Profeten zoals ik.

Deuteronomium 18:14-22

14 Ook al luisteren de volken in het land dat u in bezit zult nemen wel naar wolkenschouwers en waarzeggers, ú heeft de HEER, uw God, dat verboden. 15 Hij zal in uw midden profeten laten opstaan, profeten zoals ik. Naar hen moet u luisteren. 16 U hebt de HEER daar immers zelf om gevraagd, toen u bij de Horeb bijeen was? U zei: ‘Wij kunnen het stemgeluid van de HEER, onze God, en de aanblik van dit enorme vuur niet langer verdragen; dat overleven we niet.’ 17 De HEER heeft toen tegen mij gezegd: ‘Zij hebben goed gesproken. 18 Ik zal in hun midden profeten laten opstaan zoals jij. Ik zal hun mijn woorden ingeven, en zij zullen het volk alles overbrengen wat ik hun opdraag. 19 Wie niet wil luisteren naar de woorden die zij in mijn naam spreken, zal ik ter verantwoording roepen. 20 Maar als een profeet de euvele moed heeft om in mijn naam iets te zeggen dat ik hem niet heb opgedragen, of om in de naam van andere goden te spreken, dan moet hij ter dood gebracht worden.’ 21 Misschien vraagt u zich af: Is er een manier om te bepalen of een profetie al dan niet van de HEER komt? 22 Die is er inderdaad: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest. Heb geen ontzag voor een profeet die zich dat aanmatigt. (NBV)

Het gedeelte van vandaag legt de nadruk op de functie die profeten hebben. Profeten zijn dus geen toekomstvoorspellers. Ze zijn analytici van de huidige samenleving, ze zeggen waar het op uit zal lopen als we zo doorgaan. En wanneer weten we dat profeten uit God spreken? Als gebeurd wat ze zeggen dat zal gebeuren. Jona profeteerde dat Ninevé ten onder zou gaan en dat gebeurde niet, hij was wel een echteprofeet. Maar als uitkomt waarvoor een profeet waarschuwt dan is het te laat. Daarom moet je luisteren naar profeten. In Israël is profeet lang een apart ambt geweest. Er waren profetenscholen, er waren profetensteden. Profeet was geen beroep zoals priester of boer. De profeet Jesaja was een priester, de profeet Amos een boer. Maar naar beiden is het goed te luisteren.

In het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw zeiden mensen bijvoorbeeld dat we een probleem zouden krijgen met Marokkaanse jongens als we niets zouden doen aan de inburgering van hun ouders. Vooral vrijwilligers uit de kerken die taalles gaven aan gastarbeiders waarschuwden daarvoor. Die mensen werden toen weggelachen, dat zou maar geld kosten, dan zouden die ouders maar blijven, dat was de linkse zorgzame samenleving. Maar die voorspelling is uitgekomen, we zitten nu met de last. Toen werd gezegd dat het vormen van een samenleving waarin iedereen zich thuis zou voelen de oplossing was.

Verantwoordelijkheid ook voor kinderen zouden we samen moeten delen. Nu wordt de scheiding van bevolkingsgroepen gepreekt. Aangezien de Bijbel ons oproept altijd één volk te vormen en juist ook de vreemdelingen daarbij te betrekken lijkt het voor de hand te liggen wie er Christelijk, vanuit Gods Woord, spreekt. We kunnen nog veranderen en weer samen gaan leven. Vandaag krijgen we uit de Bijbel daar weer een oproep toe, laten we daarom beginnen. Vanuit verschillende kerken en moskeeën worden daar initiatieven genomen, samen eten blijkt dan een goed begin te zijn. Samen verantwoordelijk voor de tieners in de buurt werkt echt.

Verfoeilijke praktijken

Deuteronomium 18:1-13

1 De Levitische priesters, ofwel de hele stam Levi, zullen geen eigen grond bezitten zoals de andere Israëlieten. Zij mogen de offergaven eten die de HEER toekomen, 2 maar eigen grond zoals de anderen hebben ze niet; zij mogen immers bestaan van de dienst aan de HEER, zoals hij hun heeft beloofd. 3 Van de gaven van het volk komt de priesters het volgende deel toe: van het offerdier-of het nu om een rund, een schaap of een geit gaat-moeten de schouder, de wangen en de lebmaag aan de priester worden afgestaan. 4 Ook het eerste en beste deel van uw koren, wijn en olie en van de wol van uw schapen en geiten moet u hem geven. 5 Want uit uw midden heeft de HEER, uw God, de Levieten gekozen om hem voor altijd als priester te dienen. 6 Als iemand die als Leviet ergens in het land van Israël woont zich aandient in de plaats die de HEER zal uitkiezen, dan is hij welkom. Hij mag zich wanneer het maar bij hem opkomt naar die plaats begeven 7 en daar deelnemen aan de dienst voor de HEER, zijn God, net als zijn Levitische broeders die er al dienst doen. 8 Hij moet dan eenzelfde aandeel als zij ontvangen, ongeacht de waarde van de bezittingen die hij geërfd heeft. 9 Wanneer u in het land komt dat de HEER, uw God, u geven zal, mag u de verfoeilijke praktijken van de volken daar niet navolgen. 10 Er mag bij u geen plaats zijn voor mensen die hun zoon of dochter als offer verbranden, en evenmin voor waarzeggers, wolkenschouwers, wichelaars, tovenaars, 11 bezweerders, en voor hen die geesten raadplegen of doden oproepen. 12 Want de HEER verafschuwt mensen die zulke dingen doen, en om die verfoeilijke praktijken verdrijft hij deze volken voor u. 13 U moet volledig op de HEER, uw God, gericht zijn. (NBV)

De godsdienst van Israël is een merkwaardige godsdienst. Dat offers die aan stenen beelden worden gebracht opgegeten worden door de priesters laat zich makkelijk raden maar in de godsdiensten van de Kanaänitische volken werd gedaan of de goden zelf de offers opaten. De offers voor de God van Israël zijn nooit om die God gunstig te stemmen of wat van die God gedaan te krijgen. Die offers zijn om de dienst aan God in stand te houden. Daarom eten als eersten de priesters en levieten van die offers, ze zijn voor hen bestemd, daarom hoeven ze zelf ook geen land te hebben in Israël. Kern van het offeren van Israël is de bereidheid tot delen van wat je hebt.

De hoogfeesten zijn dan ook feesten waarbij de gemeenschappelijke maaltijd met armen, vreemdelingen, de familie en de Levieten centraal staat. Dat delen van wat je hebt is nog steeds het hart van onze godsdienst. Door Jezus van Nazareth, die zichzelf deelde, is het ook het hart van de Christelijke godsdienst. We willen overigens graag weten wat ons boven het hoofd hangt, welke beslissingen we moeten nemen, welke richting ons leven uit zal gaan. Veel mensen willen ook goedkeuring van hun ouders, ook al zijn die lang overleden, of andere vroeg gestorven geliefden. Op eigen benen staan is immers eng en of je het altijd zo goed doet is maar de vraag. In de Heidense godsdiensten van de volken rond Israël waren er velen die op grond van een godsdienst pretendeerden iets over de toekomst te kunnen zeggen.

De God van Israël veroordeelt al die mensen die zich bezig houden met het contact met overledenen, met het voorspellen van de toekomst, met instralen en geestfluisteren. Het kompas waar je op kunt varen is de Wet zoals die door de God van Israël is gegeven, heb uw naaste lief als uzelf. Al het andere is afgoderij en bijgeloof, het wordt uitgeoefend door leugenaars en bedriegers. De geestfluisteraars met hun healings en readings die we op de televisie zo spectaculair zien optreden zijn volgens de Bijbel bedriegers die de mensen misleiden en tot afgoderij brengen.

Laten we een koning aanstellen

Deuteronomium 17:14-20

14 Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’ 15 Dat is geoorloofd: u mag uit uw midden iemand die door de HEER, uw God, zal worden uitgekozen, als koning aanstellen. Maar het mag niet iemand uit een ander land of van een ander volk zijn. 16 Hij mag geen paarden gaan houden, want hij zou zijn volksgenoten naar Egypte kunnen terugsturen om voor uitbreiding van zijn stallen te zorgen, in strijd met de waarschuwing van de HEER dat we nooit meer die weg terug mogen gaan. 17 Evenmin is het de koning toegestaan er veel vrouwen op na te houden, want dat zou hem tot afgodendienst kunnen verleiden. En verder mag hij ook geen zilver en goud ophopen. 18 Als de koning eenmaal over zijn rijk heerst moet hij een afschrift van dit wetboek laten maken, naar de tekst die bij de Levitische priesters berust. 19 Hij moet het onder handbereik hebben en erin lezen zolang hij leeft. Zo leert hij ontzag te hebben voor de HEER, zijn God, en alle wetten uit dit boek in acht te nemen. 20 Dan zal hij zich niet inbeelden dat hij meer is dan anderen en in enig opzicht boven de wet staat, en zal zijn koningschap over Israël bestendigd worden en op zijn zonen overgaan. (NBV)

De Bijbel is vaak zeer praktisch en zeer menselijk. Er zijn geboden, maar die kennen uitzonderingen, en er zijn idealen maar die zijn niet altijd haalbaar. Het ideaal van de Bijbel was een volk dat de God van Israël als koning had en dat genoeg had aan de richtlijnen die in de Woestijn waren gegeven. Een volk dat samen die richtlijnen zou volgen zou ook zeer onaantrekkelijk zijn voor andere volken om te veroveren. Maar in de loop van de geschiedenis zou blijken dat een volk zonder koning vervalt tot een soort anarchisme dat geweld voortbrengt. In het boek Rechters kunnen we lezen dat uiteindelijk ieder deed wat goed was in eigen ogen, de Wet van de God van Israël, van heb uw naaste lief als uzelf, was niet meer terug te vinden.

Ook in onze dagen willen velen zo veel mogelijk regels afschaffen en ieder zelf verantwoordelijk voor eigen leven maken. Zorgen voor de armen, voor de minsten, voor de zieken en gehandicapten, de weduwe en de wees, is er dan niet meer bij, die moeten zelf zien werk en inkomen te vinden, ook al wil niemand ze hebben. Al voor het volk zich in Kanaän heeft gevestigd zijn er dus al regels voor de Koning die eigenlijk niet wordt gewild. Als het volk een Koning wil dan moet het volk zelf een Koning uit hun midden kiezen, democratie voorop in de Bijbel. Het moet een Koning zijn die het eigen volk aanvoert, het volk moet zorgen dat dat ook kan. Dus geen wapens kopen in het buitenland, niet meer naar het dodenrijk van Egypte. Ook niet een hele harem van veel vrouwen er op na houden, dat levert maar afgodendienst op, net als rijkdom van een koning.

Niet een koning dus als Salomo later zou zijn. Nee een koning moet de richtlijn uit de Woestijn, het heb uw naaste lief als uzelf, onder handbereik houden. Niet er in knippen en plakken naar goeddunken maar de tekst uit de Tempel, die van de Levieten, in zijn geheel onder handbereik hebben. Uiteindelijk wordt de regel dat de Koning het boek Deuteronomium in de armleuning van zijn troon of stoel moet bewaren. Om die richtlijn tot gelding te brengen ben je Koning en niet om je eigen wetten aan het volk op te leggen. Een Koning is nu eenmaal niet meer dan een ander, dat is tot in onze dagen nog steeds zo, ook in ons Koninkrijk der Nederlanden. Een Koning regeert bij de gratie Gods.

De regels van het verbond

Deuteronomium 17:2-13

2 Wanneer zich in een van de steden die de HEER, uw God, u zal geven, iemand bevindt, man of vrouw, die doet wat slecht is in de ogen van de HEER door de regels van het verbond te overtreden, 3 door andere goden te vereren, de zon, de maan of de sterren, en daarvoor neer te knielen, hoewel ik dat verboden heb, 4 en het komt u ter ore, dan moet u zorgvuldig navraag doen. Als blijkt dat het waar is, als onomstotelijk vaststaat dat deze gruwelijke dingen onder het volk van Israël hebben plaatsgevonden, 5 dan moet u de man of vrouw die zich zo misdragen heeft de stad uit brengen en buiten de poort stenigen tot de dood erop volgt. 6 Het doodvonnis mag alleen op grond van de verklaring van ten minste twee getuigen worden voltrokken, één getuigenverklaring is onvoldoende. 7 De getuigen moeten, samen met de rest van het volk, de dader stenigen tot de dood erop volgt, en zelf moeten zij de eerste steen werpen. Zo moet u het kwaad dat zich bij u aandient in de kiem smoren. 8 Met betrekking tot moord of doodslag, rechtsvordering en geweldpleging kunnen zich in uw steden rechtszaken voordoen waarin het te moeilijk is om vonnis te wijzen. In dergelijke gevallen moet u naar de plaats gaan die de HEER, uw God, zal uitkiezen. 9 Daar raadpleegt u de Levitische priesters en de rechter die daar op dat moment zetelt, en zij zullen uitspraak doen. 10 Doe precies wat zij u voorschrijven en volg de aanwijzingen die u van hen krijgt nauwkeurig op. 11 Houd u aan de uitleg die zij u geven en aan het vonnis dat ze uitspreken. Probeer in geen enkel opzicht te schikken en te plooien. 12 Degene die de euvele moed heeft om de woorden van de rechter of van de priester die daar voor de HEER, uw God, dienst doet in de wind te slaan, moet ter dood gebracht worden. Zo moet u het kwaad dat zich bij de Israëlieten aandient in de kiem smoren. 13 Het hele volk moet daardoor worden afgeschrikt, zodat ze zoiets geen tweede keer wagen. (NBV)

Hoogverraad, je volledig buiten je volk stellen en eigenlijk in dienst van een ander volk, een vijandig volk. Ook in onze dagen is dat één van de zwaarste misdaden die je kunt plaatsen. Na de tweede wereldoorlog hebben verschillende mensen daarvoor de doodstraf gekregen. Zij hadden de Nederlandse wetten zo aan de kant geschoven dat een vijand de kans kreeg om het volk te onderdrukken en delen van ons volk systematisch te doden. Het volk Israël is net begonnen. Mozes had ze uit Egypte geleid en naar de rand van het beloofde land gebracht. Hun God was met ze meegetrokken en had ze midden in de woestijn richtlijnen voor een menselijke samenleving te geven. Nu neemt Mozes afscheid en vertelt nog eenmaal hoe het allemaal zo ver gekomen is, dat de eer daarvoor bij God ligt, en waar ze in dat nieuwe land om moeten denken. Die afscheidsrede kun je lezen in het boek Deuteronomium.

Die God van Israël had een verbond gesloten met het volk. Dat was op zich een vreemde zaak in de godsdiensten van de andere volken waarmee Israël te maken had. Die volken moesten hun goden tevreden stellen en verleiden om wat voor ze te doen. Die volken waren overgeleverd aan de willekeur van hun goden. De zon moest schijnen overdag en moest daarvoor aanbeden worden, af en toe verduisterde de zon en dan moesten er extra offers gebracht worden. Met de maan was hetzelfde aan de hand en elke maand als de maan verduisterd was werd er een extra offerfeest gevierd om de maan weer tevoorschijn te laten komen. Wij vinden dat maar onzin maar in de dagen van Mozes was deze handelwijze normaal. Net zo normaal als de aanbidding van de sterren zoals wij die ook nog kennen. In de stand van de sterren kun je patronen ontdekken, de meesten onder ons kennen de Grote Beer en de Kleine Beer. Tegenwoordig aanbidden we die niet meer maar zijn er mensen die geloven dat die sterren ons iets over onszelf en onze toekomst kunnen vertellen. Afgoderij is het als in de dagen van Mozes.

Zeer ernstige misdrijven, misdrijven waarop de doodstraf staat moet je ook wel heel serieus nemen. Daar mag geen willekeur een rol spelen. Daar mag geen emotie en afschuw van het gebeurde de overhand krijgen. Het gaat om een mensenleven en niemand moet zich verlagen een moordenaar te worden, iemand die het leven neemt van een ander. Daarom zijn we tegen de doodstraf. Alleen in zeer bijzondere situaties zou die doodstraf misschien te rechtvaardigen zijn. Kort na de Tweede Wereldoorlog zijn een aantal doodstraffen uiteindelijk nog omgezet in gevangenisstraffen voor de rest van het leven van de veroordeelde. Zo zorgvuldig hoort het te gaan. Die zorgvuldigheid is hier ook te lezen. Niet een enkele rechter, maar meerdere rechters. Niet een enkele getuige maar meerdere rechters. Niet een anonieme beul om de straf te voltrekken maar de eerste steen moet geworpen worden door de aangever. Wie zonder zonde is mag die eerste steen werpen zou Jezus veel later zeggen. Daarom blijven we tegen de doodstraf. We zijn een volk dat zich kan verdedigen tegen onderdrukking door een vijand en voor misdrijven is een zeer lange straf ons genoeg. Laten we de mensen steunen die ook andere volken tot het afschaffen van de doodstraf willen brengen.

Zoek het recht

Deuteronomium 16:18–17:1

18 Stel in alle steden die de HEER, uw God, u in uw stamgebieden zal geven, rechters en griffiers aan, die zorg moeten dragen voor een zuivere rechtspraak. 19 U mag de rechtsgang niet beïnvloeden en niet partijdig zijn. U mag geen steekpenningen aannemen, want steekpenningen maken het oog van de wijze blind en de stem van de rechtvaardige vals. 20 Zoek het recht en niets dan het recht. Dan zult u in leven blijven en mag u het land dat de HEER, uw God, u zal geven, in bezit nemen. 21 U mag naast het altaar dat u voor de HEER, uw God, gaat bouwen geen Asjerapaal of wat voor gewijde paal ook plaatsen, 22 en ook geen gewijde steen, want de HEER heeft daarvan een afschuw. 1 Ook mag u hem geen rund, schaap of geit met een of ander gebrek offeren, want ook daarvan heeft hij een afschuw.(NBV)

Toen er in Nederland twee rechters voor de strafrechter werden gedaagd op verdenking van meineed was het een grote schok voor ons land. Sinds mensenheugenis gaan we uit van een eerlijke, onafhankelijke, niet te beïnvloeden rechtspraak. Zelfs in het toch redelijk oude Bijbelboek Deuteronomium wordt de eerlijke rechtspraak nauwkeurig omschreven. Voor een volk dat zichzelf respecteert is dat van het grootste belang. Natuurlijk lukt het niet altijd en niet overal. De schrijver van het boek Prediker verzucht zelfs ergens dat als hij kijkt naar de plaats van het recht hij onrecht ziet. Maar dat we in het recht het recht en niets dan het het recht moeten zoeken ligt voor ons voor de hand. We spreken dan al snel over controle op de rechters. Wie bepaald of ze wel onafhankelijk zijn? De Bijbel geeft geen antwoord op die vraag, het volk zelf moet de rechters aanstellen en hen de opdracht geven te zorgen voor een zuivere rechtspraak. Daar moeten die rechters dus zelf voor zorgen al zullen ze misschien vaker dan tot nu toe verantwoording moeten afleggen over hun gedrag.

Het is het hele volk dat verantwoordelijk is voor een zuivere rechtspraak. Want het volk is ook verantwoordelijk voor een zuivere godsdienst. De offerdieren moeten dieren zonder gebrek zijn. Als je daar niet nauwkeurig op let dan verval je al snel tot afgoderij suggereert de tekst. En afgoderij is het ergste dat het volk kan overkomen. Een ieder die afgodendienst bewust doet moet uit het volk verwijderd worden en als het onbewust is dan moet zo iemand gewaarschuwd worden, doet iemand dat nog een keer dan is het meer dan bewust en kan zo iemand doodvallen. Een zuivere rechtspraak leidt dus ook tot een zuiver volk kun je uit dit gedeelte lezen. Het kwaad moet in de kiem gesmoord worden, de rechtspraak moet er voor zorgen dat het hele volk afgeschrikt wordt zodat ze het niet nog een keer wagen. Het klinkt hard maar het is een poging om het volk een land te laten houden dat God gegeven heeft, een land overvloeiende van melk en honing, waar iedereen zou willen leven.

Hoe doen wij dat? Zijn wij er samen verantwoordelijk voor dat er een zuivere rechtspraak is? Nemen wij onze verantwoordelijkheid voor het smoren van het kwaad in de kiem? Het lijkt er niet op. De politie moet de regels van onze samenleving maar handhaven en als ze er ons als individu er op aanspreken kunnen ze een grote mond krijgen. Als er al overlast wordt veroorzaakt grijpen we zelden samen in maar verwijten we een overheid dat er niks aan gedaan wordt. Buurtgemeenschappen gaan zelden meer samen na waardoor het gevoel van onveiligheid stijgt. Mensen zetten zich zelden samen aan de maaltijd om de gang van zaken in de gemeenschap te bespreken. Israël had haar Tent der ontmoeting waar het volk regelmatig samen maaltijd moest houden. Wij hebben buurthuizen, wijkcentra en kerken waar we bijeen kunnen komen. We leren van Deuteronomium dat een zuivere rechtspraak bij onszelf begint, maar daar moeten we dan wel samen mee willen beginnen, ook vandaag weer.

Hij bracht de storm tot zwijgen

Psalm 107:23-43

23 Soms daalden zij af naar zee, gingen scheep en bevoeren het wijde water, 24 ze zagen de daden van de HEER, zijn wonderen op de oceaan. 25 Hij sprak en ontketende storm, hoog zweepte hij de golven op. 26 Zij stegen tot aan de hemel, vielen neer in de diepte, hun maag keerde om van ellende, 27 ze tolden en tuimelden als dronkaards, alle kennis baatte hun niets. 28 Ze riepen in hun angst tot de HEER hij leidde hen weg uit vele gevaren, 29 hij bracht de storm tot zwijgen, de golven gingen liggen. 30 Het verheugde hen dat de zee tot rust kwam, hij bracht hen naar een veilige haven. 31 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht, 32 hem hoog verheffen als het volk bijeen is, hem loven in de kring van de oudsten. 33 Hij maakt van rivieren woestijn, van waterbronnen dorstig land, 34 van vruchtbaar land een zoutzee vanwege het kwaad van de bewoners. 35 Hij maakt van woestijnen waterland, van dor gebied een bronrijke streek. 36 Hij laat daar wonen wie honger leden, zij stichten een stad, een woonplaats, 37 zaaien akkers in, planten wijngaarden, met een rijke oogst aan vruchten. 38  Zegent hij hen, zij worden zeer talrijk en ook hun vee breidt zich uit, 39 zegent hij niet, hun aantal neemt af, ze buigen onder de last van onheil en verdriet. 40 Hij stort schande uit over de aanzienlijken, hij laat hen dolen in een woestenij zonder uitweg; 41 de armen behoedt hij voor slavernij, hun families maakt hij talrijk als kudden. 42 Wie oprecht zijn, zien het met blijdschap, wie onrecht doet, moet zwijgen. 43 De wijze neemt dit ter harte en kent de trouw van de HEER. (NBV)

Waar kennen we dat toch van, wie stilde de storm, dat was toch Jezus van Nazareth? Zo wordt het door Marcus tenminste verteld, maar Psalm 107 bezingt het of men het al had meegemaakt. Historisch klopt dat natuurlijk niet, of Marcus greep terug naar Psalm 107 en liet zien dat de Weg van Jezus van Nazareth je werkelijk laat zingen als deze psalm. Wij heidenen, opgevoed als christenen, kunnen de Joodse Bijbel nu niet anders lezen dan door de bril van het Christendom. In het verhaal zoals het door Marcus werd verteld sliep Jezus overigens en zijn volgelingen werden bang dat ze zouden vergaan. Net zo bang als de ballingen die over zee terugkeerden volgens psalm 107. Heel wat families van vissers zullen nu stilletjes denken dat Gods wereld toch wel heel gemeen in elkaar zit. Hun familieleden werden niet gered, voor hen werd de storm niet gestild. Waarom de een wel en de ander niet?

Wel, Jezus sliep en in de Psalm staat dat de kennis die de ballingen hadden van de richtlijnen voor liefde en recht hen niet baatte. Toen we uit het boek Job lazen hebben we geleerd dat we natuurrampen maar moeten nemen zoals ze komen. Waar het kennelijk op aankomt is het vertrouwen. De ballingen uit deze psalm laten zich op en neer gooien op de golven, zij hebben vertrouwen in het feit dat ze de stad van hun dromen zullen bereiken, de volgelingen van Jezus maken hem wakker, zij hebben er vertrouwen in dat hun meester iets voor hen kan betekenen. Jona, die tijdens een storm lag te slapen, liet zich overboord gooien. Dat vertrouwen op een goede afloop sleept je door de storm heen. Ook als een familielid sterft is het leven niet voorbij, ook als je een ramp overkomt, een ernstig ongeval, en ziekte of een handicap is het leven niet voorbij. Je blijft in staat je onbaatzuchtige liefde aan een ander te geven.

De geest van Jezus werd Trooster genoemd. Je blijft in zijn geest in staat de samenleving er op te wijzen dat de zorg voor de zwakke voorop dient te blijven staan. Soms kun je daar zelfs dan nog beter op wijzen. Door die storm heen, door die ellende heen blijven we volgens Psalm 107 in staat opnieuw de akkers in de zaaien, te oogsten, te delen en een samenleving op te bouwen op de fundamenten van recht en vrede. Het mooiste is dat we er vandaag mee kunnen beginnen. Als we ons maar blijven herinneren dat het voor iedereen altijd en overal het laatste moment kan zijn. Zoals het standbeeld van de vissersvrouw op de Boulevard in Katwijk aan Zee herinnert aan al die vissers die in de loop van de geschiedenis op zee zijn gebleven. Die geschiedenis is niet voorbij, dat is niet iets van vroeger, dat is iets ook van onze dagen, als mensen doodgaan en nabestaanden getroost moeten worden, of als we moeten voorkomen dat mensen doodgaan door voor hen uit te kijken.

De rechte weg

Psalm 107:1-22

1 0‘Loof de HEER, want hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw.’ 2  Zo spreken zij die door de HEER zijn verlost, die hij verloste uit de greep van de angst, 3  bijeenbracht uit alle landen, uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden. 4  Soms doolden zij door de woestijn, maar een weg in de wildernis, een stad, een woonplaats vonden ze niet. 5 Ze kregen honger en dorst en kwijnden van uitputting weg. 6  Ze riepen in hun angst tot de HEER hij heeft hen bevrijd uit vele gevaren, 7 hij wees hun de rechte weg, de weg naar een stad, een woonplaats. 8  Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht, 9 wie dorst had, gaf hij te drinken, wie honger had, volop te eten. 10 Soms woonden zij in donkere krochten als slaven met ijzeren boeien, 11 want ze hadden zich tegen Gods woorden verzet, de raad van de Allerhoogste verworpen, 12 hij liet hen buigen onder een zware last, ze vielen, en er was niemand die hielp. 13 Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER hij heeft hen gered uit vele gevaren, 14 haalde hen weg uit donkere holen en brak hun boeien aan stukken. 15 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht, 16  bronzen deuren heeft hij verbrijzeld, ijzeren grendels verbroken. 17 Soms leidden zij een lichtzinnig leven en gingen onder hun zonden gebukt, 18 ze gruwden van elk voedsel en waren de poorten van de dood nabij. 19 Ze schreeuwden in hun angst tot de HEER hij heeft hen gered uit vele gevaren, 20 hij zond zijn woord en genas hen, ontrukte hen aan het graf. 21 Laten zij de HEER loven om zijn trouw, om zijn wonderen aan mensen verricht, 22 laten zij hem dankoffers brengen,  juichend zijn daden bezingen. (NBV)

Overal waren ze vandaan gekomen na de ballingschap. De meeste verhalen voor de Bijbel waren in Babel opgeschreven en tot een verzameling boeken samengevoegd. In Jeruzalem was met de herbouw van de Tempel begonnen. De herontdekking van de richtlijnen voor liefde, recht en rechtvaardigheid was overal in de wereld als een lopend vuurtje rondgegaan. Eindelijk was er weer een reden voor die rare identiteit van die ballingen. In een wereld waarin iedereen achter prachtige godenbeelden aanliep, waar tempels met de meest wondere schoonheid werden gebouwd, waar de meest vreemde rituelen werden uitgevoerd, waar mannen met mannen en vrouwen met vrouwen moesten liggen om de goden tevreden te stellen en de vruchtbaarheid van de landerijen te bevorderen waren ze voortdurend raar aangekeken vanwege hun vreemde gewoonten.

Godenbeelden kenden ze niet, rituelen hadden ze bijna niet. Af en toe een maaltijd met familie en vrienden, wat armen er bij, hun personeel alsof het gelijken waren en de helpers van een tempel die ver weg en onbereikbaar leek. Geen wonder dat die mensen zingend terugkeerden naar hun land van herkomst. Die opleving van de oude Godsdienst gaf hun leven nieuwe richting en letterlijk voerde die naar een stad, de stad waar de Tempel stond. Daar werden immers die richtlijnen bewaard, daar woonde God zelf. Daar was geen godsdienstdwang, daar kon je je kinderen naar scholen sturen waar jouw godsdienst ook werd onderwezen, daar waren je vrouw en je kinderen veilig voor vreemde gewoonten en vreemde godsdiensten. Ze kenden nog het verhaal van het volk dat door de woestijn trok en ze herkenden het. Waren ze zelf ook niet in een woestijn geweest vol verraderlijke slangen, zonder eten en drinken dat niet voor de een of andere god was bestemd?

Hoe meer ze hadden geleerd over hun eigen wetten en gewoonten hoe meer ze zich daarbij thuis hadden gevoeld. Dat je het samen deed, dat je kon bouwen op je medemens betekent immers dat je er in die vreemde omgeving ook niet meer alleen voor stond. Samen sta je steeds sterker, zo sterk dat hun gemeenschap als vanzelf tot een sterke stad uitgroeide. Zo keerden ze terug, juichend en zingend en vol dankbaarheid voor dat nieuwe leven dat herontdekt mocht worden en waar ze telkens opnieuw mee zouden kunnen beginnen. Opgestaan uit de dood van de ballingschap waren ze, genezen van het vreemde waar ze toe gedwongen waren. Kunnen wij met ze meezingen vandaag? Kunnen wij vandaag ook ontdekken hoe sterk de kracht van de onbaatzuchtige liefde is? Durven we dat te doen samen met de vreemdelingen in ons midden, samen met mensen die van elkaar houden zonder dat wij oordelen over wie van wie houdt omdat religie en seksualiteit nu eenmaal niets met elkaar te maken hebben?

Een nieuwe leer met groot gezag!

Marcus 1:21-34

21  Ze gingen op weg naar Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en onderwees er de mensen. 22  Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden. 23 Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest, en hij schreeuwde: 24  ‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’ 25  Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ 26  De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw. 27  Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.’ 28  Het nieuws over Jezus verspreidde zich algauw overal in Galilea. 29 Toen ze uit de synagoge kwamen, gingen ze rechtstreeks naar het huis van Simon en Andreas, samen met Jakobus en Johannes. 30  Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze spraken met Jezus over haar. 31  Hij ging naar haar toe, pakte haar hand vast en hielp haar overeind. Toen verliet de koorts haar, en ze begon voor hen te zorgen. 32 ‘s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar hem toe; 33 alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. 34 Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en hij dreef veel demonen uit, maar stond ze niet toe om iets te zeggen, want ze wisten wie hij was. (NBV)

Cynisme is heel moeilijk te bestrijden. Vooral door vriendelijke mensen die het goed bedoelen. Je probeert mensen ergens warm voor te maken en dan maakt iemand een cynische opmerking. Je zamelt geld in voor mensen die te weinig hebben om te eten en dan hoor je:” ach, hebben die mensen honger, nou dan hebben ze ook wat minder ruimte nodig, spaart huur uit en dan hebben ze ook geld om te eten.” Voor Marcus zijn die mensen bezeten van een onreine geest. Jezus van Nazareth de “Heilige van God” noemen is niet minder dan een geloofsbelijdenis die we best mogen herhalen, maar omdat je niks met Jezus van Nazareth te maken wil hebben en zelfs roept dat hij je wil vernietigen is die uitspraak juist in het leerhuis, de synagoge, cynisch. Het draait het goede om tot het kwade. Jezus van Nazareth wilde maar al te graag de boze geesten vernietigen en riep mensen op radicaal anders te gaan leven. Dat hebben we hiervoor gelezen. Er waren dan ook genoeg mensen die aan die oproep gehoor gaven, een aantal worden bij name genoemd. Cynici aanspreken als zijn ze bezeten van een boze geest vraagt nogal wat moed en persoonlijkheid.

Gehaaide politici die cynisch opmerken niet te willen betalen voor het bijbrengen van het verhaal van Jezus van Nazareth aan kleine kinderen kun je toch moeilijk beschuldigen bezeten te zijn. Dat zijn ze overigens wel, het zijn over het algemeen fundamentalistische ongelovigen die dat geloof in niks aan iedereen willen opleggen. Dat kinderen ook op openbare scholen normen en waarden aangeleerd horen te krijgen en dat die normen en waarden ergens vandaag komen vergeten ze. Dat door ouders gestichte scholen waar de normen en waarden ontleend worden aan de goddelijke richtlijnen uit de Woestijn geen cent méér krijgen dan die openbare scholen en dat aan kinderen verder exact hetzelfde geleerd moet worden wordt verzwegen. Het is uiteindelijk niet meer, en niet minder dan een boosaardige poging de goddeloosheid tot algemeen geldende norm te verheffen. Dat in onze samenleving opvattingen over hoe we met elkaar omgaan uit heel verschillende culturen en achtergronden komen en dat we onze eigen achtergrond dus heel goed moeten kennen om met anderen om te gaan ontgaat ze.

Het wordt dus tijd deze boze geesten te weerstaan en uit te drijven. Goddeloosheid is in onze samenleving een te respecteren opvatting maar die opvatting bestaat gelijkwaardig naast het geloof in het Koninkrijk van God en de leer van liefde en rechtvaardigheid als norm voor de samenleving. Moeten we daarom opgewonden raken? Koortsig om ons heen slaan om het kwade te verdrijven? Het is wat fundamentalisten soms doen, geweld gebruiken om de eigen opvatting aan anderen op te leggen. Zo niet de volgelingen van Jezus van Nazareth. Marcus beschrijft ons het voorbeeld dat gegeven wordt. De koorts had de schoonmoeder van Petrus verlamd. Hij hielp haar overeind en bracht haar weer in beweging. Niet langer koortsig en uitputtend, maar zorgend, voor de mensen direct in haar omgeving. Die houding van Jezus brengt het hele dorp er toe hem te vragen de boze geesten uit te drijven. Zo mogen wij ook zorgen, elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Kom, volg mij!

Marcus 1:14-20

14 Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. 15 Dit was wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’ 16  Toen Jezus langs het Meer van Galilea liep, zag hij Simon en Andreas, de broer van Simon, die hun netten uitwierpen in het meer; het waren vissers. 17  Jezus zei tegen hen: ‘Kom, volg mij! Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 18  Meteen lieten ze hun netten achter en volgden hem. 19  Iets verderop zag hij Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, die in hun boot bezig waren met het herstellen van de netten, 20  en direct riep hij hen. Ze lieten hun vader Zebedeüs met de dagloners achter in de boot en volgden hem.(NBV)

De evangelist Marcus onderstreept graag dat Jezus van Nazareth niet op aarde rondliep om zichzelf groot te maken of zichzelf groot te laten maken. Hij liep gewoon langs het meer en ging gewoon naar de synagoge net als alle andere inwoners van Judea deden. Hij had alleen wel een bijzondere boodschap die vlak voor het gedeelte staat dat we vandaag lezen. Zijn boodschap was dat het Koninkrijk van God nabij was, de tijd was aangebroken en dat was voor de mensen goed nieuws. Dat Koninkrijk van God kenden ze. Johannes de Doper had het al aangekondigd, dat rijk waarvan de profeten hadden gesproken zou in hun dagen komen.

De leeuw zou met het lam slapen en een baby in het hol van de slang. De tranen zouden gewist worden en God zelf zou op aarde komen wonen. De bezetting door de Romeinen zou voorgoed voorbij zijn. Vrede zou het zijn op de hele aarde en armoede en onderdrukking zouden eindelijk voorbij zijn. Dat was wat er vanouds was beloofd en nu was er iemand die kwam vertellen dat het ook werkelijk zou gebeuren. Geen wonder dat mensen hem wilden volgen. Het hele volk had zich immers al laten dopen door Johannes zo vertelt Marcus maar nu Johannes gevangen is genomen begint het optreden van Jezus van Nazareth. Als iemand zegt waarop het staat, iedereen de ogen opent voor de werkelijkheid, dan heeft zo iemand gezag. Dan gaat het nieuws rond als een lopend vuurtje. Of de mensen het echt hebben begrepen is maar de vraag. Ze spraken over een nieuwe leer.

De Goddelijke richtlijn van heb Uw naaste lief als uzelf was bijna vergeten en vervangen door het gehoorzaam Uw priesters en breng tijdig grote offers om de priesters te onderhouden. Ook in onze dagen lijken soms kerken en hun voorgangers belangrijker dan de armen en de onderdrukten in de wereld. Van Marcus mogen we leren dat opkijken tegen zulke voorgangers behoort tot de kwade geesten die we ook bij onszelf mogen uitdrijven. Waar het om gaat is bouwen aan dat Koninkrijk, vissers van mensen die dreigen te verdrinken worden, die uitnodiging geldt ook voor ons. Elke dag mogen we daar opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

Maak recht zijn paden!

Marcus 1:1-13

1 Het begin van het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God. 2  Het staat geschreven bij de profeet Jesaja: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen. 3  Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden!”’ 4  Dit gebeurde toen Johannes de Doper naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten dopen en tot inkeer te komen, om zo vergeving van zonden te verkrijgen. 5  Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden. 6  Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. 7  Hij verkondigde: ‘Na mij komt iemand die meer vermag dan ik; ik ben zelfs niet goed genoeg om me voor hem te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. 8  Ik heb jullie gedoopt met water, maar hij zal jullie dopen met de heilige Geest.’ 9 In die tijd kwam Jezus vanuit Nazaret, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om zich door Johannes te laten dopen. 10  Op het moment dat hij uit het water omhoogkwam, zag hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, 11  en er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ 12  Meteen daarna dreef de Geest hem de woestijn in. 13  Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem. (NBV)

Vandaag beginnen we te lezen in het Goede Nieuws verhaal zoals Marcus dat heeft opgeschreven. Dit verhaal wordt in het algemeen aangemerkt als het oudste van de vier Evangeliën. Het is duidelijk dat Matteüs en Lucas in elk geval dit Evangelie al hebben gekend toen hun Evangelie werd geschreven en dat het Evangelie van Johannes veel later werd geschreven. Wie die Marcus is weten we niet precies. Wat zijn goed nieuws verhaal inhoudt weten we des te beter. Marcus begint niet met een geboorteverhaal maar sluit aan bij een verhaal over een vroeg optreden van Jezus van Nazareth. Marcus beschrijft eerst een profeet die wel zeer populair moet zijn geweest. Er staat dat alle inwoners van Judea en Jeruzalem zich lieten dopen door Johannes. Nu waren er in die tijd allerlei profeten en messiassen die allemaal meer of minder populair waren, maar volgens de Bijbel stak die Johannes er met kop en schouders boven uit. Hij riep de mensen op om tot inkeer te komen en als teken daarvan zich te laten dopen.

Johannes greep daarbij terug op de oude Bijbelse profeten als Maleachi en Jesaja die opgeroepen hadden als volk weer te gaan leven volgens de richtlijnen die de God van Israël ooit in de woestijn aan het slavenvolk had gegeven, in “je naaste liefhebben als jezelf” kon dat worden samengevat. Johannes voedde de algemene verwachting dat er een bevrijder, Messias, zou komen die het volk Israel zou bevrijden van de bezetting door de Romeinen. Of hij kon vermoeden dat die bevrijding zo heel anders zou verlopen als in het algemeen werd verwacht vermeld de geschiedenis niet. Marcus beschrijft hoe Jezus van Nazareth een visioen krijgt dat hij wel eens die Messias zou kunnen zijn en zich terugtrekt in de Woestijn om met die gedachte in het reine te komen. Pas nadat Johannes gevangen is genomen, door koning Herodes, trad Jezus van Nazareth op. De enorme populariteit van Johannes was dus uitgelopen op zijn gevangenschap.

Maar de enorme populariteit van de boodschap van Johannes moest toch betekenen dat het Koninkrijk van God niet ver zou moeten zijn. Als immers iedereen tot inkeer komt en gaat leven volgens de Goddelijke richtlijn eerlijk te delen, volgens rechtvaardigheid en liefde, dan breekt vanzelf het Koninkrijk van God aan. Dat was het goede nieuws dat Jezus van Nazareth ging vertellen. Wij weten dat hij het Goede Nieuws ook ging leven, mensen genezend en vertellend over hoe je dat Koninkrijk kunt binnen gaan. Dat leven volgens het goede nieuws hield zelfs niet op met zijn dood, ja tegen de dood kwam de opstanding. Dat maakt dat wij er allemaal deel aan mogen hebben. We mogen ook tot inkeer komen en niet langer gaan leven voor onszelf maar voor onze naaste die ons juist nu zo hard nodig heeft. Dat is ook vandaag nog steeds het Goede Nieuws, het allerbeste nieuws voor iedereen.