Onrechtvaardige wetten

Jesaja 9:17–10:4

17 Hun goddeloosheid woedt als een verterend vuur: dorens en distels verbranden, het bos vat vlam, en alles verdwijnt in dikke rook. 18 De toorn van de HEER van de hemelse machten zal het land in duisternis hullen, het volk valt ten prooi aan het vuur. De mensen zullen elkaar niet ontzien: 19 men bijt naar rechts, maar de honger blijft, men hapt naar links, maar raakt niet verzadigd, zelfs het vlees van hun verwanten eten zij. 20 Manasse eet Efraïm, Efraïm Manasse,en samen storten zij zich op Juda. Maar nog is zijn woede niet bekoeld, nog is zijn hand tegen hen opgeheven. 1 Wee degenen die onrechtvaardige wetten uitvaardigen, die de onderdrukking wettelijk bekrachtigen. 2 Zij verdraaien het recht van de zwakken en ontnemen de armen van mijn volk hun deel. Weduwen worden door hen beroofd, wezen uitgebuit. 3 Maar wat doen jullie op de dag van de vergelding, wanneer ver weg de storm opsteekt? Bij wie zoeken jullie dan je toevlucht, waar laten jullie je rijkdom? 4 In gevangenschap zullen zij zuchten, of sneuvelen in de strijd. Maar nog is zijn woede niet bekoeld, nog is zijn hand tegen hen opgeheven. (NBV21)

Waar bestaat die goddeloosheid van het volk uit? We vinden dat klaar en helder verwoord in het tiende hoofdstuk: “Wee degenen die onrechtvaardige wetten uitvaardigen, die de onderdrukking wettelijk bekrachtigen. Zij verdraaien het recht van de zwakken en ontnemen de armen van mijn volk hun deel.” Daarom helpt de God van Israël zelfs de weduwen en de wezen niet, daarom worden jongeren niet ontzien. Als je zulke wetten maakt dan roep je onheil over jezelf af. Dan staat de ene bevolkingsgroep, in de dagen Jesaja een stam, op tegen de andere. Want het gevolg van die onrechtvaardige wetten is dat weduwen aan de wetgevers ten prooi vallen en dat die wetgevers de wezen beroven. Jesaja schildert het volk zoals hij dat voor zich ziet. Hij was begonnen met zijn missie in de Tempel, daar werkte hij en daar kwam God hem vertellen welke boodschap hij onder het volk moest verspreiden.

Jesaja spreekt tegen de heersende machthebbers. De weduwen en de wezen komen er ook in onze dagen niet aan te pas als het gaat om wetten te maken die over hen gaan, die hen zouden kunnen beschermen tegen uitbuiting en willekeur. Daar moet in onze dagen heel het volk aan te pas komen door op de juiste partijen te stemmen en in elk geval een stem uit te gaan brengen, maar in de dagen van Jesaja ging het om de machthebbers. Die waren voor iemand die dienst deed in de Tempel dichtbij. De machthebbers staan immers vooraan als het gaat om vrome praatjes, als ze kunnen laten zien hoe keurig en netjes ze wel niet zijn, hoe goed ze hun zaakjes voor elkaar hebben. Maar dat die zaakjes goed voor elkaar waren was maar schijn. De ene stam staat op tegen de andere en samen staan ze op tegen Juda, de stam waar de Tempel is gevestigd en die als eerste de wet van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf in ere zou moeten houden. De weduwen en wezen staan hier natuurlijk, zoals zo vaak in de Bijbel, voor alle armen, voor alle mensen die van anderen afhankelijk zijn, de zwaksten in de samenleving, de minsten.

Voor ons is de beschrijving van Jesaja een waarschuwing. Ook wij zien bevolkingsgroepen tegen elkaar opgezweept worden onder het motto dat de ene beter is dan de andere. Het eerste slachtoffer van de hetze tegen hoofddoekjes is een tramconducteur uit Amsterdam die zijn Christelijk kruisje niet meer aan een ketting om zijn nek mag hangen tijdens zijn werk. Als Christenen en de Christelijke kerken niet massaal in verzet komen tegen de hetze tegen hoofddoekjes dan zullen binnen de korste keren nog meer Christenen het slachtoffer worden die een kruisje dragen, of een hugenotenkruis of een visje, of een duifje. Laten zien dat je gelooft in een God of in een andere samenleving wordt dan een schanddaad. De waarschuwing van Jesaja geld ook voor ons als wereldburgers. Als wij onrechtvaardige wetten blijven handhaven die producenten in arme landen verhinderen op een eerlijke wijze met producenten van hier te concurreren dan komen die burgers van arme landen vanzelf het oneerlijke verschil hier ophalen. Het volk van Jesaja werd gedeporteerd naar Babel. Laten wij dus opstaan tegen de onrechtvaardigheid om te voorkomen dat wij uiteindelijk ook het slachtoffer worden.

Palmtak en riet

Jesaja 9:7-16

De Heer heeft zijn woord op Israël afgestuurd, het heeft Jakobs volk getroffen. 8 Het volk van Efraïm, de inwoners van Samaria, zij hebben het ondervonden. Hoogmoedig en verwaten zeiden ze: 9 ‘De bakstenen muren zijn ingestort, wij herbouwen met gehouwen steen; de vijgenbomen zijn geveld, wij planten ceders in hun plaats.’ 10 De HEER heeft Resins vijanden tegen hen opgezet, Hij heeft hun tegenstanders opgehitst: 11 vanuit het oosten viel Aram aan, vanuit het westen de Filistijnen, en zij verslonden Israël met huid en haar. Maar nog is zijn woede niet bekoeld, nog is zijn hand tegen hen opgeheven. 12 Het volk keert niet terug naar wie hen sloeg, de HEER van de hemelse machten zoeken zij niet. 13 Daarom zal de HEER bij Israël op één dag kop en staart, palmtak en riet afsnijden; 14 de kop zijn de oudsten en aanzienlijken, en de staart de leugenprofeten. 15 De leiders van dit volk werden misleiders, het volk dat leiding zoekt, is op een dwaalspoor gebracht. 16 Daarom wil de Heer hun jongeren niet sparen, zich over hun wezen en weduwen niet ontfermen. Heel het volk is goddeloos en zondig, iedereen verkondigt dwaasheid. Maar nog is zijn woede niet bekoeld, nog is zijn hand tegen hen opgeheven. (NBV21)

De mooie zinnen uit de Bijbel zijn overbekend. Het gaat in het gedeelte van vandaag over het kind ons geboren, zoon ons gegeven, op wiens schouders de heerschappij rust en die genoemd wordt Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Maar dat stukje lezen we niet. Dat is omdat we ons eerst moeten afvragen waar we zo’n wonderlijk kind eigenlijk voor nodig hebben. Allereerst dus voor vrede. Ook in onze tijd is het geen vrede op aarde, niet alleen staan legers tegenover elkaar, maar de ene bevolkingsgroep wordt opgezet tegen de anderen.. Over het bereiken van vrede met onze broeders en zusters wordt wat minder gesproken, dat lijkt ieders eigen verantwoordelijkheid. De profeet Jesaja schrijft over recht en gerechtigheid, daar zou het om moeten gaan. En de vraag in het Midden Oosten en in veel andere landen in Afrika is of we de mensen daar wel tot hun recht hebben laten komen. We weten al dat Rusland zeer onrechtmatig handelt maar wat hebben we gedaan met al die mensen in die aanhangers zijn van radicale politieke stromingen ? Hebben we hen een stem gegeven? Zijn we met hen in discussie gegaan over mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en democratie? Hebben we hen vrede aangeboden?

Tot nu toe niet. En zolang we weigeren vrede en gerechtigheid in het centrum van onze politiek te zetten in plaats van macht en eigenbelang krijgen we oorlog als beloning. Dat was zo voor de mensen in Efraïm, de inwoners van Samaria en dat is ook zo voor ons en voor hen die met ons meevechten in een oorlog waar mensen niet tot hun recht kunnen komen. Van vijgenbomen kun je nog eten, ceders geven alleen schaduw en hakhout. Wij hebben wel een beetje van de papavervelden in Afghanistan vervangen door saffraanteelt maar is er ook eerlijke handel met Afghanistan? Hebben de inwoners van arme landen een eerlijke toegang tot onze handelsmarkten? Natuurlijk is de strijd tegen werkelijke terroristen toegenomen, zoals de vijanden van de koning van Damascus, Resin, sterker werden toen de oorlog ook Israël en Juda trof. In Israël waren het de leiders van het volk die het misleiden. Daar gold nog macht en eer en bondgenootschappen met de machtigen van de aarde.

Daar was geen sprake van het bondgenootschap met de God van Israël, het “heb-Uw-naaste-lief-als-Uzelf” stond niet centraal. In de dagen van de profeet Jesaja zou dit uitlopen op het wegvoeren van het hele volk Israël. Weg naar Babel zouden ze gevoerd worden, weg van de Tempel, weg uit het land van melk en honing. Wij hebben ondervonden hoe leiders van banken en financiële instellingen bijna de hele wereldeconomie achteruit kunnen zetten zodat tienduizenden hun baan en hun huis verliezen overal op aarde, zodat landen in problemen komen, gezinnen honger krijgen en kinderen verstoken blijven van onderwijs, zieken gebrek hebben aan gezondheidszorg. Die leiders hebben ons misleid maar worden zij met kop en staart buiten de samenleving gesmeten? Het lijkt er op dat er niets veranderd in de machtsverhoudingen en dat zou wel moeten. Wij kunnen daar aan bijdragen door ook vandaag het goede te doen en niet dan het goede en daarmee het goede ook aan de leiders van het land voor te houden.

Verwelkom hem vol vreugde

Filippenzen 2:19-30

19 In vertrouwen op de Heer Jezus hoop ik dat ik Timoteüs snel naar u toe kan sturen; het zal mij goeddoen te weten hoe het met u gaat. 20 Er is buiten mij niemand die zich zo oprecht om u bekommert als hij, 21 want alle anderen streven hun eigen belangen na in plaats van die van Jezus Christus. 22 U weet dat hij betrouwbaar is en dat hij zich samen met mij, als een kind met zijn vader, voor het evangelie heeft ingezet. 23 Hem hoop ik dus te sturen, zodra het duidelijk is wat er met me zal gebeuren. 24 De Heer geeft mij het vertrouwen dat ik zelf ook spoedig kan komen. 25 Ik vind het nodig Epafroditus naar u terug te sturen. Hij is mijn broeder, medewerker en medestrijder geweest, en heeft mij namens u bijgestaan in mijn nood. 26 Maar hij verlangt ernaar u allen weer te zien. Hij maakt zich grote zorgen, omdat u van zijn ziekte hebt gehoord. 27 Hij was inderdaad ziek en is bijna gestorven, maar God heeft zich over hem ontfermd. En niet alleen over hem, ook over mij: Hij heeft me nog meer verdriet bespaard. 28 Ik stuur hem nu zo snel mogelijk; dan kunt u weer verheugd zijn wanneer u hem terugziet en heb ik minder zorgen. 29 Verwelkom hem vol vreugde als iemand die in de Heer met u verbonden is. Houd mensen zoals hij in ere; 30 hij heeft immers door zijn werk voor Christus oog in oog met de dood gestaan. Hij heeft zijn leven op het spel gezet om de hulp te geven die u mij niet kon bieden. (NBV21)

Epafroditus kom je nog wel eens tegen in kruiswoordraadsels. Het is geen Bijbelse naam die ingeburgerd is in het geven van namen aan pasgeboren kindertjes. Paulus vinden we daar wel evenals Tim of Timoteüs de trouwe knecht van Paulus. Toch is die Epafroditus geen onbelangrijk figuur geweest in de verbreiding van het Evangelie en het stichten van jonge gemeenten. We hebben al eerder gelezen over de uitstekende verhouding die de gemeente in Filippi had met Paulus. Deze gemeente had Epafroditus naar Paulus gestuurd om hem te helpen. Dat was wel nodig ook want Paulus zat in Efeze gevangen en werd met de dood bedreigd. Timoteüs was nog jong en zal weinig indruk gemaakt hebben op de autoriteiten. We hebben gelezen dat Paulus het gerechtsgebouw in Efeze had gebruikt om het Evangelie te verbreiden en dat iedereen op de hoogte was van de inhoud van de boodschap van Paulus.

Epafroditus was echter ernstig ziek geworden in de havenstad Efeze. Dat bericht was ook doorgedrongen in Filippi en dat had Epafroditus op zijn beurt weer bezorgd gemaakt. Een mailtje sturen, even bellen of een tweet verspreiden was er in de dagen van Paulus niet bij. Een brief sturen ging nog maar dan moest je er zelf de postbode bij leveren. Deze brief van Paulus is door Timoteüs naar Filippi gebracht. Epafroditus ging op die reis met Timoteüs mee. Die geringe mogelijkheid tot communicatie op afstand heeft er toe bijgedragen dat we nu nog de brieven van Paulus kunnen lezen.
Zo’n brief werd voorgelezen in de gemeente en vervolgens overgeschreven. Mensen die vervolgens op reis gingen, handelaren bijvoorbeeld, namen zo’n overgeschreven brief mee. In verschillende gemeenten waren er ook mensen die de brieven verzamelden die de ronde deden en zo hadden we na een paar eeuwen een verzameling brieven van Paulus. Daar zat bijvoorbeeld ook de brief aan de Hebreeën bij die helemaal niet van Paulus is maar wel een hele nuttige brief.

Toen er ruzie ontstond over wat er wel en wat er niet bij de echte geschriften over de leer van Jezus van Nazareth hoorde heeft de kerk een lijst opgesteld van geschriften die er echt wel bij hoorden. Op die lijst kwamen ook de brieven van Paulus uit die verzameling terecht, inclusief dus die brief aan de Hebreeën. Zo hebben we Epafroditus leren kennen. Een weinig opvallend figuur die in de marge van de kerkstichting zijn werk heeft gedaan. Ook wij hebben van die stilzwijgende figuren in de kerken die onmisbaar zijn voor het voortbestaan van de kerk. Kosters horen daar bij, werkers op de kerkelijke bureau’s, maar ook al die mensen die de kerken schoonhouden en noodzakelijk reparaties verrichten in hun vrije tijd of die kerkblaadjes rondbrengen in de buurt of de wijk waar de kerk staat. Ook zij horen bij de bouwers aan het koninkrijk en hen moeten we zeker in ere houden, net als die Epafroditus.

Wees dus ook vol vreugde

Filippenzen 2:12-18

12 Geliefde broeders en zusters, u bent altijd gehoorzaam geweest toen ik bij u was. Wees het des te meer nu ik niet bij u ben. Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, 13 want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het Hem behaagt. 14 Doe alles zonder morren en tegenspreken, 15 opdat u zuiver en smetteloos bent, onberispelijke kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen u schittert als sterren aan de hemel. 16 Houd daarbij vast aan het woord dat leven brengt. Dan kan ik op de dag van Christus trots zijn omdat ik me niet voor niets heb ingespannen en niet voor niets heb afgemat. 17 Zelfs al zou mijn bloed als een offer worden uitgegoten, in aanvulling op het offer dat u brengt door de dienst van uw geloof, dan nog ben ik vol vreugde, samen met u allen. 18 Wees dus ook vol vreugde, samen met mij.(NBV21)

Die gemeente in de Romeinse kolonie Filippi was voor Paulus een model gemeente. Zo had hij een gemeente geschetst en zo had hij een gemeente graag zien functioneren. Niet omdat Paulus dat nu allemaal zelf had verzonnen. Hij had les gehad in de Joods geschriften die wij kennen als het Oude Testament en van de apostelen in Jeruzalem had hij begrepen dat Jezus van Nazareth hen had bevrijd van de exclusiviteit van dat Oude Testament voor de Joden. Door je te concentreren op het hart van het Oude Testament, het gebod je naaste lief te hebben als jezelf, kon je er alle volken van de wereld bij betrekken. En Israël zou immers een voorbeeld zijn voor alle volken en alle volken van de wereld zouden zich eenmaal naar Jeruzalem keren waar de richtlijnen van het Oude Testament werden bewaard. Het was dus God zelf die het ontwerp voor de gemeente in Filippi had gegeven. Daarmee werden de leden van die gemeente de onberispelijke kinderen van God waarover Paulus hier spreekt.

Door de leden van die gemeente zover te krijgen dat ze dat liefhebben van de naaste ook echt in de praktijk brengen heeft Paulus het gevoel niet tevergeefs al die moeite te hebben gedaan. Hij zit dan wel gevangen en zijn leven wordt bedreigd, maar het doel van zijn leven heeft hij al bereikt. Er is een gemeente die geluisterd heeft en nu doet wat er gedaan moet worden. Daar kun je onder de meest beroerde omstandigheden toch blij van worden. Want ook voor de gemeente in Filippi was het niet gemakkelijk en zeker niet vanzelfsprekend. Deze Romeinse kolonie bewees trouw aan de Keizer in Rome. Dat daar de baas van de wereld woonde werd overal duidelijk gemaakt. Het was een levensverzekering voor de adel die Filippi als veilige woonplaats had gekozen. Maar die Christelijke gemeente had een eigen Keizer. Zij zetten Jezus van Nazareth als Heer centraal. Overal waar we in het Nieuwe Testament “Heer” lezen wordt in het Grieks, waarin dat deel van de Bijbel is geschreven, hetzelfde woord, Kurios,  gebruikt als waarmee in het Grieks de Romeinse Keizer werd aangeduid.

Die Christelijke gemeente, met hun afwijzing van het onderscheid tussen slaven en vrijen, met hun doorbreken van de religieuze grens tussen Joden en Grieken, brachten dus de veiligheid van de Romeinse adel in gevaar. Daarom spoort Paulus ze aan vast te houden aan dat woord dat leven brengt, heb Uw naaste lief als Uzelf. Dat offer van de eigen veiligheid dat daarvoor gebracht moet worden is een klein offer, het brengt namelijk alleen maar vreugde. Dat mogen wij in onze wereld ook beseffen. In onze dagen heerst het eigenbelang en moet alles wijken voor dat eigenbelang. Maar gelovigen in de God van Israël en in de rechtvaardige wereld die Jezus van Nazareth ons heeft gebracht zeggen dat het belang van de zwaksten, van de gehandicapten, de armen, de vreemdelingen en vluchtelingen het eigenbelang is dat ons handelen bepaald. Dat belang mogen we elke dag opnieuw weer nastreven en daar mogen we ook vandaag weer voor opkomen.

De ander belangrijker

Filippenzen 1:27-2:11

27 Hier gaat het om: blijf leven in overeenstemming met het evangelie van Christus, zodat ik kan zien als ik bij u kom, of als ik niet kom over u kan horen, dat u één van geest bent en eensgezind strijdt voor het geloof in het evangelie. 28 Laat u op geen enkele manier door uw tegenstanders angst aanjagen, want als u standvastig blijft, is dat een teken van God: voor hen dat ze ten onder gaan, voor u dat u wordt gered. 29 Aan u is de genade geschonken niet alleen in Christus te geloven, maar ook omwille van Hem te lijden. 30 U voert dezelfde strijd die u mij vroeger hebt zien voeren en die ik, zoals u hoort, nog steeds voer. 1 Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest is, zoveel hartelijk medeleven, 2 maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest. 3 Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle nederigheid de ander belangrijker dan uzelf. 4 Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. 5 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6 Hij, die de gestalte van God had, maakte er geen aanspraak op aan God gelijk te zijn, 7 maar deed afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar. Hij werd gelijk aan de mensen, en als mens verschenen 8 heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. 9 Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11 en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. (NBV21)

Paulus wordt lyrisch als hij het over de nieuwe manier van leven van de mensen van de Weg heeft. Hij gaat er zelfs van zingen. Samen strijd je voor het geloof in een nieuwe samenleving. Voor de mensen in Filippi was dat een samenleving waarin elk leven telde, waarin elk mens mocht meedoen. Waar er geen onderscheid meer was tussen slaven en vrijen. Dat was al zo volstrekt revolutionair dat slavenhouders en slavenhandelaren er tegen in geweer kwamen. En soms ook slaven zelf, want goede slaven hadden soms ook een goed leven en werden door hun heer beschermd. Zelf verantwoordelijkheid op je nemen is dan beangstigend. Maar in de gemeente van Christus gaat het daar nu juist om. Daar ben je de hoeder van elke broeder en zuster, daar is altijd de ander belangrijker dan je zelf. Voor veel mensen is de aandacht en de liefde die men krijgt binnen een gemeente, de warmte die er tussen mensen hoort te heersen, weldadig. Zeker als je in een samenleving leeft waar onverschilligheid naar elkaar de boventoon voert.

De Geest van Jezus van Nazareth is dat je zelfs in een drukke menigte nog de blinde bedelaar langs de kant van de weg ziet zitten en je hand weet uit te steken. Paulus doet een hartstochtelijk beroep op de gemeente in Filippi om samen op die manier te geen leven. Niet om er zelf belangrijker of beter van te worden, maar omdat het leven voor alle mensen er beter van wordt.Dan wordt het zingen. En de beelden die Paulus hier kiest, misschien heeft hij het lied zelf geschreven, vindt je ook terug bij de profeet Jesaja als die schrijft over de lijdende knecht des Heren. Jezus van Nazareth stierf de dood van een Romeinse slaaf die in opstand was gekomen. Een uiterst pijnlijke en langzame marteldood. Maar de manier waarop Jezus van Nazareth die dood heeft ondergaan was zo hoog verheven boven alles wat mensen hadden opgebracht dat het goddelijk werd.

Toen Jezus van Nazareth gevangen werd liet hij zijn volgelingen hun zwaarden opbergen, hij ging geen enkele strijd aan met zijn rechters. Hij onderging zijn martelingen zwijgend. Hij gaf aandacht en zorg aan misdadigers die met hem werden gekruisigd. En hij zorgde zelfs voor de verzorging van zijn moeder die dit alles moest aanzien. Hij bad om vergeving voor hen die hem kruisigden. Zo had God gewild dat onder alle omstandigheden de mens de naaste liefheeft als zichzelf. Als dat kan in die kruisiging dan moeten wij het zeker onder onze omstandigheden kunnen volhouden. Ook al verklaard de wereld ons voor gek en worden we op alle manieren uitgedaagd eerst voor onszelf te zorgen. Door mee te zingen met Paulus over de knecht van God die de slavendood aan het kruis onderging terwijl hij de mensen lief bleef hebben worden we ons bewust hoezeer wij mensen lief kunnen hebben. En liefhebben kunnen we elke dag, ook vandaag weer.

 

Maar wat dan nog!

Filippenzen 1:12-26

2 U moet weten, broeders en zusters, dat wat mij is overkomen er juist toe bijdraagt dat het evangelie wordt verspreid. 13 Het is iedereen in het Romeinse hoofdkwartier en alle anderen duidelijk geworden dat ik gevangenzit omwille van Christus. 14 Bovendien durven de meeste broeders en zusters, omdat ze door mijn gevangenschap vertrouwen in de Heer hebben gekregen, de boodschap nu nog onbevreesder te verkondigen. 15 Sommigen doen dat weliswaar uit afgunst en rivaliteit, maar anderen verkondigen Christus met goede bedoelingen. 16 Zij doen het uit liefde, in het besef dat ik de taak heb het evangelie te verdedigen. 17 De eersten daarentegen verkondigen Christus uit geldingsdrang, met onzuivere bedoelingen, in de veronderstelling dat ze zo mijn gevangenschap verzwaren. 18 Maar wat dan nog! Wat telt is dat Christus verkondigd wordt. Of het nu uit valse of oprechte motieven gebeurt – dát het gebeurt verheugt me. En mijn vreugde is blijvend, 19 omdat ik weet dat dit alles door uw gebed en de hulp van de Geest van Jezus Christus tot mijn redding leidt. 20 Het is mijn stellige hoop en verwachting dat ik mij nergens voor zal hoeven te schamen. Integendeel, ik zal net als altijd in alle openheid spreken, zodat Christus ook bij alles wat ik nu meemaak zal worden geëerd, of ik nu in leven blijf of moet sterven. 21 Want voor mij is leven Christus en sterven winst. 22 Als ik blijf leven, kan ik vruchtbaar werk doen, maar toch weet ik niet wat ik zou kiezen. 23 Ik word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik ernaar te sterven en bij Christus te zijn, want dat is het allerbeste; 24 anderzijds is het meer in uw belang dat ik blijf leven. 25 Omdat ik hiervan overtuigd ben, weet ik dat ik inderdaad voor u behouden zal blijven, zodat uw geloof groter en vreugdevoller wordt. 26 Wanneer ik bij u terugkeer, hebt u des te meer reden om u op Christus Jezus te beroemen. (NBV21)

Geleerden nemen aan dat Paulus de brief aan de gemeente in Filippi heeft geschreven toen hij gevangen zat in Efeze. Daar werd hij met de dood bedreigd en zou hij uiteindelijk maar op het nippertje kunnen ontsnappen. Maar zelfs tijdens de gevangenschap blijkt Paulus te zorgen voor zijn metgezellen. Uit Filippi had men Epafroditus gestuurd om Paulus te helpen. Maar die werd behoorlijk ziek en kon het werk niet volhouden. Paulus stuurde hem terug met de brief waaruit we ook vandaag lezen. In het gedeelte van vandaag gaat het met name over de invloed die de dood op ons heeft. Paulus toont eigenlijk aan dat de dood helemaal geen invloed hoeft te hebben op ons handelen. Hij zit gevangen maar heeft iedereen in het gerechtsgebouw, Romeinse hoofdkwartier wordt hier vertaald, er van overtuigd dat hij een boodschap heeft te verspreiden die alle mensen ten goede komt. Maar als het iemand als Paulus, een vreemdeling in Efeze, lukt om zelfs het Romeinse hof onder indruk te brengen, dan kan dat Evangelie kennelijk ongestoord verkondigd worden. Dat doen zijn volgelingen dan ook.

En weer steekt de eigenwaan de kop op. In elke gemeenschap zijn er mensen die zichzelf geweldig belangrijk vinden. Die vinden dat zij degenen zijn die met kop en schouders boven iedereen moeten uitsteken. Overal ontmoet Paulus mensen die hem maar als zwak en onbeduidend afschilderen. Nu kun je, in de positie van Paulus, met zulke mensen in de strijd gaan en Paulus waarschuwt in verschillende brieven uitgebreid voor zulke lieden, maar als ze het goede doen dan zijn ze welkom. Ook al vertegenwoordigt iemand het kwade, met kwade motieven, dan nog is men welkom als men het goede doet. Dat is een boodschap die ook in onze dagen wel eens vaker gehoord mag worden. Als we het hebben over de regel die Jezus van Nazareth ons gegeven heeft dat we een ander niet moeten aandoen wat wij niet willen dat ons aangedaan wordt dan is dat niet exclusief alleen iets voor mensen die geloven in Jezus van Nazareth als bevrijder van het kwade in deze wereld.

In elke godsdienst komen we dezelfde regel tegen en samen met mensen van allerlei verschillende godsdiensten kun je dus het goede doen voor de armen en de minsten in deze wereld, zonder je eigen dienst aan de God van Israël op te geven. Voor Paulus is de oorlog om de verkondiging dus al bij voorbaat gewonnen, als de boodschap maar verkondigd wordt. Hetzelfde geld voor de angst voor de dood. Als je sterft kom je bij Jezus van Nazareth gelooft Paulus, als je leeft kun je aan zijn koninkrijk werken. Beide is winst. En dat mag ook voor ons gelden. Elke dag opnieuw mogen we weer gaan werken aan dat Koninkrijk, hoezeer we dat de dagen er voor ook hebben verwaarloosd. Ook vandaag mogen we daar weer aan werken door het goede te doen en niet dan het goede.

Aan alle heiligen

Filippenzen 1:1-11

1 Van Paulus en Timoteüs, dienaren van Christus Jezus. Aan alle heiligen in Filippi, die één zijn met Christus Jezus, en aan de leiders en dienaren van de gemeente. 2 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. 3 Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, 4 telkens wanneer ik voor u allen bid. Dat doe ik vol vreugde, 5 omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie. 6 Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voortzetten tot het voltooid is op de dag van Christus Jezus. 7 Het spreekt vanzelf dat ik zo over u denk, want u allen ligt me na aan het hart. U hebt immers allen deel aan de genade die mij geschonken is nu ik gevangenzit en de waarheid van het evangelie verdedig. 8 God kan getuigen dat ik naar u allen verlang met de genegenheid van Christus Jezus.9 Ik bid dat uw liefde steeds meer aan inzicht en fijnzinnigheid wint, 10 zodat u kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver en onberispelijk zijn, 11 vol van de vruchten van de gerechtigheid, die u dankt aan Jezus Christus, tot lof en eer van God. (NBV21)

Vandaag beginnen we weer te lezen in de brief van Paulus aan de gemeente in Filippi. Paulus had een goede band met deze gemeente, dat blijkt ook wel uit het gedeelte dat we vandaag lezen. Filippi was een stad gesticht door de Romeinen. Het was een legerplaats maar het was ook de woonplaats van voorname Romeinen die door de keizer verbannen waren omdat ze tegenstanders van de keizer waren. Een Romeinse legerplaats betekende ook een gemeenschap die sterk leunde op slavenarbeid en die haar cultuur aan de inwoners van het omringende land dwingend oplegde. In die plaats was een gemeente ontstaan van mensen die de steun voor hun leven vonden in de Joodse Leer, met name in het heb Uw naaste lief als Uzelf. Binnen hun gemeenschap was het onderscheid tussen slaven en vrijen, mannen en vrouwen, Grieken,. Romeinen en Joden, ouderen en jongeren, weggevallen. Ze rekenden er op dat er een wereld zou komen waarin geen dood meer zou zijn en alle tranen gewist zouden worden. Aan die gemeente schreef Paulus deze brief en hij begint met te schrijven dat hij elke dag voor hen bid.

Nu kun je elke zondag in elke kerk nog steeds de voorbeden voor mensen ver weg en dichtbij horen. Waarom bidden we eigenlijk in de kerk voor mensen die we niet kennen. Van Paulus kunnen we leren dat bidden ook een middel is om je liefde voor de ander te laten groeien. Bij de voorbeden in de kerk moet je je afvragen wat je zou willen voor die mensen waarvoor je voorbede doet. Je komt er dan achter dat er veel zaken zijn waar je zelf aan kunt bijdragen. Voedsel voor de hongerigen, onderdak voor de daklozen, een veilige plek voor vervolgden en vluchtelingen en vrede in je eigen huis. Maar ook steun en aandacht voor hen die een geliefde verloren. Steun en aandacht voor hen die iemand het gevaar in sturen om onze veiligheid of de veiligheid van anderen te verzekeren. Bidden is dus niet zozeer omhoog kijken naar een God die het allemaal voor elkaar zou moeten boksen, maar is om je heen kijken of je de naaste die je zou moeten liefhebben als jezelf niet vergeet.

Daarom durft Paulus er ook zo uitgebreid over te schrijven. Op deze manier wordt zijn gebed een voorbeeld voor de gemeente in Filippi. En dat voorbeeld wordt nu wij het lezen een voorbeeld voor ons. Want die voorbede hoeft natuurlijk niet alleen in de kerken gedaan worden. Daar kunnen we oefenen. Daar kunnen voorgangers niet alleen voorgaan in gebed maar het ons ook voordoen. Zodat we leren thuis elke dag ons af te vragen wie we extra zouden moeten liefhebben om Jezus van Nazareth na te volgen in zijn zorg en aandacht voor de zwaksten en de minsten onder ons. Dan kunnen wij ook groeien in de liefde. Elke dag weer een beetje groeien, ook vandaag weer, als we naast het bidden ook het werken weten op te brengen.

Het hele volk

Lucas 21:20-38

20 Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad nabij is. 21 Wie in Judea is moet dan de bergen in vluchten, wie in Jeruzalem is moet er wegtrekken, en wie op het land is moet niet naar de stad gaan, 22 want in die dagen wordt de straf voltrokken, waardoor alles wat geschreven staat in vervulling zal gaan. 23 Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want het land zal in diepe ellende verkeren, en een zwaar vonnis zal de bevolking treffen. 24 De inwoners zullen omkomen door het zwaard of overal heen in gevangenschap worden weggevoerd, terwijl Jeruzalem vertrapt zal worden door heidenen, tot hun tijd voorbij is. 25 Dan zullen er tekenen zijn aan de zon en de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken sidderen van angst voor het gebulder en het geweld van de zee; 26 de mensen zullen bezwijken van angst om wat er met de wereld zal gebeuren, want de hemelse machten zullen wankelen. 27 Maar dan zullen ze op een wolk de Mensenzoon zien komen, bekleed met macht en grote luister. 28 Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!’ 29 Hij vertelde hun ook een gelijkenis: ‘Kijk naar de vijgenboom en al de andere bomen. 30 Als je ziet dat ze uitlopen, weet je dat de zomer in aantocht is. 31 Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat het koninkrijk van God nabij is. 32 Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 33 Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden verdwijnen nooit. 34 Pas op dat jullie hart niet afgestompt raakt door de roes en de dronkenschap en de zorgen van het dagelijks leven, zodat die dag jullie overvalt, 35 onvoorspelbaar als een val die dichtklapt. Want plotseling zal hij komen over allen die waar ook op aarde wonen. 36 Wees waakzaam en bid onophoudelijk dat je kracht ontvangt om te ontkomen aan de dingen die gebeuren gaan en om voor de Mensenzoon te kunnen verschijnen.’ 37 Overdag gaf Hij onderricht in de tempel, maar ’s avonds vertrok Hij om de nacht door te brengen op de Olijfberg. 38 Iedere ochtend kwam het hele volk al vroeg naar de tempel om naar Hem te luisteren. (NBV21)

Je hoort het in kerken en in zogenaamd Christelijke bijeenkomsten nog wel eens roepen door een voorganger: “Je verlossing is nabij”. Jezus van Nazareth spreekt niet in een dergelijk enkelvoud. Hij spreekt in meervoud over een heel volk dat geknecht en onderdrukt wordt. Zulke volken kennen we ook vandaag. Voor die volken komt altijd het uur van bevrijding. Altijd komt de tijd dat de kracht van liefde voor mensen, de macht van vredestichters, groter is dan de macht van het kwaad. Juist als je weet dat een beweging van vredestichters, die aandacht hebben voor de minsten in de samenleving, die niet mee willen doen met het verheerlijken van de wereldlijke machthebbers maar onophoudelijk hongeren en dorsten naar gerechtigheid, zal worden onderdrukt, bespot, vervolgd en vernederd, dan is het meer dan nodig om te wijzen op de afloop. Altijd zal het goede uiteindelijk de overhand krijgen. Want hoewel we het kwade voortdurend weer in de wereld helpen door de verkeerde machthebbers te steunen, door pracht en praal te bewonderen, door eigen voordeel te stellen boven het belang van de armen en de zwakken, is dat kwade tot ondergang gedoemd.

Individuele bekering betekent dan ook niet dat de verlossing dan komt. Nee, bijna integendeel, de lijdensweg begint dan pas. Je kunt lang genieten van het leven, eten, drinken en vrolijk zijn zoals de Prediker schreef. Maar het gaat gepaard met zwoegen en jagen en najagen van lucht. Want het gewin dat met carrière en voorspoed wordt verkregen is van stof en zal tot stof vergaan. Telkens weer klinkt in ieders leven de oproep om het anders te gaan doen, om te breken met het leven zoals in de wereld van idols en fatsoen geleefd wordt. Dan begint het zien van de ellende die de wereld voor veel mensen meebrengt. Dan gaan de ogen open voor de mensen die prachtige goederen en heerlijk voedsel produceren en daar geen eerlijk loon voor krijgen. Dan wordt de roep gehoord van gewetensgevangenen, die om hun overtuiging en het opkomen voor mensenrechten in de cel zijn gezet. Dan is er geen rust voor de hongerigen zijn gevoed en de naakten gekleed. Dan is het wijzen op de komende verlossing van al die ellende meer dan nodig, dan wordt het evangelie brengen werkelijk het verkondigen van de verlossing van de armen.

Het is daarom een goede raad die Jezus van Nazareth geeft. Wakker blijven en vooral letten op de goede dingen die aan het gebeuren zijn. Zoals de bomen in de lente uitlopen en daarmee de zomer aankondigen zo zijn de landen die onafhankelijk geworden zijn en mee gaan doen in de vergadering van volken tekenen dat de armoede in de wereld, dat onderdrukking en geweld, uiteindelijk kunnen verdwijnen. Niet alles gaat in één keer goed. We zijn geneigd om te letten op de negatieve ontwikkelingen die ons omringen, ons te laten terneerslaan door de zorgen van alle dag die iedereen heeft. Maar letten op de goede tekenen geeft nieuwe energie, zoals je in de lente ook weer zelf de warmte van de zon in je lichaam kunt voelen, zoals je in de lente ook zelf de energie krijgt om weer naar buiten te gaan en van de natuur te genieten. Vluchtelingen blijken wel welkom in ons land te zijn. We zien het aan de vluchtelingen uit de Oekraïne. Maar ook de andere vluchtelingen zolang we kleine dorpen niet opzadelen met een massale opvang. Zo kunnen we ook andere problemen in ons eigen land te lijf gaan. De toenemende kloof tussen mensen van verschillende godsdiensten, De fouten van de overheid bij de toeslagen, de gevolgen van aardbevingen. Steeds meer mensen streven naar een aanpak van die problemen. Gelukkig wordt dat streven in toenemende mate beantwoord door kerken en groepen die maaltijden en gesprekken organiseren met bijvoorbeeld de vreemdelingen onder ons. Het is nog lang geen zomer in het Koninkrijk van God, maar de lente kom je er zomaar tegen.

Jullie worden mishandeld

Lucas 21:5-19

5 Toen er gesproken werd over de tempel, over de mooie stenen en wijgeschenken waarmee hij versierd was, zei Hij: 6 ‘Wat jullie hier zien … er zullen dagen komen waarop geen steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ 7 Ze stelden Hem toen de vraag: ‘Meester, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we het herkennen?’ 8 Jezus zei: ‘Let op, laat je niet misleiden. Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: “Ik ben het,” of: “De tijd is gekomen.” Volg hen niet! 9 Als jullie berichten horen over oorlog en opstand, raak dan niet in paniek. Die dingen moeten eerst gebeuren, maar dat is nog niet meteen het einde.’ 10 Hij vervolgde: ‘Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere, 11 er zullen zware aardbevingen komen en hongersnoden en epidemieën alom, en er zullen aan de hemel grote en verschrikkelijke tekenen verschijnen. 12 Maar eerst zullen jullie worden mishandeld en vervolgd en uitgeleverd aan de synagogen, jullie zullen worden opgesloten in de gevangenis en worden voorgeleid aan koningen en gouverneurs omwille van mijn naam. 13 Dan zullen jullie moeten getuigen. 14 Bedenk wel dat jullie je verdediging niet moeten voorbereiden. 15 Want Ik zal jullie woorden van wijsheid schenken die door geen van je tegenstanders kunnen worden weerstaan of weersproken. 16 Zelfs je ouders en broers, verwanten en vrienden zullen je uitleveren, en ze zullen sommigen van jullie ter dood laten brengen. 17 Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam. 18 Maar geen haar van je hoofd zal verloren gaan. 19 Red je leven door standvastigheid (NBV21)

Er zijn in het Christendom een aantal misverstanden. Vandaag lezen we in het Evangelie van Lucas de bron van zo’n misverstand. Uit de overlevering, en een beetje uit de officiële geschiedenis, weten we dat het met de directe volgelingen van Jezus van Nazareth uiteindelijk niet zo best is afgelopen. Een aantal van hen zijn kennelijk wreed vermoord door de Romeinse overheid. Een aantal eeuwen lang in het begin van onze jaartelling zijn christenen vervolgd omdat ze weigerden de Keizer als god te erkennen en ook om offers te brengen aan andere goden. Tot uiteindelijk Constantijn de Grote keizer werd en zich bekeerde tot het Christendom. Toen was de vervolging over en ontstond het misverstand dat wat Jezus van Nazareth had gezegd over de gevolgen van het volgen van zijn weg alleen gold voor die vroege christenen.

Maar wie nauwkeurig de geschiedenis beziet weet dat er altijd mensen zijn geweest die hun leven in dienst stelden van de minsten in de samenleving en dat die mensen altijd het risico liepen in conflict te komen met de heersende machten. Of die heersende machten zich nu Christelijk noemden of niet. Tot op de dag van vandaag maakt dat niet uit. Wat uitmaakt is of de liefde voor de naaste een gift is waar je trots op kunt zijn en waar je eer en waardigheid aan kunt ontlenen of dat die liefde voor de naaste de samenleving veranderd omdat de minsten daar weer een waardevolle plaats in krijgen. In het eerste geval is er geen gevaar te duchten. De rijken en de machtigen zijn altijd gevoelig voor goede sier, maar verandering van de verhoudingen in de samenleving zijn echt gevaarlijk voor hun positie en daar zal altijd weerstand tegen zijn. Dat verzet van de rijken nu is de weerstand die uitloopt op de vervolgingen die Jezus van Nazareth schetst als hij hoort praten over de mooie dingen die er in de Tempel zijn.

Die mooie dingen zijn de dingen die voorbij gaan. Geen steen zal op de andere blijven. De oudste monumenten op de wereld zijn aan verval onderhevig. Als er geen conserveringsmiddelen werden uitgevonden zouden ze binnenkort verdwenen zijn. Een aantal van de oorspronkelijke zeven wereldwonderen, allemaal bouwwerken, zijn al verdwenen in het duister van de tijd. Oorlogen en rampen hebben we ook nog steeds en goede mensen worden nog steeds vervolgd omwille van het goede dat ze doen. En denk nu niet dat je alleen bij Christenen het goede vindt. Paulus schrijft ons dat overal waar het goede te vinden is God aanwezig is. Iedereen die opkomt voor het recht van de armen, voor de mensenrechten is dus onze steun waard. Elke vervolging omwille van een overtuiging, welke dan ook, dient bestreden te worden. Elke dag is dus de vraag aan welke kant we willen staan en welke offers we bereid zijn om te brengen. Denk dus niet dat Christendom “geluk, vrede en vreugde” zal brengen, niets is minder waar. Het brengt strijd en een kruis om op je te nemen, achter Christus aan.

De huizen van de weduwen

Lucas 20:41–21:4

41 Hij zei tegen hen: ‘Hoe kan men beweren dat de messias een zoon van David is? 42 Want David zelf zegt in het boek van de Psalmen: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, 43 tot Ik van je vijanden een bank voor je voeten heb gemaakt.’” 44 David noemt Hem dus Heer, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?’ 45 Terwijl de menigte luisterde, zei Hij tegen zijn leerlingen: 46 ‘Pas op voor de schriftgeleerden die zo graag in dure gewaden rondlopen en op het marktplein eerbiedig begroet willen worden, en een ereplaats verlangen in de synagogen en bij feestmaaltijden: 47 ze verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over hen zal strenger worden geoordeeld dan over anderen!’ 1 Toen Hij opkeek, zag Hij hoe rijken hun giften in de offerkist kwamen werpen. 2 Hij zag ook dat een arme weduwe er twee muntjes in gooide, 3 en Hij zei: ‘Ik verzeker jullie: deze arme weduwe heeft meer gegeven dan alle anderen. 4 Want de anderen hebben iets van hun overvloed geofferd, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze nodig had voor haar levensonderhoud.’ (NBV21)

Over het voor de schijn opzeggen van lange gebeden zullen we het hier niet hebben. Dat heeft het Christendom al te veel schade berokkend. Jezus van Nazareth spreekt over de religieuze leiders van zijn tijd, maar de religieuze leiders van onze tijd kunnen er ook wat van. In alle tijden zijn er mensen die gekleed in fraaie kledij proberen eerbied af te dwingen terwijl ze ondertussen de armen uitpersen om zelf nog rijker te worden. Fraaie woorden en nog fraaier bezit moet het kwalijke van hun handelen verbloemen. Onder collectanten is al heel lang bekend dat je ook in onze dagen beter kunt collecteren in een wat armere wijk dan in een wijk met rijke bewoners. In die wat armere wijk haal je niet alleen naar verhouding meer op maar vaak ook nog gewoon nominaal veel meer, daar zitten de collectebussen veel voller. We kennen de procentuele loonsverhogingen die het verschil in salaris tussen de rijken en de armen jaarlijks verder vergroten maar we horen eigenlijk nooit over de procentuele giften.

Als  we de bereidheid tot geven zouden uitdrukken in procenten van het inkomen dan zouden we merken dat het percentage dat de armen geven vele malen groter is dan het percentage dat de meeste rijken geven. Er is sinds de dagen van Jezus van Nazareth principieel niet veel veranderd. Daarom blijft het verhaal hoogst actueel en dient het verhaal voortdurend verteld te blijven worden. De waarschuwing voor de heren in zwart gestreepte antraciet pakken en de dames in mantelpakken of goed gesneden broekpakken is ook vandaag geldig. Het zijn de mensen die de schuld van de armoede bij de armen zelf leggen. Die de duurste schoolreisjes en werkweken voor hun kinderen bepleiten en dan boos zijn dat mensen leningen af sluiten om ook hun kinderen dit schijnbaar goede te gunnen. Slechts zelden staat er tijdens de ouderavonden iemand op die vraagt om een meer sociaal beleid en een systeem van eerlijk delen waarbij alle kinderen mee kunnen doen zonder dat de ouders voor te zware lasten worden gezet.

In een samenleving waar steeds vaker ouders alleen hun kinderen groot moeten brengen en zonder buitenschoolse kinderopvang zelf de kost moeten zien te verdienen van de overheid moeten we eigenlijk veel meer op elkaar letten, en op de kosten waar we elkaar mee opzadelen, dan ooit het geval is geweest. Wie nog wel eens naar een kerk gaat ziet dat de uitspraken van Jezus van Nazareth er in elk geval toe hebben geleid dat bijna niemand meer vooraan durft te gaan zitten. Dat is een teken dat het met de lange schijngebeden en het opeten van de huizen van de weduwen nog lang niet gedaan is. Die mensen die zich van geen kwaad bewust zijn maar er naar verlangen opnieuw samen te vieren dat de armen bevrijding is aangezegd kunnen namelijk gerust vooraan gaan zitten. Stem geven aan de armen is volgens de Bijbel ook bidden, als zij het niet kunnen zeggen moeten we het zelf maar doen. Elke dag mag het weer opnieuw, ook vandaag.