanje de Joden met tientallen gelijk op de brandstapel werden gezet omdat ze zich niet tot het Christendom wilden bekeren, of omdat ze zich misschien wel wilden bekeren maar nu eenmaal Jood geweest waren. Toen heerste er kennelijk een gewelddadig klimaat tussen mensen van verschillend geloof. Maar ook in de Middeleeuwen waren alle Rooms Katholieken niet de de strenge Rooms Katholieken uit Spanje die anders gelovigen graag in de brand staken. En alle Moslims predikten ook toen al niet dat iedereen het zwaard moest opnemen om de ongelovigen het hoofd af te slaan. En om Rooms Katholieken van vandaag te vergelijken met de brandstichtende Rooms Katholieken uit de Middeleeuwen in Spanje is al even dwaas als Moslims van nu te vergelijken met de zwaardvechtende Moslims uit de Middeleeuwen. Met dat vervolgen moeten we dus voorzichtig zijn.

Er zijn ook mu in ons land mensen die alle geloven willen uitbannen. Nergens willen ze mensen tegenkomen die ergens in geloven. De kans bestaat dat als het ze lukt om de Islam uit ons land te verdrijven het Christendom het volgende geloof is dat uit de samenleving moet verdwijnen. Voor Paulus is dat een heel gewone zaak. Slechte mensen en oplichters zullen van kwaad tot erger vervallen en wie opkomt voor de slachtoffers wacht dus zelf vervolging. Paulus roept daarom zijn vriend en vertegenwoordiger Timotheüs op om vol te houden. Met enige regelmaat de oude geschriften lezen die wij vandaag de dag terug kunnen vinden in de Bijbel. Toen Paulus deze brief aan Timotheüs schreef had de Bijbel nog niet haar definitieve samenstelling gekregen. Maar de eerste vijf boeken, de boeken van de profeten en de Psalmen waren zeer geliefd en werden veel gelezen. Wij hebben het gemakkelijker.

Wij hebben het Nederlands Bijbelgenootschap dat een rooster heeft gemaakt aan de hand waarvan je elke dag een stukje uit de Bijbel kunt lezen. Dat stukje heeft te maken met wat er op zondag in de kerken wordt gelezen en met de tijd van het jaar. Hierboven staat het stukje van vandaag en zo doen we dat elke dag, eerst de Bijbel lezen en dan de overweging over het Bijbelgedeelte van de dag. En wat is het nut ervan? Volgens Paulus wordt je dan een dienaar van God die voor zijn of haar taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust. Dat is toch wel heel erg mooi. Het lezen van de Bijbel opent je de ogen voor de slachtoffers van de oplichters en bedriegers. Het lezen van de Bijbel opent je de oren voor de mensen die naast de weg zijn komen te zitten en niet anders kunnen dan roepen om aandacht. Het lezen van de Bijbel zet je in beweging naar de armsten van de wereld en leert je een hand uit te steken naar hen die moeten opstaan en hun ellende moeten kunnen verlaten. Het lezen van de Bijbel leert je mensen tot hun recht te laten komen, van mensen te houden als van jezelf, ook vandaag weer.

Meer genotsvrienden dan Godsvrienden

2 Timoteüs 3:1-9

1 Weet dat de laatste dagen zwaar zullen zijn. 2 De mensen zullen egoïstisch zijn, geldzuchtig, zelfingenomen en arrogant. Ze zullen God lasteren, geen ontzag tonen voor hun ouders, ondankbaar zijn en niets heilig achten. 3 Ze zullen harteloos zijn, onverzoenlijk, lasterziek, onbeheerst en wreed. Ze zullen het goede haten 4 en onbetrouwbaar, roekeloos en verblind zijn. Het genot zullen ze meer liefhebben dan God, 5 ze zullen de schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht ervan miskennen. Keer je af van zulke mensen. 6 Sommigen van hen dringen zich op aan hele families en krijgen dan vrouwen in hun macht die met zonde beladen zijn en door allerlei begeerten worden gedreven, 7 die almaar willen leren maar nooit in staat zullen zijn de waarheid te kennen. 8 Zoals Jannes en Jambres zich tegen Mozes hebben verzet, zo verzetten deze dwaalleraren zich tegen de waarheid. Het zijn mensen met een zieke geest en een onbetrouwbaar geloof. 9 Maar ze zullen niet veel bereiken, want iedereen zal hun dwaasheid snel doorzien, zoals ook met Jannes en Jambres gebeurde. (NBV)

Leuk om op een vroege morgen in de lente zo’n stuk uit een brief van Paulus te mogen lezen. Al die gelovigen doen wel vroom, verbieden iedereen van alles, maar ondertussen doen ze zelf alles wat God verboden heeft. Daar gaat het gedeelte dat we vandaag lezen eigenlijk niet over maar op het eerste gezicht krijg je wel die indruk. Want waar gaat het dan wel over? Het gaat over menselijk gedrag dat zeker tot ellende en soms zelfs tot de dood leidt. Wie kent de mensen niet die zelfzuchtig zijn, geldzuchtig, praalziek, hoogmoedig, lasterlijk? Hadden we aan die mensen niet de financiële crisis te danken? Werden die mensen in het bedrijfsleven niet de exorbitante zelfverrijkers genoemd? En dan die mensen die aan hun ouders ongehoorzaam zijn, ondankbaar, onheilig, ongevoelig, onverzoenlijk, tweespalt-zaaiend, onbeheerst, onhandelbaar. Komen jongeren niet op de gedachte die jeugdbendes te vormen en hele buurten kunnen terroriseren?

Jongeren waar ouders geen greep meer op hebben maar waar ook scholen en overheden geen raad en geen weg meer mee weten. Kortom we hebben volgens Paulus te maken met een ik maatschappij waar mensen meer genotsvrienden dan Godsvrienden zijn. Maar pas op. Paulus heeft het niet alleen over de anderen, over die mensen die dingen doen die ons vrome lieden niet welgevallig zijn. Het gaat ook, en in de eerste plaats, over mensen met een schijn van vroomheid. Het gaat ook over voorgangers die wel doen of ze het woord van God prediken maar ondertussen misbruik maken van vrouwelijke gemeenteleden, of nog erger van kinderen. Hier worden Jannes en Jambres genoemd die Mozes zouden hebben weerstaan. In de Bijbel zoeken we tevergeefs naar deze namen. Wie Grieks heeft gestudeerd kent ze wellicht uit de werken van Plinius. In de tijd dat Paulus deze brief schreef waren het zeer bekende namen. Ze waren gegeven aan de Egyptische tovenaars die de wonderen imiteerden die Mozes voor de Farao deed als bewijs dat hij werkelijk door God was gezonden.

Dat soort namaak voorgangers kwam in de dagen Paulus en Timoteüs kennelijk veelvuldig voor. Het is het soort voorgangers dat ook wij kunnen tegenkomen en waarvoor we gewaarschuwd worden. Niet de mooie verhalen die voorgangers kunnen vertellen maken hen dienaren van het Goddelijke Woord. Wel daden zoals hun zoeken samen met de gemeente gestalte te geven aan het Koninkrijk van God, de vruchten van hun werk waardoor er zorg voor de armen ontstaat, aandacht voor de minsten, gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Die leer van het vormen van een gemeenschap waar het Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf de maat en de norm is opdat het zich verspreid over de hele aarde kenmerkt zich door het gedrag in de samenleving, de liefde voor de minsten en de volharding er van ook in tijden dat het ingaat tegen de heersende maatschappelijke mode. Daar mogen we dus op deze lentedag ook op letten als we weer voorgangers horen vertellen over hoe goed God kan zijn. Zijn zij en is hun gemeente ook op weg het goede te doen en niet dan het goede? En kunnen wij ons daarbij aansluiten? Hoe sterker die beweging wordt hoe meer de lof van God gezongen kan worden. Laten we dus beginnen die Weg te gaan vandaag.

Luister niet naar zinloos en leeg gezwets

2 Timoteüs 2:14-26

14 Blijf dit de gelovigen voorhouden en roep hen ten overstaan van God dringend op om niet te redetwisten. Dat heeft geen enkel nut en leidt er alleen maar toe dat de toehoorders ten onder gaan. 15 Span je in om voor God te staan als iemand die betrouwbaar is. Zorg dat je je niet voor je werk hoeft te schamen en verkondig regelrecht de waarheid. 16 Luister niet naar zinloos en leeg gezwets, want het voert steeds verder van God weg. 17 Wat dwaalleraren vertellen, woekert voort als een gezwel. Ook Hymeneüs en Filetus 18 zijn van de waarheid afgedwaald door te beweren dat de opstanding al heeft plaatsgevonden. Daarmee ondermijnen ze het geloof van anderen. 19 Maar het fundament dat God gelegd heeft, ligt onwrikbaar vast en draagt het opschrift: ‘De Heer weet wie hem toebehoren’ en ‘Laat ieder die de naam van de Heer noemt, onrecht uit de weg gaan’. 20 In een groot huis zijn er niet alleen voorwerpen van goud en zilver, maar ook van hout en aardewerk. De eerste zijn voor bijzondere gelegenheden, de laatste voor dagelijks gebruik. 21 Als iemand zich van alle kwaad gereinigd heeft, wordt hij een bijzonder en geheiligd voorwerp, dat zijn eigenaar vele diensten kan bewijzen en geschikt is voor elk goed doel. 22 Mijd de begeerten van de jeugd, streef naar rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede met hen die de Heer met een zuiver hart aanroepen. 23 Verwerp dwaze en onzinnige speculaties; je weet dat ze tot ruzie leiden. 24 Een dienaar van de Heer moet geen ruzie maken, maar voor iedereen vriendelijk zijn; hij moet een goede leraar zijn en een verdraagzaam mens, 25 en zijn tegenstanders zachtmoedig terechtwijzen. Dan brengt de Heer hen misschien tot inkeer, zodat zij de waarheid leren kennen 26 en ontsnappen uit de valstrik van de duivel, die hen levend gevangen heeft genomen en hen dwingt zijn wil te doen. (NBV)

Van begin af aan zijn er mooipraters geweest in het Christendom. Mensen die vertelden dat we de hemel al in ons bezit hadden. De opstanding van de rechtvaardigen, waar veel christenen en Joden in geloofden, was volgens hen al gekomen, geestelijk. Wat de gevolgen waren laat zich raden. Paulus laat er in veel brieven geen misverstand over bestaan. Er zijn voortdurend voorgangers die de gemeente voorhouden dat zij zich aan geen enkele wet meer hoeven te houden want ze zijn immers al verlost, ze zijn immers al opgestaan uit de dood net als Christus was opgestaan uit de dood. Nu heeft het geen zin twistgesprekken aan te gaan met dit soort voorgangers, het leidt maar tot ruzie en ze zijn meesters in het woordenspel, de woorden zo draaien en uitleggen dat het lijkt of ze altijd gelijk hebben. De waarheid komt altijd vanzelf boven. In de gemeente van Jezus van Nazareth, de gemeente zoals Paulus ze gesticht heeft, is de een niet meer dan de ander en ben je samen broeders en zusters in de Heer. Wie beweert al opgestaan te zijn of wie beweert meer te mogen dan een ander op grond van zijn of haar geloof valt dus door de mand, die kan niet de waarheid spreken.

Maar hoe zit het dan met die vergelijking van zilveren voorwerpen en houten voorwerpen. Als je goed leest zegt Paulus dat die voorwerpen in de gemeente van Jezus van Nazareth evenveel waarde hebben. De waarde in geld is niet de vraag maar of ze geheiligd zijn, of ze in dienst staan van de boodschap van Jezus van Nazareth. Als dat zo is dan is elk voorwerp in staat vele diensten te verlenen. Iedereen heeft dus de mogelijkheid van de naaste houden als van zichzelf en pas als iemand dat doet dan kun je zien wat de waarheid is. Mensen die streven naar rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede horen er bij. En denk er om dit is niet een willekeurig rijtje waar je uit kunt kiezen, ze horen bij elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Paulus adviseert zijn knecht Timoteüs hier de begeerten van de jeugd te mijden. Nu weten we uit het boek Handelingen dat Timoteüs al op jonge leeftijd met Paulus mee ging om hem te helpen en om als zijn gezant en postbode op te treden. Paulus maakt hier dus kennelijk een grapje met een serieuze ondertoon.

Want zoals vele jongeren zal ook Timoteüs wel eens de eerste viool hebben willen spelen door gemeenten te vertellen waar het op staat. Al dat geruzie, al die valse predikers die met de mooiste verhalen over kristallen hemelen die je kapot moest geloven om de brandende vlam van God in jezelf te bevrijden en zich te laten verenigen met de enige God. Het leidt maar af van de zwakken in de samenleving, de hongerigen, de bedelaars in de straat, de kinderen zonder ouders en verzorgers. Maar Timoteüs moet leren zijn woede te temperen en de gemeente mee te nemen naar het leven als volgelingen van Jezus van Nazareth door ze het voor te leven en ze te vertellen van al die mensen die langs de weg zittend ineens de aandacht kregen van Jezus van Nazareth zelf en konden opstaan en lopen of zien of horen. Daar moet de gemeente zich mee bezig houden, daar moeten wij ons dus mee bezig willen houden, ook vandaag weer.

Vet en bloed mogen jullie niet eten.

Leviticus 3:12-17

12 Wie een geit als offergave aan de HEER aanbiedt, 13 moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten binnen de omheining van de ontmoetingstent, waarna de zonen van Aäron het bloed tegen de zijkanten van het altaar gieten. 14 Een deel van het vredeoffer moet als offergave aan de HEER worden aangeboden: het vet rond de buikholte en al het vet aan de ingewanden, 15 de beide nieren met het niervet bij de lendenspieren, en de kleinste lob van de lever, die samen met de nieren moet worden verwijderd. 16 De priester doet dit alles op het altaar in rook opgaan, als voedsel, als een geurige gave. Al het vet is bestemd voor de HEER. 17 Vet en bloed mogen jullie niet eten. Deze bepaling blijft voor de Israëlieten en hun nakomelingen voor altijd van kracht, waar ze ook wonen.”’ (NBV)

De magere geiten, ze eten op de meest schrale gronden, worden in de teksten over de gemeenschapsmaaltijd als laatste behandeld. Het zal duidelijk zijn, zonder dat dit uitdrukkelijk wordt gezegd, dat het offeren van geiten het minste kost en dus ten offer wordt aangeboden door de mensen met de laagste inkomens. Dit gedeelte vertelt ook dat hoe kostbaar je offer ook is, als het bij jouw sociale positie past wordt het op dezelfde zorgvuldige manier behandeld. Bij dit offer staan zelfs een paar bepalingen die niet allen voor mensen met een laag inkomen gelden maar die voor iedereen gelden.

Bij elk gedeelte over het offer staat dat het bloed van het offerdier over het altaar moet worden uitgegoten. Israël had de overtuiging dat de plek van het leven het bloed was. Zonder bloed geen leven, dus bepaald het bloed het leven. En het leven van mens en dier komt van God. Dat leven komt niet aan mensen toe, doden en moorden liggen dicht bij elkaar en mogen ook niet. Het bloed eet je dus niet, dat is een belangrijk voedselvoorschrift en geld ook voor de dieren die je wel mag eten. Dat vlees kan dus onrein zijn als er toch bloed is achtergebleven.

Hier duikt ook het voorschrift op geen vet te eten. Vet is bestemd voor God. Vet heeft het meeste smaak. De smaak van vlees wordt vaak bepaald door de hoeveelheid vet. Het beste van een dier is dus voor God en niet voor de mens. Bij alles wat je eet gelden dus twee zaken. Het leven dat je neemt om je te voeden is door God gegeven, en hetgeen je toevalt zul je moeten delen, met God maar dus ook met zijn kinderen, de knechten en de slaven, de armen en de vreemdelingen. Als je dat afwijst dan wijs je de God van Israël af. Dan wordt de samenleving onmenselijker, daar kan je voor kiezen maar goed is het niet.

Als voedsel en offergave

Leviticus 3:6-11

6 Wie een vredeoffer wil aanbieden en daarvoor een schaap of een geit neemt, mag een mannelijk of een vrouwelijk dier nemen, maar het dier dat de HEER wordt aangeboden mag geen enkel gebrek hebben. 7 Wie een schaap als offergave aan de HEER aanbiedt, 8 moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten binnen de omheining van de ontmoetingstent, waarna de zonen van Aäron het bloed tegen de zijkanten van het altaar gieten. 9 De vette delen van het dier moeten als offergave aan de HEER worden aangeboden: de bij het stuitbeen afgesneden staart in zijn geheel, het vet rond de buikholte en al het vet aan de ingewanden, 10 de beide nieren met het niervet bij de lendenspieren, en de kleinste lob van de lever, die samen met de nieren moet worden verwijderd. 11 De priester doet dit alles op het altaar in rook opgaan, als voedsel en offergave voor de HEER. (NBV)

Het boek Leviticus kent bij de regels voor het offeren voor elke sociale klasse eigen voorschriften. Niemand kan zeggen dat het offer niet te betalen is maar ook kan niemand zeggen dat men wel rijk is maar een goedkoper offer wil brengen. Op een koopje offeren werkt alleen maar in je nadeel. Het vredesoffer of gemeenschapsoffer wijkt af van het gewone brandoffer. Daar werden alleen mannelijke dieren gebruikt maar bij dit offer zijn ook vrouwelijke dieren bruikbaar. De enige eis aan de dieren is dat ze zonder gebreken zijn. God scheep je nu eenmaal niet af met iets dat voor jou niet langer bruikbaar is. Wat de schapen betreft gaat het hier om vetstaartschapen en aangezien je het beste offert moet ook het vet van de staat meegenomen worden.

Soms gaat er in de Nieuwe Bijbelvertaling betekenis verloren om dat men het zich gemakkelijk maakt of omdat men de tekst van de Bijbel gemakkelijker verstaanbaar wil maken. Het laatste vers van dit gedeelte is daar een voorbeeld van. Op de plaats van “voedsel” staat in het Hebreeuws “lehem” Dat woord kennen we uit de naam van de stad van David, Bethlehem. Dat “lehem” betekent brood en Bethlehem betekent het huis van brood. Dat “voedsel” staat er zo dat het lijkt of je God moet voeden en dat kan nooit de bedoeling zijn. Het brood wordt hier gebruikt als voedsel voor het vuur waarmee geofferd wordt, De oude Statenvertaling laat deze betekenis ook staan.

Het lezen van de passages uit Leviticus over offeren lijkt een saaie bezigheid. Maar we zijn in de veertig dagentijd. De veertig dagen voor Pasen en dat is vanouds een tijd waarop de gelovigen zich bezinnen op hun gehechtheid aan bezit en materie. Er zijn sobere maaltijden, er zijn mensen die afzien van de sociale media, er zijn mensen die extra vrijwilligerswerk gaan doen. Leviticus herinnert ons er aan dat je dat afzien van hetgeen je aan gehecht bent zorgvuldig moet gebeuren. Je kan je er niet goedkoop van af maken. En losmaken van gehechtheid kan zeker niet alleen uiterlijk. Het gaat er niet om runderen, schapen en geiten zomaar op het vuur te gooien in de hoop dat iedereen je offergezindheid zal bewonderen. Het gaat om jouw relatie met God en om jouw oefening in delen van wat je hebt met hen die niets hebben. De veertigdagen tijd is een tijd om te oefenen.

Een deel van het vredeoffer

Leviticus 3:1-5

1 Wie een vredeoffer wil aanbieden en daarvoor een rund neemt, mag een koe of een stier nemen, maar het dier dat de HEER wordt aangeboden mag geen enkel gebrek hebben. 2 Degene die het offer aanbiedt, moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten binnen de omheining van de ontmoetingstent, waarna de priesters, de zonen van Aäron, het bloed tegen de zijkanten van het altaar gieten. 3 Een deel van het vredeoffer moet als offergave aan de HEER worden aangeboden: het vet rond de buikholte en al het vet aan de ingewanden, 4 de beide nieren met het niervet bij de lendenspieren, en de kleinste lob van de lever, die samen met de nieren moet worden verwijderd. 5 De zonen van Aäron verbranden dit alles samen met het brandoffer dat op het houtvuur op het altaar ligt, als een geurige gave die de HEER behaagt. (NBV)

De term “vredeoffer” wordt ook wel vertaald als “gemeenschapsoffer”. Vrede is niet alleen de afwezigheid van oorlog maar vrede is een nieuw begin van gemeenschapsvorming. Pas als het vrede is kun je weer samenwerken. Pas als het vrede is dan kan de een voor de ander zorgen. En een dergelijke vrede is een geschenk van God waarvoor je dankbaar kunt zijn. Nu is dit offer niet alleen een dankoffer maar ook een offer waarmee je aan God laat weten echt vrede met de ander te willen. Waarin je laat weten dat vrede het meest vruchtbaar is en het meeste welvaart oplevert.

Het vet dat hier in hoofdzaak wordt geofferd is een teken van rijkdom, van vruchtbaarheid. Er zijn mensen die zwemmen in het vet, de psalmdichter klaagt zelfs dat de onrechtvaardigen zwemmen in hun vet. Mensen die hun “vet” de vruchten van hun arbeid en bezit ophopen behoren over het algemeen tot de onrechtvaardigen. Delen juist van je rijkdom brengt de wereld meer vrede en geluk. Dit gemeenschaps- of vredeoffer maakt dat aan iedereen duidelijk. Daarom is het een offer dat met de grootste zorgvuldigheid door de offeraar en de priesters moet worden uitgevoerd.

Over het algemeen zullen de priesters het overgebleven vlees opeten. Maar er zijn ook passages in de Bijbel aan te wijzen dat het vlees door een familie of zelfs door de volksgemeenschap wordt gegeten. De eenheid van de familie of de eenheid van het volk wordt daarmee gevierd. Ook de rituele maaltijd die volgens Deuteronomium door de familie met de knechten, de slaven, de armen en de vreemdelingen bij de Tempel moet worden gevierd leen zicht voor het nuttigen van het vlees dat overblijft bij een vredes of gemeenschapsoffer. Vrede is altijd gemeenschap vieren, ook in onze dagen.