Van waar komt mijn hulp?

Psalm 121

1 Een pelgrimslied. Ik sla mijn ogen op naar de bergen. Van waar komt mijn hulp? 2 Mijn hulp komt van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft. 3 Hij zal je voet niet laten wankelen, Hij zal niet sluimeren, je wachter. 4 Nee, Hij sluimert niet, Hij slaapt niet, de wachter van Israël. 5 De HEER is je wachter, de HEER is de schaduw aan je rechterhand: 6 overdag kan de zon je niet steken, bij nacht de maan je niet schaden. 7 De HEER behoedt je voor alle kwaad, Hij waakt over je leven, 8 de HEER houdt de wacht over je gaan en je komen van nu tot in eeuwigheid. (NBV21)

Met het dagelijks leesrooster van het Bijbelgenootschap gaan we vandaag zingend het jaar uit. Op een dag van terugkijken en bezinning. In deze Psalm wordt gevraagd waar je je door laat leiden. Door valse goden of door de God van Israël? Net als tegenwoordig geloofden de mensen in de dagen van de psalmdichter dat de goden op de toppen van de bergen woonden. Tegenwoordig staan ze bovenaan de lijstjes die gemaakt worden van de mooiste, de beste, de meest succesvolle, de snelste, de rijkste en noem maar op. Voor de dichter van deze Psalm komt de hulp in het leven niet van die valse goden maar van de God die er voor heeft gezorgd dat er een aarde is om in te wonen, een bewoonbare aarde, en een hemel om van te dromen, een hemel die voorkomt dat je te snel tevreden bent met een aarde waar nog niet alles voor iedereen goed genoemd kan worden. Juist als je je door die God laat leiden dan blijf je als Pelgrim op weg naar die betere aarde, de aarde waarop de hemel is neergedaald en waar God zijn tenten heeft gespannen.

Die God van Israël slaapt nooit, die neemt nooit een tukje. Van al die goden van klatergoud krijg je geen antwoord, toeval en geluk hebben gemaakt dat ze rijk geworden zijn, maar je kunt nooit genoeg loten kopen in de vriendenloterij, de staatsloterij, de postcodeloterij of al die andere neploterijen, om af te dwingen dat je ook rijk wordt. De God van Israël stelt andere vragen, de wegwijzer van die God wijst een andere kant op. Niet jouw geluk of jouw rijkdom is het doel van de reis maar het lot van je naaste is het doel en de zin van je reis. Heb je naaste lief als jezelf, dan heb je God lief boven alles, dat is voortdurend de richtingwijzer op je reis door het leven. Die richtingwijzer laat je nooit in de steek. Die richtingwijzer behoedt je er voor dat je verblind wordt door succes, want het zal je nooit lukken alle hongerigen op aarde te eten te geven, het zal je nooit lukken om overal op aarde vrede te stichten. Je kan bijdragen aan een wereld die ook die kant op gaat, maar je weet dat de krachten die de Weg van de God van Israël bestrijden sterk zijn.

Het enige waar je in mag geloven en op kan vertrouwen is dat de Weg van die God uiteindelijk de goede weg zal blijken. Dat zal je leven rijk maken, dat zal je leven pas echte inhoud geven, een leven waar je tevreden op terug kan kijken. Om je naaste te helpen hoef je niemand te bedriegen, hoef je van niemand te stelen, hoef je niet jaloers te zijn op anderen die het beter lijken te hebben, hoef je je vader en moeder niet te verloochenen, hoef je niemand te vermoorden, hoef je geen mooie en nog mooiere beelden te laten zien van de God die je aanbidt, hoef je je maar aan één God vast te houden, hoef je zelfs de naam van die God niet voor je eigen karretje te spannen, mag je een dag in de week vrij nemen en uitrusten en hoef je een ander niet als object te gebruiken voor je eigen lustbevrediging. Dat gericht zijn op de naasten, op de broeders en zusters in de wereld die het minder hebben dan wij kan ook vandag ons richtsnoer zijn En elke dag, elke week, elke maand en elk jaar weer en dus tot in eeuwigheid.

 

Ik spoor u aan

Romeinen 16:17-27

17 Ik spoor u aan, broeders en zusters, op te passen voor degenen die tweedracht zaaien en anderen in de weg staan, en die daarmee ingaan tegen alles wat u hebt geleerd. Ga hun uit de weg, 18 want zulke mensen dienen niet Christus, onze Heer, maar alleen hun eigen lusten, en door fraaie en welluidende woorden misleiden ze argeloze mensen. 19 Uw gehoorzaamheid is overal bekend geworden; ik ben dus vol blijdschap over u en zou graag zien dat u de wijsheid hebt om het goede te doen en dat u zich verre houdt van het kwaad. 20 De God van de vrede zal Satan nu spoedig te gronde richten en aan uw voeten leggen. De genade van onze Heer Jezus zij met u. 21 Timoteüs, mijn medewerker, laat u groeten, evenals Lucius, Jason en Sosipatrus, mijn volksgenoten. 22 Ook ik, Tertius, die deze brief heb opgeschreven, groet u als iemand die in de Heer met u verbonden is. 23 Gajus, die mijn gastheer is en die zijn huis voor de hele gemeente openstelt, laat u groeten. Erastus, die de gelden van de stad beheert, en mijn broeder Quartus laten u groeten. 25 Aan Hem die bij machte is u kracht te geven, overeenkomstig het evangelie van Jezus Christus dat ik verkondig, overeenkomstig de onthulling van het geheim waarover eeuwenlang gezwegen is, 26 maar dat nu is geopenbaard en op bevel van de eeuwige God door de geschriften van de profeten bij alle volken bekend is geworden om ze tot gehoorzaamheid en geloof te brengen – 27 aan Hem, de enige, alwijze God, komt de eer toe, door Jezus Christus, tot in eeuwigheid. Amen. (NBV21)

Wees gewaarschuwd. Er zijn altijd godsdienstige leiders, voorgangers, praiseleiders die hun opvattingen tot absolute waarheid verheffen. Ze kunnen mooi praten. En het lijkt zo fraai Christelijk, dat je door het bloed van Christus gered bent en dat je de beloning daarvan krijgt in een leven na de dood. Kijk uit zegt Paulus over zulke predikers. Ze misleiden argeloze mensen. Bij hen gaat het niet over het te eten geven van de hongerenden, het laven van de dorstigen, het kleden van de naakten, het bezoeken van de gevangenen en het begraven van de doden. Bij hen gaat het over de offers die gelovigen aan hen moeten brengen. Hoe meer ze geven hoe meer het woord van de voorganger verspreid kan worden.

De waarschuwing tegen het afdwalen van de woorden van Christus klinkt door de hele brief aan de Romeinen heen. Paulus heeft het over het voortdurend en geheel gericht zijn op de liefde van Christus die zich vertaald in de liefde voor de naaste. Liefde voor jezelf of zelfs voor je eigen gemeente is er niet bij. Je vreugde haal je uit de vreugde van mensen die tot hun recht komen, die weer mee kunnen doen aan de samenleving als zelfstandige mensen. Dat lukt niet altijd. Paulus zegt wel duizend keer op een dag dood te gaan om ook duizend keer met Christus op te staan.

Die eigenliefde en het scheppen van een eigen wereldje voeren tot de dood, van jezelf. En van je gemeenschap gaat niets meer uit dan fraai zingen, geen arme wordt geholpen, geen zieke  verzorgd. Alleen door het navolgen van Jezus in zijn liefde voor het  zwakke brengt weer leven. Paulus maakt ook duidelijk dat hij niet alleen is bij het schrijven van de brief. Het zijn geen woorden van een studeerkamergeleerde. Nee het zijn de opvattingen van de gemeente waar Paulus in verblijft. Die opvattingen heeft hij op al zijn reizen gegeven. Hij was er trots op dat hij in eigen onderhoud voorzag. Hij hoefde niemand naar de mond te praten om zijn maag te vullen. Hij heeft de brief gedicteerd. Hij had een secretaris die het voor hem opschreef maar kennelijk ook zelf een inbreng had, net als al die mensen om hem heen. Laten ook wij met Christus opstaan en zijn liefde voor de naaste verspreiden.

 

Groet elkaar

Romeinen 16:1-16

1 Ik beveel Febe bij u aan, onze zuster, die in dienst staat van de gemeente in Kenchreeën. 2 Verwelkom haar als iemand die in de Heer met u verbonden is, zoals dat onder de heiligen gepast is. En sta haar bij wanneer ze uw hulp ergens voor nodig heeft, want zij heeft velen steun en bescherming geboden, ook mij. 3 Groet Prisca en Aquila, mijn medewerkers in de dienst aan Christus Jezus, 4 die voor mij hun leven op het spel hebben gezet. Niet alleen ik ben hun dankbaar, maar ook alle niet-Joodse gemeenten. 5 Groet ook de gemeente die bij hen in huis samenkomt. Groet mijn geliefde Epenetus, die als eerste in Asia tot geloof in Christus is gekomen. 6 Groet Maria, die zich veel moeite voor u heeft getroost. 7 Groet Andronikus en Junia, mijn volksgenoten, die met mij in de gevangenis hebben gezeten, die als apostelen veel aanzien genieten en die eerder dan ik één met Christus zijn geworden. 8 Groet mijn geliefde Ampliatus, met mij verbonden in de Heer. 9 Groet Urbanus, onze medewerker in de dienst aan Christus, en groet mijn geliefde Stachys. 10 Groet Apelles, wiens trouw aan Christus beproefd is. Groet de huisgenoten van Aristobulus. 11 Groet Herodion, mijn volksgenoot. Groet de huisgenoten van Narcissus die in de Heer geloven. 12 Groet Tryfena en Tryfosa, die zich hebben ingespannen voor de dienst aan de Heer. Groet onze geliefde Persis, ook zij heeft zich veel moeite getroost voor de dienst aan de Heer. 13 Groet Rufus, die door de Heer is uitgekozen, en zijn moeder, die ook voor mij een moeder is. 14 Groet Asynkritus, Flegon, Hermes, Patrobas, Hermas en de broeders en zusters die bij hen samenkomen. 15 Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zus, en Olympas en alle heiligen die bij hen samenkomen. 16 Groet elkaar met een heilige kus. Alle gemeenten van Christus laten u groeten.(NBV21)

Een lange lijst met mensen uit de gemeente in Rome die de groeten moeten hebben van Paulus. Is dat nu een Bijbelse boodschap? Is dit nu het woord van God? Dat je de groeten moet hebben? Om te beginnen leren we er van dat we binnen de gemeente van Jezus van Nazareth om elkaar moeten denken. Verder is die brief aan de Romeinen niet aan een uitverkoren klasse van mensen gericht maar aan gewone mensen die Paulus ontmoet had, waar hij van gehoord had of die hij speciaal wilde aanbevelen op grond van hun werk en belang voor de gemeente. Dat begint al met zuster Febe. In de NBV21 is ze in dienst van een gemeente, maar volgens alle andere vertalingen was ze ambtsdraagster, diacones, een collega van Stephanus. In de Naardense Bijbel is dat correct vertaald. In die hele lijst die Paulus groet staan overigens opvallend veel vrouwen, zo belangrijk zijn ze en in de dagen van Paulus vervulden ze dus kennelijk ook gewoon kerkelijke ambten, waar mannen ze later van uitgesloten hebben.

Die Febe was niet onbelangrijk volgens het verhaal van de Handelingen. Kenchrea was een havenstad waar Paulus doorheen was getrokken en zijn hoofd had laten kaalscheren op grond van een gelofte. Febe was dus ook getuige van de betrouwbaarheid van Paulus, als hij een belofte deed dan hield hij die ook. Prisca en Aquila had hij vlak daarvoor in Korinthe ontmoet. Zij waren uit Rome verdreven op een Keizerlijk bevel. We hadden al eerder gezien dat Paulus de brief aan de Romeinen heeft geschreven toen de verdreven Joden en Joodse Christenen weer naar Rome hadden mogen terugkeren. Daar hoorden dus ook Prisca en Aquila kennelijk bij. Het gaat te ver om de hele lijst hier te behandelen, we weten ook niet van iedereen wat mee te delen, Maar duidelijk is dat het hier gaat om Joden en Heidenen, mannen en vrouwen, slaven en vrijen, armen en rijken, Grieken en Romeinen, kortom een dwarsdoorsnede uit de gemeente zoals Paulus overal in het Romeinse Rijk gemeenten had gesticht.

In die Christelijke gemeenten waren de etiketten waar wij zo graag onderscheid mee maken verdwenen. Het waren broeders en zusters in Christus en onderscheid werd er niet gemaakt. Natuurlijk de een kon iets anders dan de ander, elk had eigen unieke eigenschappen. Maar Paulus had ze vergeleken met een lichaam. Daar kon de hand ook iets anders dan de voet maar zonder de hand was de voet niks en zonder voet de hand niet. Handicaps moeten altijd gecompenseerd worden en herinneren ons aan de gewenste eenheid tussen mensen met verschillende eigenschappen. Zo is een op het oog saaie lijst met onbekende namen ineens een les geworden waar we ook vandaag uit mogen leven. Samen het goede doen, samen gebruik maken van elkaars verschillende kwaliteiten, want samen aan de nieuwe wereld van God bouwen mogen we elke dag, ook vandaag weer.

Broeders en zusters

Romeinen 15: 23-33

22 Het is dan ook om deze reden dat het mij nog niet is gelukt u te bezoeken. 23 Maar ik heb mijn taak in deze streken nu beëindigd; en omdat ik er zo naar verlang om na al die jaren naar u toe te komen, 24 hoop ik dat te doen wanneer ik naar Spanje ga. Ik hoop u op weg daarheen te ontmoeten om mijn reis daarna met uw hulp voort te zetten, maar niet voordat ik enige tijd van uw gezelschap genoten heb. 25 Nu sta ik echter op het punt naar Jeruzalem te gaan om de heiligen daar bijstand te verlenen, 26 want Macedonië en Achaje hebben voor de armen onder hen een collecte gehouden. 27 Ze hebben daartoe vrijwillig besloten, maar ze staan dan ook bij hen in de schuld. Want omdat zij, afkomstig uit andere volken, deel hebben gekregen aan de geestelijke rijkdommen van de heiligen in Jeruzalem, zijn zij op hun beurt verplicht hen in materiële zaken bij te staan. 28 Nadat ik mij van deze taak gekweten heb, en de opbrengst van de collecte officieel aan hen heb overhandigd, zal ik u op doorreis naar Spanje bezoeken. 29 En ik weet dat wanneer ik kom, ik met de volle zegen van Christus kom. 30 Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus en met een beroep op de liefde van de Geest, vraag ik u dringend om samen met mij vurig tot God te bidden. Bid voor mij 31 dat ik behoed word voor de ongelovigen in Judea en dat mijn hulp door de heiligen in Jeruzalem zal worden gewaardeerd. 32 Dan kan ik, indien God het wil, vol vreugde naar u toe komen om in uw gezelschap nieuwe kracht op te doen. 33 De God van de vrede zij met u allen. Amen. (NBV21)

In de brieven van Paulus kom je soms van die zeer persoonlijke stukjes tegen. Ze lijken dan ook op historische verhalen. Vaak zijn ze echter in de geschreven geschiedenis niet te plaatsen. Ook kloppen ze niet altijd met op historische feiten lijkende gedeelten uit andere Bijbelboeken. Vandaag lezen we weer zo’n stukje. Of Paulus ooit in Spanje is geweest weten we niet. Vele geleerden nemen het aan maar het staat in elk geval niet in de Bijbel, wel dat hij er heen wilde. Maar Paulus was een reisapostel. Grote delen rond de Middellandse Zee zijn door hem bezocht. In sommige plaatsen werkte hij zelfs een paar jaar achter elkaar. Dat de belangrijkste stad van het Romeinse Rijk onderaan het wensenlijstje belande is niet zo vreemd, daar was immers al een bloeiende gemeente die ook nog een verbinding met Paulus had.

Spanje was een verder verwijderd doel. Achter Spanje hield de wereld op, daarachter was alleen nog water. Als je het Evangelie tot aan de einden der aarde wilde verkondigen dan was een verkondiging in Spanje de kroon op het werk. Andere apostelen richtten zich meer op het Midden Oosten en Afrika. Van de Apostel Thomas wordt zelfs, buiten de Bijbel, verteld dat deze op de kusten van India het Evangelie heeft gebracht. Daar zijn nog heden ten dage de Thomaschristenen aanwezig. Dat Paulus even nog niet verder gaat maar eerst terugkeert naar Jeruzalem heeft nog een andere reden. In Jeruzalem was de gemeente zeer arm. Jeruzalem zelf was een rijke stad, de pelgrims van over de hele wereld brachten veel geld in de economie, maar zoals dat vaker gaat komt die rijkdom slechts bij enkelen terecht. In Griekenland en Macedonië waren er daarom inzamelingen gehouden om de gemeente in Jeruzalem te steunen. Paulus zou zelf de opbrengst naar Jeruzalem brengen.

Door dit zo aan de gemeente in Rome te schrijven betrekt Paulus ook deze gemeente bij de gemeenschappelijke verzameling van gemeenten. Die konden van elkaar op aan. De Christenen in Rome hadden dat gemerkt toen ze verbannen waren en een nieuwe plaats moesten zoeken. Ze werden vaak in bestaande gemeenten elders opgevangen. Zo waren er een aantal ook met Paulus in aanraking gekomen. De zorg met broeders en zusters over de hele wereld bestaat dus al sinds het begin van de beweging van Christenen. Daarbij komt dat in elke gemeente ook niet Christenen werden geholpen. Dat was al begonnen in Jeruzalem vlak na Pinksteren toen Griekse weduwen een beroep op de gemeente deden. Speciale diakenen werden er voor hen aangesteld. En de eerste martelaar voor de Kerk was Stephanus, een van die diakenen. Hem hebben we op Tweede Kerstdag herdacht. De zorg voor armen, Christelijk of niet, over de hele bewoonde wereld blijft onze taak, tot op de dag van vandaag, totdat de Christus terugkomt om de aarde definitief te bevrijden van armoede, geweld en onderdrukking.

Ik mis de vrijmoedigheid

Romeinen 15:14-21

14 Broeders en zusters, ik ben er vast van overtuigd dat u inderdaad niets dan het goede wilt en dat uw inzicht nergens tekortschiet, zodat u ook in staat bent om elkaar terecht te wijzen. 15 Ik heb u hier en daar nogal vrijmoedig geschreven, maar alleen om u te herinneren aan wat u al weet. Ik doe dat vanwege de genade die God mij geschonken heeft: 16 ik moet in volledige toewijding aan zijn evangelie een dienaar van Christus Jezus voor de heidense volken zijn, zodat zij een God welgevallig offer kunnen worden, geheiligd door de heilige Geest. 17 Dat ik trots kan zijn op mijn werk voor God, dank ik aan Christus Jezus. 18 Ik mis de vrijmoedigheid om over iets anders te spreken dan wat Christus met het oog op de gehoorzaamheid van de volken door mij tot stand heeft gebracht – door wat ik heb gezegd en gedaan, 19 door krachtige tekenen en wonderen die ik heb verricht door de macht van Gods Geest. Zo heb ik vanaf Jeruzalem tot aan Illyrië overal het evangelie van Christus verspreid. 20 Daarbij heb ik er altijd een eer in gesteld het niet op plaatsen te verkondigen waar Christus al bekend was. Ik wilde niet op het fundament van een ander bouwen, 21 want er staat geschreven: ‘Zij aan wie Hij niet verkondigd is, zullen zien; zij die niet over Hem hebben gehoord, zullen tot inzicht komen.’(NBV21)

We zijn aan het laatste gedeelte van de brief aan de Romeinen. In Rome was los van Paulus al heel vroeg een Gemeente van de beweging van de Weg ontstaan. Ze gingen de leden er van ook Christenen noemen. Paulus had een aantal van hen tijdens zijn reizen ontmoet. Een keizer van Rome had die Christenen de schuld van alle problemen gegeven en ze uit de stad verbannen. In het boek Handelingen lezen we dat hij in Rome gevangen heeft gezeten. Duidelijk is wel dat toen hij de brief aan de Romeinen schreef hij nog niet in Rome was geweest. Dit soort persoonlijke stukjes bepalen ons wel bij het feit dat de brief geschreven is door een mens met een opvoeding, een achtergrond en een eigen geschiedenis. Die mens Paulus sprak een taal die wij niet meer verstaan. Hij woonde in een Keizerrijk waar wij slechts na veel studie een heel klein beetje van kunnen gaan begrijpen.

Het is dan ook heel gevaarlijk om kleine stukjes tekst uit de brief te isoleren en dan de wereld in te slingeren als “het Woord van God” meestal zijn de kleine stukjes tekst die je zo leest de boodschap van degene die ze uit de brief heeft geïsoleerd en zeggen ze meer van die mens dan van de Bijbelse boodschap. Belangrijk is de algemene boodschap. Mensen moeten gaan leven naar het voorbeeld van Christus, je moet proberen zelf Christus te worden. Niet alleen als individu maar ook als gemeente en zelfs als volk.. Als je vandaag zou zeggen dat je een volk tot gehoorzaamheid aan Christus wil brengen dan wordt je gelijk gevraagd welk leger je daarvoor klaar hebt, of welke populistische strategie je wil hanteren om ze jou tot hun leider te laten kiezen. Bij Paulus gaat het om heel andere dingen. De gehoorzaamheid is de gehoorzaamheid aan het gebod je naaste lief te hebben als zichzelf. En daar waar alle eigenbelang in dat gebod over boord gezet wordt offer je jezelf als het ware op, een offer aan de God van Israël gebracht.

Niet wat jouw belang is telt voortaan maar het belang van de God van Israël die dat belang laat uitkomen in dat wat er met de minsten van de mensen gebeurd. Daar heeft Paulus het over en daar heeft hij zich voor ingezet. Dat er dan gemeenten ontstaan, mensen te hoop lopen om zich met dat liefdesgebod bezig te houden is een wonder. Vooral als je ziet dat slaven en slavenhouders, rijken en armen, allochtonen en autochtonen, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen, elkaar als gelijken gaan zien en elkaar wederzijds steunen en tot bloei proberen te brengen. Dat is het wonder dat van Paulus wordt beschreven maar dat ook wij tot stand mogen brengen. Een wonder waar we elke dag opnieuw toe worden opgeroepen, het wonder dat ook zichtbaar werd in iemand als Bisschop Desmond Tutu, een wonder waar we ook vandaag weer aan mogen werken.

Juich en jubel, zing

Psalm 98

Een psalm. Zing voor de HEER een nieuw lied: wonderen heeft Hij verricht. Zijn rechterhand heeft overwonnen, zijn heilige arm heeft redding gebracht. 2 De HEER heeft zijn overwinning bekendgemaakt, voor de ogen van de volken zijn gerechtigheid onthuld. 3 Hij heeft gedacht aan zijn liefde en trouw voor het volk van Israël. De einden der aarde hebben het gezien: de overwinning van onze God. 4 Juich de HEER toe, heel de aarde, juich en jubel, zing het uit. 5 Zing voor de HEER bij de lier, laat bij de lier uw lied weerklinken. 6 Blaas op de ramshoorn en de trompetten, juich als de HEER, uw koning, verschijnt. 7 Laat bruisen de zee, met alles wat daar leeft, laat juichen de wereld met haar bewoners. 8 Laten de rivieren in de handen klappen en samen met de bergen jubelen 9 voor de HEER, want Hij is in aantocht als rechter van de aarde. Rechtvaardig zal Hij de wereld berechten, de volken oordelen naar recht en wet. (NBV21)

Vandaag zingen we mee met de Psalm die als enige in het boek Psalmen het opschrift Psalm draagt. Alle andere kennen een toevoeging daaraan, als leerdicht en zo. Deze niet. Het is een lied op zich dat geen nadere toelichting behoeft, dit kun je kennelijk altijd wel zingen. De Psalm zingt dan ook over bevrijding, niet alleen een bevrijding voor één iemand of voor een bepaald volk maar bevrijding voor de hele bewoonde wereld. Die bevrijding, de overwinning van God werd tot aan het einde der aarde gezien. Daarom moet je dat feest van de bevrijding ook niet alleen vieren maar met de hele aarde. Dat is niet altijd even leuk. Vandaag op zondag blijven veel kerken dicht. Nadat de Herders blij de wereld in trokken mag de kerk op Tweede Kerstdag het gaan hebben over de stenen waarmee de diaken Stephanus werd gedood. U vindt dat verhaal in het zesde hoofdstuk van het boek Handelingen De geboorte van Jezus bracht zijn volgelingen geen welvaart maar laat ze opstaan tegen onrecht en onderdrukking. Soms gaat dat met geweld gepaard.

Soldaten uit de hele wereld kwamen ooit naar Europa om het kwaad, van het doden omdat je een geloof aanhangt, te bestrijden en het regiem dat die moorden pleegde te verdrijven. Dat regiem sprak van een internationale samenzwering van de aanhangers van dat geloof als rechtvaardiging om hen te bestrijden. Dat geloof zou een verderfelijk geloof zijn dat onze beschaving bedreigde. Toen we eenmaal bevrijd waren van dat regiem en de laatste slachtoffers waren bevrijd hebben de mensen elkaar beloofd dat er nooit meer een regering mocht komen, waar ook ter wereld, die een onderscheid zou maken tussen mensen op grond van hun geloof en de ene gelovige anders zou mogen behandelen dan de andere gelovige. Ook in de samenleving mochten mensen niet verschillend worden behandeld omdat ze een verschillend geloof hadden. Elk jaar op 4 mei herdenken we de slachtoffers van dat door en door foute regiem en de mensen die zich in de strijd daartegen hebben opgeofferd. Op 5 mei vieren we dan dat we vrij zijn van die overheersing. En daarom mogen we hardop meezingen met de Psalmen van dat volk dat ooit dreigde te worden uitgeroeid.

Maar wie goed luistert naar de gesprekken op radio en televisie en wie de kranten leest weet dat we maar zo weer een regering hebben die onderscheid gaat maken tussen burgers op grond van wat ze geloven, of zelfs van wat hun ouders en grootouders hebben geloofd. De angst voor aanhangers van een bepaald geloof wordt ook ons aangepraat. Er is zelfs een politieke partij voor die in de Kamer alles mag zeggen wat ook voor de bevrijding in 1945 werd gezegd en die dreigt de grootste te worden. Als wij dan zingen over de overwinning van de ene Heer die wij erkennen en zingen dat alle volken geoordeeld worden naar de wet van heb-je-naaste-lief-als-jezelf moeten we dus onthouden dat die bevrijding niet vanzelf komt en niet van buiten komt. We zullen allemaal in verzet moeten komen tegen iedereen die ons wil wijsmaken dat aanhangers van welk geloof dan ook ons kunnen bedreigen. En dan is er een partij die nu al iedereen bedreigd die in het openbaar vertelt het niet eens te zijn met wat die partij vertelt. Ze zijn tegen de bescherming die tegen Corona wordt geboden. Maar om iedereen die die bescherming aanbiedt met de dood te bedreigen moet ons laten opstaan. Onze God zal ook ons redding brengen, en heeft dat gedaan door ons vaccins te schenken en zal dat doen door op te roepen geweld en onderdrukking te bestrijden, daarvan zingen we vandaag.

Hij kwam als getuige

Johannes 1:1-18

1 In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Het was in het begin bij God. 3 Alles is erdoor ontstaan, zonder het Woord is niets ontstaan van wat bestaat. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. 5 Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen. 6 Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. 7 Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. 8 Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: 9 het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam. 10 Het Woord was in de wereld, de wereld is door Hem ontstaan en toch kende de wereld Hem niet. 11 Hij kwam naar wat van Hem was, maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen. 12 Wie Hem wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft Hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. 13 Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God. 14 Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond, vol van genade en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader. 15 Van Hem getuigde Johannes toen hij uitriep: ‘Hij is het over wie ik zei: “Die na mij komt is meer dan ik, want Hij was er vóór mij!”’ 16 Uit zijn overvloed hebben wij allen opnieuw genade ontvangen: 17 de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn met Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen. (NBV21)

Vanmorgen  lezen wij volgens een heel oude traditie de eerste woorden van het Evangelie van Johannes. Dat wordt meestal met Kerst gelezen, in de Kerstnachtdienst het verhaal uit Lucas 2 en dan op kerstochtend het begin van het Johannesevangelie. En voor ons is het Kerstfeest het lichtfeest bij uitstek aan het worden. Er is zelfs een wedstrijd in het aantal lichtjes dat je op aantrekkelijke wijze rond je huis kan aanbrengen. Met al die kolencentrales en atoomstroom hadden we licht in overvloed, heel langzaam beseffen we dat onze overvloed ook ons voortbestaan bedreigd. Natuurlijk, we moeten bescheiden blijven, het licht scheen al in de dagen van Johannes in de duisternis en sindsdien wordt het maar mondjesmaat opgemerkt. Maar net als de Johannes waarover verteld wordt kunnen ook wij getuigen van het Licht. En Loesje merkte al eens op dat hoe donkerder het is hoe meer lichtpuntjes er te zien zijn.

Het Evangelie van vandaag noemt ons, de gelovigen in Jezus van Nazareth, de kinderen van God. Zonen en dochters van God die het verhaal verder mogen dragen en mogen werken aan het Koninkrijk van de Liefde. Zeg nu niet dat al die moeilijke woorden je te veel zijn, dat al die discussies over goed en kwaad, over wat mag en niet mag je te ingewikkeld zijn. Het Woord van God is vlees geworden. Dat betekent dat het verhaal niet meer tussen je lippen vandaan hoeft te komen, of tussen je oren hoeft te zitten maar het mag uit je handen komen. Het betekent dat je je handen mag uitsteken naar je naaste, naar de arme, naar de naakte die gekleed moet worden, naar de hongerige die gevoed moet worden, naar de gevangene die bezocht moet worden, naar de zieke die verzorgd moet worden, naar het kind dat getroost moet worden.

Het Woord van God, van de Levende mogen we vandaag zeggen, is geen verkiezingsbelofte van een Rutte of Kaag, maar is levende werkelijkheid door al die mensen die vandaag en morgen hun handen uitsteken en zich niet neerleggen bij de wetten van de komende regering die ook de rijken rijker zal maken en de armen armer. Goedheid en Waarheid zijn met Jezus gekomen en ze zijn nooit meer van de aardbodem verdwenen. Wie wil horen die hore en wie wil zien die ziet het. Juist om dat te zien, om de naaste te kunnen zien, is het licht van Kerst ontstoken. Daar straalde de hemel voor in de Kerstnacht en kwamen de herders in beweging om te gaan zien wat er gezegd wordt. Daar mogen wij ook voor in beweging komen, om te zien of we van onze naaste kunnen houden als van onszelf, elke dag, ook vandaag en morgen.

Wees niet bang

Lucas 2:1-20

1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4-5 Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. 6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf. 8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door de stralende luister van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: 14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.’ 15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het zagen, vertelden ze wat hun over het kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. (NBV21)

Waarom waren die herders eigenlijk zo bang? Je kunt wel schrikken van een stralende engelfiguur, maar om er nu bang van te worden? Engelen worden op die manier wel niet dagelijks gezien maar de verhalen er over zijn toch wel bekend en meestal betekenen ze iets goeds. Dus waarom waren die herders eigenlijk zo bang? Om dat te begrijpen moeten we het kerstverhaal ontdoen van een heleboel romantische verzinsels. In het verhaal worden vier machthebbers genoemd. Augustus, Herodes, Quirinius en David. Een keizer, een stadhouder en de koning onder de Romeinen en de Vredevorst wier nageslacht opnieuw vrede zou brengen en ook nog de generaal die ooit echt een volkstelling zou houden. Die Keizer was de baas en die stadhouder zou de baas worden. Die keizer wilde een volkstelling houden zoals tijdens zijn regering in de een na de andere provincie zou gebeuren. Dat was om te beginnen al schrikken en iets om bang voor te worden. Maar Herodes wilde van de gelegenheid gebruik maken om iedereen trouw te laten zweren aan Augustus. In het oude verhaal van Koning David stond ook iets over een volkstelling, toen kreeg iedereen de pest en gingen er duizenden mensen dood.

 

Het volk Israël had het niet gemakkelijk en de volkstelling was in de eerste plaats bedoeld om belasting te kunnen heffen, het volk zou het daarom nog minder gemakkelijk krijgen. Geïnspireerd door een oproep van de priesters in de Tempel om die volkstelling van Herodes te laten mislukken namen Jozef en Maria de gok om hun afkomst van David tot gelding te brengen. Op grond van die afkomst hadden ze recht op een akker in Bethlehem, de akker van Isaï waar ooit David de herder bij zijn schapen tot koning was gezalfd. Daar werd hun kind geboren, niet in hun of zelfs een huis, er was daar geen plaats, maar bij de dieren, in het veld waar David was gezalfd, zodat het kind in een voederbak gelegd kon worden, gewikkeld in doeken zoals het na zijn sterven in doeken gewikkeld in een graf gelegd zou worden. Dat vertrouwen op de belofte van God, dat elke vijftig jaar een familie opnieuw zou mogen beginnen dat bracht de redding voor heel het volk. Die Quirinius zou pas tien jaar na de dood van Koning Herodes stadhouder worden, en het verhaal over Elisabet, Zacharias, Maria en Jozef begon in de dagen van Koning Herodes. Het ligt daarom voor de hand dat de geboorte van een kind in een open veld op een plaats waar het niet thuishoorde de volkstelling deed mislukken. Die stal staat dus ook niet in de Bijbel. Met die geboorte kon de angst van de herders verdwijnen, geen opstand, geen doden, maar vrede op aarde en van de mensen houden.

Rond dat eerste kerstfeest werd die Jezus van Nazareth nog gezien als de nieuwe Jozua. Ook bij die naamgeving speelt het mengsel van talen en vertalen waarin de Bijbel aan ons overgeleverd is ons parten. Jezus is onmiskenbaar een Griekse naam, maar die Griekse naam is de vertaling van een Hebreeuwse naam en wie dat gaat uitzoeken komt tot de ontdekking dat Jozua en Jezus dezelfde naam dragen. En die naam betekent ook nog wat: “God is redding”. Daar ging het toen om en volgens veel predikers gaat het daar vandaag ook nog om. Redding van zonden heet het dan. Nu voelen de meeste mensen zich niet zo zondig, ze proberen netjes te leven, vallen niemand lastig en doen een duit in het zakje als het tegen malaria is of voor andere goede doelen. Maar die redding is van veel groter kwaad dan een enkel gewoon mens zou kunnen doen. We kunnen gered worden van hongersnood, van malaria en veel andere armoedeziekten, van oorlog en geweld. Daarvoor moeten we net als de herders doen, iedereen opwekken mee te gaan doen in dat verhaal van je naaste liefhebben als jezelf. Niet zomaar alleen met kerstfeest, elke dag.

In het donker wonen

Jesaja 9:1-6

1 Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen. 2 U hebt het volk weer groot gemaakt, diepe vreugde gaf U het, blijdschap als de vreugde bij de oogst, zij jubelen als bij het verdelen van de buit. 3 Het juk dat op hen drukte, de stok op hun schouder, de staf van de drijver, U hebt ze verbrijzeld, zoals Midjan destijds. 4 Iedere laars die dreunend stampte en elke mantel die doordrenkt is van bloed, ze worden verbrand, ze vallen ten prooi aan het vuur. 5 Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Sterke God, Eeuwige vader, Vredevorst. 6 Groot is de heerschappij en zonder einde de vrede voor de troon van David en voor zijn koninkrijk; ze zijn gegrondvest op recht en gerechtigheid en staan vast voor altijd en eeuwig. De HEER van de hemelse machten brengt dit in zijn vurige liefde tot stand. (NBV21)

Aan de vooravond van Kerstmis zingen we met de profeet Jesaja een stuk van het lied van het licht mee. Een tekst die veel gelezen en gezongen wordt in de Kerstnacht, de donkerste nacht van het jaar waarin we vieren dat het licht is opgegaan onder de volken. Het lied sluit aan bij het vorige hoofdtuk uit het boek Jesaja waarin staat dat de mensen moedeloos en hongerig door het land zullen zwerven. Overal heerst verstikkende duisternis, donker en somber is het, nacht overal. En dan begint de profeet het lied te zingen over het volk dat in duisternis ronddoolt en een schitterend licht ziet. Die honger en die moedeloosheid zijn de gevolgen van onrecht en onderdrukking. Dat licht is het gevolg van liefde, liefde die het recht zal herstellen en de mensen weer moed zal geven. Diepe vreugde staat er, als bij de oogst.

Waarom? Omdat er een kind is geboren. In de duistere tijden van de kernbewapening en de koude oorlog hoorde je nog wel eens mensen zeggen dat ze geen kinderen wilden hebben omdat de toekomst te onzeker was en de gevaren in de wereld te groot. Dat wil je kinderen niet aandoen. Wie dan toch kinderen wil moet wel vertrouwen hebben in een goede toekomst. En er zijn altijd mensen die vertrouwen op hun liefde, op hun bereidheid alles voor elkaar over te hebben, die mensen willen ook kinderen. En juist die bereidheid alles voor elkaar over te hebben maakt dat de toekomst schitterend kan worden. Want als de tijden duister zijn dan geef je ook je kinderen de bereidheid om alles voor elkaar over te hebben door, dan zal dat van generatie op generatie doorgaan.

Die kinderen zullen vrede stichten, die zullen rechtvaardigheid brengen, die zullen wonderbare raad geven in moeilijke conflicten, die zullen het beeld van God dragen zodat iedereen het beeld van God kan zien. In Israël denken ze direct aan de Koning naar Gods hart, David, die weigerde het zwaard op te nemen tegen zijn eigen volksgenoten. Die weigerde de Koning die hem vervolgde te doden. Die de Heilige Tent met de Wet van eerlijk delen weer een voorname plaats gaf in het hart van het land. Die, ondanks alle verkeerde dingen die hij deed, toch altijd weer opnieuw de Weg van God insloeg. Op die manier gaan recht en gerechtigheid weer regeren. Dan komen er in onze dagen eerlijke handelsverhoudingen, dan wordt het onmetelijke verschil tussen arm en rijk opgeheven. Dan hoeven we niet meer gewaarschuwd te worden tegen teveel delen om de rijken te beschermen. Dan gaan we de weg van God, dan zien we het licht. Ook in de donkerste nacht van voedselcrisis en coronacrisis.

Velen zullen struikelen

Jesaja 8:11-23

11 Toen greep de HEER mij bij de hand en hield me voor dat ik niet de weg van dit volk moest gaan. Hij zei: 12 ‘Noem niet alles een samenzwering wat zij een samenzwering noemen. Wees niet bang voor wat hun angst aanjaagt, heb er geen ontzag voor. 13 Alleen de HEER van de hemelse machten is heilig, voor Hem zijn angst en ontzag op hun plaats. 14 Hij zal een heiligdom zijn, maar ook de steen waaraan men zich stoot, de rots waarover de twee koningshuizen van Israël struikelen, de valstrik en het net waarin de inwoners van Jeruzalem verstrikt raken. 15 Velen zullen struikelen, ze komen ten val en worden vermorzeld, raken verstrikt en worden gevangen.’ 16 Ik zal mijn getuigenis zorgvuldig bewaren, dit onderricht in mijn leerlingen verzegelen. 17 Ik zal wachten op de HEER, hoewel Hij zich van het volk van Jakob heeft afgewend; ik heb mijn hoop op Hem gevestigd. 18 Ik ben, met de kinderen die de HEER mij heeft gegeven, een teken voor Israël, een zinnebeeld van de HEER van de hemelse machten, die op de Sion woont.19 Wanneer men jullie vraagt om de geesten van doden te raadplegen en te luisteren naar het gefluister en gemompel van schimmen – elk volk raadpleegt toch zijn goden en vraagt de doden om raad voor de levenden? –, 20 ga dan alleen af op dit onderricht, op mijn getuigenis. Want de woorden van schimmen kunnen het kwaad niet bezweren.21 Moedeloos en hongerig zullen de mensen door het land zwerven. Ze zullen honger lijden en in hun woede de koning en hun God vervloeken. Ze kijken omhoog 22 of staren naar de grond, maar overal heerst verstikkende duisternis; donker en somber is het, nacht overal. 23 En wie daardoor omsloten wordt, zal niet ontkomen. Zoals het land van Zebulon en Naftali in het verleden smadelijk bejegend is, zo wordt weldra eer bewezen aan de kuststreek, het land aan de overkant van de Jordaan en het domein van andere volken. (NBV21)

We hebben het vroeger allemaal wel eens gehoord: “al springt je hele klas in het water dan hoef jij dat toch niet te doen?” Ook al lijken anderen goede plannen te hebben je moet zelf blijven nadenken. Die verhalen in de Bijbel staan er niet voor niets. Jesaja kent ze en de mensen die als eersten zijn boek lazen kenden ze ook. Wij moeten soms nog even wat verder zoeken om de verbanden te leggen. In dit gedeelte schrijft Jesaja over het raadplegen van de doden en het luisteren naar mompelende waarzeggers. Voor Bijbelkenners is zo’n zin als een lampje, daar hebben we eerder over gehoord. Wanneer? Toen Koning Saul wilde weten wat de net gestorven Samuël vond van zijn plannen. Hij ging toen naar een waarzegster die de geest van Samuël op riep. Het betekende het einde van Saul en zijn zonen. Samuël had zijn hele leven gesproken namens de God van Israël en die God is niet willekeurig op te roepen. Als je zo met de God van Israël om gaat dan wacht je alleen maar ellende.

Spreekt Jesaja nu tegen een koning of tegen het volk? Jesaja was in gesprek met koning Achaz van Juda. Die was gevraagd om mee te doen met Syrië en het van Juda afgescheiden Israël om de wereldmacht Assyrië tegen te houden. Achaz was bang dat het Assyrië op verkeerde gedachten zou brengen en had de uitnodiging om mee te vechten afgeslagen. Dat had tot gevolg dat Syrië en Israël, met als hoofdsteden Damascus en Samaria, een oorlog begonnen met Juda, met als hoofdstad  Jeruzalem. Die hoofdstad werd belegerd en Achaz wilde nu een bondgenootschap sluiten met wereldmacht Assyrië. Daar was Jesaja tegen. Alleen de God van Israël was immers echt machtig in de wereld. Landjes die oorlog voeren om wereldmachten buiten de deur te houden, bondgenootschappen tussen grote en kleine landen maken allemaal geen indruk als je de macht van de God van Israël volgt. Die God maakt het de mensen soms ook nog lastig.

Die God heeft de mensen opdracht gegeven de vrede te bewaren, geen oorlog te voeren en zeker geen mensen te doden. Zo werkt het niet zullen vele mensen zeggen. Als de rechten van de mens worden geschonden, als onze broeders en zusters worden vermoord, dan moeten we toch ingrijpen? Hebben we alleen geweld als instrument om in de grijpen vraagt dan de God van Israël of heb ik jullie niet de Liefde gegeven als de sterkste kracht op aarde. Als die landen die nooit hebben geloofd in de kracht van de God van Israël gebruiken geweld en tegengeweld om hun doelen te bereiken. Als gevolg daarvan gaan er een heleboel mensen dood, zijn er overal grote stromen vluchtelingen die moedeloos en hongerig door het land zwerven en hun God van Liefde vervloeken omdat zij zich in de steek gelaten voelen door die God. Jesaja roept op het anders te gaan doen. Laten we de mensen eens laten zien hoe sterk de macht van Liefde is, hoe zwak de macht van angst en geweld. Juist in onze dagen klinken die verhalen uit de Bijbel niet zo maar. Ze roepen ook ons op de vrede te bewaren en vreemdelingen en vluchtelingen te behandelen of ze bij ons eigen volk horen.