Een lampenstandaard van zuiver goud

Exodus 25:31-40

31 Maak een lampenstandaard van zuiver goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moeten uit één stuk worden gedreven. 32 De schacht moet zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en drie aan de andere kant. 33  Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem; breng op elke arm drie kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens op dezelfde manier. 34 Ook de schacht moet versierd worden met amandelbloesem: vier kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. 35 Waar de armen uit de schacht komen, moeten eveneens knoppen worden aangebracht: één onder het eerste paar armen, één onder het tweede paar en één onder het derde paar. 36 De hele standaard, met de zes armen en de knoppen, moet uit één stuk zuiver goud gedreven worden. 37 Maak er zeven lampen voor en zet die er zo op dat het licht naar voren valt. 38 De snuiters en bakjes moeten ook van zuiver goud zijn. 39 Gebruik voor de lampenstandaard en voor de bijbehorende voorwerpen een talent zuiver goud. 40 Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp dat je hier op de berg getoond is. (NBV)

Elke dag is er licht. Dat licht is geen godheid op zich. veel volken aanbaden de zon of de maan. Die moesten dan gesmeekt worden om na de nacht weer terug te komen. Het volk Israël geloofde dat hun God die zon en die maan had gemaakt en aan de hemel had gehangen. Die zon en die maan bleven daar. Ook de scheiding tussen licht en donker, tussen dag en nacht was door die God aangebracht. Je hoeft dat dus niet te aanbidden, je hoeft er dus ook niet bang voor te zijn. Het verhaal over het licht wordt nog eens verteld in de Tent der Ontmoeting. Eén kandelaar heeft de God koning van Israël nodig. Maar die ene kandelaar geeft voor de zeven dagen van de week licht.

De ene kandelaar die in de Tabernakel staat heeft vier knoppen in de vorm van amandelknoppen. Niet zo vreemd want de eerste bloem die bloeit in het voorjaar is de amandelboom. Die boom neemt dus een aparte plaats in. Op de eerste knoop wordt een licht geplaatst. Op de drie knopen daaronder steeds twee armen, links en rechts. Zo zou je de hele aarde kunnen verlichten maar dat is niet de bedoeling. We hebben immers een scheiding tussen licht en donker. Daarom moeten de olielampen op de kandelaar en de armen zo gericht zijn dat het licht naar één kant valt. Daarmee heeft de kandelaar een lichte en een donkere kant, zoals elke dag dat heeft. Als je nu zegt dat er een licht is voor elke dag dan steekt de zevende daar boven uit, dat is de kandelaar, de andere dagen zijn de armen.

Hoe die eerste kandelaar uit de Tabernakel er uiteindelijk heeft uitgezien weten we niet. Hoe hoog, hoe wijdt en of er een lampvoet onder zat het is ons onbekend. We weten wel dat het uiterlijk van de kandelaar in de loop van de eeuwen een ontwikkeling heeft doorgemaakt. De profeet Zacharia geeft een beschrijving die toch niet helemaal overeenkomt met de beschrijving die we hier lezen. Toen de Romeinen de oorlog met Israël hadden gewonnen en de Tempel verwoest was richtte keizer Titus een triomfboog op in Rome waarop een zevenarmige kandelaar staat. Maar ook die lijkt niet helemaal niet op die uit Genesis. Tegenwoordig zie je veel zevenarmige koperen kandelaars waarin kaarsen worden gezet. Ook die zijn dus anders. Maar die mogen ons doen herinneren dat God voor iedereen het licht laat schijnen en dat wij het bestaan van iedereen, vooral de armen en de minsten mogen verlichten. Elke dag opnieuw.

Allemaal van zuiver goud.

Exodus 25:23-30

23 Maak een tafel van acaciahout, twee el lang, één el breed en anderhalve el hoog. 24 Overtrek hem met zuiver goud en breng rondom een gouden sierlijst aan: 25 een rand van een hand breed, in een gouden lijst gevat. 26 Maak vier gouden ringen en bevestig ze aan de vier hoeken, bij de poten. 27 De ringen moeten vlak onder de rand zitten; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee de tafel gedragen wordt. 28 De draagbomen voor de tafel moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden. 29 Maak ook de bijbehorende schotels, schalen en kannen, en kommen voor de wijnoffers, allemaal van zuiver goud. 30 Leg op de tafel het toonbrood; dat moet daar altijd voor mij liggen. (NBV)

Waar draait die ark met de Tora, de platen met de tien geboden als hart van de Tora nu om. Dat blijkt uit het kleine stukje dat we vandaag lezen. Het volk moet onder leiding van Mozes een tafel maken. Maar die tafel ziet er uit als de ark. Ook hier het acaciahout, ook hier wordt dat hout bekleed met goud, ook hier een gouden lijst, ook hier de vier ringen op de hoeken voor de tafel, ook hier de draagbomen zodat niemand de tafel hoeft aan te raken. De tafel wordt vervolgens gedekt zoals je voor een koning de tafel zou dekken. Schotels waar je van zou kunnen eten, schalen waarin je het eten zou kunnen opdienen, kommen waar je wijn uit zou kunnen schenken en uiteraard allemaal van goud.

Nu is het nog steeds niet vreemd dat je voor een koning de tafel bekleed met goud en er gouden voorwerpen op zet. In diverse musea zijn dergelijke serviezen voor koningshuizen uit Europa te zien. Ook bij staatsbanketten die door onze koning Willem Alexander worden gegeven spat de glans van kostbaarheden je tegemoet van de tafel. Maar er is één heel groot verschil. Vorstenhuizen en presidenten laten ook de meest kostbare spijzen serveren. Wild en kaviaar en dat wat de armen nooit zouden kunnen betalen. De tafel van de Godkoning van Israël kent wel het kostbare tafelgerei maar niet het kostbare voedsel. Op die tafel moet brood liggen. Nu moet je de God van Israël niet te eten willen geven, die God heeft alles geschapen, ook ons voedsel. Daarom wordt dat brood alleen getoond, de toonbroden dus die dagelijks vers worden opgediend.

Christenen kennen dat dagelijks brood. Ze bidden er om in het gebed dat ze van Jezus van Nazareth hebben geleerd: Geef ons heden ons dagelijks brood. Meer heeft God niet nodig, meer heeft de mens niet nodig. Als we ons zouden kunnen neerleggen bij het dagelijks brood dan zouden we iedereen te eten kunnen geven. In de verhalen uit het Evangelie wordt verteld dat Jezus van Nazareth dat ook laat zien. Hij heeft maar een handvol broden en een paar vissen nodig om een menigte mensen te eten te geven. Die kostbare gouden tafel, met al dat kostbare vaatwerk laat ons dus elke dag zien dat we helemaal niet naar de luxe maaltijden van koningen en presidenten hoeven te streven. Ons dagelijks brood is ons genoeg. Dan kunnen we de richtlijnen uit de ark volgen en wat we meer hebben dan dat brood delen met hen die helemaal niks meer hebben, zelfs hun dagelijks brood niet. Het is ook vandaag de dag meer dan nodig.

Een ark maken

Exodus 25:10-22

10 Laat van acaciahout een ark maken, een kist van tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. 11 Overtrek die met zuiver goud, zowel vanbinnen als vanbuiten; aan de bovenkant moet je rondom een gouden sierlijst aanbrengen. 12 Giet vier gouden ringen en bevestig ze aan de vier poten: twee ringen aan elke kant van de ark. 13 Maak draagbomen van acaciahout, verguld ze 14 en steek ze door de ringen aan weerszijden; zo kan de ark gedragen worden. 15 De draagbomen moeten in de ringen blijven, ze mogen er niet uit gehaald worden. 16 In de ark moet je de verbondstekst leggen die ik je zal geven. 17 Je moet ook een verzoeningsplaat maken van zuiver goud, tweeëneenhalve el lang en anderhalve el breed. 18-19 Maak aan de beide uiteinden daarvan een cherub, eveneens van goud, één aan het ene uiteinde en één aan het andere uiteinde. Het moet drijfwerk zijn, de twee cherubs moeten één geheel met de plaat vormen. 20 Ze moeten tegenover elkaar staan, met het gezicht naar de verzoeningsplaat gekeerd, en hun vleugels moeten gespreid zijn zodat ze zich daar beschermend over uitstrekken. 21 Leg de verzoeningsplaat op de ark; leg de verbondstekst die ik je zal geven in de ark. 22 Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die plaats, boven de verzoeningsplaat, tussen de twee cherubs op de ark met de verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de Israëlieten verlang. (NBV)

In het paleis voor de Godkoning hoort ook een troon te staan. Daar kan de koning zelf op plaatsnemen om recht te spreken. Maar in de Tabernakel, de tent der ontmoeting zal geen beeld van die God te zien zijn. In tegendeel, in het verbond dat God met zijn volk heeft gesloten staat dat het volk zeer uitdrukkelijk verboden wordt beelden te maken die dan als God kunnen worden aanbeden. De troon voor de Godkoning van Israël is een kist. Een kist van acaciahout, een ark genoemd. De ark is het symbool van redding van dood, Noach bouwde een ark om aan de zondvloed te kunnen ontkomen. Dat hout is uiteindelijk niet te zien want de ark moet aan alle kanten verguld worden. Aan elke hoek is een gouden ring. Daar kunnen vergulde acaciahouten draagstokken worden gestoken. Niemand hoeft dan de ark nog aan te raken.

Dat de ark de troon van de Godkoning van Israël blijkt uit de afwerking. De ark blijft niet leeg. In de ark moet de tekst van het verbond worden gelegd, volgens de overlevering de twee stenen platen die Mozes direct van God heeft gekregen en waarop de tekst van de tien centrale woorden staan geschreven. Daarnaast lig boven op de ark een gouden plaat. De verzoeningsplaat genoemd. Op die plaat staan twee cherubs. Wat dat precies zijn geweest is niet helemaal bekend. Ze hebben vleugels waarmee ze de ark beschermen. Ze staan tegenover elkaar, eerbiedig gebogen naar de ark. Zo kan de tekst van het verbond in de ark worden gelegd. Dat is de meest heilige plaats in de Tempel voor de God van Israël. Niemand hoeft zich af te vragen wat die God van zijn volk wil, dat staat in de tekst van het verbond. De koninklijke wil is niet willekeurig, hangt niet af van het humeur van de koning of de machtsstrijd aan het hof, maar die wil staat in de tekst van het verbond en daar moet iedereen zich aan houden.

Die koning mag dan wel niet willekeurig handelen dat ligt anders bij het volk. Het houden aan wetten en regels wordt tot gewoonten die je ook kan veranderen. Wie steekt niet eens over als het voetgangersverkeerslicht op rood staat. Er zijn altijd redenen om weten en regels de overtreden, nood breekt wet nietwaar. Dat wil niet zeggen dat het volk daarmee ook het verbond verbreekt. Het houden aan het verbond wordt het hart van het volk, daaraan ontleent het volk haar identiteit. Overtreding van de bepalingen van het verbond moeten dan ook hersteld worden, verzoening noemt de vertaling dat. Dat wordt de taak van de priesters. De weg door de woestijn vraagt ook om voortdurende herijking op het verbond. Daarom heet de Tabernakel ook de tent der ontmoeting. Boven de ark, de troon en tussen de bewakers, de cherubs, ontmoet Mozes God om te horen wat God wil. Wij leren er van dat ook wij de tekst van dat verbond serieus moeten nemen. Volgens Jezus is die tekst samen te vatten in het heb uw naaste lief als uzelf, zo heb je God lief boven alles. Ook vandaag dus.

Vraag de Israëlieten

Exodus 25:1-9

1 De HEER zei tegen Mozes: 2 ‘Vraag de Israëlieten mij geschenken te geven; neem van ieder die daartoe bereid is een bijdrage in ontvangst. 3 Je moet het volgende van hen vragen: goud, zilver en koper, 4 blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol, fijn linnen garen en geitenhaar, 5 rood geverfde ramsvellen, vellen van zeekoeien, acaciahout,6 lampolie, geurige specerijen voor de zalfolie en voor de reukoffers, 7 onyxstenen voor de priesterschort en edelstenen voor de borsttas.8 De Israëlieten moeten een heiligdom voor mij maken, zodat ik te midden van hen kan wonen. 9 Ik zal je een ontwerp laten zien van de tabernakel en van alle voorwerpen die bij deze tent horen; houd je daar nauwkeurig aan. (NBV)

In het boek Exodus wordt benadrukt dat het volk dat door de woestijn trekt maar één koning kent. De God van Israël die met zijn sterke arm het volk uit het slavenhuis had bevrijd. Nu wordt hoorbaar en zichtbaar gemaakt dat die God inderdaad de koning is, de Godkoning zoals ook de andere koningen van de wereld zich graag als goden voordoen. Eerst is er een verbond gesloten tussen de Godkoning en zijn volk. Bij opgravingen zijn diverse voorbeelden gevonden van teksten van verbonden tussen een koning en zijn onderdanen. Teksten die voor wat de verplichtingen van het volk niet eens veel afwijken van de tekst van het verbond zoals dat in de hoofdstukken hiervoor wordt beschreven. Er is wel een groot verschil. De Godkoning van Israël beloofd het volk in vrijheid te houden. De koningen van de rest van de wereld vragen alleen gehoorzaamheid.

Maar een koning heeft een paleis. Daar is een grote zaal waar onderdanen problemen en geschillen kunnen voorleggen, hun belasting kunnen aanbieden en waar de koning dan rechtspreekt. Veel koningen bezwijken dan voor de verleiding om recht te spreken in het voordeel van de grootste belastingbetalers, de rijken. Ook de Godkoning van Israël verdient een dergelijk paleis. Omdat het volk nog door de woestijn trekt op weg naar het land dat de God van Israël hen heeft beloofd moet ook dat paleis verplaatsbaar zijn. Het is hier niet de koning die het volk beroofd om een zo mooi mogelijk paleis te bouwen maar het is het volk dat voor het ontmoeten van hun Godkoning een paleis bouwt. Hun Godkoning gaat immers alle verstand te boven en woont dus niet zelf in de Tent der Ontmoeting maar weet waar het volk hem zal willen ontmoeten.

In het gedeelte dat we vandaag lezen worden de materialen genoemd die horen bij een paleis van de Godkoning van het kaliber van de God van Israël. Dat paleis is tegelijk een heiligdom, bij Israël is de God koning geworden en niet de koning God geworden. De nadruk ligt dan ook op de godsdienst die in dat paleis centraal zal staan. Recht wordt er door de levieten gesproken, de hulpen van de priesters. In dat nieuwe land zullen die levieten in elke stad te vinden zijn. Zij zullen zich moeten baseren op de tekst van dat verbond. Maar ook op de verhalen die daarbij horen. Uiteindelijk zullen de eerste vijf boeken van wat wij de Bijbel zijn gaan noemen de basis gaan vormen voor de omgang tussen mensen en volken en voor de omgang van het volk met haar God. Als het volk een koning vraagt zoals de andere volken hebben dan is het eerste antwoord dat Israël al een koning heeft de God van Israël. Ook Christenen geloven dat die God uiteindelijk via zijn zoon alle macht in hemel en aarde heeft. De regel die wij daarbij mogen volgen is het liefhebben van onze naaste als onszelf, elke dag opnieuw.

Dat zal de straf zijn

Zacharia 14:12-21

12 De volken die tegen Jeruzalem ten strijde zijn getrokken, zullen door de HEER worden getroffen met een afgrijselijke plaag: terwijl ze nog levend rondlopen zal hij hun vlees laten wegteren van hun botten, hun ogen laten wegrotten in hun kassen en hun tong laten wegrotten in hun mond. 13 De HEER zal op die dag zo’n paniek onder hen zaaien dat ze elkaar beetgrijpen en slaags raken. 14 Ook Juda zal zich mengen in de slag om Jeruzalem. De rijkdommen van de belagers zullen als buit bijeen worden gebracht: grote hoeveelheden goud, zilver en kostbare gewaden. 15 En alle dieren in het vijandelijke kamp, paarden, muildieren, kamelen en ezels, zullen door dezelfde plaag worden getroffen als de mensen. 16 De overlevenden van de volken die Jeruzalem hebben belaagd, zullen dan jaarlijks naar de stad komen om de HEER van de hemelse machten als koning te vereren en het Loofhuttenfeest te vieren. 17 En is er op aarde een volk dat niet naar Jeruzalem komt om de HEER van de hemelse machten als koning te vereren, dan zal er in dat land geen regen vallen. 18 Ook Egypte zal, wanneer zijn volk niet naar Jeruzalem komt, stellig worden getroffen door deze plaag, waarmee de HEER de volken straft die het Loofhuttenfeest niet komen vieren. 19 Dat zal de straf zijn voor Egypte en de andere volken die niet deelnemen aan het Loofhuttenfeest. 20 Als die tijd aanbreekt, zal zelfs op de bellen van de paarden gegraveerd staan: ‘Aan de HEER gewijd’. De kookpotten in de tempel zullen dienen als offerschalen voor het altaar. 21 Alle kookpotten in Jeruzalem en Juda zullen aan de HEER van de hemelse machten gewijd zijn; ieder die wil offeren, kan ze gebruiken om er zijn offer in te bereiden. Als die tijd aanbreekt, zullen er nooit meer handelaars zitten in de tempel van de HEER van de hemelse machten. (NBV)

Het slot van het boek van de profeet Zacharia. Je weet bijna niet wat je leest. Het gaat kennelijk over een plaag  waarbij van de mensen die er door getroffen wordt het vlees zal wegteren van hun botten, hun ogen wegrotten in hun kassen en hun tong in hun mond. Afschuwelijk, moeten we ons daardoor laten leiden? Is angst voor dit soort plagen dat wat ons drijft naar wat we “het geloof” zijn gaan noemen? Dan hebben we dit Bijbelgedeelte toch niet helemaal begrepen en zijn we misschien blijven steken in de beelden die we niet kennen maar waarbij we ons de meest gruwelijke voorstellingen kunnen maken. Het Bijbelgedeelte gaat over een feest waaraan iedereen mee kan doen. Het Loofhuttenfeest. Een oogstfeest aan het einde van de warme, hete en vooral droge zomer in Israël waarbij gebeden wordt om regen. Het is dan zo droog dat het land wel veranderd lijkt te zijn in een woestijn.

En die woestijn herinnert aan de Tora die in de woestijn werd ontvangen. De Tora die zegt dat je eerlijk moet delen en je naaste moet liefhebben als jezelf. Als herinnering aan de tocht door de woestijn gaat iedereen buiten wonen, op straat, in het veld en als er geen ruimte is op de hoek van het dak. Daar wordt de loofhut gebouwd, een hut van takken en stro. Daarmee verdwijnt ook het onderscheid tussen arm en rijk, want al dat soort hutten gaat al snel op elkaar lijken. In de hitte kun je je voorstellen dat als mensen niet met elkaar delen de honger en de dorst toeslaat. Wie de beelden heeft gezien van de zware hongersnoden die de Sahel in de loop van de jaren hebben getroffen zal de afschuwelijke beelden die Zacharia beschrijft gemakkelijk herkennen. Die beelden waren zo afschuwelijk dat de magere Ethiopiërs bijna spreekwoordelijk werden en veel mensen zelfs de Biafrakindertjes zich nog kunnen herinneren. Die hongerslachtoffers waren er niet zozeer omdat in hun land de mensen niet wilden delen maar omdat wij vergeten dat de hele wereld tot ons land hoort en dat al die mensen ook onze broeders en zusters zijn.

Daarom staat er ook dat zelfs Egypte zal moeten meedoen, daar waren ze niet afhankelijk van regen, maar wel van delen. We hebben dus nog steeds de plicht de voedselcrisis in de wereld op te lossen. En die voedselcrisis zal volgens de Bijbel een veel hogere prioriteit moeten hebben dan de crisis van de steenrijke bankdirecteuren en presidenten van grote ondernemingen. De coronacrisis herinnert ons nog eens aan het wereldwijde karakter van onze samenleving. Als we kerstfeest vieren zingen we over een kindje dat in een stal werd geboren. Zo’n stal verschilt niet zoveel van een loofhut. Ook dat kindje in de stal is een uitnodiging om samen te gaan delen, om stands en machtsverschil maar te laten voor wat het is en te zorgen dat de zwaksten en de minsten in de wereld mee kunnen komen en mee kunnen feesten, omdat er voor iedereen genoeg is. En er is pas voor iedereen genoeg als we bereid zijn met iedereen te delen. Gelukkig dat we er elke dag opnieuw mee kunnen beginnen, ook vandaag, vooruitlopend op het kerstfeest, als oefening.

Jullie zullen wegvluchten

Zacharia 14:1-11

1 Er komt een dag dat de HEER zal ingrijpen, Jeruzalem, dat de buit binnen je muren wordt verdeeld. 2 Ik zal alle volken samenbrengen-zegt de HEER om tegen Jeruzalem ten strijde te trekken. De stad zal worden ingenomen, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen verkracht. De helft van de inwoners wordt in ballingschap weggevoerd, maar het deel dat overblijft zal niet worden uitgeroeid. 3 Daarna zal de HEER uittrekken en de strijd tegen die volken aanbinden, net als weleer. 4 Die dag zal hij zijn voeten op de Olijfberg planten, ten oosten van Jeruzalem. De Olijfberg zal in tweeën splijten: de ene helft glijdt weg naar het noorden en de andere naar het zuiden, zodat er een breed dal ontstaat van oost naar west. 5 Jullie zullen wegvluchten, het dal in tussen die twee bergketens die zullen reiken tot aan Asel, zoals jullie ook gevlucht zijn bij de aardbeving in de tijd dat koning Uzzia regeerde over Juda. En de HEER, mijn God, zal verschijnen met al de zijnen. 6 Op die dag zal er geen licht zijn; de hemellichamen verliezen hun glans. 7 Op die ene dag, die alleen de HEER kent, zal er geen onderscheid zijn tussen dag en nacht. Pas tegen het vallen van de avond zal er weer licht gloren. 8 Als die tijd aanbreekt, zal er in Jeruzalem zuiver water ontspringen: de ene helft zal in het oosten in zee uitmonden en de andere helft in het westen, zowel in de zomer als in de winter. 9 En de HEER zal koning worden over de hele aarde. Dan zal de HEER de enige God zijn en zijn naam de enige naam. 10 Het hele land wordt zo vlak als de Jordaanvallei, van Geba in het noorden tot aan Rimmon in het zuiden. Maar Jeruzalem zal zijn hoogverheven plaats behouden. Van de Benjaminpoort tot aan de oude poort, de Hoekpoort, en van de Chananeltoren tot aan de koninklijke perskuipen 11 zal de stad bewoond zijn. Jeruzalem zal weer een veilige woonplaats zijn, want er zal nooit meer vernietiging over worden afgeroepen. (NBV)

Denk nu niet dat alles wel goed zal komen. We hebben een coronacrisis en we hadden een graaicrisis en we moeten er van leren maar volgend jaar gaat alles al weer beter. Dat wordt ons voorgehouden. De mannen in de deftige pakken die de graaicrisis hebben veroorzaakt, die ons hebben voorgehouden dat ze hun gang moesten kunnen gaan, dat hun creativiteit ons welvaart zou brengen, houden ons nu voor dat ze zelf de rotzooi die ze veroorzaakten kunnen opruimen en dat we ons geen zorgen hoeven maken. Het tegendeel is het geval volgens Zacharia. Niet dat de profeet de crises die we nu hebben heeft voorspeld, want profeten voorspellen niet, ze spreken de waarheid. En de waarheid is dat als je niet meer de weg van God bewandeld als volk je dan rampspoed op rampspoed zal tegenkomen. Dat was zo in de dagen van Zacharia, de stad werd ingenomen, de huizen geplunderd en de vrouwen verkracht, de helft van de inwoners werd in ballingschap weggevoerd, we maken nu zoiets opnieuw mee in de banken en pensioenfondsen.

Maar dat is niet het einde van het verhaal. Als mensen in nood komen, als de mannen in de deftige pakken in de gevangenis zijn verdwenen of op de vlucht gejaagd dan kruipen de overgebleven mensen bij elkaar. Dan herinneren ze zich weer dat ze moeten delen van wat ze hebben om te kunnen overleven. Dat elk voor zich leven en graaien en grijpen alleen maar voert tot de dood. De werkers in de gezondheidszorg kunnen hier vandaag over meespreken. Daarom kan Zacharia zeggen dat de weg van de Heer weer de overhand zal krijgen. Dan zal iets gewoons als de landbouw, de Olijfberg, een bergketen worden die bescherming biedt, wij weten dan weer dat het niet gaat om flatscreens en golfbanen, maar om graan en groente. Dan herkennen we weer dat de hele wereld er eigenlijk om draait dat iedereen te eten heeft, van Jeruzalem tot aan de Asel. Dat zijn best duistere tijden, maar als het donker het sterkst wordt dan gaat ons weer een licht op.

Dan kan de wereld weer een paradijs worden. In het verhaal over het paradijs, de tuin waarin de mensen met God wandelden, werd verteld dat die tuin door twee rivieren omringt werd, hier wordt verteld dat er uit Jeruzalem twee rivieren ontspringen. God zal dan echt koning worden over de hele wereld. Overal zal het delen met elkaar, je naaste liefhebben als jezelf, als eerste regel gelden, liefde zal het leidend beginsel voor de volken zijn. Daarom kan er gezegd worden dat Jeruzalem hoog verheven zal zijn. Daar werd immers die Wet bewaard, gegraveerd op harde rotsen, onuitwisbaar in het hart van de wereld. Dat principe van de liefde voor allen is niet stuk te krijgen. Dat principe is te zien in de zorg voor de zwaksten, de minsten op de aarde. En het allermooiste is dat we allemaal mee mogen doen, niet op een dag in een onzekere toekomst, maar vandaag nog, het begint vandaag voor ieder die mee wil werken.

Zwaard, ontwaak!

Zacharia 13:7-9

7 Zwaard, ontwaak! Verhef je tegen mijn herder, tegen de man met wie ik mij verbonden heb-spreekt de HEER van de hemelse machten. Dood de herder, zodat de schapen verdwalen. Weerloos als ze zijn zal ik ze treffen. 8 In heel het land-spreekt de HEER -zal twee derde worden uitgeroeid en omkomen; slechts een derde deel zal worden gespaard. 9 Dat deel zal ik louteren in het vuur: ik zal hen smelten als zilver en zuiveren als goud. Zij zullen mijn naam aanroepen en ik zal antwoorden. Ik zal zeggen: ‘Dit is mijn volk, ‘en zij zullen zeggen: ‘De HEER is onze God.’(NBV)

Soms lijkt de Bijbel maar een bloederig geschrift. Een aantal van de teksten zoals we die vandaag lezen achter elkaar en je kunt een Fitna film maken. Met behulp van gelijksoortige teksten uit de Koran is immers de film Fitna door Geert Wilders gemaakt. En als je je vijanden zwart maakt ben je snel vriend met de vijanden van jouw vijanden. Geert Wilders werd in Israël dan ook met open armen ontvangen. Maar het land zou te klein zijn als iemand een film maakt over de oproep die Zacharia aan God toeschrijft om de wapens op te nemen en de leider van het volk, ja het parlement om te brengen. Want dat staat hier : “Dood de herder. ” We zijn gewend dit soort oproepen tot geweld te veroordelen. In dit gedeelte gaat het zelfs verder want de orde in de samenleving moet worden omver geworpen, het volk moet in verwarring worden gebracht en weerloos rondlopen zodat twee derde van het volk kan worden gedood.

De gemiddelde terroristische organisatie zal watertandend naar een film over dit Bijbelgedeelte kijken. Lezen we dat dus wel goed? Moeten we ons de ogen uitwrijven omdat we de Bijbel altijd verkeerd hebben gelezen? Jazeker. Als je geloofd dat de teksten uit de Koran zoals die verfilmd zijn door Geert Wilders ook werkelijk de Koran hebben weergegeven dan zou je ook zomaar kunnen denken dat je de woorden van Zacharia goed hebt gelezen en verstaan. Maar beide is onjuist. Wat Geert Wilders in de Koran meent te lezen staat er niet en zijn film slaat dan ook nergens op. Net zomin staat die oproep tot geweld en anarchie hier in Zacharias en alle beroepen die in de geschiedenis op dit Bijbelgedeelte werden gedaan om religieus geweld te rechtvaardigen waren ten onrechte. Wat hier geschetst wordt is de radicale omkeer die een volk moet doormaken om weer een volk van God te worden.

Dat is een revolutie die met pijn gepaard gaat. Later zou het een wedergeboorte genoemd worden. Volgens Jezus van Nazareth zouden kinderen tegen hun ouders opstaan en als er twee op het land samen aan het werk zijn zou er maar één overblijven. Gelouterd heet dat, als goud dat weer zuiver wordt gemaakt en waaruit alle verontreinigingen verwijderd zijn. Dan blijft er een volk over dat als enige Heer de God van Israël erkent. De God die zegt dat je je naaste moet liefhebben als jezelf, dat je moet delen van wat je hebt met de minsten, dat je moet zorgen voor de zwaksten. Dat je dus niet mag doden en geen vals getuigenis mag afleggen. Dat zijn het soort onzuiverheden waarvan een volk gereinigd moet worden. Wij kunnen daar alvast mee beginnen door het goede te doen, te zorgen voor armen en de vreemdelingen in ons midden ook echt op te nemen, die 500 kinderen uit Griekse kampen zouden een goede start zijn. Dan beginnen we met het zuiveren van slechte gewoonten.

Ik ben helemaal geen profeet

Zacharia 13:2-6

2 Als die tijd aanbreekt-spreekt de HEER van de hemelse machten-zal ik alle afgoden uit het land laten verdwijnen; hun namen zullen niet meer worden genoemd. Ik zal ook de profeten uitbannen, en met hen de geest van onreinheid die het land bezoedelt. 3 Wanneer er dan nog iemand een profetie uitspreekt, zullen zijn eigen vader en moeder, die hem zelf hebben voortgebracht, tegen hem zeggen: ‘Jij moet sterven, want je verkondigt leugens in de naam van de HEER.’ Ze zullen hem doorsteken, zijn eigen vader en moeder, die hem zelf hebben voortgebracht, wanneer hij een profetie uitspreekt. 4 Dan zullen ze zelfs niet meer voor hun visioenen durven uitkomen, die profeten. Ze zullen de profetenmantel niet meer aantrekken om de mensen te bedriegen. 5 Ze zullen zeggen: ‘Ik ben helemaal geen profeet; al van jongs af aan bewerk ik als slaaf de grond.’ 6 En wanneer zo iemand gevraagd wordt: ‘Hoe kom je dan aan die striemen op je rug?’, dan zal hij antwoorden: ‘Die heb ik opgelopen in het huis van mijn meesters.’(NBV)

Profeten hebben in de geschiedenis van Israel een grote indruk gemaakt. Iedereen wilde op een gegeven moment wel profeet zijn want daarmee waren geld en aanzien te verdienen. Toen de Koningen Achab en Jochanan van Noord en Zuid Israel ten strijde wilden trekken tegen de koning van Assyrië hadden ze wel 300 profeten ingehuurd om hen een goede afloop te voorspellen. Alleen de profeet Micha moest toegeven dat ze misleid werden omdat de God van Israël wilde dat Achab in de strijd zou omkomen. Heel langzaam was de functie van profeet daardoor in discrediet geraakt. Niet langer werden mensen meegenomen op de weg van de God van Israël, de God die hen bevrijdt had uit Egypte en in de woestijn de weg gewezen had waarlangs het volk een volk van God zou kunnen worden en blijven. De mensen waren meer en meer voor zichzelf aan de slag gegaan. De Wet van eerlijk delen, van je naaste liefhebben als jezelf was vergeten.

Vlak bij Jeruzalem, in de vlakte van Meggido kon je elk jaar het gehuil horen om Hadad-Rimmon, de Kanaänitische god van de plantengroei en de vruchtbaarheid. Die god stierf elk jaar in de droge en hete zomer van Kanaän en stond weer op in de herfst. Het “heengaan” van deze god ging gepaard met massale rouwdiensten. Dit soort afgoderij was zo bekend in Israël dat de profeet Zacharia het niet eens uit hoeft te leggen als hij daarheen verwijst. Geen wonder dat de liefde voor profeten was omgeslagen in haat. Godsdienst was iets voor de show en de geldbuidel. Wat dat betreft is er tot in onze dagen niets veranderd. Oplichters worden aangegeven door hun eigen kinderen. Familieleden vragen andere namen aan uit schaamte voor de najagers van winst en profijt die ontmaskerd zijn. Pas als er werkelijk gedeeld wordt met de armen, de minsten op de aarde, wordt duidelijk wie met God wil wandelen of wie een eigen weg wil gaan.

In ons land staat in de politiek de ontwikkelingssamenwerking ter discussie. Dat miljoenen mensen dreigen om te komen door hongersnood speelt daarbij geen rol, of er geld genoeg is om nog een rijbaan langs een snelweg aan te leggen is de vraag van hen die de zorg voor de armsten afwijzen. In het gedeelte van vandaag uit het boek van de profeet Zacharia staat dat ouders hun kinderen zullen doorboren als ze het wagen toe te geven profeten te zijn. Zelfs de striemen op de rug die profeten in extase zichzelf hadden toegebracht moeten ontkend worden en geduid worden als de striemen van slaven. Bij ons is het nog niet zo ver dat mensen hun SUV verbergen onder een hooiberg om de wraak van de armen te ontlopen. Laten we het niet zover laten komen door iedereen op te roepen en mee te slepen in het delen met de minsten op aarde. Die korting op ontwikkelingssamenwerking kan dus echt niet.

Het hele land zal rouwen

Zacharia 12:9-13:1

9 Op die dag zal ik alles in het werk stellen om de volken uit te roeien die Jeruzalem belagen. 10 Het huis van David en de inwoners van Jeruzalem echter zal ik vervullen met een geest van mededogen en inkeer. Ze zullen zich weer naar mij wenden, en over degene die ze hebben doorstoken, zullen ze weeklagen als bij de rouw om een enig kind; hun verdriet zal zo bitter zijn als het verdriet om een oudste zoon. 11 Op die dag zal men in Jeruzalem zo luid weeklagen als er in de vlakte van Megiddo wordt geweeklaagd om Hadad-Rimmon. 12 Het hele land zal rouwen: de nakomelingen van David en die van Natan, 13 de nakomelingen van Levi en die van Simi, 14 en alle overige families, elke familie afzonderlijk en de vrouwen steeds afzonderlijk van de mannen. 1 Op die dag zal er een bron ontspringen waarin de nakomelingen van David en de inwoners van Jeruzalem hun zonde en onreinheid kunnen afwassen. (NBV)

Er zijn zo af en toe mensen in de Bijbel die niet worden wat ze zouden moeten worden. Ze lijken te verdwijnen in het duister van de geschiedenis en de veelheid van verhalen. Maar onverwacht kunnen ze toch weer opduiken. Vandaag lezen we over twee van die mensen. Velen zullen hun namen nauwelijks kennen. Simi en Natan. Nu kennen we een Natan de profeet, maar die wordt hier niet bedoeld en die Simi kennen we beter als Simei en dan nog, wie kent nu nog dat verhaal van dat stenengooiende jongetje. Het verhaal van vandaag vertelt ons dat bij God mensen nooit vergeten zijn. Altijd weer komt er voor mensen, of hun nakomelingen, een dag dat de geschiedenis als het ware opnieuw begint. In de Bijbel is dat niet het moment dat de natuur zich hernieuwt, dat de winter overgaat in de lente, maar het omgekeerde is het geval, zoals de winter overgaat in de lente komt er voor de verdrukten, de vergeten mensen, de zwaksten en de minsten een moment dat de geschiedenis zich omkeert en zij boven komen drijven.

Het kwaad dat mensen is aangedaan zal worden berouwd. Hier gaat het om de doorboorde en veel en veel later zal men dit verhaal citeren als het gaat over Jezus van Nazareth en hoe die zijn verhaal door droeg door de dood heen. Ook Jesaja had het al over een doorboorde gehad die gewroken zou worden. Mensen krijgen spijt van hun wreedheden. Ze leren vaak dat het helemaal anders moet. Kindsoldaten worden leraren die weeskinderen onderwijzen zo zien wij in onze dagen. Dat gaat niet vanzelf, daarvoor moeten we veel geld en ondersteuning in projecten steken die hen de kans geven. Maar de geschiedenissen van Simi en Natan leren ons dat het niet vergeefs hoeft te zijn. Simi was de jongste zoon van Saul. Toen Saul en de broers van Simi de dood op het slachtveld hadden gevonden bleef Simi niet anders dan uit woede stenen te gooien naar David. David had medelijden met hem en zo kon Simi een familie stichten en nakomelingen krijgen.

Met Natan gebeurde net zo iets, hij was een zoon van David maar kreeg nooit het recht op troonsopvolging. Toch ging zijn nageslacht niet verloren. In het geslachtsregister van Jezus van Nazareth zoals Matteüs dat opgeschreven heeft komt hij voor al was er ooit over hem verteld dat hij als baby al gestorven was. Hier in dit Bijbelgedeelte komt hij dus ook voor, daar waar verteld wordt dat de zwaksten sterk worden als David, dat alle volken uitgeroeid worden die zich niet aan de Wet van eerlijk delen willen houden en die Wet van de aardbodem willen wegvagen. Die weerstand zal de bron worden van mededogen en inkeer. Wanhoop dus niet als mensen je voor gek verklaren als je vasthoud aan recht en gerechtigheid, aan het voeden van hongerigen, kleden van naakten, bezoeken van gevangenen, en opnemen van vreemdelingen. De dag zal komen dat er een omkeer komt, een dag waarop de armen bevrijdt zullen worden.

Zo sterk zijn als David

Zacharia 12:1-8

1 Profetie. De woorden van de HEER over Israël. Zo spreekt de HEER, die de hemel heeft uitgespannen en de aarde heeft gegrondvest, die de mens het leven heeft gegeven: 2 Ik zal van Jeruzalem een beker wijn maken die de omringende volken bedwelmt. Als Jeruzalem wordt belegerd, zal ook Juda onder de voet gelopen worden. 3 Op de dag dat alle volken op aarde tegen Jeruzalem oprukken, zal ik van de stad een zware steen maken waaraan haar belagers zich vertillen. 4 Op die dag-spreekt de HEER maak ik de paarden schichtig en zaai ik paniek onder hun berijders. Terwijl ik de paarden van de vijand verblind, zullen mijn ogen over het volk van Juda waken. 5 Dan zullen de stamhoofden van Juda bij zichzelf zeggen: Onze kracht ligt bij de inwoners van Jeruzalem, dankzij de HEER van de hemelse machten, hun God. 6 Op die dag maak ik de stamhoofden van Juda tot een fakkel in een takkenbos, tot een vonk in een korenschoof, zodat de vlammen om zich heen grijpen en de omringende volken verzengen. Jeruzalem zal blijven staan waar het staat. 7 Eerst zal de HEER de dorpen van Juda de overwinning schenken, opdat de roem van het huis van David en van de inwoners van Jeruzalem niet groter zal zijn dan die van de Judeeërs. 8 Maar de HEER zal tegelijkertijd de inwoners van Jeruzalem steunen: de zwakste onder hen zal op die dag zo sterk zijn als David en het huis van David zal hen leiden alsof God zelf hen leidde, alsof er een engel van de HEER voor hen uit ging. (NBV)

Vandaag geen voorspelling van een profeet maar een belofte. Er is nog al vaak gezocht naar een gebeurtenis na Zacharia die er op zou wijzen dat de voorspelling van Zacharia zou zijn uitgekomen. Maar die gebeurtenis is nooit gevonden. Heeft de profeet het dan bij het verkeerde eind? Welnee, het is geen voorspelling en wie de profeten leest als voorspellers heeft het niet goed begrepen. Wat de profeet het volk van Israel voorhield houdt de Bijbel vandaag ook ons voor. En we hebben die boodschap maar al te hard nodig in onze dagen. Alles om ons heen hebben we en weten we immers te waarderen omdat we het lief hebben. Wie heeft nu niet de blauwe hemel met de witte wolken lief, wie kan nu niet genieten van alles wat de aarde aan goed te bieden heeft en wie heeft nu niet het leven lief. Alle liefde komt van God en alles wat we lief hebben kregen we van God.

Maar die liefde dreigt onder de voet te worden gelopen. Door die liefde weten we te delen met onze naaste, degene die we liefhebben als onszelf. Daarmee volgen we de Wet die in Jeruzalem wordt bewaard, de Wet waar alle volken zich aan zouden moeten spiegelen, ze moeten zich naar Jeruzalem wenden. Maar Jeruzalem dreigt onder de voet te worden gelopen. In plaats van delen met elkaar proberen de volken elk voor zichzelf te zorgen en elkaar daarvoor te gebruiken en te misbruiken. De profeet belooft nu dat de volken zich zullen vertillen aan de poging om de liefde tussen de volken uit te bannen. Juist als de pogingen het sterkst lijken dan kijkt God met liefde naar zijn volk, dan kijken mensen met liefde naar de slachtoffers, daar waar de Wet van eerlijk delen geldt daar ligt onze kracht. Dan gaat er een licht op over de minsten, een licht dat ook warmte geeft, het licht van de liefde, dan wordt er gedeeld van wat er is.

Daarvoor heb je geen grote machtige steden voor nodig, geen machtige landen, dorpen, kleine leefgemeenschappen zijn daarvoor genoeg. Daar waar mensen elkaar nog kennen en bereid zijn voor elkaar in te staan zal het beginnen. Het verhaal van recht en gerechtigheid zoals dat in het verhaal van Koning David werd verteld zal het leidend verhaal zijn. Dan zullen de zwaksten net zo sterk zijn als David. Dat is een belofte waar we ons aan kunnen vasthouden. Nu de leiders van de wereld bezig zijn hun financiële systeem te redden en geen oog lijken te hebben voor de geldwoestijnen waarin miljoenen armsten van de wereld leven. Nu economische en financiële crises de voedselcrisis overschaduwen kunnen we met verdubbelde ijver streven naar eerlijke handelsverhoudingen waarin echt iedereen mee kan doen en ook de armsten in de wereld tot hun recht komen. Juist in deze donkere dagen van economische onzekerheid kunnen we het licht laten schijnen van eerlijk delen, recht doen aan mensen en iedereen mee laten doen.