Begrijpen jullie deze gelijkenis niet?

Marcus 4:13-20

13  Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen jullie deze gelijkenis niet? Hoe zullen jullie alle andere gelijkenissen dan begrijpen? 14  De zaaier zaait het woord. 15 Sommigen zijn als het zaad dat op de weg valt: het woord wordt wel gezaaid, maar wanneer ze het gehoord hebben, komt meteen Satan om het woord weg te graaien dat in hen gezaaid is. 16  Anderen zijn als het zaad dat op rotsgrond is gezaaid: wanneer zij het woord hebben gehoord, nemen ze het meteen met vreugde in zich op, 17  maar in hen schiet het geen wortel, ze zijn te oppervlakkig, en als ze vanwege het woord worden beproefd of vervolgd, houden ze geen ogenblik stand. 18 Weer anderen zijn als het zaad dat tussen de distels is gezaaid: ze hebben het woord wel gehoord, 19 maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft. 20  Maar er zijn ook mensen die zijn als het zaad dat op goede grond is gezaaid: zij horen het woord en aanvaarden het en dragen vrucht, sommigen dertigvoudig, anderen zestigvoudig en weer anderen honderdvoudig.’ (NBV)

De gelijkenissen van Jezus van Nazareth zijn naast zijn wonderen wel het meest bekend, ook onder mensen die verder niet zoveel weten van het zogenaamde Christelijk geloof en de Evangeliën waarin ze opgeschreven staan. Gelijkenissen zijn verhalen uit het leven van alledag die dat leven zin geven en af en toe boven zich uit tillen. Wie zo af en toe de tuinprogramma’s op de televisie ziet begrijpt wellicht de gelijkenis van de zaaier. Als je een mooie tuin wil dat moet je zorgen dat je vruchtbare grond hebt. Planten neerzetten op een stuk asfalt werkt niet, net als planten op droog zand of op granieten rotsen. In het gedeelte dat we vandaag lezen staat de uitleg van de gelijkenis er bij. Het gaat om het zaaien van het Woord. Nu weten we best dat ook Jezus van Nazareth nog zoiets gezegd heeft als “heb uw naaste lief als uzelf” Maar is dat wat bedoeld wordt met dit woord?

Het lijkt er wel op. Nu komt dat Woord over het liefhebben van je naaste uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, de Tora heten die boeken samen. Toen de Romeinen die boeken gingen lezen dachten ze dat de inhoud van die boeken wel erg veel leken op de Romeinse Wetten. Er staan straffen in als je niet doet wat er staat, er worden strafprocessen beschreven en vrijplaatsen benoemd. Er staat in waar rechters vandaan komen en noem maar op. Geen wonder dat de Romeinen over die boeken gingen spreken als over de Wetten van Mozes. Die zou die Wetten van de God van Israël hebben gekregen. Maar de schrijvers van de Hebreeuwse Bijbel zelf schreven niet over de Wetten van Mozes maar over het onderricht van Mozes, of de leer van Mozes. Die zou hij inderdaad van God hebben gekregen. Dat is dus een heel andere benadering. Het volk Israël kreeg dat onderricht toen ze in de woestijn waren. Daar waren ze op weg naar een nieuw land. En waar kregen ze onderricht in? In het inrichten van de nieuwe samenleving als een bij uitstek menselijke samenleving, niet langer zou macht de dienst uitmaken maar Liefde.

In de dagen van Jezus van Nazareth is duidelijk geworden dat die inrichting toch niet helemaal gegaan is zoals het in de leer van Mozes beschreven staat. Er zijn armen en rijken en de rijken buiten de armen uit. Dat is vandaag de dag nog net zo. Jezus van Nazareth geeft daarvoor een verklaring. Als je dat onderwijs geeft zijn er altijd leerlingen die niet opletten. Er zijn er die de leer vertrappen, als je kans ziet dan is zelf rijker worden toch altijd leuker dan te moeten delen met een ander, vluchtelingen moet je niet helpen maar terugsturen. Er zijn ook mensen die het horen maar het niet tot zich laten doordringen, het klinkt mooi maar het heeft geen gevolg. Anderen nemen het in zich op om zich vervolgens met andere dingen bezig te gaan houden, voetballen kan ook leuk zijn, en uit gaan en er mooi uitzien en naar concerten gaan. Dat kost allemaal geld en dat kan je moeilijk delen met de armen. Er zijn maar weinig mensen die hun leven echt in dienst stellen van de armen, de vertrapten, de verdrukten, de mensen zonder recht en gerechtigheid. En die mensen zwijgen er meestal over. Die anderen maken zoveel lawaai dat er in stilte gewerkt wordt aan een menselijke samenleving. Jezus van Nazareth roept op om het niet stilletjes, niet geheim te houden maar je licht er over laten gaan, daar licht de waarheid, de zin van het leven, de toekomst met vrede, waar alle tranen gedroogd zullen zijn.

Onderwijzen

Marcus 4:1-12

1 Weer ging hij naar het meer om de mensen te onderwijzen; er kwam een enorme menigte om hem heen staan. Daarom ging hij in de boot op het meer zitten, terwijl de menigte op de oever bleef staan. 2 Hij onderwees hen uitvoerig en sprak hen toe in gelijkenissen. Hij zei: 3 ‘Luister. Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. 4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op. 5 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; 6 en toen de zon opkwam verschroeide het jonge groen, en omdat het geen wortel had droogde het uit. 7 Weer ander zaad viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vrucht voort. 8 Maar er waren ook zaadjes die in goede grond vielen en wel vrucht voortbrachten: ze schoten op en groeiden en droegen vrucht. Sommige leverden het dertigvoudige op, andere het zestigvoudige en weer andere het honderdvoudige.’ 9 En hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ 10 Toen hij weer alleen was met zijn volgelingen en met de twaalf, stelden ze hem vragen over de gelijkenissen. 11 Hij zei tegen hen: ‘Aan jullie is het geheim van het koninkrijk van God onthuld; maar zij die buiten blijven staan, krijgen alles te horen in gelijkenissen, 12 “opdat ze scherp zien, maar geen inzicht hebben, opdat ze goed horen, maar niets begrijpen, anders zouden ze zich bekeren en vergeving krijgen.”’ (NBV)

We lezen vandaag de gelijkenis van Jezus over zaadjes die in de akker vallen en vrucht dragen. Het meest vruchtbaar zijn natuurlijk de vrouwen onder ons. In de Bijbel vindt je veel verhalen over bevrijding die beginnen met verhalen over de vrouwen die daarin een rol spelen. Mozes zou het volk Israel uit de slavernij in Egypte leiden en aan het begin van het verhaal over Mozes gaat het over zijn moeder, zijn zuster en een Egyptische prinses. De zuster van Mozes speelde ook later nog een belangrijke rol. Het verhaal van vandaag is eigenlijk een verhaal over hoop en wanhoop. We hopen natuurlijk allemaal dat ons streven in het leven ook wat opbrengt. Veel mensen zeggen dan dat ze de wereld voor hun kinderen een beetje beter willen achterlaten als ze de wereld hebben aangetroffen.

In het voorjaar is er in een aantal kerken ook nog de biddag voor gewas en arbeid. Voor veel agrariërs breekt de tijd van zaaien en planten aan en de hoop op een goede oogst. Nu de meeste agrariërs verdwenen zijn heeft de kerk daar ook de arbeid bij betrokken. En natuurlijk is het goed om met elkaar af te spreken, en daarbij stil te staan, dat dat zaaien, oogsten en werken tot zegen zal zijn, ofwel ten goede komt aan de armsten in de samenleving. Al die mensen die de biddag voor gewas en arbeid vieren zouden in hun bedrijven en op hun boerderijen kunnen werven voor het leveren van voedsel en geld voor de voedselbanken, zodat de tekorten kunnen worden weggewerkt. Vrouwen weten dat over het algemeen al wel, maar vrouwen moeten vandaag weer eens stilstaan bij wat ze eigenlijk waard zijn. Veel vrouwen stellen zich nog te dienstbaar en onderdanig naar hun mannen op.

Omdat ze vaak zo weinig van zichzelf houden komt er van de liefde voor hun naaste ook maar weinig terecht. En omdat veel vrouwen zichzelf niet echt hoog achten vindt je ook weinig vrouwen op hoge posities. Ook in het verhaal dat Jezus van Nazareth vertelde en dat wij vandaag lezen wordt er niet anders geoogst dan er is gezaaid. Alleen als er in goede grond is gezaaid dan levert het meer op. In het verhaal van het leven van Jezus van Nazareth is de goede grond de liefde. Pas als er veel liefde is, kan er groei zijn, kan er vrede zijn, kan er heling zijn. Het verhaal van vandaag werd verteld in een boot omdat er zoveel mensen kwamen luisteren. Maar het verhaal gaat eigenlijk over doen. Een vrouwen verhaal, want vrouwen offeren zich op voor hun kinderen, voor hun omgeving, soms voor hun partner. Natuurlijk hoef je er zelf niet beter van te worden van al die zorg, maar hoe meer je van jezelf houdt, hoe meer je laat zien hoeveel een mens waard kan zijn, hoe meer je ook voor een ander kunt betekenen. Dan pas gaat liefde 30, 60 of 100 voud opbrengen, en van zoveel liefde gaat de wereld veranderen.

Ik verzeker u

Marcus 3:20-35

20  Hij ging terug naar huis, en weer verzamelde zich een menigte, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te gaan eten. 21  Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren. 22 Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul, ‘en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’ 23  Toen hij hen bij zich geroepen had, sprak hij tot hen in gelijkenissen: ‘Hoe kan Satan zichzelf uitdrijven? 24  Als een koninkrijk innerlijk verdeeld is, kan dat koninkrijk niet standhouden; 25  als een gemeenschap innerlijk verdeeld is, zal die gemeenschap niet kunnen standhouden. 26  En als Satan tegen zichzelf in opstand is gekomen en verdeeld is, kan ook hij niet standhouden, maar gaat hij zijn einde tegemoet. 27  Bovendien kan niemand het huis van een sterkere binnengaan om zijn inboedel te roven, als hij die sterkere niet eerst vastgebonden heeft; pas dan kan hij zijn huis leeghalen. 28  Ik verzeker u: alle wandaden en godslasteringen, hoe erg ook, kunnen de mensen worden vergeven, 29  maar wie lastertaal spreekt tegen de heilige Geest, krijgt in alle eeuwigheid geen vergeving, want zo iemand is schuldig aan een onuitwisbaar vergrijp.’ 30  Dit omdat ze gezegd hadden: ‘Hij is bezeten door een onreine geest.’ 31 Intussen waren zijn moeder en zijn broers aangekomen. Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen. Zelf bleven ze buiten wachten. 32  Er zat een groot aantal mensen om hem heen, en die zeiden tegen hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’ 33  Hij antwoordde: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’ 34  Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. 35  Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder.’ (NBV)

Die Jezus van Nazareth leek wel gek. De toeloop naar zijn huis was zo groot dat hij niet eens toekwam aan een fatsoenlijke maaltijd. Iedereen leek wel deel te willen hebben aan zijn nieuwe Koninkrijk van de Liefde. Fatsoenlijke mensen trokken het gedrag van Jezus overigens direct in het kwade, het kwade maakt je immers schijnbaar sterk. Van het goede dat je wil doen is nog wel eens misbruik te maken, van het kwade dat je wil doen lukt dat meestal niet. Jezus gaat er direct tegen te keer. Het uitdrijven van het kwade kan niet kwaad zijn, zorgen dat iedereen kan meedoen aan de nieuwe samenleving van liefde en rechtvaardigheid is geen zaak voor het kwade, daar is voor het kwade zelfs geen plaats. Als dat zo zou zijn dan was het een gespleten gemeenschap, en een gespleten gemeenschap is geen gemeenschap. Wij kennen dat maar al te goed. Als iedereen hetzelfde doet voelen we ons veilig, dan weten we waar we aan toe zijn. Als er enkelingen zijn die van dat gemeenschappelijk gedrag afwijken dan weten we ze nog wel als zonderlingen te plaatsen.

Maar als er grote groepen zijn die er andere gebruiken en gewoonten op na houden dan wordt het eng. Dan voelen we ons snel bedreigd. Als we dan ook niet erg geloven in de waarde van wat we zelf aan gewoonten hebben dan wordt het helemaal eng, die anderen zouden zich eens beter kunnen voelen. We hebben dan een keus uit twee mogelijkheden. Of we zetten ons af tegen die vreemden, of we proberen er samen een nieuwe samenleving van te maken. Kiezen voor de eerste mogelijkheid levert een innerlijk verdeelde gemeenschap op, die houdt dus geen stand volgens Jezus van Nazareth, de tweede levert een nieuwe samenleving op, een samenleving waarin iedereen weer mag meedoen. Hopelijk laten al die mensen die zich nu door angst voor het nieuwe, voor het andere, laten verleiden op tijd voor de volgende verkiezingen hun angst varen. Het sprookje van de maagdelijke geboorte van Jezus en de bijna goddelijkheid van zijn moeder Maria moet eigenlijk ook maar eens uit zijn. Het doet afbreuk aan het verhaal, het goede nieuws, dat Jezus van Nazareth wil verspreiden. Jezus van Nazareth had een moeder. Maria zegt het verhaal. En hij had een aantal broers. Andere handschriften als die voor de Nieuwe Bijbelvertaling zijn gebruikt spreken zelfs van broers en zusters. Die maagd was gewoon een oude manier om een jonge vrouw aan te spreken. Uit de discussie die in dit deel van het verhaal ontstaat blijkt dat Jezus van Nazareth echte broers heeft. Eén van de broers zou volgens het verhaal dat door Lucas in Handelingen is opgetekend nog een belangrijke rol in de eerste gemeente in Jeruzalem spelen.

Maar vandaag houden we ons bezig met het belang van de familie. Die moeder en broers dringen zich niet op aan Jezus. Het was zo druk in het huis van Jezus dat hij immers nauwelijks de tijd had om te eten. Ze blijven daarom op een afstand. Er zijn echter altijd mensen die denken het fatsoen te dienen. Je familie gaat voor, je familie gaat voor de armen, de zieken, de zwakken, de mensen die buitengesloten zijn. Maar niet bij Jezus. Het goede nieuws is dat al die mensen mee mogen doen en dus familie zijn, net zo belangrijk en net zoveel aandacht waard. Moeder Maria moet het er maar mee doen zou je zo denken. Maar al voor de geboorte van haar beroemde zoon zong ze van een wereld waar de machtigen van de troon gestoten werden en de onvruchtbaren vruchtbaar zouden zijn. De omgekeerde wereld. Van een protest van de familie is in dit verhaal dan ook geen sprake, de familie voelde zich kennelijk in het geheel niet beledigd maar wist haar plaats. De verering van Maria als meer dan andere mensen, zoals in sommige schijnbaar christelijke kerken, slaat dan ook nergens op. De energie en het geld dat daarin gestoken wordt kan beter gestoken worden in de armen. Voedselbanken moeten mensen weigeren omdat ze geld, mensen en voedsel tekort komen. Haal de Mariabeelden maar uit de kerken, verkoop het goud en de diamanten waarmee ze zijn bekleed en besteed het aan een wereld waar de familie van Jezus, de onderkant van onze samenleving, weer de boventoon voert.

Schrijf alles voor hen op

Ezechiël 43:1-12

1 Toen nam de man mij mee naar de oostpoort. 2 En daar, vanuit het oosten, zag ik de God van Israël in al zijn luister verschijnen, met een geluid als het gebulder van de zee, en de aarde straalde ervan. 3 Wat ik zag, leek op wat ik had gezien toen ik de verwoesting van de stad zag, en op wat ik had gezien bij het Kebarkanaal, en ik wierp me voorover op de grond. 4 De luisterrijke verschijning van de HEER ging door de oostpoort de tempel binnen. 5 Toen hief een geest mij op en bracht me naar de binnenhof, en ik zag dat de tempel vol was van de luister van de HEER. 6 Toen werd er vanuit de tempel tegen mij gesproken, terwijl de man naast mij stond: 7 ‘Mensenkind, dit is de plaats van mijn troon, de plaats waar ik mijn voeten zet. Hier zal ik voorgoed blijven wonen te midden van de Israëlieten. Het volk van Israël zal mijn heilige naam nooit meer bezoedelen, zij noch hun koningen, niet met hun ontrouw en niet met de lijken van hun koningen in hun tombes. 8 Ze plaatsten hun drempel naast mijn drempel en hun deurpost naast mijn deurpost, alleen een muur stond er tussen ons in, ze bezoedelden mijn heilige naam met hun wangedrag en daarom heb ik hen in mijn woede vernietigd. 9 Maar vanaf nu zullen ze niet langer ontrouw zijn en de lijken van hun koningen ver van mij houden, zodat ik voorgoed bij hen kan wonen. 10 Mensenkind, vertel het volk van Israël over de tempel, zodat ze zich schamen over hun wandaden, en laat ze het model nameten. 11 Als ze zich schamen over alles wat ze hebben gedaan, maak hen dan bekend met de indeling en het ontwerp van de tempel, met de uitgangen en de ingangen, kortom met de hele indeling, en met alle bepalingen en voorschriften. Schrijf alles voor hen op, opdat zij het nauwgezet uitvoeren. 12 Dit zijn de voorschriften voor de tempel; het hele gebied rondom de tempel boven op de berg is allerheiligst. Tot zover de voorschriften voor de tempel.’ (NBV)

De hele nieuwe Tempel uit het visioen van Ezechiël is opgemeten en beschreven, Een doordacht plan dat zorgvuldig was uitgevoerd. Maar wat moet je nu met zo’n Tempel. Er staan altaren, er staat een tafel, er staan kandelaars, de muren zijn mooi versierd maar dat is aankleding, dat vertelt niet wat je met een dergelijke Tempel moet. De Heidenen in het land waar het volk in ballingschap is hebben prachtige godenbeelden. Als je daar een Tempel zou moeten beschrijven dan heb je het niet over muren met poorten en gebouwen met kamers, dan beschrijf je hoe mooi en hoe kostbaar het beeld van de god van de Tempel is. Daar is bij Ezechiël geen sprake van.

Dan ziet Ezechiël iets wat hij nauwelijks onder woorden kan brengen. De “heerlijkheid” van God komt uit het oosten. Toen het volk in ballingschap werd weggevoerd en net voor de Tempel werd verwoest zou de Geest van de God van Israël naar het Oosten zijn vertrokken. Nu komt die God weer terug. Maar de God van Israël is groter dan de Tempel, die God is de schepper van hemel en van aarde, die God gaat alles te boven. Dat is dus in die Tempel te zien. Die Tempel is geen plek waar de god in een beeld gevangen is, die Tempel is de voetenbank voor een God die groter is dan alles wat je je zou kunnen voorstellen. De luister van een dergelijke heerser neemt die Heer zelf mee, dat is zijn aard.

Er waren tijden geweest dat Koningen paleizen of tenminste een hofkapel bouwden naast de Tempelmuur. De luister van de God van Israël straalde dan op hen af en ze zouden meedelen in de macht van de Heer van hemel en aarde. Niks ervan krijgt Ezechiël te horen. In de Tempel van de God van Israël vallen verschillen tussen mensen weg. Je hebt de Priesters en de Levieten. De nakomelingen van Aäron uit de stam Levi en daarmee houdt het op, Het is voor iedereen duidelijk dat die Priesters en Levieten niet de bazen zijn van het land maar dienaren van God. En zo mogen wij ook een volk van Priesters en Koningen zijn zegt Paulus ergens. Wij dienen God door het liefhebben van onze naaste, de zorg voor de minsten, de zieken veraf en dichtbij. Wij geven hongerigen te eten, kleden de naakten en bezoeken de gevangenen. Dat doen we voor onze God.

Die plaats is heilig

Ezechiël 42:13-20

13 De man zei tegen mij: ‘De zijhallen op het noorden en die op het zuiden, aan het plein, zijn heilige zijhallen, want daar eten de priesters, die in de nabijheid van de HEER komen, de allerheiligste offers. Daar leggen ze de allerheiligste offers neer: de graanoffers, reinigingsoffers en hersteloffers, want die plaats is heilig. 14 Als de priesters binnen zijn mogen ze niet vanuit het heiligdom naar de buitenhof gaan. Eerst moeten ze hun dienstkleren, die heilig zijn, in de zijhallen neerleggen. Ze moeten andere kleren aantrekken en dan mogen ze naar de plaats van het gewone volk.’ 15 Toen de man klaar was met het opmeten van het binnenste van de tempel, bracht hij mij naar de oostpoort en mat de tempel rondom op. 16 Hij mat de oostkant met een meetstok: 500 van die meetstokken. 17 Hij mat de noordkant: 500 stokken. 18 Ook de zuidkant mat hij: 500 stokken.19 Toen kwam hij bij de westkant en hij mat 500 stokken. 20 Zo mat hij de vier buitenzijden van de tempel, die helemaal door een muur omgeven werd. Het geheel mat 500 bij 500, en de muur vormde de afscheiding tussen wat heilig is en wat niet. (NBV)

Er zijn op zich geen geheime achterkamers waarmee de godsdienst van Israël zou kunnen worden opgepoetst. Geen offers die in de nacht op geheimzinnige wijze verdwijnen en waarvan de Priesters zeggen dat de Godheid van de Tempel ze heeft genuttigd. Nee in Israël worden de offers als vanouds door de Priesters gegeten, ze zijn daar zelfs voor bestemd. Slechts een klein deel wordt verbrand want God heeft genoeg aan de lucht alleen al. Dat offeren is er voor om God te laten weten dat het volk nog steeds bereid is te delen en voor elkaar te zorgen en zo het verbond met God na te komen.

Wat wel een belangrijke rol speelt in de Godsdienst van Israël is de reinheid. Je nadert niet zo maar de God van Israël, Mozes kreeg al te horen dat de grond waarop hij stond toen hij bij de brandende braambos stond heilig was en dat hij daarom zijn schoenen uit moest trekken. In de Tora, de eerste vijf boeken van de Bijbel staan uitgebreide voorschriften om rein te worden en te blijven. Uit de beschrijving van de Tempel blijkt dat bij de bouw van de Tempel, bij het ontwerp al, rekening is gehouden met deze voorschriften.

Dan wordt nog een keer gecontroleerd of het totale Tempelcomplex wel nauwkeurig in kaart is gebracht. En jawel, het Tempelcomplex is een vierkant met een muur er om heen. Binnen is het heilig, buiten is het dus onheilig. Wie binnen wil moet zich dus eerst reinigen en hoe dichter je bij de eigenlijke Tempel komt hoe zorgvuldiger je moet zorgen rein te blijven. Daarom binnen de Priesterverblijven en de eigenlijke Tempel andere priesterkleren als daarbuiten. Wij kennen dat verhaal uit de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. Priester en Leviet lopen met een boog om het slachtoffer hen om niet onrein te worden. Jezus roept op om naast het slachtoffer te gaan liggen en zo de naaste te worden. Dat we zorgvuldig met de geboden om moeten gaan en ze in dienst moeten stellen van de minsten blijft een taak voor ons.

Aan het begin van het pad

Ezechiël 42:1-12

1 Toen nam de man me mee naar het noordelijke deel van de buitenhof en bracht me naar de zijhallen bij het achtergebouw, aan de noordkant van het plein. 2 Ze hadden een lengte van 100 el, met een breedte van 50 el en met de ingang op het noorden. 3 Galerijen in drie verdiepingen lagen langs de 20 el brede binnenhof en langs de geplaveide omloop van de buitenhof. 4 Voor de zijhallen was een gang van 10 el breed; naar het binnenste was een doorgang van 1 el, en de toegangen waren op het noorden. 5 De bovenste zijhallen waren kleiner, want de galerijen namen daar meer ruimte in beslag dan bij de onderste en de middelste hallen van het gebouw. 6 Ze vormden drie verdiepingen en hadden in tegenstelling tot de voorhoven geen zuilen; daarom waren de bovenste kleiner dan de onderste en de middelste. 7 In de richting van de buitenhof liep langs de zijhallen een muur; hij was 50 el lang. 8 De lengte van de zijhallen aan de kant van de buitenhof was 50 el, en tegenover de grote zaal was dat 100 el. 9 Onder deze zijhallen was op het oosten een ingang voor wie er vanuit de buitenhof naar binnen wilde. 10 Over de breedte van de muur van de hof naar het oosten, bij het plein en bij het achtergebouw waren ook zijhallen 11 met een pad erlangs. Ze zagen er net zo uit als de zijhallen op het noorden, net zo lang en net zo breed, met dezelfde uitgangen, inrichting en toegangen. 12 Ook de zijhallen op het zuiden hadden zulke ingangen. Voor wie binnen wilde gaan, lagen alle ingangen aan het begin van het pad dat langs de beschermmuur naar het oosten liep. (NBV)

We lezen verder over het visioen dat de profeet Ezechiël had over een nieuwe Tempel die zou komen als de ballingschap voorbij zou zijn. Een robuuste Tempel, met een voorhof, een binnenhof, poorten als vestingpoorten, gebouwen voor priesters om zich op hun dienst voor te bereiden, kamers om de offerdieren te slachten. En natuurlijk de eigenlijke Tempel met het Heilige en het allerheiligste. Maar Priesters waren dag en nacht nodig. En daarvoor lag aan de noordzijde nog een gebouw van drie verdiepingen hoog. Ook dat gebouw wordt aan Ezechiël nauwkeurig beschreven. Het gebouw kent geen pilaren de verdiepingen waren daarom niet even groot maar sprongen in, het leken op afstand of ze trappen vormden. In dit gebouw waren kamers. We kennen de maten die in het verhaal van Ezechiël worden genoemd niet precies maar deskundigen schatten de kamers ongeveer op 4 bij 4. Er staat in elk geval dat er vierkante kamers zijn en als je de maten optelt kom je inderdaad op een dergelijke constructie uit.

Ook hier vormen de muren een robuust geheel. Als je dit gebouw met militaire macht zou willen veroveren dan is dat niet gemakkelijk. Rond het hele Tempelcomplex liep een muur, de buitenmuur met de poorten en de poortgebouwen. Als je daardoor binnenkwam dan kwam je eerste in de buitenste voorhof. Het Priestergebouw waar we vandaag over lezen grensde aan de buitenste voorhof. Er was dan ook een ingang waardoor de Priesters van de buitenste voorhof direct naar het Priestergebouw konden gaan, zonder dus de binnenste voorhof te hoeven betreden. Als we de beschrijving van de Tempel uit dit visioen lezen dan krijg je bijna de indruk dat het een doolhof is van deuren, poorten, pleinen en gebouwen. Maar dat is niet zo. De Tempel van de God van Israël is gebouwd volgens een vast plan waarin niemand kan verdwalen.

Alle ingangen van het Priestergebouw liggen aan één pad. Als je dat pad inslaat kun je kiezen uit de ingang die je wil nemen maar je kunt er niet mee verdwalen. Het is en blijft een visioen. Het verhaal is bestemd voor ballingen die dagelijks geconfronteerd worden met de prachtige Tempels van Babel. Sommige hadden zelfs hangende tuinen. Wat konden de arme en zwakke ballingen verwachten van een God die volgens hun omgeving was verslagen, die geen macht meer had. Ezechiël vertelde ze dat ze een robuuste Tempel konden verwachten, fraai versierd en met duidelijke functies. Geen stiekume achterkamertjes maar helderheid en openheid. En ook wij mogen dat van God verwachten. Het nieuwe Testament maakt ons Christenen duidelijk dat die God van Israël inderdaad geen geheime rituelen nodig heeft maar dat iedereen getuige mag zijn van zijn liefde en macht.

Eeuwig leven

Johannes 3:31-36

31 Hij die van boven komt staat boven allen, wie uit de aarde voortkomt is aards en spreekt de taal van de aarde. Hij die uit de hemel komt en boven allen staat, 32 getuigt van wat hij gezien en gehoord heeft, en toch wordt zijn getuigenis door niemand aanvaard. 33 Wie zijn getuigenis wel aanvaardt, bevestigt daarmee dat God betrouwbaar is. 34 Hij die door God gezonden is, spreekt de woorden van God, en God schenkt de Geest in overvloed. 35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft alle macht aan hem overgedragen. 36 Wie in de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, wie de Zoon niet wil gehoorzamen zal dat leven niet kennen; integendeel, Gods toorn blijft op hem rusten.’ (NBV)

Wat had die Zoon ons in dit Bijbelgedeelte ook al weer geboden? Dat we van boven geboren moeten worden, uit water en Geest. Als je dus van boven komt sta je boven allen. Hoe dat zo? Je hoort toch bij de minsten te zijn, als je hongerigen voedt, zieken verzorgt, dorstigen laaft of gevangenen bezoekt dan heb je dat toch aan Jezus gedaan? Er wordt hier een abstracte tegenstelling gemaakt waar je niet moet intrappen. Wij noemen boven goed en beneden slecht. De Bijbel draait dat om. Alles wat streeft naar de eerste de beste te zijn ten koste van anderen worden in de Bijbel als slecht bestempeld, wie zijn leven over heeft voor een ander heeft het begrepen en het goede gedaan. Paulus zou schrijven dat we “in Christus” kunnen zijn, al zegt hij ook dat we dood kunnen gaan om met Christus weer op te staan.

Voor de lezers van de Evangelist Johannes was er een hele grote verandering gaande. De Tempel in Jeruzalem was verwoest en ze moesten gaan geloven dat Jezus van Nazareth direct bij de God van Israël vandaan was gekomen. Er was wel discussie ontstaan over de goddelijkheid van Jezus van Nazareth. Maar de notie dat de God van Israël ook door de dood heen naast de mensen zou blijven staan die zijn Weg wilden gaan, vast blijven houden aan het houden van de naasten als van zichzelf was voldoende om in die Weg van Jezus van Nazareth te gaan geloven.

Als je dat gelooft dan is er ineens ook geen angst meer voor de dood. Dan kun je gaan leven alsof je eeuwig leeft, in de woorden van de Bijbel: dan krijg je het eeuwige leven. Dan hoef je niet meer voor jezelf of voor je nageslacht te zorgen, elke dag heeft genoeg aan zichzelf. Dan zorgen we alleen nog voor een betere wereld voor alle mensen, een wereld met rechtvaardige handelsverhoudingen, een wereld waar iedereen mee mag doen, zonder honger, zonder geweld, een wereld waar ieder tot zijn recht komt. Daar mogen we elke dag weer opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

Hij doopte

Johannes 3:22-30

22 Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar Judea. Daar bleef hij enige tijd en hij doopte er. 23 Johannes doopte toen ook, in Enon, dicht bij Salim, een waterrijk gebied. Daar kwamen de mensen naartoe om zich te laten dopen. 24 Johannes was immers nog niet gevangengezet. 25 Er ontstond een discussie tussen de leerlingen van Johannes en een Jood over het reinigingsritueel. 26 Ze gingen naar Johannes en zeiden tegen hem: ‘Rabbi, de man die bij u aan de overkant van de Jordaan was, over wie u een getuigenis afgelegd hebt, is aan het dopen en iedereen gaat naar hem toe!’ 27 Johannes antwoordde: ‘Een mens kan alleen ontvangen wat hem door de hemel gegeven wordt. 28 Jullie kunnen van mij getuigen dat ik gezegd heb: “Ik ben de messias niet, maar ik ben voor hem uit gezonden.” 29 De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. 30 Hij moet groter worden en ik kleiner. (NBV)

Hoe stook je in een gelukkig huwelijk? Soms door te zeggen dat de een meer geliefd is dan de ander. Dan ontstaat er concurrentie en dus verwijdering en wrijving. Zo niet tussen de neven Johannes en Jezus. Johannes zag zichzelf als wegbereider, de man van de advent dus, een wegbereider voor Jezus. Dat had hij nooit onder stoelen of banken gestoken en toen Jezus ook ging dopen en kennelijk veel mensen trok ging hij er niet anders over denken. het was en bleef een feest en de beste vriend van de bruidegom lijkt dan aan de kant te staan maar bij hem steekt de bruidegom nog feestelijker af. Die doop overigens wordt hier gezien als reinigingsritueel, voor het feest ga je je eerst wassen en dan begint het feest.

Al het stof van alledag wordt afgespoeld. En reiniging werd altijd voorgeschreven als je in contact zou komen met de God van Israël. Voordat je naar de Tempel ging, voordat je ging offeren, altijd eerst reinigen. Na de verwoesting van de Tempel werd het onderwerp een probleem. Maar als je God kunt ontmoeten in de armen, in de minsten, dan blijft een reiniging om er bij te horen geboden. Zo is in CHristelijke kerken de doop ontstaan. Veel mensen wilden daar hun hele huishouden, inclusief de kinderen, in meenemen en dat gebeurde dan ook. Daarom denken veel mensen dat tegenwoordig in de meeste kerken alleen de kinderen gedoopt kunnen worden.

Dat is niet zo. Er zijn wel een paar kerken waar kinderen niet gedoopt kunnen worden, die moeten wachten tot ze zelf kunnen beslissen, maar als u in de plaatselijke protestantse kerk actief wilt worden en U bent nooit gedoopt aarzel dan niet de predikant te vragen om gedoopt te worden, die zal dat graag doen. Je verbind je dan wel aan de kerk zoals die er nu uitziet. In de geschiedenis is dat wel eens veranderd en dan stappen er mensen uit de kerk en beginnen een nieuwe. Bij de fusie tussen de Hervormde, de Gereformeerde en de Lutherse Kerk is dat ook gebeurd. Mensen nemen elkaar het verzet tegen veranderingen nog wel eens kwalijk. Nergens voor nodig natuurlijk, je kunt er tegen of niet.