Ooit was ik jong

Psalm 37:25-40

25 Ooit was ik jong, nu ben ik oud, en nooit zag ik dat een rechtvaardige werd verlaten, nooit zag ik zijn kinderen zoeken naar brood; 26 hij is vol mededogen en leent uit, elke dag, en zijn nageslacht is een bron van zegen. 27 Mijd het kwade en doe het goede, en je zult voor eeuwig wonen in het land, 28 want de HEER heeft gerechtigheid lief, wie Hem trouw zijn, verlaat Hij niet. Zij blijven voor eeuwig behouden, maar het nageslacht van zondaars wordt verdelgd. 29 De rechtvaardigen zullen het land bezitten en het bewonen, hun leven lang. 30 De mond van de rechtvaardige spreekt wijsheid, zijn tong spreekt gerechtigheid, 31 hij draagt de wet van God in zijn hart en zijn voeten struikelen niet. 32 De zondaar loert op de rechtvaardige en zoekt een kans om hem te doden, 33 maar de HEER laat zijn dienaar niet los: wordt hij aangeklaagd, vrijspraak zal volgen. 34 Vestig je hoop op de HEER en blijf op de weg die Hij wijst, Hij zal je aanzien geven en grondbezit, je zult beleven dat zondaars worden verdelgd. 35 Ik heb een zondaar gezien, een uitbuiter, hij groeide uit als een woekerende laurier; 36 op een dag was hij verdwenen, ik zocht hem en ik vond hem niet. 37 Zie de onschuldigen, kijk naar de oprechten: wie vredelievend zijn hebben de toekomst. 38 Maar zondaars worden verdelgd, er is geen toekomst voor een slecht mens. 39 De rechtvaardigen vinden redding bij de HEER, Hij is hun toevlucht in tijden van nood. 40 De HEER heeft hen altijd geholpen en bevrijd, Hij bevrijdt hen ook nu van de zondaars, Hij redt hen, want zij schuilen bij Hem. (NBV21)

Levenservaring, daar gaat het om. Niet steeds opnieuw het wiel uitvinden en ook de volgende generaties daarvoor behoeden. Wie het gedeelte van vandaag uit Psalm 37 leest zal zich realiseren dat de technologische veranderingen in de wereld de verhoudingen tussen mensen en de verhouding tussen de mensen en hun God nog steeds niet echt veranderd is. Wie mensen tot hun recht wil laten komen, wie onrecht bestrijd en vrede sticht weet dat er altijd voor zijn nageslacht zal worden gezorgd. In onze samenleving krijgt een steeds kleiner aantal mensen een steeds groter deel van het gezamenlijk bezit. We zullen dus opnieuw het eerlijk delen moeten leren waar de Psalmdichter voor pleit. Natuurlijk gebeurd het uitlenen niet meer op het dorpsplein. We hebben daar tegenwoordig Oikocredit voor die kleine leningen verzorgd voor mensen die daarmee een start kunnen maken. Zij stelt ons in de gelegenheid daaraan mee te doen.

Het is een mooie belofte dat de rechtvaardigen het land zullen bezitten, hun hele leven lang. We merken er niet zo veel van. Het zijn de schreeuwers die meester zijn in het schelden die de boventoon voeren. Het lijkt er op alsof zij alles voor het zeggen hebben. Dat de rechtvaardige wijsheid spreekt en zijn tong gerechtigheid is nauwelijks te bespeuren. Als rechters anders rechtspreken dan de eerste emotie hen ingeeft dan deugen de rechters niet. Kansen om in onze samenleving opnieuw te beginnen zijn er nauwelijks. Een organisatie als Exodus, die ex-gedetineerden begeleid in hun uittocht uit de criminaliteit en hen probeert te leiden naar onze samenleving van zorgen voor elkaar en respect voor de ander, merkt dat het etiket “crimineel” een zwaardere straf is die langer moet worden verdragen als welke rechtvaardige celstraf dan ook. Steun aan Exodus, niet alleen met geld, is dan ook zeer hard nodig.

Maar de Psalm is ook een lied van bevrijding. In het eerste deel werden we al bevrijd van de ergernis voor hen die kwaad doen, in het tweede deel ontdekten we dat onze God de bedrijvers van het kwaad uitlacht en dat wij dat dus ook mogen doen. De Psalmdichter weet dat de onrechtvaardigen, de uitbuiters en onderdrukkers, verdwijnen. De toekomst is nog steeds aan de vredestichters. Als op mensen een beroep wordt gedaan om te kiezen tussen vrede en geweld dan kiezen de mensen voor de vrede en tegen het geweld. Daar wordt misbruik van gemaakt. Als we maar bang genoeg worden dat met de komst van vreemdelingen het geweld ons boven het hoofd hangt dan kiezen we voor de schijnvrede van uitsluiting. We vergeten dan dat alleen de God van Israël boven ons hoofd hangt en dat we dus niet moeten uitsluiten maar vreemdelingen moeten opnemen alsof ze al bij ons hoorden. Bij God schuilen als we angstig zijn is altijd nog het beste, dat zal helpen de vrede te bewaren.

Verdwijnen als rook

Psalm 37:12-24

12 De zondaar belaagt de rechtvaardige met een grijns op zijn gezicht. 13 Maar de Heer lacht hem uit en ziet de dag al van zijn ondergang. 14 Zondaars trekken hun zwaard en spannen hun boog, om zwakken en armen te doden, om af te slachten wie eerlijk hun weg gaan. 15 Maar het zwaard dringt in hun eigen hart en hun bogen worden gebroken. 16 Beter het weinige dat een rechtvaardige heeft dan de rijkdom van talloze zondaars. 17 De macht van de zondaars wordt gebroken, maar de HEER zal de rechtvaardigen steunen. 18 De HEER trekt zich het lot van onschuldigen aan, hun bezit blijft voor eeuwig behouden. 19 Zij worden niet teleurgesteld in kwade dagen, in tijden van hongersnood worden zij verzadigd. 20 De zondaars zullen ten onder gaan, de vijanden van de HEER verdwijnen als bloemen in het veld, verdwijnen als rook. 21 De zondaar vraagt te leen en brengt niet terug, de rechtvaardige geeft, uit mededogen. 22 Gods gezegenden zullen het land bezitten, de vervloekten worden verdelgd. 23 Wie de HEER welgevallig is, mag zijn weg gaan met vaste tred. 24 Al komt hij ten val, hij blijft niet liggen, want de HEER richt hem op. (NBV21)

Je kunt je soms kapot ergeren. Aan die verkeershufters, aan die buren die maar niet hun rotzooi willen opruimen of op een goede manier aanbieden aan de reinigingsdienst, aan die oplichters die je zelfs op internet je geld uit je zak kloppen, aan al die mensen die geweld plegen of anderen onderdrukken. Mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid kunnen er niet mee leven. Maar de onvrede blijft, mensen die zich hufterig gedragen of zich ten koste van anderen verrijken of, nog erger, het leven van anderen niet respecteren en met geweld hun eigen belang willen dienen, die mensen verdwijnen niet, die kom je steeds opnieuw tegen. Eeuwen van gevangenisstraffen en heropvoeding hebben dat onrecht nog steeds niet de wereld uitgeholpen. En die ergernis brengt ook de oplossing niet. Het gedeelte dat we vandaag uit de Psalm lezen zet er iets anders tegenover.

De boodschap is dat je je niet hoeft te ergeren. Je mag er om lachen. Ook dat zal niet helpen maar het helpt je zelf, het helpt je van dat vervelende gevoel van ergernis af. Het maakt het gemakkelijker je ergernis te benoemen, want bang voor wat de Psalmist de zondaar of onrechtvaardige noemt hoef je niet meer te zijn. God zelf lacht ze ook uit, waarom wij gelovigen in God dan niet. God beloofd ook dat ze aan hun eigen onrecht te gronde zullen gaan. De pijlen die ze afsteken zullen in hun eigen hart terechtkomen. En zeg nu eerlijk, wie wil als asociaal bekend staan, wie wil de straffen van justitie die daar bij horen ondergaan. Op het moment dat het bedrijven van onrecht normaal wordt, als we bang worden het onrecht aan de kaak te stellen, dan verdwijnt de afschrikking je door hufterig gedrag buiten de samenleving te plaatsen.

En daar geeft de Psalm je een sterk wapen in de hand. In plaats van je steeds met dat kwade bezig te houden kun je er ook naar streven steeds het goede te doen. We kennen het rijtje wel, de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de naakten kleden, de gevangenen bezoeken, de vreemdelingen in je midden opnemen, vrede te stichten en te zorgen voor de minsten. Verdien je daar wat mee? Wordt de wereld er beter van? Levert het ook nog wat op? Welnee, zelfs niet de genade van de God van Israël. Maar het maakt je leven een stuk eenvoudiger. Je wordt gewaardeerd om wat je doet, mensen kunnen je niet om ver werpen en als je valt hoef je alleen nog een beroep te doen op de beloften van God, het zal goedkomen belooft God, en je hebt weer een nieuwe toekomst waar je aan mag werken. Paulus zegt het niet voor niets, doe het goede en niet dan het goede. Het verhaal zegt ook dat je het kwade kunt bestrijden door het goede te doen, dat mag dus ook vandaag weer.

Slechte mensen

Psalm 37:1-11

1 Van David. Erger je niet aan slechte mensen, wees niet jaloers op wie kwaad doen, 2 zij verdorren snel als gras, zij verwelken als het jonge groen. 3 Vertrouw op de HEER en doe het goede, bewoon het land en leef er veilig. 4 Zoek je geluk bij de HEER, Hij zal geven wat je hart verlangt. 5 Leg je leven in de handen van de HEER, vertrouw op Hem, Hij zal dit voor je doen: 6 het recht zal dagen als het morgenlicht, de gerechtigheid stralen als de middagzon. 7 Blijf kalm en wacht op de HEER, erger je niet aan wie slaagt in het leven, aan wie met listen te werk gaat. 8 Wind je niet op, laat je woede varen, erger je niet, dat brengt maar onheil. 9 Slechte mensen worden verdelgd, wie hopen op de HEER, zullen het land bezitten. 10 Nog even, en verdwenen is de zondaar, je kijkt waar hij is, maar vindt hem niet. 11 Wie nederig zijn, zullen het land bezitten en gelukkig leven in overvloed en vrede. (NBV21)

Vandaag lezen we een hoogst actuele psalm. Want ergeren aan slechte mensen dat doen we tegenwoordig dag in dag uit. En als er mensen zijn die de mensen waar ze zich aan ergeren op hun vingers tikken dan ergeren we ons daar weer aan en zo kunnen we door gaan. Je hoeft op al die mensen die zich ergeren niet jaloers te zijn. De psalm zegt dat ze verdorren als gras, ze verwelken als het jonge groen. Soms duurt dat helaas een poosje en blijft je ergernis bestaan. Maar als je toestaat dat je ergernis met je op de loop gaat dan kun je er knap ziek van worden. Maagzweren, hartklachten en andere ziekten worden vaak toegeschreven aan opwinding en onvrede. Nu klinkt een oproep om je leven in de handen van de Heer te leggen en op hem te vertrouwen soms wel erg goedkoop. Alsof je zelf niet verantwoordelijk bent voor het verbeteren van de wereld en zeker voor het recht verschaffen aan hen die onrecht wordt aangedaan.

Nu is het leggen van je leven in de handen van de Heer minder vrijblijvend als het klinkt. God heeft een aantal richtlijnen gegeven die je beter kunt volgen als de weg die je door de wereld wordt gewezen. Paulus heeft ooit gezegd dat je het kwade met het goede moet bestrijden. Als je jezelf ergert kun je je afvragen hoe je van die ergernis af kan komen. Je kunt iemand aanspreken op ergerlijk gedrag. Je kunt je aansluiten bij mensen die bezig zijn de ergernis de wereld uit te helpen, als we allemaal willen dat een slechte situatie ten goede wordt gekeerd dan zal dat op den duur ook gebeuren. De richtingwijzers van de wereld zullen moeten omgevormd worden tot de richtingwijzers van God. Maar kwaad worden zal daarbij niet helpen. Toorn brengt twist voort, zegt het boek Spreuken, en stapelt dwaasheid op dwaasheid.

In het gedeelte dat we vandaag lezen klinken de zaligsprekingen uit het boek Matteüs voor. Als Jezus van Nazareth volgens het verhaal van Matteüs als Mozes op een berg zijn leer ontvouwd dan begint hij met het citeren van de psalmen. Hij prijst de zachtmoedigen gelukkig, zij zullen de aarde beërven. Erven doe je van je ouders en daarom spreekt hij God aan als zijn Vader. Als je werkelijk naast de zwakken, de hongerigen, de gevangenen, de vreemdelingen gaat staan dan erken je dus niet meer de machten in de wereld die de rijken rijker maken en de armen met loze beloften proberen te paaien. Zolang mensen niet zelf hun rijkdom willen delen blijven ze ongeloofwaardig. Als we het opnemen voor de mensen die niet meetellen, aan wie geen recht wordt gedaan, als we ons daarvoor zelf inzetten en daar anderen in mee nemen dan verdwijnen die machthebbers. En onszelf inzetten kunnen we elke dag opnieuw.

Om te verkondigen

1 Korintiërs 1:10-17

10 Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus roep ik u op om allen eensgezind te zijn: om scheuringen te vermijden en in uw denken en uw overtuiging volkomen één te zijn. 11 Door Chloë’s huisgenoten is mij namelijk verteld, broeders en zusters, dat er verdeeldheid onder u heerst. 12 Ik bedoel dat de een zegt: ‘Ik ben van Paulus,’ een ander: ‘Ik van Apollos,’ een derde: ‘Ik van Kefas,’ en een vierde: ‘Ik van Christus.’ 13 Is Christus dan verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of is het in de naam van Paulus dat u bent gedoopt? 14 Ik dank God dat ik niemand van u – behalve dan Crispus en Gajus – heb gedoopt; 15 niemand van u kan dus zeggen dat hij in mijn naam is gedoopt. 16 Ja, ik heb ook nog Stefanas en zijn huisgenoten gedoopt, maar ik kan mij niet herinneren dat ik nog iemand anders heb gedoopt. 17 Christus heeft mij immers niet gezonden om te dopen, maar om te verkondigen – en niet door middel van diepzinnige welsprekendheid, want dan zou het kruis van Christus van zijn kracht worden beroofd. (NBV21)

Die brief van Paulus heeft in de loop van de geschiedenis van de kerken maar weinig effect gehad. Verdeeldheid te over en die verdeeldheid ontstond kennelijk al heel snel. Nu is dat niet zo vreemd. Als je deze waarschuwing van Paulus en Sostenes op je in laat werken dan zie je dat het gaat om macht en invloed. Niet dat Paulus die wil hebben, integendeel, maar binnen zo’n nieuwe gemeente gebeurt dat natuurlijk wel. In die gemeente van Korinthe waren Joden, Romeinen, Grieken, Turken, Marokkanen en andere vreemdelingen samen gemeente van Christus. Die mensen deelden niet alleen lief en leed maar ook hun bezit. Het onderscheid tussen arm en rijk viel daar letterlijk weg. Tenminste één keer per week aten ze met elkaar. Op de dag na de Joodse sabbat kwamen ze bijeen om de opstanding van Jezus van Nazareth te vieren. De dood zou hen niet meer afhouden van het beginnen met dat nieuwe Koninkrijk waar Jezus van Nazareth het voor het zeggen had. In zo’n groeiende gemeente moet er dan wel het een en ander geregeld worden.

Daar komen dan culturen, gewoonten en prestige bij kijken. Ook ongewild. Gelukkig waren er ook wijze vrouwen in Korinthe, Cloë bijvoorbeeld. Die stuurde haar huisgenoten naar Paulus met de vraag of het allemaal zo bedoeld was met die verdeeldheid. Niet dus. Wij kennen niet alleen de verdeeldheid van de kerken, die soms al eeuwenoud is, maar we kennen ook de verdeeldheid in de steden. Die kerken kunnen weer bij elkaar komen. De Protestantse Kerk Nederland bewijst dat en het is te hopen dat andere kerkgenootschappen daar aansluiting bij gaan zoeken. Maar die PKN kan ook het voorbeeld zijn voor buurten en wijken waar Christenen en Moslims, Europeanen en Afrikanen, armen en rijken, mannen en vrouwen, jong en oud samen moeten wonen en samen een woongemeenschap moeten vormen. Dat vraagt veel overleg en gesprek. Trefpunten in de wijk waar mensen uit al die groepen elkaar ontmoeten en in gesprek raken zijn van levensbelang. Als er groepen niet in Uw buurthuis of wijkcentrum komen doe er dan samen wat aan.

Toen het over het Koninkrijk van de armen ging zei Jezus eens: “Dwing ze om in te gaan” Dat geld ook voor Uw wijkcentrum. Daar ligt de kiem van een vreedzame samenleving. Zorg dus voor die noodzakelijke eenheid. Gewoon doen, wil Paulus maar zeggen in het laatste vers van bovenstaand Schriftgedeelte, en zo is’t maar net, al wil Paulus soms wel eens overdrijven. Zo noemt hij Petrus steevast Kefas. Geleerden hebben zich lang het hoofd gebroken over het waarom. Maar wellicht dat in dit Bijbelgedeelte de sleutel daarvan te vinden is. Paulus was zelf immers een buitenstaander. Hij was een Jood, had gestudeerd bij de geleerde Gamaliël, maar hij was niet in Israël geboren. Hij kwam uit Tarsus in Turkije. Hij zal dus ook best wel eens voor een Turk zijn aangezien maar hij had ook het Romeins staatsburgerschap. Voor echt fanatieke Joden hoorde hij er niet bij, maar voor geboren Romeinen hoorde hij er ook niet bij. Alleen bij christenen was hij thuis, daar mocht iedereen meedoen. Maar omdat hij toch heel graag bij zijn volk wilde horen sprak hij Aramees, de taal die dagelijks in Israël werd gesproken. En in die taal heet Petrus Kefas, zodoende dus.

Alles wat u zegt

1 Korintiërs 1:1-9

1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus, geroepen door de wil van God, en van onze broeder Sostenes. 2 Aan de gemeente van God in Korinte, geheiligd in Christus Jezus en geroepen om Gods heiligen te zijn, en aan allen die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, waar dan ook, bij hen en bij ons. 3 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. 4 Ik dank mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus Jezus zijn genade heeft geschonken. 5 Door uw eenheid met Hem bent u in elk opzicht rijk geworden. Alles wat u zegt en al uw kennis 6 bewijst dat het getuigenis over Christus bij u verankerd is, 7 en hierdoor ontbreekt het u aan geen enkele gave van de Geest terwijl u wacht op de verschijning van onze Heer Jezus Christus. 8 Hij is het ook die u tot het einde toe de zekerheid geeft dat u geen blaam zal treffen op de dag van onze Heer Jezus Christus. 9 God, door wie u geroepen bent om één te zijn met zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw. (NBV21)

Vandaag beginnen we te lezen in de brief van Paulus en Sostenes aan de mensen in Korinthe, de eerste brief die de mensen in Korinthe ontvingen. Geleerden hebben uitgemaakt dat deze brief geschreven werd 5 jaar nadat Paulus de gemeente in Korinthe had gesticht, die stichting was in het jaar 50, de brief dus in 55, ongeveer 2000 jaar geleden. Korinthe was een rijke havenstad in Griekenland, hoofdstad van de Romeinse provincie Achaje. En zoals in elke havenstad woonden er mensen overal vandaan. Joden en Heidenen, slaven en vrijen, rijken en armen. En uit al die groepen waren er mensen die tot de gemeente in Korinthe behoorden. En aan al die verschillende mensen schrijven Paulus en Sostenes dat die geroepen zijn om heiligen te zijn. Heilig betekent in dit geval heel. Niet gesplitst zoals wij dat tegenwoordig vaak nog zijn. Vandaag handelaar en morgen Christen, vandaag vader en morgen gelovig, vandaag moeder en morgen echtgenote. Die heelheid, of heiligheid, is volgens het begin van deze brief in de Geest van Jezus te bereiken.

Als we dus al onze zaken doen op de manier waarop Christus bezig was dan hoeven we ons niet steeds in andere rollen in te leven maar dan zijn we maar één mens, heel wat eenvoudiger dus. Het zal ons niet altijd geliefder maken. Bij alles wat we doen de armen voorop zetten, en de zieken, en de zwakken in de samenleving, als het even kan in de hele wereld, betekent dat we niet meer meedoen aan uitbuiting. Sommige werkgevers zijn niet blij met zulke werknemers. Nederlandse vakbonden steunen echter zulke gewetensvolle werknemers. Ook op scholen maak je je niet altijd geliefd als je er naar streeft iedereen er bij te laten horen. Je klasgenoot in de pauze even apart nemen om nog eens te sleutelen aan de Nederlandse Taal van je klasgenoot. Racisme bestrijden en met je plaatselijke anti-discriminatie bureau streven naar het predicaat “school zonder racisme”, het kost soms veel weerstand en je goede naam.

Boodschappen doen bij de natuur en wereldwinkel kost soms wat meer geld en dat kan betekenen dat de maaltijden wat soberder zijn, zeker als je ook nog een deel naar de plaatselijke voedselbank brengt. Je meubels uit de kringloopwinkel halen om het milieu te sparen en verspilling tegen te gaan kost je ook je trots op een dure inrichting. Paulus en Sostenes schrijven aan die mensen in Korinthe dat ze door zo te handelen rijk geworden zijn. Je wordt rijk aan liefde en als je overloopt van liefde dan voel je je de wereld te rijk. Rijk aan aardse goederen kun je namelijk wel vergeten. Zodra je daar iets meer van hebt dan ga je die immers delen. De mensen in Korinthe waren volgens Paulus rijk aan vergeving, die hadden ze immers in overvloed gekregen. Het lijkt een speldenprikje van Paulus, want vergeving krijg je voor de dingen die je verkeerd deed en anders bent gaan doen. Er moest bij die mensen in Korinthe kennelijk veel veranderen. Maar als we om ons heen kijken dan moet dat bij ons ook. Volgens Paulus kunnen we dat kunnen we dat ook volhouden.  Daar moeten we ons dan maar aan vasthouden. Want vasthoudend moet je zijn.

 

Tegen de vijand

Psalm 60

1 Voor de koorleider. Op de wijs van De lelie van het getuigenis. Een stil gebed van David, ter lering, 2 toen hij vocht tegen de Arameeërs uit Naharaïm en Soba, en toen Joab op zijn terugtocht de Edomieten in de Zoutvallei versloeg, twaalfduizend man. 3 God, U hebt ons verstoten, ons uiteengeslagen, uw toorn over ons uitgestort. Keer ons lot ten goede. 4 U hebt het land geschokt en gespleten, genees zijn scheuren, want het stort ineen. 5 U hebt uw volk zwaar laten lijden, ons een bittere wijn laten drinken. 6 Geef een teken aan wie ontzag hebben voor U, laat hen ontkomen aan de pijlen van de boog. sela 7 Bevrijd uw geliefde volk, help het met uw machtige hand, verhoor ons. 8 God heeft gesproken in zijn heiligdom: ‘Juichend zal Ik Sichem verdelen, het dal van Sukkot uitmeten. 9 Van Mij is Gilead, en van Mij is Manasse, Efraïm is de helm op mijn hoofd, Juda de scepter in mijn hand. 10 Moab is mijn wasbekken, op Edom zet Ik mijn voet. Filistea, juich Mij toe!’ 11 Wie voert mij de vesting binnen, wie zal mij naar Edom leiden? 12 Bent U het niet, God, U die ons verstoten had? Voert U niet, God, onze legers aan? 13 Sta ons bij tegen de vijand, de hulp van mensen is vergeefs. 14 Met God zullen wij triomferen, Hij zal onze vijanden vertrappen. (NBV21)

Vandaag een psalm die regelmatig in de Tempel klonk als het volk zich weer eens bedreigd voelde door een buitenlandse vijand. Dat staat er toch niet boven zou je zo zeggen. Er staat toch dat dit een stil gebed van David is dat hier ter lering staat. Maar dat stil gebed van David moet dat lied “De lelie van het getuigenis” zijn geweest, waaraan oorspronkelijk de melodie van deze Psalm werd ontleend. Die melodieën van de psalmen kennen we niet meer, maar we weten wel dat bij nationale rampen men in de Tempel bijeen kwam om liederen te zingen, vooral liederen die verhalen vertelden van gelijksoortige gebeurtenissen en waaruit het volk moed zou kunnen putten. Moeten wij misschien ook nog eens doen, liederen zingen over de oorsprong van de crisis, over bankdirecteuren die zich verreikten en de boel bedrogen en over bestuurders van bedrijven die zichzelf onverantwoorde beloningen toekenden, tot de zeepbellen knapten en de armen de gevolgen van de crisis konden betalen.

Dat Edom, dat in deze Psalm genoemd wordt, is een broedervolk, het stamde af van Esau, en het is dus geen wonder dat de nakomelingen van Jacob worden verstoten als ze zonder verdere aanleiding oorlog voerden met hun broeders. Volgens het verhaal waren ze immers op de terugtocht nadat God hun de overwinning op de Arameeërs had geschonken. Die Joab was een generaal die wel meer op eigen houtje opereerde en de priesters van de Tempel hadden graag in spannende tijden een lied bij de hand die de militaire kliek van het land waarschuwde niet te veel op eigen houtje te opereren maar zorgvuldig te luisteren naar wat de God van Israël volgens de priesters te zeggen had. Zeker ook nog als het verhaal gaat over het land, waar God zijn schoen heeft gepland, dat aan beide zijden van de Jordaan lag, het hele land dus met andere woorden.

Uiteindelijk zal God dus overwinnen, je moet de moed nooit opgeven. God beproefd het volk zodat duidelijk wordt wie volhoudt in het zorgen voor de minsten, wie de geboden van de God van Israël blijft onderhouden. Daar hoort ook het “Gij zult niet doden” bij, daar hoort het je naaste liefhebben als jezelf bij als samenvatting van de manier waarop je de God van Israël hoort lief te hebben boven alles. Maar daar hoort ook inzicht bij. Het is de God van Israël die het land heeft gegeven, met die God werd een verbond gesloten voor het land werd verdeeld onder de stammen van Israël en vervolgens onder de families tot een eeuwig erfdeel. Als Edom weer wraak wil nemen, en Edom voerde ook met regelmaat oorlog met Israël, dan zal het de God van Israël moeten zijn die de maat van de oorlog bepaalt, die de leiding neemt van de strijd. Zo zullen ook wij dus in onze crisis weer te rade moeten gaan bij die God. Moeten inzien dat we alleen van delen rijker worden en dat leiding geven dienen betekent. Elke dag mogen we daar opnieuw aan werken, ook vandaag weer.

Laat je terechtwijzen

Spreuken 19:15-29

15 Als je lui bent, verslaap je je tijd, als je laks bent, zul je honger lijden. 16 Wie de geboden naleeft, behoudt zijn leven, wie de weg van de HEER veracht, zal sterven. 17 Wie vrijgevig is voor een arme, leent aan de HEER, die zal hem zijn weldaad vergoeden. 18 Tuchtig je zoon, dan is er hoop, zo voorkom je dat hij de dood vindt. 19 Wie zijn drift niet beheerst, moet boeten, als je hem ontziet, wordt het alleen maar erger. 20 Luister naar raad, laat je terechtwijzen, uiteindelijk maakt het je wijs. 21 Een mens maakt allerlei plannen, wat wordt uitgevoerd, is het plan van de HEER. 22 Trouw is voor de mens het hoogste goed, je kunt beter arm dan onbetrouwbaar zijn. 23 Ontzag voor de HEER beschermt je leven, je kunt rustig gaan slapen, er overkomt je niets. 24 Een luiaard laat zijn hand in de schaal rusten, hij brengt hem zelfs niet naar zijn mond. 25 Straf je een spotter, dan leren onnozelen daarvan, straf je een verstandig mens, dan groeien diens kennis en inzicht. 26 Wie zijn vader mishandelt en zijn moeder wegjaagt is een onwaardige zoon, die zich misdraagt. 27 Mijn zoon, luister maar niet langer naar mijn onderricht als je mijn wijze woorden in de wind wilt slaan. 28 Een onbetrouwbare getuige spot met het recht, een wetteloze zwelgt in onrecht. 29 Voor spotters staat de straf al vast, voor de rug van dwazen ligt de stok al klaar. (NBV21)

Er moet gewerkt worden. Tenminste volgens het Spreukenboek. Gaan geloven in de God van Israël is pas het begin. Begin van alle wijsheid en die wijsheid is, zoals we al eerder lazen, dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Voor luiheid is daarbij geen plaats, je verslaapt je tijd en als je laks bent, onverschillig dus ook, dan zul je honger lijden. Nee het gaat om het volgen van de richtlijnen, het gaan van de weg van de Heer staat er zo deftig in de Bijbel. Maar dat deftige is gewoon een manier van vertalen, dat gebeurde nu eenmaal door deftige gestudeerde heren en dames. Want de arme is de vertegenwoordiger van God in ons leven. Als we barmhartigheid laten zien, onze hand uitsteken naar de outcast, dan lenen we aan God. En van een God mogen we verwachten dat die met rente terugbetaald.

Nu niet direct denken dat je rijker zult worden van het helpen van de armen, of dat je gezonder zult worden of langer zult leven, dat je geen tegenslag meer in het leven zult tegenkomen. Integendeel. Ook in onze dagen wordt de voortdurende onbaatzuchtige aandacht en zorg voor de minsten in de samenleving belachelijk gemaakt, in sommige landen bestraft zelfs. Wat we krijgen, met rente, is een betere wereld, in plaats van de ongelukkige arme die je tegenkwam krijg je een gelukkige arme die weer verder kan in het leven, aan wie recht is gedaan en die een plaats in de samenleving heeft ingenomen. Verwacht dus zelfs geen dankbaarheid.

Zorg dat je je eigen kinderen ook in die geest opvoedt. In de vorige vertaling stond hier dat je je zoon moet kastijden wanneer er nog hoop is. Tuchtigen klinkt wat milder, al betekent het hetzelfde. In de Naardense Bijbel die dicht bij de grondtekst probeert de Bijbel in het Nederlands te vertalen wordt gesproken over “vermanen”. Het gaat er in alle vertalingen en dus in de Bijbel om, dat je je kinderen niet moet laten doodvallen zolang er nog hoop is dat ze gaan meewerken aan die nieuwe aarde. Aan woedende medemensen, ook aan woedende kinderen, heb je dus niks, zelf kwaad worden en je kind slaan is daarom uit den boze. Maar zwijg niet over fouten omdat je geen conflict wil. Als er fouten gemaakt worden heb je een conflict en herstellen is dan geboden. Zo grijpt dat boek Spreuken ondanks zijn schijnbare oppervlakkige spreekwoorden diep in in ons leven van alle dag. Gelukkig dat we elke dag weer opnieuw mogen beginnen, ook vandaag weer.

Wie zijn verstand gebruikt

Spreuken 19:1-14

1 Beter een arme die onberispelijk leeft dan een leugenaar – zo iemand is dwaas. 2 IJver zonder kennis leidt tot niets,
wie overijld te werk gaat, begaat al snel een misstap. 3 Dwaasheid brengt een mens op een dwaalspoor, maar hij verwijt het de HEER. 4 Rijkdom maakt veel vrienden, een arme komt alleen te staan. 5 Een valse getuige blijft niet ongestraft, wie leugens verkondigt, gaat niet vrijuit. 6 Velen dingen naar de gunst van een voornaam persoon, ieder is de vriend van een vrijgevig mens. 7 Een arme wordt door al zijn broers gehaat, meer nog door zijn vrienden, ze gaan hem uit de weg; als hij een beroep op ze doet, is dat tevergeefs. 8 Wie zijn verstand gebruikt, heeft zijn leven lief, wie zich laat leiden door inzicht, is geluk op het spoor. 9 Een valse getuige blijft niet ongestraft, wie leugens verkondigt, gaat te gronde. 10 Weelde past niet bij een dwaas, nog minder past het dat een slaaf heerst over vorsten. 11 Een verstandig mens houdt zijn woede in toom, het siert hem als hij fouten door de vingers ziet. 12 Als het brullen van een leeuw, zo is de woede van een koning, als dauw op het gras, zo is zijn goedgunstigheid. 13 Een dwaze zoon is voor zijn vader een ramp, het geruzie van een vrouw is als een dak dat altijd lekt. 14 Huis en have erf je van je voorouders, maar een vrouw met inzicht krijg je van de HEER. (NBV21)

Het gedeelte dat we vandaag lezen uit het boek Spreuken gaat over de arme. Op het eerste gezicht is het weer zo’n losse verzameling spreekwoorden maar als je je realiseert dat armen bevrijd willen worden van hun armoede dat zijn de verschillende spreuken niet zo vreemd. Ze waarschuwen de armen om niet met list en bedrog te proberen zich te bevrijden van de armoede. Ze roepen de rijken op de armen niet langer te isoleren maar hen te bevrijden van de armoede. Dat kan ook voor de rijken voordelig zijn, iedereen is immers een vriend van een vrijgevig persoon. En ook rijken kunnen arm worden is een waarschuwing die je herhaaldelijk in de Bijbel tegenkomt.

In de Bijbel komt het begrip arme meestal als een positief begrip voor. Mensen zijn niet zelf schuldig aan hun armoede. Luiheid, bandeloosheid, verkwisting zijn gedragingen die voor de rijken leiden tot armoede en daardoor een straf zijn voor de rijken, dwaas gedrag noemt de Spreuken dat. Maar armen zelf zijn je broeders en zusters die je tot hulp moet komen. Nog sterker, armen hebben dezelfde rechten als rijken en zullen tot hun recht moeten komen. Ze hebben talenten, eigenschappen die een verrijking zijn voor de samenleving, verrijking dus ook voor de rijken, en alleen daarom al zouden ze bevrijd moeten worden van hun armoede. Dat delen je rijker maakt is juist in onze dagen zeer sterk te merken.

In onze dagen wordt soms gepleit voor de verlaging van ontwikkelingssamenwerking. De steun aan de armsten in de wereld heeft de afgelopen zestig jaar niet echt geholpen klinkt het dan. Nu het bedrijfsleven inspringt groeien economieën pas en komen er dus nieuwe welvarende landen. Dat het bedrijfsleven vraagt om een gezonde, gevoede, opgeleide bevolking wordt dan vergeten. Juist gezondheidszorg, landbouw en voeding, scholing waren de kernpunten van ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast is ook vaak gezorgd voor een moderne infrastructuur, voor wegen, voor banken, voor havens, voor een stabiel bestuur. Dat is kennelijk zo goed gelukt dat nu het bedrijfsleven kansen ziet om nieuwe markten aan te boren en geld te verdienen. Armen zijn er echter nog steeds, want delen staat nog altijd niet voorop. Daar moeten we dus nog aan werken, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Kom, volg Mij

Matteüs 4:18–25

18 Toen Hij langs het meer liep, zag Hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers. 19 Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg Mij, Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 20 Ze lieten meteen hun netten achter en volgden Hem. 21 Even verderop zag Hij twee andere broers, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader in hun boot bezig met het herstellen van de netten. Hij riep hen 22 en meteen lieten ze de boot en hun vader Zebedeüs achter en volgden Hem. 23 Hij trok rond in heel Galilea; Hij gaf de mensen onderricht in hun synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. 24 Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Syrië. Allen die ergens aan leden en gekweld werden door een ziekte of door pijn, en ook bezetenen en maanzieken en verlamden, werden bij Hem gebracht en Hij genas hen. 25 En grote groepen mensen volgden Hem, uit Galilea en de Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan. (NBV21)

Vandaag eens een lekker herkenbaar en eenvoudig lijkend Bijbelverhaal. Toen Jezus langs het water liep en Simon en Andreas liep, de eerste regel van een lied voor kinderen. Maar is het zo eenvoudig als het lijkt? Het wordt eenvoudig omdat wij de Bijbeltekst in stukjes knippen. Het verhaal dat hiervoor staat is het verhaal over het begin van het optreden van Jezus. Hij blijkt een vluchteling te zijn. Na zijn doop door Johannes de doper had gij 40 dagen in de woestijn doorgebracht. Toen hij uit de woestijn terug kwam hoorde hij van de gevangenschap van Johannes de Doper. Hij week uit naar Galilea en vestigde zich in Nazareth. Een vluchteling dus.

En daarom is het verhaal van Matteüs vreemd. Een vluchteling die in een klein onbetekenend dorp als Nazareth was opgegroeid, omdat zijn vader en moeder bang waren voor een confrontatie met de Koning. Een vluchteling die naar Galilea was gevlucht omdat ook hij meende een risico op vervolging te lopen. Een onbekende want zijn optreden moest nog beginnen. Die onbekende vluchteling liep op een dag langs het meer, de belangrijkste bron van inkomsten en riep een aantal vissers om Hem te volgen. Daar moet iets bijzonders aan de hand zijn geweest. Ze lieten hun werk vallen en volgden die onbekende vluchteling staat er. En toen hij hen tot volgen had bewogen ging hij optreden.

Wij lezen dat verhaal ook graag omgekeerd. Een prediker die het Koninkrijk van God verkondigd alle zieken geneest en door heel het volk wordt gevolgd wil je ook wel volgen. Maar een onbekende vluchteling, op de vlucht voor de heersende macht? Het gezag dat Jezus uitstraalt moet voldoende geweest zijn menen de geleerden. De band met Johannes die hem tot vluchten beweegt zou ook een rol gespeeld kunnen hebben. Heel het volk had zich laten dopen en hier was het begin van de voortzetting van die beweging. Misschien staat het er zo eenvoudig omdat het een geboorteverhaal is. De geboorte van de gemeente, de Messiaanse gemeente die niet voor zichzelf werkt maar voor de zwaksten. En vreemdelingen weren? Wellicht sturen we Jezus wel terug de Middellandse zee op, je weet maar nooit.

In de schaduw van de dood

Matteüs 4:12-17

12 Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangengenomen was, week Hij uit naar Galilea. 13 Hij keerde niet terug naar Nazaret, maar ging in Kafarnaüm wonen, aan het meer, in het gebied van Zebulon en Naftali. 14 Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet Jesaja: 15 ‘Land van Zebulon en Naftali, gebied aan het meer en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen, luister: 16 Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.’ 17 Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer,’ zei Hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’(NBV21)

Je moet maar durven. Een gedachte die regelmatig opkomt als je de verhalen over Jezus van Nazareth leest. We hebben het verhaal van Johannes gelezen die aan de Jordaan bij de woestijn mensen opriep weer volgens de richtlijnen van de God van Israël te gaan leven en, als teken dat ze hun leven wilden veranderen, hen doopte. Er stond toen in dat verhaal dat van heinde en ver mensen toestroomden om zich door hem te laten dopen. Maar die Johannes werd door Koning Herodes gevangen genomen. Geen wonder dat Jezus van Nazareth onderdook. Hij ging in een streek wonen waar vroeger de stammen Zebulon en Naftali hadden gewoond. Dat waren twee van de tien stammen die in de tijd van de ballingschap verloren waren gegaan. Al in de tijd van de profeet Jesaja heette hun gebied het Galilea van de heidenen, van hen die de goddelijke richtlijnen niet kennen.

Al die duistere en donkere gegevens moeten je niet tot wanhoop drijven schrijft Matteüs dan. Hij roept in herinnering dat de profeet Jesaja ook de mensen uit deze streek had voorgehouden dat in de duisterste duisternis altijd een licht zal opgaan. Een gedachte die we ook vandaag moeten vasthouden. Overal in de wereld zijn nog mensen die in de schaduw van de dood leven. Ook aan die mensen is de boodschap van de Bijbel dat ze door het licht zullen worden beschenen. Aan ons om er aan te gaan werken dat het ook zal gebeuren. Jezus van Nazareth begon juist in die ook voor hem duistere tijden met zijn verkondiging. En je moet maar durven, in een tijd dat alles uitzichtloos lijkt, de mensen voor te houden dat het beste Koninkrijk dat denkbaar is nabij is. De hemel op aarde, het koninkrijk van de hemel, ligt om de hoek voor het grijpen. In het vervolg op wat Johannes al geroepen had klinkt ook hier de roep tot inkeer. We zullen het echt anders moeten doen.

In een oorlog vallen er slachtoffers en misschien moeten we zelfs blij zijn dat de oorlog nog niet zo onpersoonlijk is geworden dat de soldaten buiten schot blijven. Nederlandse soldaten kwamen om samen met Afghaanse soldaten, vrouwen, kinderen, ouderen en jongeren en ook samen met Talibanstrijders. Gewonden blijven achter. Onze gewonden worden gerevalideerd en krijgen nieuwe kansen, maar is er een noodzaak ook Oekraïne te helpen? Er zijn in Nederlandse ziekenhuizen of revalidatiecentra nog geen Oekraïners gerevalideerd. Nederlandse militaire artsen deden voor de burgerbevolking wat ze konden. We zeggen wel dat we volken willen helpen maar kennelijk blijven we onszelf belangrijker vinden dan onze broeders en zusters in landen waar de bevolking op de vlucht is voor oorlog en geweld. Zelfs hun kinderen laten we letterlijk in de kou staan. Pas als we tot inkeer zijn gekomen en iedereen mee willen laten delen in dat Koninkrijk dat nabij is zal dat Koninkrijk ook komen.