Hoe hevig de onderdrukking!

Amos 3:9–4:3

9 Dit moeten jullie bekendmaken in de burchten van Asdod en in de burchten van Egypte: ‘Kom naar de bergen rond Samaria om te zien hoe groot de verwarring in die stad is, hoe hevig de onderdrukking! 10 Tot rechtvaardigheid zijn ze daar niet in staat – spreekt de HEER –, zij die hun burchten vullen met onderdrukking en geweld.’ 11 Daarom, Samaria, zal je land door de vijand worden omsingeld; je vestingwerken worden neergehaald en je burchten geplunderd – zegt God, de HEER.
12 Dit zegt de HEER: Zoveel als een herder uit de muil van een leeuw weet te redden, niet meer dan een paar botjes of een stukje oor, evenveel zal er van de Israëlieten worden gered, die in Samaria maar op hun bedden hangen en achterover leunen op hun divans. 13 Luister naar deze woorden en waarschuw het volk van Jakob – spreekt God, de HEER, de God van de hemelse machten: 14 De dag komt dat Ik Israël voor zijn misdaden laat boeten. Mijn straf zal dan de altaren van Betel treffen, de hoorns van de altaren zullen afgehakt worden en op de grond vallen. 15 Dan zal Ik de winterverblijven en de zomerverblijven verwoesten, de ivoren paleizen gaan verloren en vele huizen worden vernietigd – spreekt de HEER. 1 Luister, vrouwen op de berg van Samaria, jullie die blaken van welstand als koeien van Basan: jullie onderdrukken de zwakken, mishandelen de armen en zeggen tegen je man: ‘Breng ons iets te drinken!’ 2 God, de HEER, zweert bij zijn heiligheid: Weet dat de dagen niet ver zijn dat jullie als vissen met hengels worden opgehaald, en wie er dan nog overblijven met haken. 3 Een voor een worden jullie door de bressen in de stadsmuur naar buiten gedreven en naar Harmon weggeslingerd – spreekt de HEER. (NBV21)

Na de dood van Koning Salomo is het zo moeizaam door David tot een eenheid gesmede rijk Israël weer uiteen gevallen in twee delen, Juda en Israël. Juda had Jeruzalem tot hoofdstad en Israël had Samaria tot hoofdstad gekozen. Beide rijkjes hadden ook een eigen koning, zo af en toe bevochten ze elkaar maar zo af en toe trokken ze ook samen op tegen buitenlandse vijanden. Zo met eigen koningen en eigen legers leken ze als twee druppels water op de koninkrijken die rondom het voormalige eenheidsrijk gelegen waren. Amos was dan ook begonnen te vertellen hoe het zou gaan met die kleine rijkjes rond Israël en Juda in de ontwikkeling van de grootmachten in het deel van de wereld waar ze mee te maken hadden. Die wereldmachten zouden de kleine rijkjes opslokken en inlijven. Ook Juda en Israël zouden worden opgeslokt en ingelijfd. In het gedeelte dat we vandaag lezen gaat het over Israël.

Samaria had zich kennelijk ontwikkeld tot een prachtige stad. De rijken hadden er winterverblijven en zomerverblijven. De paleizen waren zo ingelegd met het kostbare ivoor dat het wel ivoren paleizen leken. Prachtige huizen complementeerden de stad. Maar de stad werd ook bevolkt door bedelaars, weduwen en wezen die geen middelen van bestaan hadden. De boeren rondom Samaria vervielen de een na de ander tot armoede omdat de rijken weigerden fatsoenlijke prijzen voor hun producten te betalen, ook in onze dagen een oorzaak van hongersnood en armoede al is het in onze dagen ver weg in arme Afrikaanse landen. Rechtvaardigheid is in Samaria niet meer te vinden. Dat je in een samenleving ook samen moet kunnen leven  was men vergeten. In Bijbelse termen wordt dan gezegd dat het Woord des Heren niet meer gehoord werd. Amos roept de leiders van Egypte en de Filistijnen op eens te komen kijken naar de buit die ze zouden kunnen krijgen.

Het zijn de mannen van Samaria die het recht vertreden. Zij zitten in de poort waar vanouds recht werd gesproken en vertrappen het recht van de armen en keuren het onrecht van de rijken goed. Het zijn de vrouwen die de handel drijven, de zwakken onderdrukken en armen mishandelen. Dat is minder vreemd dan het lijkt want al het boek Spreuken wordt de vrouw geloofd die een uitgebreide in en exportfirma heeft opgezet en met strakke hand leidt terwijl haar man zich kan bezig houden met het recht voor de armen. In de dagen van Amos is de zaak omgekeerd. Niet de armen profiteren van de ondernemingsgeest van de wijze vrouw maar alleen de rijken. Ze zorgt niet dat haar man de handen vrij heeft voor het recht van de armen maar dat haar man door het goedkeuren van onrecht de misdrijven van de vrouw ondersteunt, daar moet op gedronken worden. Voor ons blijft de aansporing eerst te zorgen voor de armen, dat bankiers rijker en rijker worden, dat directeuren van bedrijven zich exorbitante salarissen kunnen toekennen moet een waarschuwing zijn. Dat zorgen voor de armen kunnen we elke dag, daar mogen we ook elke dag opnieuw weer mee beginnen, ook vandaag weer, op z’n minst wacht de voedselbank op een bijdrage.

 

Een leeuw heeft gebruld

Amos 3:1-8

1 Luister naar de woorden die de HEER tot jullie spreekt, Israëlieten, tot heel het volk dat Hij weggeleid heeft uit Egypte: 2 Uit alle volken op aarde heb Ik alleen jullie uitgekozen, en daarom zal Ik jullie voor al je wandaden laten boeten. 3 Gaan er ooit twee samen op weg zonder bij elkaar te zijn gekomen? 4 Brult ooit een leeuw in het struikgewas als hij geen prooi heeft? Gromt ooit een leeuw in zijn hol zonder iets te hebben gevangen? 5 Duikt ooit een vogel in een klapnet neer als het aas ontbreekt? Slaat ooit een klapnet dicht zonder dat er iets te vangen is? 6 Klinkt ooit in een stad de ramshoorn zonder dat haar inwoners bang worden? En wordt ooit een stad door onheil getroffen zonder toedoen van de HEER? 7 Zo doet God, de HEER, niets zonder dat Hij zijn plan heeft onthuld aan zijn dienaren, de profeten. 8 Een leeuw heeft gebruld – wie zou er niet vrezen? God, de HEER, heeft gesproken – wie zou er niet profeteren? (NBV21)

Velen waren verbaasd dat de Amerikanen gelijk hadden met hun voorspelling van de oorlog in de Oekraïne. Maar waarom widen wij dat niet weten? Ver voordat de bankencrisis uitbrak waren er economen die er voor waarschuwden dat het verlenen van tophypotheken zonder aflossing en het onbeperkt verstrekken van consumptieve leningen grote risico’s betekenden en tot een geweldige crisis zouden kunnen leiden. Uiteindelijk is het de hebberigheid van bankiers geweest, die zoveel bedrog pleegden dat een grote bank in de Verenigde Staten failliet ging, dat de bankencrisis uitbrak. De waarschuwingen bleken terecht te zijn. Heel langzaam wordt er nu gesproken over het meer in de werkelijkheid brengen van hypotheken en leningen. Maar nog steeds wordt er niet gesproken over de gevolgen die de exorbitante salarissen hebben op de verdeling van inkomen en daarmee de koopkracht van de grote massa van de mensen. Gevolg is dat de werkloosheid blijft stijgen. En ook bij de sancties tegen Rusland speelden de belangen van Banken en bedrijven als de KLM een grotere rol dan maximale druk op Rusland.

Wie dit eerste gedeelte van het boek van Amos op zich laat inwerken ontkomt niet aan de indruk dat ook aan Israël het verwijt wordt gemaakt dat er talrijke waarschuwers zijn geweest die werden genegeerd en dat de waarschuwingen niet werden gehoord of werden weggewoven. We zijn altijd meer uit op macht en bezit dan op eerlijk delen en de armsten onder ons. Dat was in de dagen van Amos al niet anders dan in onze dagen. Daarbij komt in de dagen van Amos dat een volk als Israël toch beter had moeten weten. Het had immers de richtlijn van de God van Israël gekregen om een lichtend voorbeeld te zijn voor de andere volken. Maar het had de levenswijze en de religie van de andere volken overgenomen. In ons Christelijke westen is eigenlijk hetzelfde gebeurd. Niet het delen zoals Jezus van Nazareth ons geleerd heeft bepaalt het wezen van onze samenleving maar het streven naar winstoptimalisatie en de macht om dat ten koste van alles te realiseren, de vrijheid van de markt, het recht van de sterkste.

Bij Amos blijft altijd tussen alle negatieve kritiek en de voorspelling dat het slecht zal aflopen met het volk een klein stukje hoop over. Amos is boer en weet hoe de natuur in elkaar zit. Hij schetst op zeer poëtische wijze hoe je in de natuur kunt zien, ruiken en horen, waar de gevaren zijn die wilde dieren met zich mee brengen. Maar als de leeuw brult is de prooi veroverd en kan de maaltijd beginnen. En op het eind van dit gedeelte laat Amos de leeuw brullen. De straf van God, de ellende die het volk over zich heeft afgeroepen, is dus voorbij, er breekt al een nieuwe tijd aan. Met die boodschap zal het volk in ballingschap gaan en in die ballingschap zal het opgeroepen worden die boodschap van de God van Israël opnieuw serieus te nemen. Dat zal leiden tot de Hebreeuwse Bijbel die ook wij in ons Oude Testament kennen. Tot de boodschap over de nieuwe aarde ook waar wij dankzij Jezus van Nazareth aan mogen meewerken. Dat nooit los te laten is een waarschuwing die we elke dag opnieuw ter harte mogen nemen, ook vandaag weer.

Jullie mogen niet profeteren.

Amos 2:6-16

6 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Israël begaan – daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen! Ze verkopen de rechtvaardigen voor zilver en de armen voor een paar sandalen. 7 Ze zijn erop uit de zwakken in het stof te laten kruipen, en de machtelozen dringen ze opzij. Een zoon en zijn vader komen bij hetzelfde meisje en ontwijden zo mijn heilige naam. 8 Ze strekken zich naast de altaren uit op kleren die ze in onderpand hebben, en in het huis van hun God drinken ze wijn die als boete was ontvangen. 9 En toch heb Ik ter wille van jullie de Amorieten uitgeroeid, die zo groot waren als ceders en zo sterk als eiken: met wortel en tak roeide Ik ze uit. 10 Ik heb jullie uit Egypte weggeleid, Ik heb jullie veertig jaar lang door de woestijn gevoerd, opdat jullie het land van de Amorieten in bezit konden nemen. 11 Sommigen van jullie maakte Ik profeet, anderen nazireeër – zo is het toch, Israëlieten? – spreekt de HEER. 12 Maar jullie gaven de nazireeërs wijn te drinken, en tegen de profeten hebben jullie gezegd: ‘Jullie mogen niet profeteren.’ 13 Daarom zal Ik de grond onder jullie voeten doen kraken, zoals een kar vol schoven kraakt in zijn voegen. 14 De snelste man vlucht dan tevergeefs, de sterke heeft niets aan zijn kracht, de krijgsheld redt zijn leven niet, 15 geen boogschutter houdt stand, geen hardloper ontkomt, geen ruiter brengt het er levend af, 16 zelfs de dapperste held zal naakt moeten vluchten die dag – spreekt de HEER. (NBV21)

Amos profeteerde in Israël, niet in het hele rijk dat we als zodanig benoemen, niet in het Israël van David en Salomo, maar het Israël dat was ontstaan na de splitsing in een Noordrijk en een Zuidrijk, een rijk van 10 stammen, Israël en een rijk van 2 stammen, Juda. Voor de luisteraars in Israël was het dus prachtig dat de profeet Amos over Juda een zelfde oordeel velt als over de andere buurvolken van Israël. Maar ook Israël ontkomt niet aan het oordeel. Werden van de andere volken steeds een van zeven misdaden genoemd, aan Israël werden de misdaden alle zeven breed uitgemeten, dag in dag uit handelt Israël in strijd met het verbond dat met de God van Israël werd gesloten. Was de God van Israël niet bij de minsten, de zwaksten? Was de mens niet naar het beeld van die God geschapen? Was Israël niet uitgekozen om alle volken te laten zien hoe het zou kunnen? Israël had de mens een karikatuur van de God van Israël gemaakt.

In plaats van de armen te verheffen laten ze de armen door het stof kruipen, in plaats van de machtelozen hun rechtmatige plaats in de samenleving te geven dringen ze hen op zij. Het dienstmeisje dat uit armoede verhuurd, of verkocht, werd door haar vader en moeder en zo een toekomst kreeg werd misbruikt door de vaders en hun zonen die hen hadden gekocht, dit in flagrante strijd met de geboden van de God van Israël die juist de rijken had opgedragen ook hun meiden en knechten, hun slaven en slavinnen als gelijken te beschouwen en met hen maaltijd te houden. Dat ze zich kleden met kleren die ze in onderpand hebben is al in strijd met de wetten van Mozes, waar je iemand zijn mantel voor het vallen van de avond moet teruggeven, brutaal is het wanneer je gekleed in die kleren ook nog het avondoffer in de Tempel gaat brengen. Israël had zelf een aantal heiligdommen die dezelfde functie hadden als de Tempel in Jeruzalem.

Amos benadrukt nog eens hoe veel de God van Israël wel niet aan Israël had geschonken. Vijanden waren verslagen, ze waren bevrijd uit de slavernij in Egypte. Er waren profeten die hen hadden begeleid, er waren mensen geweest, de nazireeërs, die van jongs af aan zich hadden gewijd aan de dienst van de God van Israël en de bescherming van het volk, wij kennen daar nog Simson van. Die bijzondere personen hadden ze dronken gevoerd en de profeten de mond gesnoerd. Geen wonder dat het slecht zal aflopen met Israël. Een volk dat zo handelt wordt uiteengeslagen, de leden van het volk verspreid over de aarde. We mogen dus wel uitkijken. Want het is gemakkelijk naar een klein volk uit het verleden te wijzen. Wat doen wij vandaag de dag met de armen? Worden uitkeringen verhoogd met zes procent zoals de lonen van de top het bedrijfsleven? Wordt er naar profeten geluisterd die nog eens de boodschap van God aan de bestuurders voorhouden? Steunen wij mensen die zich gewijd hebben aan een leven in dienst van de armen? Er zijn er onder ons nog. En die zich houden aan de Weg van de God van Israël zijn als een zuurdesem in de samenleving. En voor vrede en tegen oorlog mogen we ons inzetten. Elke dag weer mogen we opnieuw die weg gaan, ook vandaag weer.

Misdaad op misdaad

Amos 1:11–2:5

11 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Edom begaan: ze hebben hun broeders met het zwaard achtervolgd, zonder enig medelijden. Hun woede was onverzadigbaar, ontembaar hun razernij. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 12 Ik zal Teman in vlammen doen opgaan; vuur zal de burchten van Bosra verteren. 13 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Ammon begaan: ze hebben, toen ze hun gebied wilden vergroten, de zwangere vrouwen van Gilead de buik opengereten. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 14 Ik zal de muren van Rabba in vlammen doen opgaan; vuur zal zijn burchten verteren. Op die dag van strijd klinkt er krijgsgeschreeuw, dan raast de storm als een orkaan. 15 Hun koning gaat in ballingschap, en de leiders van zijn rijk met hem – zegt de HEER. 1 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Moab begaan: ze hebben de beenderen van de koning van Edom verbrand om er kalk van te maken. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 2 Ik zal Moab in vlammen doen opgaan; vuur zal de burchten van Keriot verteren. Moab zal sterven onder oorlogsgeraas en krijgsgeschreeuw en onder de dreigende klanken van de ramshoorn. 3 Hun vorst breng Ik om, en met hem zal Ik alle andere leiders van dat rijk doden – zegt de HEER. 4 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Juda begaan: ze hebben de wetten van de HEER verworpen en zich niet gehouden aan zijn geboden; de leugengoden waar hun voorouders al achteraan liepen, hebben ook hen doen dwalen. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 5 Ik zal Juda in vlammen doen opgaan; vuur zal de burchten van Jeruzalem verteren. (NBV21)

Amos begint zijn boekje met de buurvolken van Israël en Juda te vertellen hoe het met hen af zal lopen als ze Israël en Juda blijven belagen. Dat gaat nooit goed. Hij begon met drie volken te noemen die weliswaar buren van Israël en Juda zijn maar verder geen enkele verwantschap met hen hadden. Nu klinkt het verwijt dat het volk van Edom hun broeders met het zwaard heeft achtervolgd. Nog wel zonder enig medelijden. Edom was het volk dat afstamde van Esau de broer van Jacob. En de koninkrijken van de nakomelingen van Jacob hadden dus wel op enig broederlijk mededogen mogen rekenen. In Israël waren in de dagen van Amos 10 stammen verenigd en in Juda de andere twee. Samen hadden ze onder David en Salomo één Koninkrijk gevormd maar dat was moeizaam tot stand gekomen en weer uiteengevallen toen de welvaart en de rijkdom afnamen. Edom was een geduchte vijand gebleven.

Ammon is een volk met een wel heel dubieuze afkomst. Daar hadden ze in Israël en Juda een grote hekel aan maar het bleef toch in zekere zin familie. Het was een van de volken die afstamde van Lot, de broer van Abraham. Niet van het gezin dat Lot met zijn vrouw had. Die vrouw was veranderd in een zoutpilaar toen Lot en zijn gezin de verwoesting van Sodom ontvluchtte. Ze schuilden in een grot en daar zorgden twee dochters van Lot dat ze zwanger werden van hun vader zodat hun toekomst verzekerd zou zijn. Ammon stamde van een van die twee af en had Israël zo sterk gehaat dat ze de zwangere vrouwen van Gilead de buik opengereten hadden toen ze hun rijk wilden vergroten. Voor Israël en Juda een zeer grote misdaad omdat die het voortbestaan van het hele volk op het spel had gezet. Ook van Ammon zal de hoofdstad in vlammen opgaan. Dat er in Israël en Juda toch nog wel enig medeleven was met de broedervolken die ook buurvolken waren blijkt uit het oordeel over Moab. Dat volk stamde dus af van de andere dochter van Lot en was een zustervolk van Ammon.

Maar het was dus ook een volk dat gemeenschappelijke voorvaderen had met het volk van Edom. Lot was samen met Abraham uit Ur der Chaldeeën vertrokken en samen hadden ze zich in Kanaän gevestigd. Daar waren de broers Jacob en Esau stamvaders geworden van Israël, Juda en Edom. En het volk van Moab was zo wreed geweest de beenderen van de koning van Edom te verbranden en er kalk van te maken. Er resteerde niets meer van die koning, zelfs geen rest die misschien uit de doden zou kunnen opstaan, al was in de dagen van Amos de opstanding uit de doden nog niet een algemeen verbreid deel van wat men in Israël en Juda geloofde. Wreed was het wel een volk zo haar geschiedenis af te pakken. In onze dagen moeten we dus bedenken dat als we volken aanvallen dat ook op onszelf kan terugslaan, of die volken nu met ons verwant zijn of niet. We zien dat deze dagen gebeuren. De Bijbel bezweert ons de vrede te bewaren en in vrede de verdrukten te hulp te komen, ook de slachtoffers van oorlogsgeweld, ook in onze dagen.

Misdaad op misdaad

Amos 1:1-10

1 Dit zijn de woorden van Amos, een schapenfokker uit Tekoa; het visioen dat hij zag over Israël, toen Uzzia in Juda regeerde en Jerobeam, de zoon van Joas, koning was in Israël, twee jaar voor de aardbeving. 2 Dit is wat hij zei: De HEER brult vanaf de Sion, Hij gromt vanuit Jeruzalem, de weiden van de herders verdrogen, de top van de Karmel verdort. 3 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Damascus begaan: ze hebben een spoor van verwoesting getrokken door Gilead. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 4 Ik zal het paleis van Hazaël in vlammen doen opgaan; vuur zal de burchten van Benhadad verteren. 5 Ik zal de poorten van Damascus openbeuken, de koning van Bikat-Awen zal Ik ombrengen, en ook de heerser van Bet-Eden breng Ik om. Het volk van Aram gaat in ballingschap naar Kir – zegt de HEER. 6 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Gaza begaan: ze hebben een heel volk in ballingschap gedreven en uitgeleverd aan Edom. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 7 Ik zal de muren van Gaza in vlammen doen opgaan; vuur zal zijn burchten verteren. 8 De koning van Asdod zal Ik ombrengen, en ook de heerser van Askelon breng Ik om. Ik zal mij tegen Ekron keren, tot de laatste man zullen de Filistijnen te gronde gaan – zegt God, de HEER. 9 Dit zegt de HEER: Misdaad op misdaad heeft Tyrus begaan: ze hebben een heel volk als ballingen uitgeleverd aan Edom en zich niet gehouden aan het verdrag met hun broeders. Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen. 10 Ik zal de muren van Tyrus in vlammen doen opgaan; vuur zal zijn burchten verteren. (NBV21)

Het leesrooster van het Bijbelgenootschap dat we hier volgen is al een jaar oud. De lezing van vandaag is dus niet gekozen met het oog op de oorlog in Oekraïne. Daa wordt wel uw gebed voor gevraagd. Vandaag beginnen we te lezen in het boek van de profeet Amos. Tenminste in de Christelijke Bijbel, ook in de Nieuwe Bijbelvertaling, is dit boek als zelfstandig boek opgenomen. Het staat dan in de rij van zogenaamde kleine profeten. In de Hebreeuwse Bijbel staat Amos als een soort hoofdstuk in een apart boek, het Twaalfprofetenboek. Bijbelgeleerden komen er steeds meer achter dat het Twaalfprofetenboek ook een eigen eenheid vormt en een eigen verhaal vertelt dat zich rond de ballingschap afspeelt en daarmee een eigen boodschap heeft. Die Amos komt uit Tekoa, waarschijnlijk het Tekoa dat in Juda heeft gelegen en hij was schapenfokker staat hier vertaald. Het woord dat er in het Hebreeuws staat duidt op een welgesteld man, een Hereboer zouden ze in Groningen zeggen. Maar een profeet die achter de schapen geroepen is doet ook denken aan Mozes die als schaapherder op een dag een brandende braambos ontwaarde en daarvandaan door God naar Egypte werd gestuurd om zijn volk uit de slavernij te leiden.

Amos wordt dus gepresenteerd als een belangrijk profeet. Hij presenteert namens de God van Israël de misdaden die de volken plegen en hebben gepleegd en waarvoor die volken moeten worden gestraft. één voor één worden de volken benoemd. Allereerst de buurvolken van Juda en Israël en van die buurvolken eerst de volken die geen verwantschap hadden met Israël. Eerst de Syriërs die Israël hadden belaagd. In de Bijbel staan veel verhalen over oorlogen met de Arameeërs, rovers van de oogst in Israël, rovers van de laatste bestaansmogelijkheden voor de armen in Israël. Zij waren immers afhankelijk van de oogst die aan de randen van de velden bleef staan en van de aren die gemorst waren en die de boeren hadden laten liggen om opgeraapt te worden door de armen. Als vreemde soldaten die oogst kwamen stelen bleef er met name voor de armen te weinig over om te overleven en de God van Israël was en is een God die zich over de armen ontfermt. Ook de Filistijnen die langs de kust van de Middellandse Zee woonden zullen in ballingschap gevoerd worden. Zij hadden telkens weer de oogst geroofd  Wie goed meeleest ziet dat de profeet hier een lied heeft aangeheven.

Misdaad op misdaad is begaan en daarom zal de God van Israël zijn vonnis niet herzien. Het is dus steeds een misdaad die bij herhaling is begaan en waartegen vanuit Israël steeds is geprotesteerd. Niemand kan zeggen niet geweten te hebben hoe ernstig de misdaden waren. Dat geld ook voor het volk van Tyrus. Zij hadden er zelfs voor gezorgd dat een deel van het volk van Israël gevangen genomen kon worden door de Edomieten, ze werden slaven in Edom. Het gaat de God van Israël nu juist om bevrijding van de slaven. De drie volken waar we vandaag over gelezen hebben waren niet verwant met Israël, maar wel onmenselijk opgetreden. En wie onmenselijk optreedt moet gestraft worden. Dat geldt ook in onze dagen waar tyrannen en dictators moeten worden aangepakt, vandaag krijgen deze woorden een wel zeer actuele betekenis. Niet de rijken maar de mensen met een gewoon inkomen en de armen worden hier het eerst slachtoffer van. De aanpak is nodig met waarschuwingen, en anders met geweld, om de armen te kunnen beschermen, ook vandaag nog.

Weeklaag niet meer.

Lucas 7:11-17

11 Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem mee. 12 Toen Hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een vrouw die ook al weduwe was. Een groot aantal mensen vergezelde haar. 13 Toen de Heer haar zag, kreeg Hij medelijden met haar en zei: ‘Weeklaag niet meer.’ 14 Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, Ik zeg je: sta op!’ 15 De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder. 16 Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan,’ en: ‘God heeft zich over zijn volk ontfermd!’ 17 Het nieuws over Hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek.(NBV21)

We lezen weer in het hoofdstuk waarin de schrijver van het Evangelie van Lucas wil duidelijk maken aan de Heidenen, die meelezen met de Romein Theofilus, wat nu de uitwerking van de Bergrede is. Voor de joden was dit een glashelder verhaal. De uitroep dat God zich om zijn volk heeft bekommerd maakt dat wel duidelijk, maar voor de Heidenen was die opwekking uit de dood natuurlijk veel indrukwekkender. En dat is jammer want het gaat hier niet om de wonderen maar om de mensen. Weduwen nemen in het verhaal van Israel een bijzondere positie in. Vrouwen horen er in de samenleving van Israel gewoon bij. Er wordt nauwelijks onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. Alleen bij weduwen wordt een uitzondering gemaakt. Een weduwe zit immers zonder familie, en dus zonder land, en dus zonder inkomen.

Ze trouwde ooit in in de familie van haar man en leefde mee van de akker die bij de verdeling door Jozua toebedeeld was aan die familie. Als dan haar man sterft dan vervalt dat recht. De wet van Israel schrijft dan voor dat iemand anders uit de familie van haar man haar trouwt, die wordt de losser genoemd. Die verlost haar uit haar armoede en lost de trouwbelofte in dat ze tot haar dood mee mag eten van de akker uit de familie van haar man. Hier in Naïn is kennelijk geen losser geweest. Ook de zoon van de weduwe, die de akker van zijn vader zou hebben geërfd, is dood, zorgt niet meer voor zijn moeder. En zijn moeder staat huilend, en denk maar hongerend, aan de kant van de weg. Daartegen mag je opstaan en Jezus roept daar dan ook toe op. Daardoor lost hij de belofte in dat de weduwe gevrijwaard is voor armoede. Dat is dus het gevolg van de Bergrede.

Niet de hulp uit eigenbelang zoals tegenwoordig wel bepleit wordt, van hulp aan de armen moet dan het Nederlandse bedrijfsleven profiteren. Miljarden uittrekken voor dure medicijnen die niet in Afrika worden gemaakt maar in het rijke westen. Zodat de zieken in Afrika misschien genezen worden maar de aandeelhouders in de rijke landen de extra winst opstrijken van de farmaceutische industrie. Niet verplicht stellen dat de medicijnen ook in Afrika worden gemaakt, en niet de oneerlijke handelsbarrières opheffen zodat de genezen zieken ook in hun levensonderhoud kunnen voorzien, dat is schijn hulpverlening. Echte hulpverlening is op staan tegen de armoede en zorgen dat de armen zelf weer in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Het verhaal zoals Lucas dat vertelt leert ons hoe dat te doen.

Zo’n groot geloof

Lucas 7:1-10

1 Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging Hij Kafarnaüm in. 2 Een centurio die daar woonde had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld. 3 Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele oudsten van de Joden naar Hem toe om Hem te vragen bij hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden. 4 Toen ze bij Jezus waren gekomen, smeekten ze Hem dringend mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die U dit verzoekt, is het waard dat U hem deze gunst bewijst. 5 Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’ 6 Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar Hem toe stuurde met de mededeling: ‘Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt. 7 Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar U toe te gaan. Spreek slechts een enkel woord en mijn knecht zal genezen. 8 Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!”, dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!”, dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: “Doe dit!”, dan doet hij het.’ 9 Toen Jezus dit hoorde, verbaasde Hij zich over hem; Hij keerde zich om naar de menigte die Hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie: zelfs in Israël heb Ik niet zo’n groot geloof gevonden!’ 10 Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de slaaf in goede gezondheid aan.(NBV21)

Iedereen heeft wel eens gehoord van de Bergrede. In het zesde hoofdstuk van het Evangelie van Lucas kunnen we daarover lezen. De beroemde uitspraken als “heb je vijanden lief” en “heb je naaste lief als jezelf” klinken op de meest onverwachte momenten in onze taal nog door. Maar wat was de reactie toen Jezus uitgesproken was? Welke reactie schotelt de schrijver van het Evangelie van Lucas ons voor? Hij vertelt het verhaal over een bezetter. Een Romeins officier. De centurio hier genoemd, vroeger bekend als de hoofdman over honderd. In ons leger een kapitein waarschijnlijk, een commandant van een compagnie soldaten . Voor de inwoners van een bezet land geen beste, daar viel niet veel goeds van te verwachten. Maar dit lijkt een vijand die het volk lief heeft. Hij liet zelfs een synagoge voor het dorp bouwen.

En dat was niet niks want die synagogen waren uitvindingen van de Farizeeën die de wetten van het land zeer strikt wilden nakomen. Contacten met de bezetters waren daarbij uitgesloten. Komen in het huis van zo’n Romein was een grote overtreding van de regels. Maar zo’n Romein had dus voor hen het leerhuis gebouwd, waar het verhaal van Israel gelezen kon worden en waar de leer van Mozes bestudeerd kon worden. Die Romeinse centurio ging nu nog verder. Hij bekommerde zich om een zieke slaaf. Ongehoord voor Romeinen, slaven waren gebruiksvoorwerpen, als ze stuk waren deed je ze weg, het leven van slaven telde volstrekt niet mee in de Romeinse samenleving.. Maar in de nieuwe gemeenschappen van volgelingen van Jezus van Nazareth, zoals mensen als Paulus die hadden gesticht werden slaven beschouwd als gelijken van de vrijen. Daar was een hele nieuwe manier van omgaan met elkaar ontstaan.

En als de schrijver van dit Evangelie zich richt tot Theofilus, ook een Romein, dan is dit verhaal een toepassing van de Bergrede ook voor de Heidenen in die nieuwe gemeenschappen. Zo ga je dus met je slaven om. Je probeert ze beter te maken, je beschouwd ze als familie. Niet om zelf in het zonnetje te komen, niet om er een goede naam of faam mee te verwerven. Want de centurio spreekt duidelijk uit dat hij het zelf niet waard is om naar Jezus toe te komen. Dat Jezus ook niet voor hem een zo grote overtreding van de wetten van de Farizeeën hoefde te plegen. Als hij maar zou zeggen dat de slaaf beter was. Dat is dus geloof in Jezus van Nazareth, alles aan de kant voor de armsten, je huis, je bezit, je goede naam. Je naaste liefhebben als jezelf. De Bergrede als praktijk van alle dag, als richtlijn ook voor vandaag. Elke dag opnieuw mogen we die boodschap tot richtlijn van ons leven maken.

De splinter in het oog

Lucas 6:39-49

39 Hij sprak ook in gelijkenissen tegen hen: ‘Kan de ene blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet samen in een kuil? 40 Een leerling staat niet boven zijn leermeester; pas als iemand zich alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn leermeester. 41 Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? 42 Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen. 43 Een goede boom brengt geen slechte vruchten voort, en evenmin brengt een slechte boom goede vruchten voort. 44 Elke boom kun je aan zijn vruchten kennen, want van distels pluk je geen vijgen en van doornstruiken geen druiven. 45 Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.
46 Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen Mij, maar doen jullie niet wat Ik zeg? 47 Ik zal jullie vertellen op wie degene lijkt die bij Me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar handelt: 48 hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte niet in omdat het degelijk gebouwd was. 49 Wie wel naar mijn woorden luistert maar niet doet wat Ik zeg, lijkt op iemand die een huis bouwde zonder fundament, zodat het meteen instortte toen het water ertegen beukte en er alleen een bouwval overbleef.’ (NBV21)

Het zijn overbekende woorden die we vandaag lezen. Over de splinter en de balk, over het niet oordelen en over de blinde die de blinde niet kan leiden zonder dat beiden in dezelfde kuil vallen. Het borduurt voort op het gegeven dat we het goede moeten doen omdat van het kwade nooit iets goeds kan komen. Op het uitgangspunt van de leer van Mozes dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Op de wetenschap dat ieder mens fouten maakt, jij net zo goed als je naaste. Dat het echter niet gaat om bij de fouten te blijven staan maar juist om het goede voor elkaar te krijgen. Het speelt bij ons soms bij de eindexamens. Elk jaar weer zijn er leerlingen die zakken of lagere punten halen dan nodig door het rode potlood. Ze zijn hun hele schoolloopbaan geconfronteerd met het rode potlood dat hen vanaf elk proefwerk toeschreeuwde wat ze allemaal wel niet fout hadden gedaan. Dat er ook opgaven waren die ze juist heel knap hadden opgelost en antwoorden die ze beter hadden gegeven dan was verwacht werd hen nooit verteld. Daar ging dat rode potlood niet over. Pas als die leerlingen geleerd wordt weer in zichzelf te geloven, als er in plaats van het rode potlood voor de fouten een groen potlood voor de goede antwoorden wordt gebruikt, kunnen ze slagen.

Dat is ook wat Jezus ons voor elk gedrag voorhoud. Niet bezig zijn met wat er slecht is, maar, zoals het verhaal van Mattheüs vertelt, de hongerigen eten geven, de naakten kleden, de gevangenen bezoeken, de bedroefden troosten. Uiteindelijk gaan dan de blinden zien en de lammen lopen. Uiteindelijk wordt dan zelfs de dood overwonnen en alle tranen gedroogd. En nou niet roepen dat niemand meedoet en dat iedereen bezig is zelf rijk te worden. Dat is nu de balk in het eigen oog en de splinter in die van de buurman. Zorg dat je zelf het goede doet en niets dan het goede, maak mensen om je heen enthousiast voor het goede en laat ze meedoen, dan verdwijnen zowel de balk als de splinter. Doe mee! Maar gaat het dan over fundamentalisme? Meestal zien we mensen die hun levensovertuiging tot het fundament van de hele wereld willen maken en uiteindelijk daarvoor alles willen uitroeien wat daarmee in strijd is.

Jezus van Nazareth roept op om een eenvoudig principe tot fundament van je eigen leven te maken. Namelijk de regel dat van kwaad niets goeds kan komen en van goeds niets kwaads. Of iets goed of kwaad is merken we dus aan de uitwerking op de mensen. Zijn onze daden gebouwd om de wil het goede te doen en niet dan het goede? Accepteren we anderen zoals ze zijn? Met hun goede en met hun kwade kanten, zoals we zelf geaccepteerd willen worden? De vruchten van tolerantie zijn vrede, verdraagzaamheid en culturele verrijking en de vruchten van intolerantie zijn oorlog, angst en niet alleen culturele verarming maar ook daadwerkelijke economische verarming. Ons soort fundamentalisme is dus niet iets dat we anderen opleggen maar dat we onszelf opleggen. Dat maakt dat ons huis op een rots staat, dat we nooit bang hoeven te zijn dat het weggespoeld zal worden door maatschappelijke veranderingen. Als het verbeteringen zijn zullen we die veranderingen verwelkomen, we letten immers alleen op het goede.

Wees barmhartig

Lucas 6:27-38

27 Tegen jullie die naar Mij luisteren zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, 28 zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen. 29 Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt ook je onderkleed niet. 30 Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. 31 Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. 32 Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben? Want ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. 33 En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie? Ook de zondaars handelen zo. 34 En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten? Ook zondaars lenen geld aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen. 35 Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond, en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook Hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is. 36 Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is. 37 Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. 38 Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.’ (NBV21)

In heel veel commentaren wordt net gedaan of Jezus van Nazareth in deze toespraken iets geheel nieuws introduceert. We lezen een vergelijkbare toespraak immers ook in het Evangelie van Mattheus. Bij Mattheus staat Jezus op een berg terwijl de schrijver van het Lucas Evangelie er de nadruk op legt dat Jezus tussen de mensen, tussen zijn leerlingen, in staat. Nieuw is het echter niet wat Jezus hier onderwijst. In het boek van de profeet Jeremia staat ook zoiets. Daar gaat het om een brief van de profeet aan de ballingen in Babel. Die zitten met de vraag of ze mee moeten werken met het regiem dat hen heeft weggevoerd of zich juist moeten verzetten en de boel moeten saboteren. Het antwoord van de profeet is dan een oproep om zo veel mogelijk het goede te doen. Ze moeten delen met de armen, zorgen voor gezondheid, voldoende voedsel en er voor zorgen dat de mensen je gaan waarderen vanwege de zorg die je voor ze hebt.

Dan kunnen de machthebbers uiteindelijk niet meer om je heen schrijft Jeremia en als je dan vraagt om het volk terug te laten gaan kunnen ze dat niet meer weigeren. Jezus spreekt hier in een situatie van gewelddadige bezetting en onderdrukking van het volk. De strategie die hij hier voorschrijft is dan zo slecht nog niet. Die strategie is niet opgaan in de ideologie en afgoderij van de bezetter maar je eigen normen en waarden gebruiken om de nadruk te leggen op het goede. Delen van wat je hebt, wordt het genomen met geweld laat dan merken dat geweld niet nodig is, sta bekend als vrijgevig, behandel anderen zoals je zelf wilt worden behandeld. Heb je naaste dus lief als jezelf. Een gewelddadige samenleving heeft daar namelijk geen antwoord op. Ook mensen die kwaad willen hebben namelijk hen lief die hen liefhebben. Uiteindelijk is dat altijd wederzijds. “Doe goed” is daarom vanouds de centrale boodschap in de Bijbel. Want alleen uit het goede kan het goede voortkomen. Uit het kwade komt immers niets goeds voort.

Veel mensen twijfelden bijvoorbeeld aan het nut van het bombarderen van IS in Irak en Syrië. Dat je door alle aanhangers van IS te doden het probleem uit de wereld helpt is een illusie. Op de een of andere manier zal duidelijk gemaakt worden dat het doden van iedereen die niet op dezelfde manier een geloof beleefd als men zelf doet, een echte oplossing in de weg staat. Het geweld lijkt soms onvermijdelijk maar mag nooit een doel in zichzelf zijn. Vrede is meer dan de afwezigheid van geweld, in vrede gaan mensen groeien en samenlevingen bloeien. Maar hoe we dat duidelijk maken is onduidelijk maken. Bestrijding van discriminatie in ons bedrijfsleven zou een klein begin kunnen zijn, ophouden elkaar verketteren en haatzaaien zou ook kunnen helpen. Daarom zullen we ook onze vijanden lief moeten hebben want pas in liefde kan vijandschap verdwijnen en pas als vijandschap is verdwenen kan het vrede worden.

Gelukkig jullie

Lucas 6:12-26

12 Op een van die dagen trok Jezus zich terug op de berg om tot God te bidden, en Hij bracht de hele nacht door in gebed. 13 Toen de dag aanbrak, riep Hij zijn leerlingen bij zich en koos twaalf van hen uit, die Hij apostelen noemde: 14 Simon, aan wie Hij de naam Petrus gaf, diens broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, 15 Matteüs en Tomas, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon, bijgenaamd de Zeloot, 16 Judas, de zoon van Jakobus, en Judas Iskariot, die een verrader werd. 17 Toen Hij met hen de berg was afgedaald, bleef Hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. 18 Ze waren gekomen om naar Hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen. 19 De hele menigte probeerde Hem aan te raken omdat er kracht van Hem uitging en Hij iedereen genas. 20 Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God. 21 Gelukkig jullie die nu honger hebben, want je zult verzadigd worden. Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen. 22 Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen. 23 Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel. Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld. 24 Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. 25 Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult honger lijden. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en huilen. 26 Wee jullie wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld. (NBV21)

De keus van de twaalf zoals die door de schrijver van het Lucas evangelie wordt geschetst roept weer nieuwe vragen op. We hebben het al eens over de beschrijving in het Evangelie van Marcus gehad en ook Mattheus heeft er zo zijn eigen verhaal over. Alle drie de evangelisten willen wellicht iets anders vertellen. Lucas heeft het heel nadrukkelijk over afgezanten, zendelingen, die werden gekozen uit meerdere volgelingen. Na de dood van Jezus moesten immers een aantal mensen in de nieuwe massabeweging gezag krijgen. Gezag ontleend aan een opdracht van Jezus zelf had natuurlijk de hoogste waarde. Die afgezanten staan bij Lucas echter niet boven de menigte maar er tussen. Heel nadrukkelijk wordt verteld dat Jezus de berg afkwam. Jezus bad nooit in het openbaar, maar trok zich altijd terug om te bidden. Dat gaat nu eenmaal beter in de stilte dan in de drukte vooraan in de kerk, op de TV of de hoek van de straat.

Gezanten die mooi bidden zodat iedereen het kan horen, ja die zelfs oproepen om met hen mee te bidden tot God, zijn dan ook geen afgezanten van Jezus van Nazareth. Het beeld van het genezen van mensen in een grote menigte en van een grote menigte van mensen is iets wat typisch voor het Evangelie van Lucas is. Die mensen verzamelden zich rond Jezus, zijn afgezanten, zijn leerlingen en iedereen die met die beweging mee wilde doen. Die nadruk op de Liefde maakte dat er kracht van Jezus uit ging. Nooit hoefde je je buitengesloten te voelen. Nooit had je het gevoel niet mee te kunnen komen, niet gezien of niet gehoord te worden. Nee lammen gingen lopen, blinden konden zien en doven konden horen werd er gezegd. Mee doen in een beweging die zich bekommerd om medemensen kunnen we nog steeds, zeker als je arm bent, dan heb je immers niets te verliezen.
Gewoon vandaag je medemensen gaan helpen. Ogen open, oren open en in beweging komen. Daar gaat altijd kracht van uit. Voor mensen die regelmatig collecteren voor een goed doel is het een bekend verschijnsel, je haalt meer op in een wijk met arme bewoners dan in een wijk met rijke medemensen. Arme mensen hebben nu eenmaal niets anders te verliezen dan de liefde voor elkaar en die liefde hebben ze hard nodig om te kunnen overleven. De armen weten hoe het is om door de woestijn te trekken, je hebt elkaar en de liefde voor elkaar, meer dan hard nodig. Jezus van Nazareth wist dat en spreekt hen in dit gedeelte moed in.

“Gelukkig zijn jullie” vertaalt ook de NBV21. “Zalig” heette dat in oudere vertalingen en trouwens ook nog in de Naardense Bijbel. “Makarios”staat er in de oorspronkelijk Griekse tekst en ouderen onder ons denken gelijk aan een Cypriotische Bisschop die zijn volk vrij maakte van Griekse en Turkse overheersing en naar onafhankelijkheid voerde. Tegenwoordig moeten we de mensen van zijn eiland helpen, ze dreigen anders zo arm te worden dat wij er last van krijgen. En in een tijd van toenemende verwijdering tussen volken zou het kunnen helpen van Grieken en Turken op Cyprus weer één volk te maken. Elke dag kunnen we weer opnieuw beginnen er te zijn voor de zwaksten, ook vandaag.