Een talent zilver

2 Koningen 5:19b-27

Naäman was nog niet zo lang vertrokken, 20 toen Elisa’s knecht Gechazi bedacht: Mijn meester heeft de Arameeër Naäman voor het hoofd gestoten door het geschenk dat hij voor hem had meegebracht te weigeren. Zo waar de HEER leeft, ik ga hem zo snel mogelijk achterna om iets van hem aan te nemen. 21 Gechazi ging Naäman achterna, en toen Naäman hem zag komen aanrennen, sprong hij van zijn wagen en snelde hem tegemoet. ‘Is alles in orde?’ vroeg hij. 22 ‘Ja,’ antwoordde Gechazi. ‘Alleen, mijn meester laat zeggen dat er zojuist twee jongemannen uit het bergland van Efraïm zijn aangekomen, leerlingen van de profetengemeenschap, en hij verzoekt u hun een talent zilver en twee stel kleren te geven.’ 23 ‘Met alle genoegen,’ antwoordde Naäman. ‘Neemt u toch twee talent.’ Hij stond erop dat Gechazi het geschenk zou aannemen en hij maakte twee pakketten, met in elk een talent zilver en een stel kleren, en gaf die aan twee van zijn knechten om ze voor Gechazi te dragen. 24 Toen ze bij de stadswal aankwamen, nam Gechazi de pakketten van hen over en stuurde hij hen weg. De geschenken verborg hij in huis. 25 Toen hij zich weer bij zijn meester meldde, vroeg Elisa: ‘Waar ben je geweest, Gechazi?’ ‘Ik? Nergens,’ antwoordde hij. 26 Toen zei Elisa: ‘Dacht je dat het me ontgaan was dat een zeker iemand van zijn wagen is gesprongen en jou tegemoet is gesneld? Is dit de juiste tijd voor het aannemen van zilver en kleren, van olijfgaarden en wijngaarden, van schapen en koeien en van slaven en slavinnen? 27 Moge de huidziekte van Naäman voor eeuwig op jou en je nakomelingen overgaan!’ Gechazi verliet zijn meester, zijn huid schilferig en wit als sneeuw.(NBV21)

Er is een andere manier dan die Elisa had gehanteerd om Naäman te genezen. Elisa had Naäman nauwelijks willen zien. Hij had geen tovertrucs uitgehaald en ingewikkelde spreuken geroepen. Hij had Naäman geen vreemde capriolen laten uithalen en, wat misschien het belangrijkste was, hij had geen geschenken aangenomen. Het enige wat hij deed was Naäman adviseren zich zeven maal in de Jordaan te baden. Het geloof in de God van Israël moet genoeg zijn. Maar het kan ook anders. De knecht van Elisa, Gechazi had aan de genezing van die rijke generaal uit Aram wel het een en ander willen verdienen. Maar goede raad is duur. Het is duidelijk dat Elisa van dat soort praktijken niks moet hebben. Dus ging Gechazi Naäman achterna en ontfutselde hem met een smoes een paar kostbare geschenken. Die verstopte hij en met een vroom smoel melde hij zich weer bij Elisa. Hij was nergens geweest.

Nu dat heeft hij geweten, want hij was dus voortaan nergens. Hij kreeg de ziekte waarvan Naäman genezen was. Zo vergaat het leugenaars die willen verdienen aan de genezing van ernstig zieken. En toch blijven er door de eeuwen heen telkens mensen die willen profiteren van het ongeluk van anderen. Tot in onze dagen toe. En niet alleen de kwakzalvers, instralers, magische stenenverkopers, kruidenmengers en gebedsgenezers. Zelfs eerbiedwaardige farmaceutische industrieën met dubbel goedgekeurde medicijnen die alleen op recept mogen worden verstrekt maken zich schuldig aan de praktijken die op het gedrag van Gechazi lijken. Ze verleiden artsen met cadeaus en pseudo congressen in luxe oorden om juist de medicijnen van hun merk voor te schrijven. Artsenbezoekers die voorlichting komen geven over de ontwikkelingen in nieuwe medicijnen delen ook cadeautjes uit om sympathie te wekken voor de geneesmiddelenfabriek die zij vertegenwoordigen.

En als mensen steeds gezonder gaan leven en dus steeds minder vaak die medicijnen nodig hebben dan worden lichte ongemakken als ernstige kwalen gepresenteerd waarvoor artsen de passende genezing voorhanden hebben. Elke gewone verkoudheid is met tien dagen weer over maar het aantal medicijnen dat je zogenaamd kan genezen van een verkoudheid, door ze gewoon tien dagen te gebruiken, is legio. Sinds de dagen van Gechazi is er niks veranderd. Controle op de farmaceutische industrie is er nauwelijks, zij horen immers ook bij de vrije markt. Het meest erge is dat vanwege de hang naar winst en meer winst medicijnen voor de allerarmsten in de wereld bijna onbereikbaar zijn geworden. Om te voorkomen dat wij ze kopen in arme landen zijn medicijnen ook daar duur, net zo duur als bij ons en dus onbereikbaar voor de armsten. Daar zouden we wat aan kunnen doen door farmaceutische industrieën te weren uit de vrije markt. We zullen het verhaal daarom moeten blijven vertellen anders vergaat het ons uiteindelijk net als Gechazi, we krijgen de ziekten van hen die we hun geld uit de zak hebben geklopt.

Baad u.

2 Koningen 5:1-19a

1 Naäman, de bevelhebber van het Aramese leger, stond bij zijn koning in hoog aanzien en werd zeer door hem gewaardeerd, want de HEER had hem voor Aram een grote overwinning laten behalen. Maar deze grote krijgsman leed aan een huidziekte die onrein maakt. 2 Nu hadden de Arameeërs op een van hun strooptochten uit Israël een jong meisje meegevoerd, dat als slavin diende bij de vrouw van Naäman. 3 Zij zei tegen haar meesteres: ‘Ach, kon mijn meester maar eens naar de profeet in Samaria gaan, die zou hem wel genezen.’ 4 Naäman ging naar zijn heer en vertelde hem wat het meisje uit Israël had gezegd. 5 Daarop zei de koning van Aram: ‘Ga erheen. Ik zal u een brief meegeven voor de koning van Israël.’ Naäman ging op weg, met tien talent zilver bij zich, zesduizend sjekel goud en tien stel kleren. 6 In de brief die hij aan de koning van Israël overhandigde, stond het volgende: ‘Met deze brief stuur ik mijn dienaar Naäman naar u toe, om door u van zijn huidziekte te worden genezen.’ 7 Zodra de koning van Israël de brief gelezen had, scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ben ik soms God, dat ik kan beschikken over leven of dood? Hij stuurt mij deze man om hem van zijn ziekte te genezen. Let op mijn woorden: hij is uit op een conflict met mij!’ 8 Toen de godsman Elisa hoorde dat de koning van Israël zijn kleren had gescheurd, liet hij hem vragen: ‘Waarom hebt u uw kleren gescheurd? Laat die man bij mij komen, dan zal hij merken dat er in Israël een profeet woont.’ 9 Naäman reed met zijn wagen naar het huis van Elisa. 10 Elisa stuurde iemand naar buiten om hem te zeggen: ‘Baad u zevenmaal in de Jordaan, dan zal uw huid weer gezond worden en zult u weer rein zijn.’ 11 Kwaad ging Naäman weg. ‘Ik had gedacht dat hij zelf naar buiten zou komen,’ zei hij. ‘En dat hij de naam van de HEER, zijn God, zou aanroepen en met zijn hand over de aangetaste plek zou strijken, en zo de ziekte zou wegnemen. 12 Zijn de rivieren van Damascus, de Abana en de Parpar, soms niet beter dan alle wateren in Israël? Had ik me daarin niet kunnen baden om rein te worden?’ Verontwaardigd draaide hij zich om en ging weg. 13 Maar zijn bedienden kwamen hem achterna en zeiden: ‘Maar meester, als de profeet u een ingewikkelde opdracht had gegeven, had u die toch ook uitgevoerd? Dus nu hij tegen u zegt: “Baad u, en u zult weer rein worden,” moet u dat zeker doen.’ 14 Hierop daalde Naäman af naar de Jordaan en dompelde zich daar zevenmaal onder, zoals de godsman had gezegd. Zijn huid werd weer gezond, zo gaaf als de huid van een kind, en hij was weer rein. 15 Toen keerde hij met zijn hele gevolg naar Elisa terug, maakte bij de godsman zijn opwachting en zei: ‘Er is in de hele wereld geen god, behalve in Israël! Alstublieft, neemt u een geschenk van uw dienaar aan.’ 16 Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de HEER, in wiens dienst ik sta, leeft, ik zal niets aannemen.’ En hoe Naäman ook aandrong, Elisa bleef weigeren. 17 Toen zei Naäman: ‘Als u werkelijk niets van uw dienaar wilt aannemen, wees dan zo goed mij twee muildierlasten aarde mee te geven. Ik verzeker u dat ik nooit meer offers zal brengen aan andere goden dan de HEER. 18 Maar ik hoop dat de HEER mij het volgende zal willen vergeven: ik begeleid mijn vorst altijd als hij naar de tempel gaat om zich voor Rimmon neer te buigen, en ik buig me dan ook neer in de tempel van Rimmon. Ik hoop dus dat de HEER het mij zal willen vergeven wanneer ik me neerbuig in de tempel van Rimmon.’ 19 Elisa antwoordde: ‘Ga in vrede.’(NBV21)

Soms is het bijna jammer dat wij de traditionele afgodendiensten niet meer kennen. Wij hebben geen weet van grote Tempels met prachtig versierde beelden waar een hele samenleving rond is gebouwd. Dat is soms jammer omdat we dan de betekenis van die hele kleine, schijnbaar onbelangrijke, mededelingen in de Bijbel niet meer herkennen. Zoals in het begin van dit verhaal over Naäman, de bevelhebber van het Aramese leger. Want waarom had die zo’n groot aanzien? Omdat de God van Israël hem een grote overwinning had laten behalen staat er. Dat wist hij zelf nog niet, want toen hij ziek werd moest een slavinnetje uit Israël hem wijzen op de profeet in Samaria. En natuurlijk ging hij niet naar een Profeet, maar naar de Koning. De Koning van Israël zou toch wel het beste weten wie hem kon genezen. En die koning van Israël schrok hevig. Want Naäman was onrein. Hij leed aan een huidziekte. Geen wonder dat je denkt dat, als een generaal met die ziekte naar je toegestuurd wordt, het oorlog gaat worden. De Koning van Israël schiet dan ook direct in de rouw en scheurt zijn kleren als teken van rouw.

Maar als er iemand die ziek is naar je toe komt dan is dat meestal niet om oorlog te voeren. Als iemand oorlog wil voeren zal die toch minstens eerst eisen neerleggen waar je al dan niet aan toe kan geven. In de rouw schieten is het minste wat een zieke vraagt. Elisa laat zien dat er in Samaria een profeet woont. Iemand die zegt wat God heeft gezegd en God zegt dat we moeten houden van onze naaste als van onszelf. Het verhaal laat zich vertellen in twee delen. Eerst een verhaal over tovenaars en gebedsgenezers. Dan een verhaal over aanpassen aan een samenleving die in hele andere zaken gelooft. Met beiden hebben we ook vandaag de dag te maken. Er zijn rondreizende genezers die foldertjes verspreiden waarin wonderen van God worden beloofd als je maar naar hun bijeenkomsten komt. Elisa, de profeet, laat zien dat de werkelijkheid anders is. En daarom staat het ook in de Bijbel. In allerlei godsdiensten spelen priesters en religieuze leiders een grote rol. In de godsdienst van de God van Israël niet. Daar gaat het om het woord van God zelf en de zorg voor de naaste. Elisa hoeft daarom zelf helemaal niet naar de generaal. Geen grote gebaren, geen muziek, geen praise gezang met zwaaiende armen.

Als je een huidziekte hebt dan moet je je baden in stromend water. Niet zo maar één keer maar zeven keer, het getal van de volheid, het getal van God, zeven keer dopen.. En ook vandaag gaan mensen met de huidziekte psoriasis naar de Dode Zee om een kuur te ondergaan waarbij ze baden en zwemmen en het helpt ze enorm. De dienaren van Naäman hebben door hoe het in elkaar zit. Als de profeet een hoop hocus pocus had uitgehaald en de generaal allerlei vreemde capriolen had laten uithalen dan had die generaal het graag gedaan. In Aram hadden ze het niet met de God van Israël. Daar hadden ze een God die in een Tempel woonde, die kon je daar ook zien, een prachtig beeld. Daar hadden ze een God van de bliksem, de donder en het onweer, Rimmon heette die daar. Maar hoe leef je nu in het land van Rimmon als je gelooft in de God van Israël. Je kunt dat land Israël wel mee nemen. En in het Heidendom is het heel gewoon dat als je de ene God aanbidt je ook de andere God aanbidt. Dus hoe moet dat? Die generaal moet de Koning ondersteunen, dat is nu eenmaal zijn baan. Oordeel dus niet te snel over vreemdelingen, het kan zijn dat ze meer jouw God aanbidden dan dat jij dat doet. Zoek het goede te doen zoals Elisa.

 

De reactie van het volk.

Lucas 20:9-19

9 Hij vertelde de menigte de volgende gelijkenis: ‘Een man legde een wijngaard aan en verpachtte die aan wijnbouwers, waarna hij voor geruime tijd op reis ging. 10 Toen de oogsttijd was gekomen, stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers mishandelden hem en stuurden hem met lege handen weg. 11 Daarna stuurde hij een andere knecht. Ook die werd afgeranseld, en nadat ze hem hadden vernederd stuurden ze ook hem met lege handen weg. 12 De eigenaar stuurde toen een derde knecht, maar ook die werd afgetuigd en de wijngaard uit gegooid. 13 Toen zei de eigenaar van de wijngaard: “Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon naar hen toe sturen, voor hem zullen ze toch wel ontzag hebben.” 14 Toen de wijnbouwers hem zagen, overlegden ze met elkaar: “Dat is de erfgenaam! Laten we hem doden, dan is de erfenis voor ons.” 15 En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wat zal de eigenaar van de wijngaard nu met hen doen? 16 Hij komt zelf, hij doodt de wijnbouwers en geeft de wijngaard aan anderen.’ Toen de mensen dit hoorden, zeiden ze: ‘Dat nooit!’ 17 Maar Hij keek hen aan en vroeg: ‘Wat betekent dan wat er geschreven staat: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden”? 18 Iedereen die over die steen struikelt, valt te pletter, en degene op wie die steen valt, wordt vermorzeld.’ 19 De schriftgeleerden en hogepriesters, die begrepen dat Jezus deze gelijkenis met het oog op hen verteld had, wilden Hem op dat moment laten grijpen, maar ze waren bang voor de reactie van het volk. (NBV21)

Wij zijn er aan gewend. Opiniepeilers vertellen je wekelijks, zo nodig dagelijks, wat het volk vindt. Noem een onderwerp en een opiniepeiler heeft er een vraag over gesteld. Opiniepeilingen zijn zo populair dat sommige TV programma’s hun eigen onderzoek hebben georganiseerd. Ze sturen ‘s morgens een mailtje rond om ‘s avonds duidelijk te maken dat de meerderheid van het volk het weer niet eens is met de regeerders in het land. Dat de meeste peilingen er naast zitten wordt er niet bij vermeld. De mening van het volk volgens de peilingen stuurt menig machthebber. Dat was al in de dagen van Jezus van Nazareth zo. Dat de machthebbers de erfenis van het volk Israël hadden verkwanseld aan de Romeinen om rust te houden kon ze niet schelen. Dat daarbij de armen, de zieken, de weduwen en de wezen buiten spel waren komen te staan kon ze ook niet schelen. Dat je juist die Romeinen de wind uit de zeilen kon nemen door je weer te gaan houden aan de Wet van eerlijk delen, aan het gebod je naaste lief te hebben als jezelf, ontging ze.

Die houding maakt Jezus van Nazareth maar al te duidelijk. De zorg die hij laat zien voor gewone, zwakke mensen die afhankelijk zijn van de luimen van de rijken en de machtigen maakt hem populair. Dat hetzelfde volk net zo gemakkelijk gemanipuleerd en opgezweept kan worden ontdekt hij misschien te laat, als hij aan het kruis hangt verzucht hij nog dat ze niet weten wat ze doen. In onze democratie speelt de mening van het volk een nog grotere rol. Eén maal per vier jaar immers mogen we stemmen op de partij die we aan de macht willen brengen. En elke partij wil de macht vergroten of in elk geval behouden. De opiniepeilingen zijn daarbij een probleem gaan vormen. We kennen immers de achtergronden van de meeste problemen en gepresenteerde oplossingen niet. We zijn niet in staat alle rapporten van wetenschappers en ambtenaren door te lezen en te begrijpen.

De meerderheid van het volk kiest dus gemakkelijk voor de eenvoudige slagzinnen. “Als je iets niet kent moet je er bang voor zijn” is de meest populaire slagzin. Die is al heel oud. Vroeger speelde die een rol tussen inwoners van verschillende dorpen en ook nu nog vallen er soms slachtoffers als bezoekers uit het ene dorp ruzie krijgen met bewoners van het dorp waar ze op bezoek zijn. Maar schelden op allochtonen en roepen dat immigratie op grond van geloof moet worden verboden is vager en gemakkelijker onder het volk te verkopen. Wie kent immers dat vreemde geloof van de Islam? Daar moet je dus bang voor zijn. Daar moet je dus vooral niet mee gaan praten, en zeker niet mee gaan eten. De Bijbel schrijft ons voor een paar keer per jaar te gaan eten met de vreemdelingen in ons midden. De Bijbel leert ons nergens bang voor te zijn, zelfs niet voor de dood. De Liefde van God overwint immers alle kwaad, heeft alle kwaad van de wereld al lang overwonnen

Zeg ons dat eens.

Lucas 20:1-8

1 Op een van de dagen dat Jezus het volk in de tempel onderricht gaf en er het goede nieuws verkondigde, kwamen opeens de hogepriesters en de schriftgeleerden, samen met de oudsten, op Hem af 2 en vroegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid doet U die dingen? En wie heeft U die bevoegdheid gegeven? Zeg ons dat eens.’ 3 Jezus antwoordde: ‘Ook Ik zal u iets vragen waarop u antwoord moet geven: 4 Doopte Johannes in opdracht van de hemel of in opdracht van mensen?’ 5 Ze overlegden met elkaar: ‘Als we zeggen: “Van de hemel,” zal Hij zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?” 6 Maar als we zeggen: “Van mensen,” zal het volk ons willen stenigen, omdat iedereen ervan overtuigd is dat Johannes een profeet was.’ 7 Dus antwoordden ze dat ze het niet wisten. 8 Daarop zei Jezus tegen hen: ‘Dan zeg Ik u ook niet op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe.’(NBV21)

Je kunt toch niet zomaar de armen de bevrijding van de armoede verkondigen? Dat haalt de hele samenleving omver. Opnieuw een verhaal over Jezus van Nazareth. Net als vandaag de dag was ook in zijn dagen de vraag of de ordelijke samenleving belangrijker was dan het lot van de mensen. En met dat argument van de ordelijke samenleving worden de machthebbers van zijn tijd klem gezet. Johannes de Doper was immers een martelaar geworden. Onthoofd door Herodes, een koning waar, zeker het religieuze deel, de bevolking een geweldige afkeer had. Die koning regeerde niet namens de God van Israël maar namens de Romeinse Keizer die zichzelf ook als een god liet aanbidden. Als je nu antwoordt dat die Johannes de Doper opgetreden was namens zichzelf dan had je de poppen aan het dansen. Dan kozen de religieuze leiders van de Tempel de kant van de gehate Herodes.

Maar als ze hadden gezegd dat Johannes de Doper optrad op last van God zelf dan hadden ze zich moeten omkeren. Dan hadden ze zelf de bevrijding van de armen moeten gaan verkondigen. Het is het gedraai waar ook onze politici zo vaak voor staan. Moeten we de rijken beschermen in hun rijkdom of moet er toch worden gedeeld met de armen. In onze dagen hebben politici zelfs mensen in dienst die het draaien zo onder woorden brengen dat we het bijna niet door hebben, spin docters heten ze. Ook nu de allerrijksten op de lange termijn een heel klein beetje ontzien lijken te worden is het voor de verdedigers van de rijken niet genoeg, ook de gewone rijken moeten vrijgesteld worden van het delen met de armen. De leiders uit de dagen van Jezus van Nazareth lieten maar in het midden op grond waarvan Johannes de Doper optrad. Ze bleven daarmee aan de kant staan, het volk kon geloven wat het wilde, maar Herodes kon blijven regeren namens de Keizer in Rome.

De ordelijke samenleving kreeg daarmee de bovenhand boven de zorg voor de minsten in de samenleving. We moeten het zelf mogen beslissen klinkt het in onze dagen. En net als in de dagen van Jezus lijkt zelfbeschikking mooi maar betekent het in de praktijk dat we de beslissingen ver weg laten nemen. Als wij uit Europa stappen worden de beslissingen over onze welvaart en werkgelegenheid genomen in de kantoren van de multinationals, alleen een multinationale regering kan daar tegen optreden. De boetes die aan zeer grote multinationals worden gegeven tonen dat aan.. Hoe onze samenleving zich ook ontwikkeld we kunnen en mogen ook niemand uitsluiten, waar men ook vandaan komt en wat men ook geloofd.. Dat niet iedereen uit de hele wereld hier kan komen wonen hebben we lang geleden al vastgelegd, maar iedereen heeft er recht op zelf een gezin te vormen waar liefde kan worden geoefend, de liefde die we in de samenleving zo hard nodig hebben. En iedereen moet kunnen meepraten zodat we samen voor de armsten en de minsten kunnen blijven zorgen, dat is nu ook meer nodig dan ooit.

Een rovershol

Lucas 19:41-48

41 Toen Hij Jeruzalem voor zich zag liggen, begon Hij te huilen om de stad. 42 Hij zei: ‘Had ook jij op deze dag maar geweten wat vrede kan brengen! Maar dat blijft voor je verborgen, ook nu. 43 Want er zal een tijd komen dat je vijanden belegeringswerken tegen je oprichten, je omsingelen en je van alle kanten insluiten. 44 Ze zullen je met de grond gelijkmaken en je kinderen verdelgen, en ze zullen geen steen op de andere laten, omdat je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.’ 45 Hij ging naar de tempel, waar Hij de handelaars begon weg te jagen, 46 met de woorden: ‘Er staat geschreven: “Mijn huis moet een huis van gebed zijn,” maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!’ 47 Dagelijks gaf Hij onderricht in de tempel. De hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het volk wilden Hem uit de weg ruimen, 48 maar ze wisten niet hoe ze dat moesten doen, want het hele volk hing aan zijn lippen.(NBV21)

Dat moet een manier van lesgeven zijn geweest. Terwijl je de gebruikelijke handelaars de Tempel uit jaagt geef je les in de bedoeling van de Tempel en de leer van Mozes. Die Tempel was niet gebouwd om beelden van een God te huisvesten. Er werden wel offers gebracht maar een God te eten geven was er niet bij. Die offers waren bedoeld om te laten zien dat je bereid bent om te delen, wamt dat delen van alles wat God gegeven had was het hart van het verbond dat God en het volk hadden gesloten. Die Tempel was de voortzetting van de Tent van de Ontmoeting, de Tabernakel. Daar kon het volk haar God, maar vooral ook elkaar ontmoeten. Die leer van Mozes was bedoeld om recht te kunnen doen aan de mensen van het volk, vooral aan de armen. Daarom moest je een aantal keren per jaar maaltijd houden met je familie, de tempeldienaars maar ook met de armen en de vreemdelingen met wie je werkte.

Iedere morgen begon je te oefenen met delen door een verzoeningsoffer te brengen, iedere avond sloot je de dag af met een verzoeningsoffer. Want hoe vaak zien we de armen niet die langs de kant van de weg onze hulp en onze aandacht vragen. De Tempel in Jeruzalem, het Heiligdom, was het centrum van religie en politiek. In de Bijbel zijn die twee onlosmakelijk met elkaar verboden, religie zonder politiek is geen godsdienst voor de God van Israël. Dat centrum was ook een centrum van de economie geworden. Veel eerder hadden de Makkabeeën de Tempel gereinigd van alles wat er niet hoorde. Nu doet Jezus van Nazareth het, handelen en winst maken hoort nu eenmaal niet bij delen van wat je hebt, het hart van de godsdienst van Israël. Maar Priesters worden nu eenmaal rijker van het verpachten van standplaatsen dan van delen van offers van bezoekers. En aantasting van economisch verkeer is ook voor politieke machthebbers maar nauwelijks te verteren.

De Joodse en Romeinse machthebbers verschilden niet van de machthebbers en speculanten in onze dagen. Toen Jezus van Nazareth aan deze laatste missie uit zijn leven begon zag hij al dat de spanning die het verzet met geweld en de economische belangen opriepen met de bezetting van de Romeinen uit zou lopen op een bloedbad waar ook Jeruzalem niet aan zou ontkomen. Telkens weer in de geschiedenis van Israël was het zo geweest en ooit was het zelfs uitgelopen op een ballingschap en verstrooiing van het volk over de aarde. Die verstrooiing over de aarde is ook gekomen nadat de Romeinen de opstand van Israël had bedwongen. Ook in onze dagen doen mensen of het de belangen van de rijken vooropzetten Christelijke politiek kan zijn. Ook wij moeten ons laten onderwijzen door hem die zelfs zijn eigen leven op het spel zetten. Wij weten dat je moet opstaan tegen het winst maken ten koste van de armen, wij kunnen dat ook doen, elke dag en ook vandaag weer.

Als zij zouden zwijgen

Lucas 19:29-40

19 Toen Hij Betfage en Betanië bij de Olijfberg naderde, stuurde Hij twee van de leerlingen vooruit 30 en zei tegen hen: ‘Ga naar het dorp daarginds. Daar zullen jullie een vastgebonden veulen vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. Maak het los en breng het hier. 31 Als iemand jullie vraagt: “Waarom maken jullie het los?”, moeten jullie antwoorden: “De Heer heeft het nodig.”’ 32 De beide leerlingen gingen op weg en vonden het veulen, precies zoals Jezus had gezegd. 33 Toen ze het dier losmaakten, vroegen de eigenaars hun: ‘Waarom maken jullie het los?’ 34 Ze antwoordden: ‘De Heer heeft het nodig.’ 35 Daarna brachten ze het veulen naar Jezus. Ze wierpen hun mantels over het dier en lieten Jezus erop zitten. 36 Onderweg spreidden de leerlingen hun mantels voor Hem op de weg uit. 37 Toen Hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien. 38 Ze riepen: ‘Gezegend Hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ 39 Enkele farizeeën in de menigte zeiden tegen Jezus: ‘Meester, berisp uw leerlingen.’ 40 Maar Hij antwoordde: ‘Ik zeg u: als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.’ (NBV21)

Zo tegen het eind van het kerkelijk jaar viert de Kerk het feest dat Jezus van Nazareth als Messias, de Christus in het Grieks, de Koning van de wereld is. Dat nieuwe kerkelijk jaar begint met de eerste adventzondag, het feest van de verwachting van de komst van die koning naar de aarde. Rond deze laatste zondag van het kerkelijk jaar is het daarom niet zo vreemd het verhaal van de intocht in Jeruzalem te lezen. Die tocht begint bij een paar bijzondere dorpjes, het huis der onrijpe kleine vijgen, Betfage, en het huis van de armoede, Bettanië. Vandaar uit gaat het op naar Jeruzalem. In het verhaal van vandaag lijkt het er op of het niet slechter kan, alleen maar beter, Van de ellende op naar de kroning. Voor die intocht is een rijdier nodig. Koningen reden immers te paard hun hoofdstad binnen? Jezus van Nazareth volgt de woorden van de profeet Zacharia die had geschreven dat de bevrijder koning, de Messias, weliswaar rechtvaardig en zegevierend zou binnenrijden maar deemoedig op een ezel, een veulen, het jong van een ezelin. Als de leerlingen dan ook tegen de eigenaar van het ezelsveulen zeggen dat de “Heer” die nodig heeft dan wordt de ezel direct afgestaan.

Het zinderde in Israël van Messiassen en je kon moeilijk aan de goede je medewerking weigeren. Bovendien was “Heer” ook de aanspreektitel van de koning en zelfs de Romeinse Keizer kan bedoeld worden. Zo rijdt Jezus van Nazareth naar Jeruzalem, op een dier waar nooit iemand op had gezeten, wat hier gebeurt is nooit eerder gebeurt, dat benadrukt dit beeld. Hij gaat over de Olijfberg en daar beginnen de leerlingen te zingen. Hier komt werkelijk de Koning. Het afdalen van de Olijfberg is een omgekeerde beweging, ooit vluchtte een huilende koning David deze Olijfberg op, nu komt de koning terug naar Jeruzalem. Een revolutionaire beweging, hier wordt de macht van de Romeinen uitgedaagd. Geen wonder dat de Farizeeën manen tot rust en orde. Zij beschermden immers het volk tegen de bezetters. Een opstootje als dit leidde gemakkelijk tot militair ingrijpen en onschuldige slachtoffers. Wisten die Romeinen veel dat hier gewoon psalmen werden gezongen zoals pelgrims al eeuwen hadden gedaan? Je zag hier het toneelstuk van de macht, mantels op de straat, takken van de bomen en iedereen die zingt en buigt voor de koning op de ezel. Een carnavalsscene maar als het volk er achter staat een machtig gebeuren.

Hier klinkt het vrede in de hemel, niet meer de vrede op aarde zoals bij de geboorte, want de hemel is waarlijk op aarde gekomen. Maar opnieuw roept Jezus van Nazareth de profeten te hulp om de kritiek te smoren. Habakuk had immers gezegd dat indien nodig de stenen uit de muren zouden roepen? De angst en de vrees voor een machtige overheid moeten ons nog steeds niet stoppen. Applaus kan in de Tweede Kamer klinken als vluchtelingen voor geweld het geweld weer dreigen te worden ingestuurd door onze regering. Maar het mag ons niet weerhouden voor hen op te komen, de slachtoffers onderdak te geven, de bedroefden te troosten, de gewonden te verzorgen en te blijven werken aan die hemel op aarde die komt als het Koninkrijk van God daar is, dat mag zingend en met vreugde, ook vandaag weer als we vieren dat ook onze koning Jezus van Nazareth is en geen ander en zeker niet de laffe angsthazen die in de kamer op hun bankjes zitten trommelen als het recht wordt geschonden.

 

Breng me wat meel

2 Koningen 4:38-44

38 Elisa ging terug naar Gilgal. Er heerste in die tijd hongersnood in het land. Toen hij een keer met de leden van de profetengemeenschap bijeen zat, droeg hij zijn knecht op een grote kookpot op het vuur te zetten en een warm gerecht voor hen te bereiden. 39 Een van de profeten ging buiten eetbare planten zoeken. Hij vond een wilde kruipplant, een kolokwint, en plukte daarvan zo veel vruchten als hij in zijn kleed kon meedragen. Toen hij terugkwam sneed hij de vruchten in stukjes en deed ze door het gerecht in de pot; ze wisten namelijk niet wat het was. 40 Het gerecht werd rondgediend, en zodra ze ervan proefden schreeuwden ze uit: ‘Godsman, de dood zit in de pot!’ Ze konden geen hap door hun keel krijgen. 41 Toen zei Elisa: ‘Breng me wat meel.’ Hij strooide wat meel in de pot en zei: ‘Schep iedereen opnieuw op. Nu kunnen ze ervan eten.’ En inderdaad, de bittere smaak was volkomen verdwenen. 42 Op een keer kwam iemand uit Baäl-Salisa Elisa opzoeken. Hij bracht twintig gerstebroden voor de godsman mee, gebakken van meel uit de nieuwe oogst, en een zakje vers graan. Elisa droeg zijn bediende op dit als maal aan de profeten voor te zetten. 43 Toen de bediende protesteerde dat het beslist niet genoeg was voor honderd personen, zei Elisa nogmaals: ‘Zet het de profeten voor, ze zullen er een maaltijd aan hebben. Want dit zegt de HEER: Ze zullen ervan eten en nog overhouden ook.’ 44 Toen zette zijn bediende het de profeten voor, en zij aten ervan en hielden nog over, zoals de HEER had gezegd. (NBV21)

Vandaag twee verhalen over eten. Twee verhalen die bij elkaar horen. Want het belang van eten wordt ons kennelijk pas duidelijk als er hongersnood is. Het verhaal begint dan ook met vertellen dat er hongersnood is in het land. Nu zijn er in de Hebreeuwse Bijbel zoveel verhalen over hongersnood dat het kennelijk een gewone zaak was. De oorzaken zijn ook duidelijk, de oogst werd soms geroofd door buurvolken, sprinkhanen konden de oogst opeten en de regen kon uitblijven en dan verdorde de oogst bij gebrek aan water. Er is één oorzaak die niet bij name wordt genoemd in de Bijbel. In de leer van Mozes staat dat elke zeven jaar het land rust moest krijgen. Dan mocht er niet gezaaid en niet gemaaid worden maar dan moest je eten van hetgeen er spontaan uit de aarde opgroeide. Daar gaat dus het eerste verhaal over. Als Elisa tijdens een hongersnood met leerling profeten bijeen zit dan geeft hij de opdracht om linzensoep te maken, het rode dat we kennen uit de verhalen van Esau en Jacob.

Maar linzen waren er niet. In het wild moest gezocht worden naar dat wat eetbaar was. En de profeet die was gaan zoeken kwam thuis met vruchten van de kolokwint. Wij kennen die niet in onze groeten en fruitwinkel en dat is maar goed ook. De vrucht lijkt wel wat op die van een kleine meloen. Deze vruchten worden ook wel Sodomsappelen genoemd en dan zijn we gelijk thuis. De vruchten doen het omgekeerde van wat vruchten doen, ze voeden niet, ze doden. Dat lijkt dan ook het effect te zijn. Ze zijn bitter als gal en je gaat er van overgeven en krijgt een enorme buikloop. Nu is bij honger en rampen buikloop, dysenteria, een dodelijke en gevreesde ziekte. Geen wonder dat de profeten roepen dat er dodende woorden in de pot zitten. Elisa blijft nuchter en past de truc toe die al lang bekend was, een handvol meel doet het effect van de Sodomsappelen teniet Een handvol meel maakt dat er voor iedereen te eten is. En met een handvol meel zijn we bij het tweede verhaal gekomen.

Dan komt er iemand met een zak vol gerstebrood, het brood voor de armen dat geoogst werd in de tijd van het Pesachfeest, de herinnering aan de bevrijding uit Egypte, het land van de dodelijke slavernij. Maar met een handvol broden kan een profeet zijn leerlingen niet te eten geven. Zelfs niet met vijf broden en twee vissen. Het verhaal over de spijzigingen door Jezus van Nazareth is dan ook de uitleg van de verhalen over de wonderbare spijzigingen door Elisa. Want naast de broden is er ook een zak vol graan, gerstekorrels. Die kun je malen en daar kun je de ongezuurde broden van bakken die horen bij dat bevrijdingsfeest. En als iedereen met elkaar deelt dan blijkt altijd weer dat er genoeg is en dat er op het eind zelfs overblijft. De hongersnoden waar wij van horen en waar wij voor in beweging moeten komen  worden dan ook altijd veroorzaakt door de weigering om echt met elkaar te delen. Om te zorgen dat ook arme boeren het loon ontvangen voor hun oogst dat ze verdienen. Ook wij kunnen de wereld voeden. Er groeit genoeg dat eetbaar is, het land hoeft niet te worden uitgeput en als we echt delen dan houden we zelfs nog over en is er nergens honger meer. Vandaag kunnen we er mee beginnen
.

Roep de moeder

2 Koningen 4:25-37

25 Zo ging ze op weg naar Elisa, die op de Karmel verbleef. Toen de godsman haar zag aankomen, zei hij tegen zijn knecht Gechazi: ‘Kijk, daar heb je de vrouw uit Sunem. 26 Ga haar vlug tegemoet en vraag hoe het met haar gaat, en met haar man en haar zoon.’ De vrouw antwoordde dat het goed ging, 27 maar toen ze bij de godsman op de berg aankwam, greep ze zijn voeten vast. Gechazi liep op haar toe om haar weg te jagen, maar de godsman zei: ‘Laat haar maar, ze is getroffen door bitter verdriet. En ik wist daar niets van, de HEER heeft het voor mij verborgen gehouden.’ 28 Toen zei de vrouw: ‘Heb ik u soms om een zoon gevraagd? Heb ik niet gezegd dat u geen valse hoop moest wekken?’ 29 Hierop zei Elisa tegen Gechazi: ‘Neem mijn staf en ga er zo snel mogelijk naartoe. Als je iemand tegenkomt, groet hem dan niet. Als iemand jou groet, zeg dan niets terug. Je moet mijn staf op de jongen leggen.’ 30 Maar de moeder van de jongen zei: ‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, ik ga niet zonder u.’ Toen stond Elisa op en ging met haar mee. 31 Gechazi was hun vooruitgegaan en had de staf op de jongen gelegd, maar die had geen teken van leven gegeven. Hij keerde terug en vertelde Elisa dat de jongen niet wakker was geworden. 32 Toen Elisa zelf bij het huis aankwam, zag hij de jongen dood op zijn eigen bed liggen. 33 Hij ging de kamer binnen en sloot de deur achter zich. Toen bad hij tot de HEER. 34 Daarna liep hij naar het bed toe en ging boven op het kind liggen, met zijn mond op zijn mond, zijn ogen op zijn ogen en zijn handpalmen op zijn handpalmen. Zo bleef hij over het kind uitgestrekt liggen tot het lichaam weer warm werd. 35 Toen kwam hij overeind, liep door de kamer heen en weer, en strekte zich nogmaals over het kind uit. Uiteindelijk niesde de jongen wel zeven keer, en opende zijn ogen. 36 ‘Roep de moeder,’ riep Elisa tegen Gechazi. Gechazi waarschuwde haar, en toen ze boven kwam zei Elisa: ‘U kunt uw zoon meenemen.’ 37 De vrouw kwam de kamer binnen, viel aan Elisa’s voeten neer en boog diep voorover. Toen nam ze haar zoon op en ging de kamer uit. (NBV21)

Vandaag het vervolg van zo’n prachtig oosters volksverhaal. Als je daar de sprookjeselementen uitfiltert blijft er een verhaal over vol liefde en vertrouwen. Het begint met een kind dat een zonnesteek oploopt. Ook in ons klimaat kan stil zitten kijken naar de werkers die aan het oogsten zijn in de hete zomerzon voor een kind niet zonder gevaar blijven. Wie niet zorgt voor schaduw en tijdig drinken zorgt er bijna voor dat een kind dan dood gaat. Dat gebeurt dan ook in dit verhaal. Al hoeft dat kind dus niet dood te zijn, maar bewusteloos is het in elk geval. De moeder kent de teleurstellingen van het leven maar heeft ook vertrouwen in de Godsdienst van de profeet. Kennelijk viert ze de religieuze feesten die in de oude boeken van Mozes worden genoemd, het maanfeest en de sabbat. Ze weet ook de weg naar het heiligdom op de Karmel, een heiligdom voor de God van Israël dat nog door Elia weer in ere was hersteld. En weer vergist Elisa zich. Want weer vraagt de vrouw niets voor zichzelf, zelfs niet het leven voor haar kind. Elisa beantwoord die niet gestelde vraag door zijn knecht met zijn staf naar het kind te sturen. Een staf van een Godsman heeft immers vaak een magische kracht. De staf van Mozes was er beroemd om geworden, als Mozes die uitstrekte dan spleet de Rode Zee, of als die tegen de rotsen sloeg kwam er water. De bloeiende staf van Aäron kreeg zelfs een plek in de Ark waarin ook het verbond van heb Uw naaste lief als Uzelf werd bewaard.

Maar een staf van een Godsman is geen toverstaf. Het is niet meer dan de staf van Sinterklaas, een symbool voor ambt en waardigheid, je kunt er op steunen in tijden van nood en voor een lange wandeling kan het een houvast zijn. Als je echt iemand wil helpen dan moet je zelf op pad en de handen uit de mouwen steken. Wonderen op bevel zijn er niet bij. Elisa zal mond op mond beademing moeten toepassen. Zijn adem gebruiken om de ademhaling van het kind weer aan de gang te krijgen. Zoals Gods adem de eerste mens, uit rode aarde gekneed, het leven gaf zo geeft Elisa de jongen de door God gegeven adem. En dat helpt uiteindelijk. Dat kan ook vandaag helpen. Als wij stem geven aan de hongerigen, aan de naakten. Als we verder durven gaan dan het geven van geld voor verre projecten, maar bereid zijn om ook iets van onszelf te geven, als we bereid zijn rechtvaardige handelsverhoudingen tot stand te brengen. In deze zomer zijn er jongeren die in verre en arme landen huizen bouwen voor daklozen, die scholen en buurtcentra inrichten voor kinderen. Het is goed onze jongeren te leren zich in te zetten zoals Gechazi zich inzette.

Maar het helpt pas als we bereid zijn onze eigen adem, ons eigen leven in te zetten voor het delen van welvaart en leven. De vrouw uit Sunna verwijt de profeet Elisa haar hoop te hebben gegeven, een hoop waar ze niet om heeft gevraagd. En weer vergiste Elisa zich. Want weer vraagt de vrouw niets voor zichzelf, zelfs niet het leven voor haar kind. Als je echt iemand wil helpen dan moet je zelf op pad en de handen uit de mouwen steken. Wonderen op bevel zijn er niet bij. Elisa zal mond op mond beademing moeten toepassen. Zijn adem gebruiken om de ademhaling van het kind weer aan de gang te krijgen. Zoals Gods adem de eerste mens, uit rode aarde gekneed, het leven gaf. En dat helpt uiteindelijk. Dat kan ook vandaag helpen. Als wij stem geven aan de hongerigen, aan de naakten. Als we verder durven gaan dan het geven van geld voor verre projecten, maar bereid zijn om ook iets van onszelf te geven, als we bereid zijn rechtvaardige handelsverhoudingen tot stand te brengen. Daar zullen we ons vandaag op moeten richten.

Roep haar binnen.

2 Koningen 4:8-24

8 Op zekere dag kwam Elisa door Sunem. Daar woonde een voorname vrouw die hem dringend uitnodigde om te komen eten. Van toen af aan ging hij elke keer als hij langs Sunem kwam bij haar eten. 9 De vrouw zei tegen haar man: ‘Die godsman die telkens bij ons op bezoek komt, is beslist heilig. 10 Laten we op het dak van ons huis een kamer voor hem maken en daar een bed, een tafel, een stoel en een lamp neerzetten, dan kan hij zich daar terugtrekken als hij bij ons komt.’ 11 Toen Elisa op een dag weer door Sunem kwam, onderbrak hij zijn reis en ging rusten in het voor hem ingerichte vertrek. 12 Hij vroeg zijn knecht Gechazi de gastvrouw te roepen. Toen de vrouw op Gechazi’s verzoek naar boven was gekomen 13 zei Elisa tegen Gechazi: ‘Vraag haar wat we voor haar kunnen doen in ruil voor alle moeite die zij zich voor ons getroost heeft. Kunnen we voor haar bij de koning pleiten, of bij de bevelhebber van het leger?’ Maar de vrouw antwoordde: ‘Ik leef te midden van mijn eigen volk.’ 14 Weer vroeg Elisa: ‘Kan ik echt niets voor haar doen?’ en Gechazi antwoordde: ‘Jawel, ze heeft geen zoon, en haar man is al oud.’ 15 Toen zei Elisa: ‘Roep haar binnen.’ Gechazi riep haar, de vrouw kwam in de deuropening staan 16 en Elisa zei tegen haar: ‘Vandaag over een jaar zult u een zoon in uw armen houden.’ ‘Nee, waarde godsman,’ antwoordde ze, ‘spiegel uw dienares toch niets voor.’ 17 Maar de vrouw werd zwanger en precies een jaar later baarde ze een zoon, zoals Elisa had voorzegd. 18 Het kind groeide op. Op zekere dag, toen hij was gaan kijken bij zijn vader, die met de maaiers op het land was, 19 riep hij plotseling uit: ‘Mijn hoofd! Mijn hoofd!’ De vader beval een knecht de jongen naar zijn moeder te brengen. 20 De knecht nam hem op en droeg hem naar zijn moeder. Zij hield hem op haar schoot, maar tegen het middaguur stierf hij. 21 Toen ging ze naar boven, legde de jongen op het bed van de godsman en sloot de deur van het vertrek. Daarna ging ze naar buiten 22 en riep tegen haar man: ‘Stuur me een van de knechten met een ezelin! Ik wil zo snel mogelijk naar de godsman, maar ik kom direct weer terug.’ 23 ‘Waarom zou je naar de godsman gaan?’ vroeg hij. ‘Het is toch geen nieuwemaan vandaag, en ook geen sabbat?’ ‘Maak je geen zorgen,’ zei ze. 24 Ze zadelde de ezelin en zei tegen de knecht: ‘Drijf de ezelin zonder ophouden aan, tot ik zeg dat je halt kunt houden.’ (NBV21)

Je zou toch zeggen dat zo’n vrouw, die een kamer op het dak van haar huis bouwt en die meubileert, dat voor haar eigen belang doet. Het lijkt toch zeer aantrekkelijk zo’n profeet, een godsman, op zolder te hebben die zo af en toe in ruil voor jouw gastvrijheid een wens kan vervullen, of God kan vragen een wens voor jou te vervullen. De Sunamitische, die zonder naam blijft, vraagt niets voor zichzelf, al heeft ze een grote wens, een zoon, een kind te krijgen. Want in een samenleving zonder pensioenvoorzieningen tel je als vrouw pas mee als je tenminste één kind hebt. Maar zelfs dat vraagt ze niet aan de profeet. Kennelijk is het haar genoeg door haar gastvrijheid dichter bij God te komen, te doen wat God vraagt, dat we delen zonder daar zelf beter van te willen worden. Protestanten willen graag een voorbeeld kunnen nemen aan de knecht Gechazi. Zonder dat de vrouw wat gezegd heeft ziet hij haar diepste wens, hij kent haar positie in haar samenleving en weet wat dat voor haar kan betekenen.

Ook Eliza ziet in dat die wens in vervulling moet gaan en dus ook zal gaan als ze er maar openlijk over weet te praten. Hij brengt het gesprek er over op gang en jawel, binnen een jaar is de zoon geboren. Een gesprek op gang brengen over de diepste wensen van iemand is moeilijk genoeg. Het begint er mee het aan te durven te praten over dat wat jezelf bezig houdt, om in elk geval te vertellen dat wat we graag willen ook gezegd mag wezen. Niet alleen in een gebed dat uitgesproken wordt in de binnenste binnenkamer, maar ook met je geliefden, met je naasten. Want houden van je naasten als van jezelf is ook houden van jezelf. En als je je naasten zover weet te krijgen, dan volgen de wonderen vanzelf. Maar wonderen komen niet als je ze nodig hebt, ook niet in dit verhaal. Het kind krijgt een zonnesteek al hoeft dat kind dus niet dood te zijn, maar bewusteloos is het in elk geval. De moeder kent de teleurstellingen van het leven maar heeft ook vertrouwen in de Godsdienst van de profeet. Kennelijk viert ze de religieuze feesten die in de oude boeken van Mozes worden genoemd, het maanfeest en de sabbat.

Ze weet ook de weg naar het heiligdom op de Karmel, een heiligdom voor de God van Israël dat nog door Elia weer in ere was hersteld. Als een profeet, priester, dominee of evangelist zegt dat hij namens God kan beloven dat het goed met je gaat dan mag je naar die persoon terugkeren als het verkeerd met je gaat. Spreek ze aan op hun beloften, waren die wel van God, of wilden ze er zelf eer mee verwerven?
Ook in onze tijd zijn er zogenaamde geloofsgemeenschappen die je welzijn en welvaart beloven als je maar een persoonlijke relatie met God of met Jezus heeft. Hun bijeenkomsten zitten stampvol want hoopt niet iedereen dat het goed met je zal gaan. Dat je geen zorgen hoeft te hebben over je gezondheid of je financiële omstandigheden. De boodschap van Jezus dat als in hem gelooft je vervolgd en bespot zult worden is heel wat minder aantrekkelijk. Zij die alles opgeven om de naaste te helpen kunnen daarover mee praten. Toch is die boodschap van Jezus de Waarheid. Als het schelden op de sociale media niet helpt staan er trachtoren, mannen met fakkels voor je huis of worden je ramen ingegooid met stenen. Het zijn tekenen dat je op de goede weg bent. Een weg die we allemaal elke dag opnieuw mogen gaan.

Wie heeft

Lucas 19:11-28

11 Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Hij nog een gelijkenis, aangezien Hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken. 12 Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. 13 Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen één mine zilver en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” 14 Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” 15 Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. 16 De eerste kwam en zei: “Heer, uw mine zilver heeft tien mine opgeleverd.” 17 Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 18 De tweede kwam zeggen: “Uw mine, heer, heeft vijf mine opgebracht.” 19 Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 20 Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw mine, die ik in een doek voor u heb bewaard. 21 Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” 22 Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? 23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opeisen.” 24 En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem zijn mine af en geef die aan de knecht die er tien verworven heeft.” 25 Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft er al tien!” 26 “Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. 27 En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’
28 Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.(NBV21)

Het grootste geschenk dat we gekregen hebben is de Liefde. Nu is het zo dat die softe Liefde gemakkelijk verwaarloosd kan worden. Wat moet je er mee zeggen veel mensen. Met Liefde wordt de wereld niet beter, mensen zijn immers boosaardig en denken alleen om zichzelf. In de verhalen van Jezus van Nazareth wordt geprobeerd ons en iedereen te overtuigen van het tegendeel. Daarom kan ook gezegd worden dat wie heeft nog meer zal krijgen. Want wie Liefde voor de naaste heeft, zal nog meer Liefde krijgen, liefde in ruil voor de liefde gegeven, maar je leert ook nog nog meer mensen lief te hebben. Want mensen zijn niet altijd boosaardig en denken alleen om zichzelf. Als we leren luisteren naar mensen en als we proberen te verstaan wat ze echt nodig hebben dan is onze liefde zeer op z’n plaats. We moeten dan wel bereid zijn om echt te delen en mensen echt een plek te geven in onze samenleving.

Het ergste wat je mensen aan kan doen is ze een aalmoes te geven. De gift die uitdrukt dat de gever rijk is en de ontvanger arm. Dat is niet delen maar dat is tot uitdrukking brengen dat je ongelijk bent. Daarom wordt in dit verhaal ook verteld dat de dienaren werken met het geld dat hun werd toevertrouwd. Natuurlijk kan de een meer verdienen dan de ander. Mensen zijn gelijkwaardig, zijn broeders en zusters, maar zijn niet gelijk. Er zijn mensen die handig zijn en er zijn mensen die slim zijn en er zijn mensen die slim en handig zijn. Er zijn mensen die lang hetzelfde kunnen volhouden en er zijn mensen die veel dingen tegelijk of kort na elkaar kunnen doen. Al die mensen zijn nodig in onze samenleving. Al die mensen kunnen elkaar aanvullen en elkaar rijker maken. Daarom is het ook onrechtvaardig als mensen hun eigen eigenschappen tot de meest belangrijke verklaren en daarvoor het grootste deel van de winst in hun zak steken.

Maar wie de Liefde ter zijde schuift en daar niets mee wil doen die wordt vanzelf boosaardig en kan niets anders meer dan alleen aan zichzelf denken. Die deelt niet, die profiteert alleen. Wees niet bang door zo iemand uitgebuit en voor de gek gehouden te worden. Als je werkelijk let op de armsten, op de minsten onder ons, dan zul je zien dat die liefdeloze mensen nooit iets voor iemand anders over hebben, nooit willen delen, geen stap voor een ander willen zetten, maar ook nooit de ander zien of horen. Doof zijn ze en blind voor wat er om hen heen met hun broeders en zusters gebeurd. Daarom kan hen zelfs het beetje liefde dat ze zouden kunnen krijgen van jou en mij worden ontnomen. Het kan ze immers gestolen worden zeggen ze zelf. Wie een schat wil hebben in het leven, wie werkelijk blijvend rijk wil worden, die werkt dag in dag uit met het grootste geschenk dat we ooit kregen, met de liefde.