Iedere vorm van hebzucht.

Lucas 12:13-21

13 Iemand uit de menigte zei tegen Hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ 14 Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft Mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ 15 Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht. Want ook al heeft een mens nog zoveel, zijn leven bezit hij niet.’ 16 En Hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, 17 en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. 18 Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, 19 en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. 20 Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” 21 Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’ (NBV21)

Iedereen kent wel het spreekwoord dat je je rijkdom niet mee kunt nemen. Iedereen gaat met alleen zichzelf het graf in. Waarom proberen we dan meer rijkdom te krijgen dan we ooit bij ons leven op kunnen maken? Ja de rijksten in onze samenleving verzamelen zelfs zo veel rijkdom dat ook hun kinderen en wellicht hun kleinkinderen niet in staat zijn om het op te maken. Geld maakt niet gelukkig is een ander spreekwoord. Natuurlijk is het makkelijk als je het hebt. Natuurlijk moet je er verstandig mee omgaan. En, let wel, de Bijbel heeft niets tegen rijkdom op zich. De Bijbel heeft iets tegen armoede. Als we allemaal mee zouden kunnen delen van het land dat overvloeit van melk en honing is er niets verkeerd. Maar dat doen we niet. De meeste rijkdom is verkregen door de armoede van velen. Jezus van Nazareth gaf de waarschuwing je te hoeden voor iedere vorm van hebzucht als antwoord op de vraag of hij scheidsrechter wilde zijn bij de verdeling van een erfenis. En een erfenis wil gedeeld worden niet waar. Maar Jezus van Nazareth geeft als voorbeeld dat prachtige verhaal van die man die wil gaan rentenieren, zijn kleine schuren wil vervangen door grote om de rest van zijn leven te genieten van de vruchten van zijn arbeid. Het is allemaal niks waard want dezelfde nacht moet de man sterven.

Jezus van Nazareth grijpt hier terug op het boek Prediker. Die verklaarde dat alle arbeid lucht en leegte is en geen nut heeft onder de zon. Prediker had de vreugde geprobeerd, was rijk geworden en toen nog rijker maar het had hem allemaal niets geholpen. Het was allemaal lucht en leegte en je wordt er alleen maar moe van. Het boek Prediker wordt gelezen op het zogenaamde Loofhuttenfeest. Dat is een feest bij de druivenoogst als er wijn gemaakt moet worden. Een heel vrolijk feest dus. De boodschap dat je na alle zware arbeid moet beseffen dat het najagen van wind is geweest klinkt niet heel erg sympathiek. Maar dat Loofhuttenfeest heeft in de Bijbel een bijzondere betekenis. Op dat Loofhuttenfeest moest je naar de Tabernakel of de Tempel om daar een maaltijd te houden met je familie, de tempeldienaren, je personeel, de armen en de vreemdelingen die bij je zijn. Je moet dus je oogst delen met iedereen die niet zelf heeft kunnen oogsten en dat maakt het heel bijzonder.

Al dat gezwoeg is dan tenminste nog ergens goed voor geweest, je helpt er een ander mee de winter door te komen. En dan wordt duidelijk waarom Jezus van Nazareth weigert om als scheidsrechter op te treden bij de verdeling van een erfenis. Je houding als gelovige moet er een zijn van delen met de armsten. Als je dan niet een erfenis weet te delen met elkaar dan is er iets mis in je familie. Velen kunnen daar over meepraten want bij het verdelen van erfenissen lijkt wel eens het laagste van mensen naar boven te kunnen komen. Zelfs tijdens de begrafenis kunnen mensen soms al ruzie gaan maken over die verdeling. Er is dus duidelijk iets mis met de vraag. Die vraag gaat niet over delen maar over hebben. Als je een scheidsrechter nodig hebt is er iets mis met je familie dat eerst uit de weg moet, namelijk de hebzucht. Door die bespreekbaar te maken, door die om te buigen in delen met wie niets heeft, kunnen de ruzies worden opgelost. En delen kunnen en mogen we elke dag. Ook vandaag weer.

Wat kosten vijf mussen?

Lucas 12:1-12

Intussen had er zich een enorme menigte verzameld. De mensen verdrongen elkaar, maar Hij richtte zich eerst tot zijn leerlingen: ‘Hoed je voor de zuurdesem, dat wil zeggen de huichelarij van de farizeeën. 2 Niets is verborgen dat niet onthuld zal worden, en niets is geheim dat niet bekend zal worden. 3 Alles wat jullie in het donker zeggen, zal in het licht worden gehoord, en wat jullie binnenskamers in iemands oor fluisteren, zal van de daken geschreeuwd worden. 4 Tegen jullie, mijn vrienden, zeg Ik: wees niet bang voor degenen die wel je lichaam kunnen doden, maar daarna niets meer tegen je kunnen uitrichten. 5 Ik zal jullie zeggen voor wie je bang moet zijn. Wees bang voor Hem die de macht heeft om iemand niet alleen te doden maar daarna ook in de Gehenna te werpen. Ja, Ik zeg jullie: wees bang voor Hem! 6 Wat kosten vijf mussen? Bijna niets. Toch wordt er niet één door God vergeten. 7 Zelfs de haren op jullie hoofd zijn alle geteld. Wees niet bang, jullie zijn meer waard dan een hele zwerm mussen. 8 Ik zeg jullie: iedereen die Mij erkent bij de mensen, zal ook door de Mensenzoon worden erkend bij de engelen van God. 9 Maar wie Mij verloochent bij de mensen, zal verloochend worden bij de engelen van God. 10 En iedereen die kwaadspreekt van de Mensenzoon zal vergeving ontvangen. Maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest zal geen vergeving ontvangen. 11 Wanneer ze jullie voor de synagogen en de autoriteiten en het gerecht slepen, vraag je dan niet bezorgd af hoe of waarmee je je moet verdedigen of wat je moet zeggen, 12 want de heilige Geest zal jullie op dat moment ingeven wat je moet zeggen.’ (NBV21)

Alles komt uit. Er zijn regeringen die in het geheim alles van iedereen op de hele wereld willen controleren. Alles van iedereen komt daardoor uit. Maar ook het geheime optreden van die regeringen komt uit. En de misdaden die gepleegd worden in naam van een rechtvaardige oorlog komen uit. Natuurlijk, er zijn moorden en andere misdaden die niet worden opgelost. Er zijn boeven die niet worden gevangen. Er zijn ook sportmensen die de regels overtreden en die niet betrapt worden. Maar toch is er niets geheim. Dat geldt ook in de religie. Soms hoor je priesters of dominees wel eens zeggen dat ze een geheim hebben. Het geheim van de eucharistie, of het avondmaal. Het geheim van het geloven zelf. Maar wees gerust, in het verhaal van Jezus van Nazareth is niets geheim. Het gaat juist om het openbaren van het geheim.

De eucharistie of het avondmaal is een godsdienstoefening bij uitstek. Als je de God van Jezus van Nazareth wil dienen dan moet je bereid zijn alles te delen met een ander, desnoods jezelf. Dat doe je niet zomaar, dat is geen lolletje, dat is niet vrijblijvend. Jezus van Nazareth heeft het er over dat zijn volgelingen voor de kerkelijke en wereldlijke autoriteiten gesleept zullen worden en zich zouden kunnen afvragen wat ze zouden moeten zeggen. Autoriteiten, de kerkelijke en de wereldlijke, houden van geheimen en houden graag ook veel geheim. Wie geheimen kent heeft immers macht. Maar de volgelingen van Jezus van Nazareth houden niets geheim en ontkennen dat er geheimen zijn. Er is over ieder mens dan ook niets meer te weten dan die mens over zichzelf weet. Wie ergens van beschuldigd wordt weet of het waar is of niet. En ten onrechte beschuldigd worden betekent dat het op een eerlijke manier niet te bewijzen is.

Wie beter weet wat een mens te doen staat kan altijd op de gevolgen van daden worden gewezen. Worden de armen bevrijdt? Worden de zwakken ondersteund? Wordt er vrede gesticht? Worden de hongerigen gevoed, de naakten gekleed? Gaan de doven horen, de blinden zien en de kreupelen lopen? Zelfs Jezus van Nazareth lukte het niet de mensen de mond te snoeren die door hem genezen werden en weer een plaats in de samenleving kregen, zou het effect van overheidsmaatregelen dan geheim blijven en onzichtbaar zijn voor de mensen om wie het gaat? Laat U niets wijsmaken, geheimen zijn er niet. Het enige wat we moeten weten is wat er aan de minsten onder ons gedaan moet worden. Wat we tegen de geheimhouders moeten zeggen is dus alleen dit, heb Uw naaste lief als Uzelf, dat moet elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Uitzinnig van woede

Lucas 11:45-54

45 Daarop zei een wetgeleerde tegen Hem: ‘Meester, door die dingen te zeggen beledigt U ook ons.’ 46 Maar Jezus zei: ‘Wee ook jullie, wetgeleerden! Want jullie leggen de mensen ondraaglijke lasten op, maar raken die zelf met geen vinger aan. 47 Wee jullie, want jullie bouwen graftomben voor de profeten, terwijl jullie voorouders hen hebben gedood. 48 Jullie zijn getuigen die instemmen met de daden van jullie voorouders, want zij hebben hen gedood en jullie bouwen de tomben! 49 Daarom heeft God in zijn wijsheid gezegd: “Ik zal profeten en apostelen naar hen zenden, maar ze zullen sommigen van hen doden en anderen vervolgen.” 50 Voor het bloed van al de profeten dat sinds de grondvesting van de wereld vergoten is, zal van deze generatie genoegdoening worden geëist, 51 van het bloed van Abel tot het bloed van Zecharja, die omkwam tussen het altaar en het heiligdom. Ja, Ik zeg jullie, van deze generatie zal genoegdoening worden geëist! 52 Wee jullie wetgeleerden, want jullie hebben de sleutel tot de kennis weggenomen; zelf zijn jullie niet binnengegaan, en anderen die wel binnen wilden gaan hebben jullie tegengehouden.’ 53 Toen Hij het huis verliet, waren de schriftgeleerden en de farizeeën uitzinnig van woede; ze begonnen Hem over van alles uit te vragen, 54 in een slinkse poging om Hem te betrappen op een ongeoorloofde uitspraak. (NBV21)

Je moet je weten te verplaatsen in de samenleving waarin Jezus van Nazareth leefde en zijn boodschap verspreidde. Dat is niet zo moeilijk als het lijkt. We kennen het verschil tussen de Joodse “Wet” en de Romeinse “Wet”. In de Joodse  “Wet”, de leer van Mozes, gaat het om de mensen die op een respectvolle, liefdevolle en rechtvaardige manier met elkaar moeten samenleven. Bij de Romeinse “Wet” ging het om helder op schrijven wat wel en wat niet mag. Aangezien Jezus van Nazareth de liefde voor de mensen voorop stelde kwam hij steeds in conflict met mensen die voor elke situatie precies wisten hoe wel of hoe niet te handelen overeenkomstig de Wet. Wetgeleerden schreven daarover.

Als je precies weet hoe wel of juist hoe niet te handelen dan moet je dat ook bewijzen. De richtlijnen die je terug vindt in de Bijbel, vooral de eerste vijf boeken, zijn voor sommigen ook een vindplaats voor bewijzen. Ook het leven en de uitspraken van voorbeeldige gelovigen, bijvoorbeeld de profeten, lenen zich voor bewijsplaatsen van je eigen gelijk. De traditie van je voorouders is ook een manier om te bewijzen dat je gelijk hebt omdat het altijd al zo gedaan wordt. Daar gaat Jezus van Nazareth in dit gedeelte tegen te keer. De profeten waar naar gewezen wordt werden door de voorouders gedood. Je kunt er dan wel monumenten voor oprichten maar daarmee wordt de traditie niet betrouwbaarder.

Als je zo graag de traditie wil volgen dan moet je ook rekenschap geven van de misdaden die door die traditie zijn gepleegd. Onze zwarte Piet discussie is daar misschien wel een voorbeeld van. We verheerlijken Zwarte Piet maar vergeten het bloed dat door slavenhandelaren en slaveneigenaars is vergoten. Ook die horen bij onze Nationale Traditie. Wij worden ter verantwoording geroepen voor het voorstellen van de zwarte die geen goed Nederlands spreekt, die graag de clown uithangt en altijd de knecht is van de witte heilige die beslist over goed en kwaad. Maar wat is goed en wat is kwaad. Daar kun je eindeloos over discussiëren. De mensen die liefde nodig hebben verdrinken ondertussen of gaan dood van honger. Vanuit de liefde antwoordde Jezus zijn tegenstanders, die hem dan ook niet konden betrappen op een ongeoorloofde uitspraak. Laat ook wij leven vanuit liefde en respect voor de ander, hoe anders die soms ook kan zijn.

Roofzucht en slechtheid.

Lucas 11:37-44

37 Toen Hij uitgesproken was, nodigde een farizeeër Hem uit voor de maaltijd. Eenmaal binnen ging Hij meteen aanliggen. 38 Toen de farizeeër dat zag, verwonderde hij zich erover dat Hij zich niet eerst gewassen had voor de maaltijd. 39 Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ach jullie farizeeën! De buitenkant van de beker en de schotel reinigen jullie, maar jullie eigen binnenkant is vol roofzucht en slechtheid. 40 Dwazen, heeft Hij die de buitenkant gemaakt heeft niet ook de binnenkant gemaakt? 41 Geef liever de inhoud van beker en schotel als gift aan de armen, dan is niets meer onrein voor jullie! 42 Maar wee jullie farizeeën, want jullie geven tienden van munt, wijnruit en andere kruiden, maar gaan voorbij aan de gerechtigheid en de liefde tot God; je zou het een moeten doen zonder het andere te laten. 43 Wee jullie farizeeën, want jullie zitten graag op een ereplaats in de synagoge en willen eerbiedig begroet worden op het marktplein. 44 Wee jullie, want jullie zijn als ongemarkeerde graven, waar de mensen overheen lopen zonder het te weten.’(NBV21)

Vandaag kan er weer eens flink op de Farizeeën gescholden worden. We kennen ze en ze staan in onze taal in een kwade reuk. Ze krijgen in dit Schriftgedeelte door Jezus van Nazareth ongezouten de waarheid gezegd. Maar mogen wij blij zijn geen Farizeeën te zijn? Dat is nog maar de vraag. Farizeeën probeerden de leer van Mozes onder het hele volk levend te houden. Zij waren de uitvinders van de Synagogen waar Jezus van Nazareth zo vaak kwam om uit de boeken van Mozes en de Profeten voor te lezen en er uitleg over te geven. Maar die Farizeeën hadden het over een soort religie dat voorbij ging aan de maatschappelijke werkelijkheid. Een “ieder voor zich en God voor ons allen geloof” Als elke gelovige zich nu maar netjes zou gedragen en zich aan de geboden uit de leer van Mozes zou houden dan kwam het wel goed met het volk.  Dat ondertussen het volk bezweek onder de bezetting van de Romeinen kwam niet ter sprake. Dat de armen werden uitgeperst en velen zonder huis en tot bedelarij veroordeeld waren was een straf voor hun zonden of die van hun ouders. Moesten ze zich maar beter aan de wetten van Mozes houden.

Jezus van Nazareth verwijt de Farizeeën dat ze alleen letten op uiterlijkheden. Als hij vermoeid en uitgeput aan tafel gaat liggen, en iedereen lag in die tijd aan tafel, dan is er geen vraag naar het waarom, geen belangstelling voor zijn persoon, maar alleen een verwijt dat hij zich niet aan de regels houdt. Het samen eten, het samen delen van eten ontbreekt in dit verhaal. Op deze manier is er nooit te delen met de armen, dan blijft het bij een aalmoes aan de enkeling die langs de kant van de weg de hand ophoudt maar werkelijk veranderen is er niet bij. Is er dan veel veranderd sinds de dagen van Jezus van Nazareth?  Heeft bijvoorbeeld de politieke discussie over normen en waarden iets opgeleverd voor bijstandsmoeders, hun kinderen, had het effect voor de armen in onze samenleving? Wat waren de gevolgen voor de toeslagslachtoffers en de slachtoffers van aardbevingen in Groningen. Zijn er schulden kwijtgescholden, onrechtvaardige tolmuren gesloopt? Hebben producten uit arme landen betere kansen gekregen op onze binnenlandse markten, is de concurrentie met boeren in arme landen gestopt?

Is onze samenleving rechtvaardiger geworden als het gaat om de armen in de wereld? Letten onze militairen inmiddels als eerste op de slachtoffers die er in de oorlog vallen en staan zij naast die slachtoffers, vriend of vijand? Misschien zouden we wat meer Farizeeën moeten worden maar dan ook doen wat ze zouden zeggen en wat er in het verhaal van Israël staat. Niet de nette pakken en de mooie jurken, niet de fraaie hoeden en de uniformen bepalen of normen en waarden gehaald moeten worden. Ook niet de mooie woorden die machtigen en rijken kunnen spreken, maar de Liefde voor de minsten in onze samenleving bepaalt de juiste normen en waarden. Netjes doen, je fatsoen houden, is niet verkeerd, maar zonder rechtvaardigheid voor de armen betekent het niets, zonder dat de samenleving zelf er door verandert, zonder dat het de Wet van het volk en voor het volk wordt is het zelfs antichristelijk, houdt het af van de komst van het Koninkrijk van God.

 

Een dringend gebed

Psalm 70

1 Voor de koorleider. Van David, een dringend gebed. 2 God, breng mij uitkomst, HEER, kom mij haastig te hulp. 3 Dat beschaamd en vernederd worden wie mij naar het leven staan, met schande terugwijken wie mijn ongeluk zoeken, 4 beschaamd zich omkeren wie de spot met mij drijven. 5 Wie bij U hun geluk zoeken zullen lachen en vrolijk zijn, wie van U hun redding verwachten zullen steeds weer zeggen: ‘God is groot!’ 6 Ik ben arm en zwak, God, kom haastig, U bent mijn helper, mijn bevrijder, HEER, wacht niet langer. (NBV21)

Vandaag zingen we een klein psalmpje mee. Het opschrift boven de Psalmtekst komt ook voor in Psalm 38 en de rest van de Psalm is bijna geheel te vinden in Psalm 40. Zo’n opschrift geeft over het algemeen aan wat voor soort lied het is, maar in dit geval zijn de vertalers het er niet over eens wat er nu eigenlijk boven de Psalm staat. De Nieuwe Bijbelvertaling heeft er voor gekozen het opschrift niet letterlijk te vertalen maar weer te geven wat voor soort Psalm het eigenlijk is. En dat is inderdaad een dringend gebed. Maar er wordt in het opschrift het Hebreeuwse woord Zakar gebruikt en dat betekent gedenken. Daarom zijn er geleerden die denken dat de Psalm in de Tempel gezongen werd als het zogenaamde gedenkoffer werd gebracht, een offer dat zowel in het boek Numeri als in het boek Leviticus wordt beschreven.

Zo’n gedenkoffer was een eenvoudig offer van meel en olie waarvan een brood werd gebakken dat door de Priester werd gegeten. Dat offer herinnert aan de Uittocht uit Egypte maar ook aan dat je alles in het leven bereid moet zijn om te delen. En alles willen delen in het leven is bespottelijk. Het is daarom geen wonder dat in het centrum van de Psalm gebeden wordt om beschaamd te doen omkeren wie de spot drijven met hen die inderdaad willen delen. Daarvoor is bij tijd en wijle inderdaad een indringend gebed nodig zoals er nu boven de Psalm staat. Jezus van Nazareth zou dat delen van brood en wijn zelfs in verband brengen met het delen van zijn lichaam en bloed en ook daar een gedenkmaal van maken dat we nu kennen als het avondmaal. Voor velen herinnert ook dat aan een bespottelijk gebeuren: een kruisdood als het meest heilige en inspirerende in de geschiedenis ervaren. Je moet je soms echt voor ogen houden dat wie bij de God van Israël hun geluk zoeken lachen en vrolijk zullen zijn.

Als je wilt delen met de minsten op de aarde en je laat de beelden toe van de hongerigen en de naakten dan vergaat je het lachen. Als je de gemartelden om hun geweten ziet waarover Amnesty International schrijft, als je de misbruikte kinderen ziet in een land als Thailand, de gestoorde kindsoldaten uit Afrika, de verwoeste kinderziekenhuizen in Oekraïne, dan valt er niet meer vrolijk te zijn. Toch mogen wij helpen hun lot te verlichten, mogen wij onze rijke samenleving inzetten om te delen met hen die geen enkele samenleving meer kennen, alleen nog chaos en verwoesting. Dan ervaren we ook hoe zwak we eigenlijk zijn. Hoe gevangen we zitten in de materiële verworvenheden van onze eigen samenleving. Hoezeer we bevrijding nodig hebben van het streven naar altijd meer en nog meer. Dan is een gebed om een helper, een bevrijder zeer op zijn plaats. Daarom zingen we deze Psalm vandaag, om vervolgens met nieuwe kracht weer aan het werk te kunnen in het Koninkrijk van onze God.

Een verdorven generatie!

Lucas 11:29-36

Toen er steeds meer mensen toestroomden, zei Hij: ‘Dit is een verdorven generatie! Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van29  Jona. 30 Zoals Jona een teken was voor de inwoners van Nineve, zo zal de Mensenzoon een teken voor deze generatie zijn. 31 Op de dag van het oordeel zal de koningin van het Zuiden samen met de mensen van deze generatie opstaan en hen veroordelen, want zij was van het uiteinde van de aarde gekomen om te luisteren naar de wijsheid van Salomo, en hier zien jullie iemand die meer is dan Salomo! 32 Op de dag van het oordeel zullen de Ninevieten samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij waren na de prediking van Jona tot inkeer gekomen, en hier zien jullie iemand die meer is dan Jona! 33 Wie een lamp aansteekt, zet hem niet weg in een donkere nis of onder een korenmaat, maar plaatst hem op de standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. 34 Het oog is de lamp van het lichaam. Als je oog helder is, is je hele lichaam verlicht. Maar als het troebel is, verkeert je lichaam in duisternis. 35 Let dus op of het licht dat in je is, niet verduisterd is. 36 Als je hele lichaam verlicht is, zonder dat ook maar een deel in duisternis verkeert, dan is het zo licht als wanneer een lamp je met zijn stralen verlicht.’ (NBV21)

Wie oren heeft om te horen, die hore. We kennen de uitspraak wel. Maar luisteren we er ook naar? In dit gedeelte besluit Jezus van Nazareth met het beeld van het oog. Het oog is de lamp van het lichaam klinkt het hier. Wij beschouwen onze ogen vaak als ramen naar de buitenwereld. Daarmee moeten we immers alles waarnemen en beschouwen. Maar het oog dat kijkt in de Geest van Jezus van Nazareth ziet ook naar binnen. Schijnt het licht van het goede wel in ons, en door ons? Zijn we helder genoeg van Geest om de naaste waar te nemen? Zijn we niet verduisterd door angst, durven we ons te verplaatsen in de positie van de slachtoffers. Hebben we echt wel genoeg aan het brood dat we vandaag nodig hebben of zijn onze ogen verblind door glitter en schitter van mooi en kostbaar?

Zien we de ander wel als gelijke of trekken we de wenkbrauwen op uit arrogantie en hoogmoed? Kijken we omhoog ons verplaatsend in de positie van de minste, of kijken we omlaag om te zien over wie we nog macht kunnen uitoefenen? In dit Bijbelgedeelte wordt Jona genoemd. Wij kennen Jona van de grote vis die hem verzwolg toen hij vluchtte voor de opdracht van God. Maar het verhaal van Jona gaat over een God die steeds opnieuw met mensen wil beginnen. Jona werd opnieuw op pad gestuurd en de inwoners van de stad die hij de ondergang moest aanzeggen besloten voortaan op een nieuwe manier met elkaar om te gaan waardoor de stad niet ten onder ging. Als we het nog niet snappen moeten we het zelf maar weten zegt Jezus van Nazareth.

Elk moment kunnen we opnieuw beginnen. Voor ons is het niet ver reizen, zoals voor die Koningin die uit donker Afrika naar Salomo kwam om van hem de grondregel te leren dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Voor ons is die wet vlak bij, voor het grijpen. Er zijn geen ingewikkelde rituelen voor nodig om er mee te beginnen. Een helder oog. een open oor, een uitgestoken hand zijn genoeg. We hebben Fair Trade en wereldwinkels om boodschappen te doen, wie nog een vakantie moet plannen kan vrijwilligersorganisaties vinden die handen zoeken om enkele weken of een enkele week te helpen. Kinderen zwerven over straat en zoeken opvang in timmerdorpen of speeltuinen vol vrijwilligers. Overal zijn mensen nodig die het goede willen doen en niet dan het goede. Zorg dus dat het licht gaat schijnen in je omgeving. Het duister van de wereld gaat dan tenminste een beetje weg, maar als we met genoeg zijn verdwijnt het duister voorgoed.

 

Door Gods hand

Lucas 11:14-28

14 Hij dreef een demon uit die niet kon spreken. Toen de demon verdreven was, begon de stomme te spreken en de mensenmenigte stond verbaasd. 15 Maar enkelen van hen zeiden: ‘Dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen, kan Hij demonen uitdrijven.’ 16 Anderen verlangden van Hem een teken uit de hemel om Hem op de proef te stellen. 17 Maar Hij kende hun gedachten en zei tegen hen: ‘Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is gaat te gronde, en huis na huis stort in. 18 Als ook Satan innerlijk verdeeld is, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Toch zeggen jullie dat Ik dankzij Beëlzebul demonen uitdrijf! 19 Als Ik inderdaad dankzij Beëlzebul demonen uitdrijf, door wie drijven jullie eigen mensen ze dan uit? Zij zullen dan ook jullie rechters zijn! 20 Maar als Ik door Gods hand demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. 21 Wanneer een sterk, goed bewapend man zijn domein bewaakt, dan zijn zijn bezittingen veilig. 22 Maar zo gauw iemand die sterker is hem aanvalt en hem overwint, dan neemt die sterkere hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde af en verdeelt hij de buit. 23 Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij samenbrengt, drijft uiteen. 24 Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden, op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, zegt hij: “Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.” 25 En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het schoongemaakt is en op orde gebracht. 26 Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, slechter dan hijzelf, en ze nemen daar blijvend hun intrek. En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen.’ 27 Terwijl Hij dit zei, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep tegen Hem: ‘Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten waaraan U gedronken hebt!’ 28 Maar Hij zei: ‘Gelukkiger zijn zij die naar het woord van God luisteren en ernaar leven.’(NBV21)

We hebben het al vaker gezegd, van het goede kan alleen het goede komen, van het kwade komt het kwade. Wij geloven in het goede, in de God van Liefde en in Jezus van Nazareth die dat goede heeft volgehouden zelfs door de dood heen. In de duivel, of het kwade, of de Beëlzebub, zoals de bijgelovigen de heerser van de duivels en demonen noemden, geloven we dus niet. In sommige discussies lijkt het er op dat je niet in de God van Liefde en in Jezus van Nazareth kunt geloven als je niet in de duivel of diens trawanten gelooft. Maar zo is het natuurlijk niet. Er is één God, de God die in mensen gelooft en met de minsten onder ons meetrekt. Daar komt het goede vandaan en aan ons het goede te doen en niet dan het goede. Wie dus niet de weg wil volgen die Jezus van Nazareth heeft gewezen gaat dus de weg van het kwade, houdt het kwade in deze wereld in leven, houdt het kwade in stand.

Zelf zegt Jezus van Nazareth in dit verhaal uit het Evangelie van Lucas dat wie niet samenbrengt uiteen drijft. Die uiteendrijvers kennen we in onze dagen maar al te goed. Vreemdelingen zijn onder ons gaan wonen die een sterk geloof hebben in wat zij zien als de God van Abraham. De God die aan Abraham beloofde dat die de vader van vele volken zou worden. Volgens het verhaal van Israël werd ook de andere zoon van Abraham, Ismaël uitdrukkelijk in deze belofte betrokken. En de Moslims geloven dat, via de afstamming van Ismaël, ook zij hebben kennis gemaakt met de God van Abraham. In ons parlement wordt dat geloof afgedaan als een achterlijk geloof. Elke poging van weldenkende en christelijke mensen een brug te slaan tussen onze traditie en het nieuwe geloof dat onder ons is gekomen wordt aangevallen en weggehoond.

Wie wil weten wat uiteendrijven betekent, kan betekenen, hoeft niet meer de geschiedenisboeken over de jaren 30 en 40 in de vorige eeuw op te slaan en te lezen wat er, te beginnen in Duitsland, uiteindelijk in Europa gebeurde, maar die kan in de Handelingen van de Tweede Kamer tegenwoordig heel goed nalezen wat uiteendrijven betekent. Het is maar te hopen dat de gevolgen die het in de vorige eeuw heeft gehad in deze eeuw niet vergeten zullen worden. Het is in elk geval duidelijk dat die manier van uiteendrijven niet past in de Joods-Christelijke-Humanistische traditie waar onze samenleving op gebouwd zou zijn. Het is er fundamenteel mee in strijd. Daarom aan ons elke dag weer de vraag welke kant wij kiezen, de goede of de kwade kant.

Val me niet lastig!

Lucas 11:1-13

1 Eens was Jezus aan het bidden, en toen Hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’ 2 Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan: “Vader, laat uw naam geheiligd worden en laat uw koninkrijk komen. 3 Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben. 4 Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is. En breng ons niet in beproeving.”’ 5 Daarna zei Hij tegen hen: ‘Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Wil je mij drie broden lenen, 6 want een vriend van me is na een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.” 7 En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt.” 8 Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend onbeschaamd aandringt, en hem alles geven wat hij nodig heeft. 9 Daarom zeg Ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 10 Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. 11 Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om vis vraagt, in plaats van een vis een slang geven? 12 Of een schorpioen, als het om een ei vraagt? 13 Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen!’ (NBV21)

Vandaag vragen wij ons af hoe je moet bidden. Jezus van Nazareth gaf daarin volgens het Evangelie van Lucas les op verzoek van zijn leerlingen. Het gedeelte dat we uit de Bijbel lezen vandaag eindigt niet met het beroemde Onze Vader in de versie van het Evangelie van Lucas, het begint er mee. Het leert ons ook wat bidden eigenlijk is. Bidden is vragen, maar dan vragen naar wat je echt nodig hebt. Voor eten hebben we eigenlijk niet meer nodig dan brood. En om een beetje vrede te hebben weten we eigenlijk best dat we mensen om ons heen de fouten moeten vergeven waarvan we willen dat zij ze ons ook zouden vergeven. Natuurlijk mag je die noemen. Maar je mag ook zelf aan die mensen om je heen die vergeving vragen. Want meestal weten mensen hun eigen fouten het eerst, en de eerste zijn die om vergeving vraagt maakt dat mensen mild gestemd worden en ontvankelijker worden voor het noemen van hun eigen fouten, zeker als die vergeven worden.

Vergeving is dan ook niet zoiets als “zand erover”, maar veel meer “we beginnen opnieuw maar dan op andere manier”. Van vergeving groei je, zeiden ze vroeger wel eens, maar Paulus waarschuwde in een van zijn brieven dat je er niet maar op los moet leven zodat je veel meer vergeving krijgt voor alles wat je verkeerd doet. Het goede brengt het goede voort leren we. Natuurlijk, een vader die zijn kinderen liefheeft geeft ze geen oneetbare dingen als maaltijd. Wie dit leest en een vader, moeder of verzorger heeft en wel geslagen en vernederd wordt en dat niet durft te zeggen moet echt de kindertelefoon bellen., of er met iemand over praten. Ook die vader, moeder of verzorger kan vergeven worden voor de fouten die ze maken maar dat opnieuw beginnen kan alleen als iemand er over durft te spreken. Als iedereen snapt dat je kinderen het goede moet geven hoeveel meer kan het goede zelf dan voortbrengen.

Daarom moet je ook niet je mond houden bij het kindergehuil bij de buren, daarom moet je ook spreken over de blauwe plekken bij de buurvrouw of buurman, daarom moet je iets zeggen als de vrienden en vriendinnen van je eigen kinderen weer eens dronken zijn. Vergeven kan alleen beginnen als duidelijk is wat er vergeven moet worden, als we bereid zijn om het samen anders te gaan doen, het kwade te gaan weren en het goede toe te laten in ons leven. Dat is pas bidden en dan geldt zeker dat, als je bidt, je ook gegeven zal worden. Niet om rijkdom en aanzien valt er te bidden, niet om te zeggen hoe goed we wel niet zijn, maar om de Geest van God, want in die geest willen we werken en leven, niet voor onszelf maar voor onze naaste. Wij bidden dat het Koninkrijk van God zal komen, waar iedereen aan mee mag doen. Wij zelf hebben aan brood genoeg.

Verspreid als de aarde

Psalm 141

1 Een psalm van David. HEER, U roep ik aan, snel mij te hulp, luister naar mij nu ik tot U roep. 2 Laat mijn gebed voor U zijn als reukwerk, mijn geheven handen als een avondoffer.3 Zet een wacht voor mijn mond, HEER, een post voor de deur van mijn lippen. 4 Houd mijn hart ver van het kwaad, verleid het niet tot goddeloze daden met hen die onrecht bedrijven, laat mij niet eten van hun lekkernijen. 5 Zou een rechtvaardige mij slaan, het was mij een weldaad, zou hij mij straffen, het was balsem op mijn hoofd.Zou ik lijden onder de kwaden, dan nog bleef ik bidden, 6 en werden hun leiders van de rotsen geworpen, van mij hoorden ze woorden van deernis. 7 Verspreid als de aarde, geploegd en omgewoeld, ligt ons gebeente bij de muil van het dodenrijk. 8 Maar HEER, mijn God, naar U zijn mijn ogen gericht, bij U schuil ik, giet mijn leven niet weg als water. 9 Behoed mij voor de strik die zij hebben gespannen, voor de valkuil van hen die onrecht doen. 10 Laat de goddelozen in hun eigen netten raken en mij alleen ontkomen. (NBV21)

Vandaag een Psalm voor de mopperkonten. We horen ze tegenwoordig ook vaak. Rechters deugen niet als ze niet zeggen wat wij willen horen. De regering deugt niet als ze niet doet wat wij zeggen of de problemen oplossen waarvan wij horen. De politie deugt niet omdat er door al die politiemensen ergens wel eens iemand is die een foutje maakt, foutjes van politiemensen kunnen grote gevolgen hebben. Al die buitenlanders deugen niet omdat we ze niet verstaan en ons vragen stellen over onze cultuur waarop we niet zitten te wachten, wij zijn toch de beste van de wereld. Dat gemopper is van alle tijden en alle plaatsen. En wij hebben het nog gemakkelijker omdat we ook nog over Europa en Brussel kunnen mopperen, onze regering maakt daar samen met andere regeringen de spelregels die iedereen gelijke kansen geven, maar als wij ons benadeeld voelen dan mopperen we niet op mensen maar op instituten.

Het is geen wonder dat de psalmdichter vraagt om een wachter voor zijn mond. Je zou anders ook tegen God, of zelfs op God, gaan mopperen en een gebed tot God moet zijn als reukwerk, kostbare parfum die de wereld mooier maakt. In onze Protestantse traditie vouwen wij de handen bij het gebed en sluiten we de ogen. Het werk komt stil te liggen en we richten ons niet meer op wat er om ons heen in de wereld is maar we richten ons op God en wat die van ons wil. In oudere tradities heffen de bidders hun handen omhoog naar God gericht. Want van God komt het goede en we vragen God om ons, om de wereld, het goede te geven. Wij staan klaar om het goede te ontvangen. Bidden met gebalde vuisten heeft meestal weinig zin, al mogen we best onze ellende tot God uit te schreeuwen.

Behoren die mopperaars de vrijheid te hebben hun mening te uiten? Vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Het staat iedereen ook vrij om een tegenstem te zijn tegen onrecht en uitsluiting. De vrijheid van meningsuiting geeft ons ook de vrijheid de mopperaars tegen te spreken. Natuurlijk er gaat veel fout als mensen bezig zijn, niemand ontkomt daar aan. Dat wat fout gaat moet benoemd worden. Maar dat wat echt fout is blijkt pas in het licht van het goede. Als je dus moppert op dat wat verkeerd gaat geef dan ook aan wat er beter kan. Dan heeft het weinig zin op Europa te mopperen als onze  eigen regering blijft zitten. Dan heeft het weinig zin op de politie te mopperen als die ons beschermd tegen een ordeloze samenleving vol boeven. In het gebed dat Jezus van Nazareth ons heeft geleerd vragen we God om zijn wil te laten geschieden ook op de aarde. Voor onszelf vragen we slechts het dagelijks brood. En wat wij fout doen, doen waardoor anderen op ons mopperen, wordt ons vergeven op de manier waarop wij anderen vergeven. Dat moet die wachter voor onze mond zijn.

De ark

1 Koningen 6:19-38

19 De achterzaal van de tempel werd door Salomo ingericht om er de ark van het verbond met de HEER in onder te brengen. 20 Deze zaal, die twintig el lang, twintig el breed en twintig el hoog was, liet hij vanbinnen met bladgoud bedekken. Ook het cederhouten altaar dat ervoor stond werd met bladgoud bedekt, 21 evenals de hele binnenkant van de tempel. Vóór de achterzaal, die zelf al geheel met bladgoud was bedekt, liet hij gouden kettingen spannen. 22 De hele tempel werd van onder tot boven met bladgoud bedekt, ook het altaar van de achterzaal. 23 Van het hout van de aleppo-den liet hij twee cherubs maken van tien el hoog, die bestemd waren voor de achterzaal. 24 Elk van hun vleugels mat vijf el; de afstand van vleugelspits tot vleugelspits bedroeg tien el. 25-26 Dat gold voor beide cherubs, ze waren gelijkvormig en even groot, allebei tien el hoog en met een spanwijdte van tien el. 27 Ze werden zo in de achterzaal geplaatst dat de vleugel van de ene cherub de ene muur raakte en de vleugel van de andere de andere muur. Hun andere vleugels raakten elkaar precies in het midden van de zaal. 28 Ook de cherubs liet hij vergulden. 29 Alle wanden van de tempel, van zowel de voorste als de achterste zaal, liet hij rondom versieren met houtsnijwerk van cherubs, bloemenranken en palmetten. 30 De vloeren werden bedekt met een laagje goud, zowel in de voorste als in de achterste zaal. 31 De toegang tot de achterzaal liet hij afsluiten met deuren van aleppohout, die waren opgehangen in deurkozijnen met vijfhoekige stijlen. 32 Die twee deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en bloemenranken, en met bladgoud bedekken; ook het houtsnijwerk werd verguld. 33 De deurposten van de toegang tot de grote zaal werden eveneens van het hout van de aleppo-den gemaakt, met vierhoekige stijlen. 34 Hierin werden twee deuren van cipressenhout gehangen, die elk twee scharnierende panelen hadden. 35 Ook deze deuren liet hij versieren met houtsnijwerk van cherubs, palmetten en bloemenranken, dat vervolgens werd verguld. 36 De ommuring van de binnenhof liet hij optrekken uit drie lagen op maat gehouwen steen, met daarbovenop een laag cederhouten balken. 37 De fundering van de tempel voor de HEER werd gelegd in het vierde jaar van Salomo’s regering, in de maand ziw. 38 In zijn elfde regeringsjaar, in de maand bul, de achtste maand, was de tempel tot in de kleinste details geheel volgens plan voltooid. Salomo besteedde dus zeven jaar aan de bouw van de tempel. (NBV21)

Het kan niet op. De meest kostbare materialen worden gebruikt voor de bouw van de Tempel voor de God van Israël. De meest belangrijke zaal, het Allerheiligste, wordt helemaal bekleed met bladgoud. Er staat ook een altaar gemaakt van kostbaar cederhout, speciaal uit de Libanon ingevoerd. Ook dat altaar wordt nog kostbaarder gemaakt door het te bekleden met bladgoud. De hele binnenkant van de tempel werd overigens met bladgoud bekleed. Dan worden twee Cherubs gemaakt. Twee fabeldieren die elk zes vleugels hadden. Zij bewaakten met vuur de ruimte waar ze geplaatst waren. Hier stonden ze tegenover elkaar zodat er geen macht of kracht kon bij hetgeen ze bewaakten. Ook deze Cherubs werden verguld. Overal zag je afbeeldingen van deze bewakers vergezeld van bloemen.

Zelfs de vloeren in de Tempel waren voorzien van een laagje goud. Veel later zouden mensen een visioen zien van heel Jeruzalem waar God woonde en waar alle straten van goud waren. Maar dat was dan na het eind van de geschiedenis als alle leed geleden en alle strijd gestreden is. Dan is goud niet meer nodig, dan kun je het als straatstenen gebruiken. Salomo nam alle tijd om de Tempel te laten bouwen en inrichten. De meest bekwame vaklieden waren er voor ingehuurd, desnoods uit het buitenland waar natuurlijk al veel ervaring was opgedaan met de bouw en de inrichting. We lezen vandaag dat Salomo er zeven jaar over deed om de Tempel te laten bouwen. Dat getal staat er niet voor niks. Zeven is het getal van de perfectie en als je zeven jaar over de bouw doet dan moet die Tempel in alle opzichten perfect zijn. Die buitenlanders die aan de Tempel hadden gewerkt zouden op het eind wel heel verbaasd zijn.

Bij die heidense volken wordt er aan het eind van de bouwperiode in de belangrijkste ruimte van de Tempel een beeld geplaatst van de God voor wie de Tempel bestemd was. Maar hier was geen sprake van een beeld. Hier was sprake van een kist van acaciahout, voorzien van draagringen waardoor draagstokken gestoken konden worden zodat je de kist niet hoefde aan te raken. Die kist, Ark van het Verbond genoemd werd onder de vleugels van de Cherubijnen geplaatst. Een geheimzinnige kist? Helemaal niet, het was juit de bedoeling dat iedereen wist wat er in zat. De tekst van het verbond van het volk met de God van Israël, gebeiteld op stenen platen. Dat was het hart van de samenleving, daar kon je niets aan veranderen. Daar kon je God alleen dankbaar voor zijn. En dat liet die Tempel zien. Vele eeuwen later werd de Tempel definitief vernietigd. Paulus schreef toen dat je dat verbond in je hart moest laten beitelen, zodat je een hart van goud zou hebben dat de naaste lief had als je zelf. Dat moeten ook vandaag maar doen.