In dienst van de gerechtigheid

Romeinen 6:15-23

15 Betekent dit nu dat we vrijuit mogen zondigen omdat we niet onder de wet staan, maar onder de genade leven? Absoluut niet. 16 Wanneer u zich als slaaf in iemands dienst stelt, weet u toch dat u hem moet gehoorzamen? Wanneer u de zonde dient, leidt dat tot de dood; wanneer u God gehoorzaamt, leidt dat tot vrijspraak. 17 U was slaven van de zonde, maar-God zij gedankt! -nu gehoorzaamt u van ganser harte de leer waaraan u zich hebt toevertrouwd, 18 en bevrijd van de zonde bent u onderworpen aan de gerechtigheid. 19 Ik gebruik dit soort menselijke termen omdat u zwakke mensen bent. Zoals u zich ooit in dienst stelde van zedeloosheid en onrecht om een wetteloos leven te leiden, zo stelt u zich nu in dienst van de gerechtigheid om heilig te leven. 20 Toen u nog slaven van de zonde was, was u niet gebonden aan de gerechtigheid. 21 Wat hebt u daarmee geoogst? Dingen waarvoor u zich nu schaamt, want ze leiden tot de dood. 22 Maar nu, bevrijd van de zonde en in dienst van God, oogst u een leven in heiligheid en uiteindelijk het eeuwige leven. 23 Het loon van de zonde is de dood, maar de genade die God schenkt is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer. (NBV21)

Als je oppervlakkig naar het Christelijk geloof kijkt dan wordt het leven een luilekkerleven volgens dat geloof. De mens is immers niet bekwaam tot enig goed en slechts geneigd tot kwaad en God vergeeft keer op keer opnieuw. Oppervlakkig gezien zou je dus kunnen doen wat je wilt, genieten wat er te genieten valt zolang je maar vertrouwt op de genade van God dat uiteindelijk alles wel goed zal komen. Paulus bestrijd deze oppervlakkigheid. Hij moest wel want een geschreven wet met talloze regeltjes, jurisprudentie en interpretaties was volgens hem niet voldoende om de samenleving tot stand te brengen die God voor ogen had gestaan, een samenleving waar aan ieder mens recht wordt gedaan en waar dus geen honger en armoede, geen onderdrukking en slavernij meer zal zijn. En dus kun je er ook niet op los leven als je gelooft in de weg van Jezus van Nazareth om tot die goddelijke samenleving te komen.

Je in dienst stellen van gerechtigheid daar gaat het om volgens Paulus. Dan moeten we ons dus voortdurend bekommeren om de mensen die onrecht wordt gedaan. De mensen die niet kunnen concurreren met de gemechaniseerde, door wetenschap gestuurde, gesubsidieerde landbouw uit het rijke westen bijvoorbeeld. De overschotten van die landbouw maken dat boeren die niet hebben kunnen mechaniseren, niet kunnen leunen op wetenschap en geen subsidie krijgen voor hun producten, failliet gaan en zelfs hun landgenoten niet kunnen voeden. Dag in dag uit schreeuwt dat onrecht tegen de hemel en gelovigen zijn geroepen om die schreeuw in deze wereld stem te geven. Want zedeloosheid is niet alleen seksuele zedeloosheid, ongeremdheid in het met elkaar lichamelijk omgaan. De zedeloosheid en het onrecht waar Paulus het over heeft zit ook in de handelsverhoudingen die mensen de dood in drijven. Natuurlijk zit die zedeloosheid ook in mensenhandel, ook in het exploiteren van mensen als objecten. Al die zaken leiden tot de dood.

In elk dorp, in elke stad, in elk land, in de hele wereld zijn we dus geroepen om mensen op te sporen die nog uitgebuit, onderdrukt en genegeerd worden. Uit de opstanding uit de dood moeten we leren dat we mensen in dodende omstandigheden moeten laten opstaan tot leven. Dat is de echte genade van God dat we weten dat het kan, dat het zin heeft en dat het zelfs de enige zin is van het leven: dat allen leven. Daarbij gaat het er niet om of we er zelf beter van worden. De genade van God is niet een soort beloning voor het goede dat we doen. Het goede dat we doen kunnen we niet laten, kunnen en mogen we doen, vanwege die genade van God, dat we dat kunnen en mogen is de genade van God waarvoor we dankbaar mogen zijn. We weten dat het helpt, dat het mensen tot leven brengt, dat het mensen in de gelegenheid stelt zelf bij te gaan dragen aan de gemeenschap van mensen, dat tranen worden gedroogd, dat lammen gaan lopen en blinden gaan zien. Van die genade mogen we leven elke dag opnieuw.

In dienst van de zonde

Romeinen 6:1-15

1 Betekent dit nu dat we moeten blijven zondigen om de genade te laten toenemen? 2 Dat in geen geval. Hoe zouden wij, die dood zijn voor de zonde, nog in zonde kunnen leven? 3 Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? 4 We zijn door de doop in zijn dood met Hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. 5 Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding. 6 Immers, we weten dat ons oude bestaan met Hem gekruisigd is omdat er een einde moest komen aan ons zondige leven: we mochten niet langer slaven van de zonde zijn. 7 Wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. 8 Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met Hem zullen leven, 9 omdat we weten dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de dood, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. 10 Door zijn sterven is Hij voor eens en altijd dood voor de zonde; en nu Hij leeft, leeft Hij voor God. 11 Zo moet ook u uzelf zien: dood voor de zonde, maar in Christus Jezus levend voor God. 12 Laat de zonde dus niet heersen over uw sterfelijke bestaan, geef niet toe aan uw begeerten. 13 Stel uzelf niet langer in dienst van de zonde als een werktuig voor het onrecht, maar juist in dienst van God, als levenden die uit de dood zijn opgewekt. Stel uzelf in dienst van God als een werktuig voor de gerechtigheid. 14 De zonde mag niet langer over u heersen, want u staat niet onder de wet, maar leeft onder de genade. 15 Betekent dit nu dat we vrijuit mogen zondigen omdat we niet onder de wet staan, maar onder de genade leven? Absoluut niet. (NBV21)

In de aanloop naar de Paasdagen, worden we geroepen iedereen te vertellen dat er een nieuw leven is aangebroken, straks met Pasen wordt dat zichtbaar. Paulus was de eerste die er echt op uittrok om dat aan iedereen te vertellen en hij schreef er nog brieven over ook. Zo’n brief waaruit we vandaag een stukje lezen. De brief aan de Romeinen. Die wisten ook dat Jezus van Nazareth gestorven en begraven was. Maar volgens Paulus was dat sterven van Jezus van Nazareth niet vergeefs. Ons oude ik, van hebben en houwen, moet immers ook sterven en plaatsmaken voor een ik in de geest van Jezus van Nazareth, een ik van breken en delen. In de loop van de geschiedenis is het begrip zonde misschien wel verworden tot het meest irritantste begrip uit de Christenheid. Soms lijkt het of predikers je willen overladen met zonde. Het kan hen niet zondig genoeg zijn. Terwijl er toch zo te zien allemaal heel fatsoenlijke mensen onder hun gehoor zitten. Nu ja, sommige onderzoekers zeggen dat in Kerken waar het woord zonde het meest valt ook de meeste misbruik van kinderen voorkomt. Hoe het ook zij, over het algemeen hebben we geen anderen nodig om ons te vertellen wat we verkeerd hebben gedaan.

Veel moeilijker is het om de weg naar het goede te vinden. Paulus heeft daarom ook ergens geschreven dat we ons niet met kwade maar juist met het goede moeten bezighouden. Daarom zul je in veel kerken op de avond voor Paasmorgen de hernieuwing van de doopbelofte tegenkomen. Dat verhaal van Jezus van Nazareth begon immers met de doop door Johannes in de Jordaan om een oude manier van leven af te spoelen en een nieuwe manier van leven te beginnen. Bij die beweging mogen we ons aansluiten. Paulus schrijft dat we in Christus gedoopt zijn. En we denken dan netjes dat bij de doop de naam van Jezus van Nazareth klinkt, maar dat staat er niet. Als je het heel letterlijk vertaalt staat er dat we in Christus ondergedompeld zijn. En dat betekent het ook, we zijn er van doordrongen en daarom kan het ook. Want elke dag opnieuw, ja elke ogenblik weer mogen we opnieuw beginnen te leven zoals Hij. Want we hebben gehoord en geleerd dat de Liefde van Jezus ook de Liefde van ons voor onze naaste mag zijn en dat we die Liefde door de dood heen mogen volhouden. We mogen hongeren en dorsten naar gerechtigheid en niemand houdt ons af van het voortdurend roepen tot de machtigen en rijken dat er geleden wordt en gehongerd.

Dat het tijd wordt voor een nieuw koninkrijk op deze wereld waar gedeeld wordt en iedereen ook echt mee mag doen, waar gezorgd wordt en waar alle tranen worden uitgewist. Wij mogen alvast beginnen met dat nieuwe koninkrijk en opstaan tegen alles wat dat nog tegenhoudt. Wij mogen blijven roepen dat er onrechtvaardige handelsverhoudingen zijn en dat het oplossingen van die verhoudingen voorrang moet hebben op het opbouwen van eigen economieën door het beschermen van de eigen landbouw. Wij mogen blijven roepen dat de verspilling van grondstoffen en fossiele brandstoffen als eerste de armsten in de wereld treft. Wij mogen blijven roepen dat er zusters en broeders zijn die als tweederangs mensen worden behandeld. Wij mogen misschien ook mopperen over duur autorijden maar er zijn mensen voor wie het eten koken al te duur is geworden. Wij mogen roepen dat we niet onszelf voorop moeten zetten bij het oplossen van de crises maar de armsten en de zwaksten. En we blijven net zolang roepen tot het werkelijkheid wordt, ook al duurt dat nog eeuwen en eeuwen.

Dit geschenk

Romeinen 5:12-21

12 Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en de dood voor ieder mens is gekomen omdat ieder mens heeft gezondigd. 13 Inderdaad, de zonde was al in de wereld voordat de wet er was; alleen, zonder wet wordt er van de zonde geen rekening bijgehouden. 14 Toch heerste de dood in de tijd van Adam tot Mozes over alle mensen, ook al zondigden zij niet zoals Adam door een gebod te overtreden. Nu is Adam de voorafbeelding van Hem die komen zou. 15 Maar de genade reikt verder dan de overtreding: als door de overtreding van één mens alle mensen moesten sterven, is het des te zekerder dat de genade van God, het geschenk dat we danken aan die ene mens, Jezus Christus, aan alle mensen overvloedig geschonken wordt. 16 Dit geschenk gaat het gevolg van de zonde van één mens verre te boven, want die ene overtreding heeft tot veroordeling geleid, maar de genade die na talloze overtredingen geschonken werd, tot vrijspraak. 17 Als de dood kon gaan heersen door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus. 18 Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven. 19 Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden. 20 En later is de wet erbij gekomen, zodat de overtredingen toenamen; maar waar de zonde toenam, werd de genade alleen maar overvloediger. 21 Want zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer. (NBV21)

Weer zo’n typisch stukje schijnbaar moeilijk theologie van Paulus. We moeten echter bedenken dat hij nog steeds in debat is met Joden en Heidenen. De “dood” is hier niet het eind van het leven maar de afwezigheid van echt leven. Generaties na Adam, toen de mensen steeds langer gingen leven heeft God een grens aan het menselijk leven gesteld. Na 120 jaar gaat de adem van God weer terug naar God staat er in Prediker. Maar het menselijk leven loopt dood door wat Paulus de zonde noemt. Ook zo’n moeilijk begrip. Adam zondigde door het eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Zo staat het beschreven in het boek Genesis. Appels kwamen daar niet aan te pas. Maar als we ons willen bemoeien met de kennis van goed en kwaad dan loopt de weg dood, dat is de boodschap. En dat is natuurlijk nog steeds zo. We zijn immers geroepen om het goede te doen en niet dan het goede. Als we dan tot eigen eer toch de kennis van goed en kwaad willen verwerven dan lopen we het risico geweldig onderuit te gaan.

Wij betrekken het begrip zonde graag op allerlei handelen van mensen. Jezus waarschuwt ons daarbij niet te letten op de splinter in de ogen van de buurman zonder de balk in eigen ogen onder ogen te zien. Belangrijker is dat hij ons waarschuwt niet te oordelen over een ander. Want in dat oordelen ligt de wortel van de zonde. Adam en Eva, de man en de vrouw, de volledige mens dus, aten van de boom van kennis van goed en kwaad. Lees er in het begin van Genesis nog maar eens over. Want ze aten niet van  die boom omdat die vruchten er zo lekker uitzagen, maar omdat ze gelijk aan God wilden worden. Ze bereikten het tegendeel. Ze verloren hun onsterfelijkheid. Ze verloren zelfs hun menselijkheid, ze schaamden zich er voor. Ze werden gelijk aan de dieren, geroepen tot voortplanten, tot vermenigvuldigen. In het streven gelijk aan God te worden ligt onze zonde. Mensen worden geen God, nee onze God is mens geworden.

Het gebeurt ons vrijwel dagelijks dat we toegeven aan de wens om als God te worden. In plaats van ons bezig te houden met het goede en niet dan het goede vragen we ons voortdurend af wat wij en wat anderen fout kunnen doen. Dat oordeel over dat foute hebben we ook voortdurend klaar. Voor de Joden was het de leer van Mozes die richting gaf aan het handelen en leerde hoe te onderscheiden in goed en kwaad , maar van Adam tot Mozes hadden mensen ook gezondigd. Voor de Heidenen was het de staat, de keizer, die bepaalde wat goed en kwaad was, maar ook de Keizer was maar een mens. Er was nog maar een redding van de weg van de dood. Dat was de Weg van Jezus van Nazareth, de Weg van de liefde, genade heet dat bij Paulus. Iedere keer namelijk als je op die doodlopende weg terecht komt kun je omkeren en op de Weg van het leven verder gaan. Jezus was waarachtig mens en zijn voorbeeld is voor ons dan ook te volgen, we kunnen zelfs achter hem aan ons kruis opnemen. En dat moesten we ook vandaag maar doen.

De ellende die we ondervinden

Romeinen 5:1-11

1 Nu wij rechtvaardig verklaard zijn op grond van geloof, leven we in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus. 2 Dankzij Hem hebben we door het geloof toegang gekregen tot Gods genade, die ons fundament is, en mogen we ons laten voorstaan op de hoop om in zijn luister te delen. 3 En dat niet alleen, we laten ons zelfs voorstaan op de ellende die we ondervinden, omdat we weten dat ellende tot volharding leidt, 4 volharding tot betrouwbaarheid, en betrouwbaarheid tot hoop. 5 Deze hoop zal niet worden beschaamd, omdat Gods liefde in ons hart is uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is. 6 Toen wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven. 7 Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven. 8 Maar God bewijst ons zijn liefde, doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. 9 Des te zekerder is het dus dat wij, nu we door zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij Hem gered zullen worden en niet veroordeeld. 10 Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zeker der is het dat wij, nu we met Hem zijn verzoend, gered zullen worden door diens leven. 11 En meer nog: we mogen ons hierbij laten voorstaan op God, dankzij onze Heer Jezus Christus, door wie wij nu al met God zijn verzoend. (NBV21)

Paulus vertelt ons dat ellende leidt tot volharding, dat leidt tot betrouwbaarheid en dat leidt tot hoop en die hoop zal niet worden beschaamd. Dat is de boodschap van Paulus. Moet je daarom blij zijn met je ellende? Moet je daarom je maar neerleggen bij honger en armoede? Als je dat denkt dan heb je het toch niet helemaal goed gelezen. Volharding is niet volharding in de ellende maar volharding in de bevrijding uit de ellende. Soms is de weg lang, soms moet je een half leven stenen kloppen op een gevangeniseiland zoals Nelson Mandela, soms moet je veertig jaar door de woestijn zoals het volk Israël. Maar als je volhardt in dat verzet tegen onrecht en onderdrukking wordt je wel steeds betrouwbaarder. Hoe langer je volhoudt hoe kleiner de kans dat je zult opgeven, hoe groter dus de hoop dat het ooit zal lukken en dus zal het ook lukken. Het zal lukken omdat we weten dat de Liefde uiteindelijk zal overwinnen, zelfs door de dood heen weten we sinds Jezus van Nazareth.

Ook al dreigen we op te geven en dwalen we soms af van de weg, telkens weer mogen we opnieuw beginnen en kiezen voor het leven. Want de dood heeft geen betekenis meer. In de dagen van Paulus waren allerlei godsdiensten bezig de dood naar het leven te halen. Legenden over het afdalen in het dodenrijk waren populair. Via waarzegsters en spirituele media probeerden mensen contact te leggen met het dodenrijk. Maar Jezus van Nazareth had laten zien dat dat dodenrijk geen betekenis heeft. Hij kwam weer in het leven zijn vrienden tegen. Hij at met hen en dronk met hen en gaf hen de opdracht zijn verhaal aan iedereen op de wereld te vertellen. Zijn plaats was niet bij de doden maar bij God zelf, hij is te vinden in de Liefde voor de minsten op de wereld.

Dat is bevrijding van angst, van dwangmatig je leven laten beheersen door de dood. Dat maakt dat je de onbaatzuchtige liefde voor de naaste kunt volhouden, daarmee wordt je verzoend met God. God regeert en wat er ook gebeurd het zal goed aflopen, dat is geloof, dat is het vertrouwen dat, ondanks ellende, mensen in beweging blijft zetten. Of het gaat om de uitzichtloze ellende in Jemen en Syrië, of de langdurige oorlog in Oekraïne, het rascisme in onze samenleving en haar instellingen, of de armoede en honger rond onze eigen voedselbanken, mensen blijven in beweging om een eind aan die ellende te maken. Volhardend in het geloof dat er een eind aan zal komen, betrouwbaar dat ze zich in zullen blijven zetten, hoop gevend aan mensen die geen uitzicht meer zien en met een toenemend resultaat. Als je let op al die mensen, ook in ons land, die met voorbijgaan aan eigen genot, zich dag in dag uit inzetten voor de minsten in de wereld dan wordt je vanzelf warm van binnen, warm en dankbaar.

De balk uit je eigen oog

Matteüs 7:1-12

1 Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. 2 Want op grond van het oordeel dat je velt, zal over jou geoordeeld worden, en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. 3 Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? 4 Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” zolang je nog een balk in je eigen oog hebt? 5 Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen. 6 Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze met hun poten vertrappen, en zich dan omkeren en jullie verscheuren. 7 Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 8 Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. 9 Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om brood vraagt, een steen zou geven? 10 Of een slang, als het om vis vraagt? 11 Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen! 12 Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten. (NBV21)

Het hart van de Hebreeuwse Bijbel, ons Oude Testament, daar gaat dit gedeelte van de Bijbel over. En dat hart is dat je anderen moet behandelen zoals je zelf zou willen worden behandeld, de gulden regel die eigenlijk in alle godsdiensten voor komt. In het gedeelte van vandaag wordt die regel verder uitgewerkt. In de eerste plaats wil niemand dat er allerlei oordelen over je geveld worden. Roddel en achterklap zijn dodelijk. Als je wat fout gedaan hebt ben je de eerste die dat weet en als je dat ook echt gedaan hebt is het niet erg dat iemand daar op wijst. Als het strafbaar is wat je gedaan hebt is het ook te dragen als je het echt hebt gedaan. Maar als een oordeel op dubieuze gronden is uitgesproken en je hebt het niet gedaan kunnen er rampen gebeuren. Dan kunnen mensen jaren in de gevangenis zitten voordat blijkt dat iemand anders het misdrijf heeft begaan.

De voortschrijding van de techniek maakt ontdekkingen mogelijk maar moet ons ook extra voorzichtig maken. Al die fouten in de rechtspraak moeten ons ook voorzichtiger maken een oordeel te vellen zonder als rechter alle feiten en omstandigheden zorgvuldig te hebben onderzocht. Ook een oordeel over rechters die fouten maken of oordelen vellen waar we het niet mee eens lijken te zijn hoort bij de oordelen waarmee we extra voorzichtig moeten zijn. Waar het om gaat is mensen lief te hebben en vanuit de liefde mensen te behandelen. Dan zorg je voor ze net alsof je voor jezelf zorgt. Dan weet je dat het geen zin heeft parels voor de zwijnen te werpen ofwel dingen te vragen die onmogelijk zijn, ook al kan een ander het nog zo hard nodig hebben en zou je het die ander nog zo ongelofelijk graag gunnen. Maar als je je er echt voor wilt inzetten, als je aanklopt bij de juiste mensen en bondgenoten zoekt, bereid bent ook op anderen een beroep te doen om dingen voor elkaar te krijgen voor mensen die het dringend nodig hebben, dan kan er altijd meer dan je denkt. Dan kan er zeker meer dan je in je eentje zou kunnen.

Daarom is de gemeenschap van gelovigen ook zo belangrijk. Daarom wordt er zo vaak gesproken over een Koninkrijk. Een koninkrijk heeft niet maar één gelovige als onderdaan maar velen die samen de aarde een ander gezicht kunnen geven. Daarom zijn leerlingen, apostelen, werkers in de wijngaard, altijd met meerderen. Samen kunnen ze veel betekenen, samen kunnen ze veel voor elkaar krijgen. De Hebreeuwse Bijbel gaat over een heel volk, het volk Israel. Over dat volk ging het verhaal dat het een voorbeeld zou moeten kunnen zijn voor alle volken op aarde. Uiteindelijk zouden alle volken zich naar Jeruzalem keren. De God van dat volk is de enige Heer in de wereld. Dat volk is opgegaan in het Romeinse Rijk en over de wereld verspreid. Uit dat volk, zeker niet in plaats van dat volk, is de Christenheid voortgekomen. De beweging van mensen die de Weg van Jezus van Nazareth willen gaan, eerlijk delen en onvoorwaardelijk beschikbaar zijn voor de minsten op aarde. In de Geest van Jezus van Nazareth zullen we nu samen de aarde een ander gezicht moeten geven, zodat er een aarde komt waar alle tranen zijn gewist.

 

Als je oog troebel is

Matteüs 6:19-34

19 Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. 20 Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. 21 Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. 22 Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. 23 Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die duisternis! 24 Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. 25 Daarom zeg Ik jullie: maak je geen zorgen over je leven, over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam, over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? 26 Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren; het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? 27 Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één dag aan zijn levensduur toevoegen? 28 En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. 29 Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. 30 Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zoveel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? 31 Vraag je dus niet bezorgd af: Wat zullen we eten? of: Wat zullen we drinken? of: Waarmee zullen we ons kleden? – 32 dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. 33 Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. 34 Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. (NBV21)

Het zijn beelden uit lang vervlogen tijden. Schatkamers uitgraven om je schatten op te slaan. Schatkamers waar dieven zich een weg naar toe kunnen graven om de schatten te stelen. Zo doen we dat niet meer. De echte schatten zetten we op de bank en kunstschatten en kostbare voorwerpen bewaren we thuis, achter hoge hekken voorzien van kostbare beveiligingsapparatuur en bewaakt door kloeke veiligheidsfunctionarissen in dienst van grote organisaties. En als je dat zo op een rijtje zet dan besef je weer waar deze passage uit Matteüs over gaat.  Over de vraag hoe ga je ook om met je schatten? Als je die hebt ben je in staat een stukje hemel op aarde te brengen. Door ze te delen met hen die ze nodig hebben namelijk. Dan heb je die banken en die veiligheidsdiensten, noch de hekken en installaties nodig. Ook het geld dat je daar aan kwijt zou zijn kun je dan delen met hen die niets hebben. De mensen die dat saaie bewakingswerk deden kunnen beter werk doen in de zorg voor ouderen en chronisch zieken.

Zorgen voor levende mensen is immers oneindig veel bevredigender dan de zorg voor dode dingen. Maar let eens op wat gemeenten doen, over het algemeen scholen ze werklozen liever om voor de beveiliging dan voor de zorg of de kinderopvang. Beveiliging is voor de rijken die het kunnen en willen betalen, zorg en kinderopvang komt meest ten goede aan de armen. Waar je schat is zal ook je hart zijn staat er en waarom zou je hart niet bij je naaste zijn waarvan je immers net zo veel houdt als van jezelf. Maar ja, hoe ziet het er dan uit. Dan zijn er geen dure goederen meer waar je mee kunt pronken. Dan zijn er geen grote benzine slurpende auto’s meer waar je in rond kunt rijden. Dan zijn er geen kostbare schoonheidsoperaties, geen dure maatpakken of haute couture kleding meer. Dan ziet het er allemaal maar sober en eenvoudig uit. Het oog wil toch wat nietwaar? Nou van dat oog dat ook wat wil moet je je maar niks aantrekken.

Hoewel, denk nog eens terug aan die jongeren in de jaren 60 die met verf en oude gordijnen de kleurrijkste kleren wisten te toveren. Hoe je naar mensen kijkt maakt uit wie je bent. Kijk je naar mensen als voorwerpen die je genot kunnen bevredigen en die je na afloop desnoods door een vriendje in zee kunt laten dumpen? Kijk je naar dingen om er mee te kunnen pronken en duur te kunnen doen? Mensen stralen uit wat ze zijn, dat betekent hoe ze naar mensen en dingen kijken. Iemand die verliefd is straalt, van iemand die van mensen houdt wordt gezegd dat die een warme persoonlijkheid bezit. Van iemand die naar mensen kijkt als waren het voorwerpen wordt gezegd dat die een koude en onpersoonlijke blik heeft. Mensen gruwen er van. Kijk vandaag eens om je heen en ervaar hoe je kijkt en dus hoe je gezien wordt. Want elke dag mag je werken aan je eigen warme persoonlijkheid, en aan een land en een wereld voor warme persoonlijkheden, ook vandaag weer.

In het verborgene

Matteüs 6:1-18

1 Let op dat jullie je gerechtigheid niet tentoonspreiden om door de mensen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet. 2 Dus wanneer je iemand iets geeft uit barmhartigheid, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 3 Als je iets uit barmhartigheid geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. 4 Zo blijft je gift in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 5 En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 6 Maar als jullie bidden, trek je dan terug in je huis, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. 7 Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. 8 Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het Hem vragen. 9 Bid daarom als volgt: Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, 10 laat uw koninkrijk komen, laat uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel. 11 Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. 12 Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven wie ons iets schuldig is. 13 En breng ons niet in beproeving, maar red ons van het kwaad. [Want aan U behoort het koningschap, ] de macht en de majesteit, in eeuwigheid. Amen. 14 Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. 15 Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven. 16 Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars met hun sombere gezichten, want zij vertrekken hun gezicht om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. 17 Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, 18 zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen. (NBV21)

Het Bijbelgedeelte dat we vandaag gelezen hebben laat ons zien dat gerechtigheid doen hetzelfde kan zijn als delen met de minste. In het eerste vers is vertaald met “gerechtigheid doen”, in het tweede vers met “aalmoezen geven”. Nu is gerechtigheid tegenwoordig meer doen dan aalmoezen geven, maar in de tijd dat het Evangelie van Matteüs geschreven werd was het geven van aalmoezen een goede daad, je kon ook niet veel anders. Jezus van Nazareth begon met een andere manier van gerechtigheid betrachten. Hij “genas” mensen die langs de kant stonden te bedelen, of wel: hij gaf ze een nieuwe plaats in de samenleving zodat ze zelf weer mee konden doen. Jezus van Nazareth maant zijn volgelingen het delen van geld en goed te doen in dienst te stellen van de mensen die het nodig hebben en niet te gebruiken als reclameobject voor eigen eer, net als vasten niet voor je eigen eer moet zijn. Het “Onze Vader” is het gebed dat over heel de wereld al eeuwen lang het meest gebeden gebed is. Het is het enige gebed dat uitdrukkelijk aan gelovigen wordt onderwezen. Het werd dus ooit gegeven, als tegenstelling met al die bidders die met veel woorden. het liefst in het openbaar, graag laten horen hoe mooi ze wel niet kunnen bidden. Dit gebed hoort in de binnenste binnenkamer en dan is het genoeg.

Samen bidden in de Kerk is daarvoor niet meer dan een oefening. Wat vraag je eigenlijk met dit gebed? Als je goed leest is het enige dat je voor jezelf vraagt het brood dat je voor een dag nodig hebt. De meeste armen op de wereld durven ook niet op veel meer te hopen, als je het brood voor één dag hebt kunnen krijgen dan leef je weer een dag verder. Het dagelijks brood moet je er daarom ook bewust van maken hoezeer veel mensen het nodig hebben dat je deelt van alles wat je meer gegeven is dan het brood voor de dag. Want het gebed begint met de wens dat Gods koninkrijk zal komen, eigenlijk dat Gods Naam: “ik zal er zijn” het belangrijkste op aarde zal zijn en dat de wil van God zal gebeuren, dus dat we allemaal onze naaste lief zullen hebben als onszelf. En als we dan het brood gekregen hebben dat we nodig hebben dan moeten we zelf iets gaan doen. Schulden vergeven. Meestal wordt hier gezegd dat je mensen moet vergeven die je iets kwaad hebben gedaan, maar het staat er niet. De armsten in de wereld zijn zij die grote schulden aan het rijke westen hebben.

Wij hebben het zo rijk, wij hebben zoveel brood gekregen, dat we geen schulden meer hebben, of ons die schulden gemakkelijk kunnen veroorloven. Maar nu het vergeven van hen die ons iets schuldig zijn. Het kwijtschelden van schulden van arme landen is wel een paar keer een beetje gebeurd maar blijft een moeilijke zaak. Ook in onze samenleving blijft het moeilijk mensen te beschermen tegen het al te gemakkelijk aangaan van leningen. Niet lenen is het begin van het vergeven van hen die ons iets schuldig zijn. Niet meedoen zet de toon voor een andere manier van leven, een manier die de armen ten goede kan komen. Maar de verleiding, of beproeving is groot, wees je dus bewust van de kwade gevolgen ook voor anderen van je eigen gewoonten. Het aantal schulden dat het leven van mensen bijna onmogelijk maakt neemt nog elk jaar toe. Daarom is het stellen van voorbeelden, “ik leen niet ik spaar”, hard nodig. Dan pas kun je de misstappen van anderen vergeven. En dat vergeven van het kwaad dat je is aangedaan? Ga daar niet te gemakkelijk mee om. Kwaad is pas te vergeven als het kwaad is uitgebannen, zorg dus dat mensen dat kwaad niet meer doen, zonder er zelf kwaad tegenover te stellen maar door er goed tegenover te stellen, dat is pas vergeven. Gelukkig dat we er elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen, elke keer als we bidden om ons dagelijks brood, ook vandaag mag dat weer.

 

Doen alsof

1 Korintiërs 4:14-21

14 Ik schrijf dit alles niet om u te beschamen, maar om u als mijn geliefde kinderen terecht te wijzen. 15 Hoeveel opvoeders in het geloof in Christus u ook zult hebben, u hebt maar één vader. Ik ben in Christus Jezus uw vader geworden, omdat ik u het evangelie heb gebracht. 16 Ik roep u dus op mij na te volgen. 17 Daarom ook stuur ik Timoteüs naar u toe, die mijn geliefd kind is, trouw aan de Heer. Hij zal u in herinnering brengen hoe ik in eenheid met Christus Jezus leef, precies zoals ik overal aan iedere gemeente leer. 18 Sommigen van u doen alsof ze heel wat zijn, omdat ze denken dat ik toch niet kom. 19 Maar ik zal spoedig naar u toe komen, indien de Heer het wil, en dan zal ik te weten komen of die opscheppers alleen maar praten of werkelijk kracht bezitten. 20 Want het koninkrijk van God bestaat niet uit woorden, maar uit kracht. 21 Dus wat wilt u? Moet ik met de stok naar u toe komen, of liefdevol en zachtmoedig? (NBV21)

Paulus kan niet ophouden het te herhalen, doe je niet groter voor dan je bent, je hebt altijd nog heel veel te leren. En het Koninkrijk van God bestaat niet uit woorden maar uit kracht. Al in de dagen van Paulus stonden er in de gemeente in Korinthe mensen op die welsprekend waren, mooie verhalen konden vertellen over Jezus Christus die in je hart moet wonen, hoe gehoorzaam je moet zijn aan de overheid, hoe God je ook kan straffen met armoede en ziekte en dat je je daar maar biddend bij moet neerleggen. Mensen die discussies openden over zaken die er niet toe doen, of je van Appolos was of van Paulus noemden ze dat in Korinthe. Bij ons heet dat of je van Marokkaanse afkomst bent, behoord tot de Islam of Nederlander bent en Christen. Daar gaat het helemaal niet om. Paulus noemt de mensen die op die manier spreken tot de gemeente opscheppers. Zij weten het beter. Paulus beroept zich op het verhaal van Jezus van Nazareth. In dat verhaal gaat het over het liefhebben van de naaste als van jezelf.

In dat verhaal gaat het over rechtvaardigheid, in dat verhaal gaat het over een Koninkrijk waarin iedereen welkom is, waar iedereen aan mee kan doen, de armsten en de minsten voorop. Hoe sterk je daaraan weet mee te bouwen daar gaat het om. Paulus zette daarvoor zijn leven in. Dag in dag uit en nog merk je in zijn brieven dat hij zich er iedere keer weer op betrapte dat hij eigenlijk meer had kunnen doen, of met meer liefde voor de mensen, dat ook hij opnieuw had moeten en mogen beginnen. Om de opscheppers in Korinthe de mond te snoeren stuurde hij Timotheüs. Kennelijk verwachtte hij dat de mensen in Korinthe daar veel vertrouwen in zouden hebben, zo veel vertrouwen dat ze die schijndiscussies zouden sluiten en de opscheppers de deur zouden wijzen. Maar we weten dat christelijke gemeenten nog steeds niets geleerd hebben.

We blijven opkijken naar de mensen met de fraaie woorden en de mooie gewaden. Hoeveel Protestanten hebben geen bewondering voor Paus Franciscus, een Jezuïet uit Argentinië, waar de kerk lang de dictators heeft gesteund . Iemand die zich kerkleider noemt en weliswaar aandacht heeft voor de armen en oproept de zwakken lief te hebben en op te komen voor rechtvaardigheid. Maar homoseksuelen blijft discrimineren, voorbehoedsmiddelen blijft verbieden. Vrouwen hebben bij hem in de leiding van de kerk nog steeds geen plaats, zelfs de profetes Hulda zou zich buiten de kerk van deze Paus geplaatst hebben. Mooie praatjes, nu in eenvoudig uitziende gewaden, maar de kerk als voorbeeld voor de menselijke samenleving blijft ver weg. We moeten er eigenlijk niets over zeggen, praten doen we door de daden voor de armsten, voor de zwakken, voor hen die gediscrimineerd worden om wat ze zijn. Dat doen we om het Koninkrijk van Jezus van Nazareth mee te helpen opbouwen, want komen doet het.

Het uitvaagsel

1 Korintiërs 4:1-13

1 Men moet ons beschouwen als dienaren van Christus, aan wie het beheer over de geheimen van God is toevertrouwd.
2 Van iemand die deze taak vervult, wordt verlangd dat hij betrouwbaar is. 3 Maar hoe u of een menselijke instelling over mij oordeelt doet er voor mij niet toe, en hoe ik over mezelf oordeel telt evenmin. 4 Ik ben me weliswaar van geen kwaad bewust, maar dat betekent niet dat mij niets ten laste kan worden gelegd. Het is de Heer die over mij oordeelt. 5 Houd dus op met oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat Hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat er in de harten van mensen omgaat. En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt. 6 Broeders en zusters, ik heb hiervoor over Apollos en mijzelf gesproken. Dat heb ik gedaan omwille van u. Want als u uit ons voorbeeld de betekenis leert van de regel ‘houd u aan wat geschreven staat’, zal niemand meer zijn trots ontlenen aan de een ten koste van de ander. 7 Wie denkt u wel dat u bent? Bezit u ook maar iets dat u niet geschonken is? Alles is u geschonken, dus waarom schept u dan op alsof u het zelf verworven hebt? 8 Maar natuurlijk-u bent al helemaal verzadigd, u bent al rijk, en anders dan wij bent u al koningen geworden. Was u dat maar! Dan zouden wij nu ook koningen zijn, net als u. 9 Maar volgens mij heeft God ons, apostelen, de laagste plaats toegewezen, alsof we ter dood veroordeeld zijn. We zijn voor heel de wereld, zowel voor engelen als mensen, een schouwspel geworden. 10 Wij zijn dwaas omwille van Christus, terwijl u dankzij Christus zo geweldig wijs bent; wij zijn zwak, terwijl u zo geweldig sterk bent; u staat enorm in aanzien, terwijl wij worden veracht. 11 Tot op de dag van vandaag lijden we honger en dorst, hebben we nauwelijks kleren, worden we mishandeld, leiden we een zwervend bestaan 12 en zwoegen we voor ons eigen brood. Worden we bespot, dan zegenen we; worden we vervolgd, dan verdragen we het; 13 worden we beledigd, dan antwoorden we vriendelijk. Tot op dit ogenblik zijn wij het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid. (NBV21)

Wie zouden daar nu mee bedoeld worden, wie wordt er uitgescholden voor uitvaagsel? Goed lezen, dit stuk uit de eerste brief aan de mensen in Korinthe. Dat uitvaagsel staat in de laatste regel van dit Bijbelgedeelte. Paulus heeft het hier over zichzelf, en over zijn directe medewerkers, waaronder Apollos. Die mensen uit Korinthe kennen we inmiddels uit de gedeelten uit deze brief die gaan over de verdeeldheid in de gemeente. De ene groep was van Paulus, de andere van Apollos en er waren er zelfs van Cephas, een andere naam voor Petrus. Paulus had die verdeeldheid veroordeeld en gaat er hier nog even op door. Er zijn kennelijk groepen die zich belangrijker vinden dan anderen. Soms gaat het grote gelijk de baas over je spelen en denk je dat je de baas bent omdat je het gelijk aan je kant denkt te hebben. Als je niet minder dan apostel bent, net als Paulus, dan mag je toch denken de belangrijkste te zijn? Niks is minder waar schrijft Paulus hier.

Wij staan het laagst op de sociale ladder, we moeten werken voor ons eigen brood en onze eigen reiskosten. Als we gevangen zitten dan zitten wij zelf in de gevangenis, kleren hebben we nauwelijks, regelmatig lijden we honger en worden we mishandeld. Kijk dan eens naar jezelf mensen van Korinthe. Jullie hebben het goed. Hoezo? Zelfs het cynisme ontbreekt in de Bijbel niet. Paulus spreekt ze aan alsof ze Koningen zijn, geweldig wijs, rijk en verzadigd. Was het maar waar, verzucht de arme apostel. Hij en zijn gezelschap worden voor dwaas uitgemaakt. Houd het beeld van de kleine hongerige Joodse geleerde in zijn versleten mantel voor ogen. Kijk dan eens naar de leiders van de grote kerken, of naar de leiders van naties. Zijn er voorgangers die er op lijken? Wie van de denkers en machthebbers in de wereld zet zichzelf opzij ter willen van de armen en de zwakken? Wie zorgt echt voor een veilige plaats voor de opgejaagden?

Het beeld dat Paulus van zichzelf schetst in dit hoofdstuk is voor ons de spiegel waarin wij de echt belangrijke mensen van onze tijd kunnen herkennen. In de discussie over religie, religiekritiek noemt iemand dat, gaat het over het al of niet bestaan van God. Voor en tegenstanders in die discussie vliegen elkaar in de haren. Maar in de Bijbel gaat het helemaal niet over het bestaan van God. Ongelovigen zijn zij die zich niet aan het gebod houden van heb Uw naaste lief als Uzelf. Want ook al roep je luid dat God de Heer is, als je je aan dat gebod niet houdt ben je evenzogoed een ongelovige. Geen wonder dat de religiekritiek onze Moslim broeders zo vaak onberoerd laat. Zij hebben geleerd zich over te geven aan hun God en zich zelf te richten op hun naaste, op de armen. Net als de volgelingen van Jezus van Nazareth en de profeten uit het Oude Testament hebben ze het over rechtvaardigheid. Daar zou de discussie over religiekritiek over moeten gaan. Houden we van onze naaste en hoezo dan? Hoe doen we dat dan? Dat is een discussie niet alleen met woorden maar ook met daden, laat die daden vandaag dus maar spreken.

U bent van Christus

1 Korintiërs 3:9b-23

9b U bent een bouwwerk van God. 10 Overeenkomstig de taak die God mij uit genade heeft opgelegd, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, en een ander bouwt daarop voort. Laat ieder er wel op letten hoe hij dat doet. 11 Want niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt-Jezus Christus zelf-,12 maar op dat fundament kan verder worden gebouwd met goud, zilver en edelstenen óf met hout, hooi en stro. 13 Van ieders werk zal duidelijk worden waaruit het is opgebouwd; op de dag van het oordeel zal dat blijken, want dan zal het door vuur aan het licht worden gebracht. Het vuur zal laten zien wat ieders werk waard is. 14 Wanneer iemands bouwwerk blijft staan, zal hij worden beloond. 15 Wanneer het verbrandt, zal hij daarvoor de prijs betalen; hijzelf zal worden gered, maar als het ware door het vuur heen. 16 U weet toch dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont?
17 Als iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen, want Gods tempel is heilig-en die tempel bent u zelf.18 Laat niemand zichzelf bedriegen. Wanneer iemand van u denkt dat hij in deze wereld wijs is, moet hij eerst dwaas worden; pas dan kan hij wijs worden. 19 Wat namelijk in deze wereld wijsheid is, is dwaasheid bij God, want er staat geschreven: ‘Hij vangt de wijzen in hun eigen sluwheid.’ 20 En er staat ook geschreven: ‘De Heer kent de gedachten van de wijzen; Hij weet dat ze niet meer dan lucht zijn.’ 21 Niemand van u moet zich daarom laten voorstaan op een ander mens, want álles is van u; 22 of het nu Paulus, Apollos of Kefas is, wereld, leven of dood, heden of toekomst-álles is van u. 23 Maar u bent van Christus en Christus is van God.(NBV21)

Dat moet er toch fantastisch uitzien. Die tempel van God. We hebben hier al eens gelezen over de tent die in de woestijn werd gebouwd om de ark en de tafel met het brood te bevatten, die was al prachtig. Later heeft koning Salomo een tempel in Jeruzalem mogen bouwen en nog later kreeg die tempel opvolgers waarvan de een nog mooier was dan de andere. Paulus wijst op een nieuwe tempel, ontstaan na het leven van Jezus onder ons. Die tempel is voor ieder van ons vlak bij. Ga maar voor een spiegel staan en kijk eens goed. Daar zie je de tempel van God, wie die tempel iets aandoet doet God zelf iets aan. Het staat er echt in dit stuk uit de brief aan de mensen in Korinthe. Het is in de Bijbel opgenomen omdat we zijn gaan geloven dat niet alleen die mensen in Korinthe tempels van God waren maar iedereen die meedoet met het verhaal van Jezus is een tempel van God. Een fantastische tempel, waar je heel veel van mag houden.

Weinig mensen kijken op die manier in de spiegel. Een tempel die mooi is van zichtzelf en die je niet eens hoeft te verbouwen. Weinig mensen houden van hun naaste zoals je van een tempel van een geweldige God zou houden. In die tempel woont de Geest van God schrijft Paulus. Dat mens die je in je spiegel ziet kan dus echt de hongerigen te eten geven, de naakten kleden, de gevangenen bezoeken, de bedroefden troosten. Wie de verhalen kent over de hulp na de aardbeving in Turkije en Syrië weet dat we met elkaar heel erg veel tot stand hebben gebracht. Ieder naar vermogen, ieder op eigen manier maar met iedereen. Er zal daar nog heel veel moeten gebeuren. Maar er is geld en er zijn mensen om het te laten gebeuren.

De wijk in Enschede die getroffen was door de vuurwerkramp was pas na zeven jaar weer opgebouwd. Ondertussen wachten ons ook andere taken. Wij staan weer voor verkiezingen. Staan we er dan bij stil dat ook de vreemdelingen onder ons kinderen van onze God zijn? Beseffen we wel dat de Bijbel ons voorschrijft om regelmatig met de vreemdelingen onder ons maaltijd te houden, en ons niet tegen elkaar te laten opzetten? We komen er achter als we zelf aan het werk gaan, hongerend en dorstend naar gerechtigheid. De wereldwinkels in Nederland, die van de Fair Trade, en de voedselbanken hebben nog steeds vrijwilligers nodig. Kies maar en doe maar, alles is van U zegt Paulus en U bent van Christus. Kijk maar in de spiegel, elke ochtend weer en weet dus dat je je niet afhankelijk hoeft te maken van een ander, geen voorganger hoef je te volgen, je bent zelf een tempel. Aan de slag dus.