Laat ze bij me komen

Lucas 18:9-17
9 Met het oog op sommigen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde hij de volgende gelijkenis. 10  ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een Farizeeër en de ander een tollenaar. 11  De Farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank u dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. 12  Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” 13  De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” 14  Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden.’ 15 De mensen probeerden ook kleine kinderen bij hem te brengen om ze door hem te laten aanraken. Toen de leerlingen dat zagen, berispten ze hen. 16  Maar Jezus riep de kinderen bij zich en zei: ‘Laat ze bij me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. 17  Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan!’ (NBV)
We zijn aan het eind van de maand oktober. Wij vieren vandaag Hervormingsdag maar in Amerika is het nu Halloween. En aangezien we alles uit de Verenigde Staten importeren, voeren we ook Halloween in. Het is een feest van wennen aan het enge donker en de angsten die dat kan opwekken en een feest voor kinderen die beloond worden voor het rondtrekken in het beginnende donker. Hun boodschap is “Trick or Treat” Wat betekende de uitdrukking “Trick or Treat”? Het is iets als “Struikel of Tracteer”. Als je niet deelt dan moge je alle ellende overkomen waar je bang voor bent. En als dat Engelse zinnetje klinkt dan kun je er van op aan dat de geesten, heksen, monsters, geraamten, vampiers en duivels niet veraf zijn. Het is een feest dat afkomstig is uit delen van Engeland en Ierland en dat eigenlijk hoort bij feesten als Sint Maarten en Sint Nicolaas. Hele oude volksfeesten die rond het winterseizoen de mensen er aan herinneren dat buiten in de kou mensen rondzwerven die geen warmte en geen wintervoorraad hebben.
Bedelfeesten zijn er de hele winter door. Halloween is de eerste, en Carnaval is de laatste maar de betekenissen zijn steeds weer dezelfde. Alleen door te delen van wat er nog is komen we samen de donkerste tijden door. Voor Protestanten is 31 oktober een hele andere feestdag. Het is de geboortedag van het Protestantisme. In 1517 spijkerde Maarten Luther de stelling op de slotkapel van Wittemberg dat het doorkomen van de donkerste dagen niet te koop was zoals de Paus van Rome wilde doen geloven. Alleen het vertrouwen dat de Liefde, dat God zelf, je door het donker heen zou leiden zou de redding zijn, verkondigde Maarten Luther. En wij kunnen daar aan toevoegen dat alleen kinderen zo gek zijn om daarin te blijven geloven, zij zijn zo gek dat ze in Amerika eind december verkleed als spook, in delen van Nederland half november met een uitgeholde suikerbiet, in Nederland en Vlaanderen begin december met een wortel en stro in de schoen, in Zuid-Nederland en Vlaanderen rond 6 januari met een ster en half februari op een kar door dorp en stad durven trekken. Die kinderen vertrouwen er op dat met dat plezier in het samen delen de donkerste tijden tot pleziertijden worden omgetoverd.
Maarten Luther was uit angst voor de Duivel in de Bijbel gaan zoeken naar manieren om de Duivel de baas te worden. Hij ontdekte dat je gewoon niet in de Duivel moest geloven maar je geloof moest stellen in Jezus van Nazareth. Juist als je gaat beseffen hoe ver je van het Koninkrijk af staat omdat je niet wilt en kunt delen met anderen begint dat Koninkrijk ook voor jou te leven. Als je denkt er bij te horen omdat je je zo keurig aan de regels houdt dan is het Koninkrijk nog heel ver weg. Kinderen weten dat, die kunnen alleen feest vieren als ze dat samen kunnen doen, samen met andere kinderen. Daarbij maakt kleur, afkomst of inkomen niet uit. Daar telt alleen het vermogen bij te dragen aan het plezier voor elkaar. Met die kinderlijke opstelling vieren we de komst van het Protestantisme en gaan we de donkere winterperiode in.  Met Halloween is iedereen gemaskerd. Het Protestantisme verbergt zich  niet dat vind je in de zorg voor vluchtelingen, voedselbanken, Fair Trade winkels en andere zorg voor zieken, gehandicapten en gevangenen. Zij zijn gelukkig niet de enigen die dat doen, maar dat is wel het hart van hun geloof.

Beoordeelt u de mensen eerlijk?

Psalm 58
1 Voor de koorleider. Op de wijs van Verdelg niet. Van David, een stil gebed. 2 Machtigen, spreekt u werkelijk recht, beoordeelt u de mensen eerlijk? 3 In uw hart bedrijft u al onrecht, en overal op aarde geeft u vrij spel aan het geweld van uw handen. 4 Van de moederschoot af zijn ze van God vervreemd, van hun geboorte af dwalen die leugenaars. 5 Giftig zijn ze als een bijtende adder, doof als een slang die zijn oren sluit, 6 die niet luistert naar de stem van zijn bezweerders, hoe bedreven zij hun spreuken ook zeggen. 7 God, sla hun de tanden uit de mond, verbrijzel de kaken van die leeuwen, HEER -8 dat ze verdwijnen als water dat wegvloeit, als pijlen die op de boog al breken, 9 als een slak die kruipend oplost in slijm, als een misgeboorte die nooit de zon ziet, 10 als een doorntak die in storm verwaait, nog voor hij de pot kan verhitten. 11 Verheugd is de rechtvaardige als hij vergelding ziet, in het bloed van de wettelozen wast hij zijn voeten. 12 Dan zegt men: ‘De rechtvaardige wordt beloond, er is een God die recht doet op aarde.’ (NBV)
Veel mensen denken dat de Bijbel zo oud is dat hetgeen er aan de orde wordt gesteld leuk is voor mensen die van fraaie literatuur houden of een kijkje willen nemen in oude culturen maar dat alle actualiteit en verbinding met onze dagen ontbreekt. Vandaag zingen we een psalm mee waar het tegendeel het geval is. Natuurlijk is het in het Hebreeuws een mooi gedicht. Maar waarom het een stil gebed is wordt in de tekst niet helemaal duidelijk. Oorspronkelijk kon het gedicht gezongen worden op de melodie van het lied “Verdelg niet”. De tekst van deze Psalm is dan te vatten onder het thema “Verdelg wel” En spreekt rechtstreeks de machtigen der aarde aan. Dat zijn die mensen die vinden dat de leiders van grote ondernemingen bonussen en salarisverhogingen verdienen terwijl de armen alleen maar lui zijn en de overheid bedriegen en bestelen. De vraag uit het begin van het lied is dus een vraag die we vandaag ook mogen stellen.
Machtigen moeten beseffen dat ze onrecht bedrijven. “In hun hart” zegt de Psalm en dat is dus in de manier waarop ze naar mensen kijken. Ze kijken niet naar het gevolg van het handelen voor de zwakken, maar naar uiterlijke verschijnselen als macht en inkomen, in Bijbelse termen zijn ze gericht op de vruchtbaarheid van mensen en meten ze de gunst die mensen ontvangen van de goden af aan de winst en het vermogen die ze weten te vergaren. Dat de ene mens daarvoor gewoon meer kansen heeft dan de andere blijft bij deze machtigen buiten beschouwing. Verzet van de armen tegen dergelijke verhoudingen wordt altijd allereerst met geweld bestreden en regeerders die de zorg voor de armen voorop stellen wordt verweten diefstal te plegen bij de rijken. De Psalm kent een mooie scheldpartij op de rijken die we tegenwoordig van regeringsleiders in Latijns Amerika ook nog wel eens horen.
Aan de God van Israël de vraag om die machtigen te verdelgen. Want immers de rechtvaardigheid van de God van Israël rekent af met de machtigen, de goddelozen, en laat tegelijkertijd de zwakken, de slachtoffers van uitbuiting en geweld tot hun recht komen. Het Woord van God is tegelijkertijd de daad. Niet de machtigen die zich het goddelijk oordeel over mensen aanmatigen hebben het laatste Woord. Het eerste en het laatste Woord is aan de God van Israël. Voor de psalmdichter is dit Woord het Scheppingswoord. Het schept een wereld waar alle mensen tot hun recht komen, waar iedereen gelijke kansen heeft en waar mensen die meer hebben dan een ander dat meerdere delen. Een wereld waarin iedereen zich inzet voor elkaar en daardoor voor de minsten in de samenleving. Het is de maat die de God van Israël aanlegt, die in zijn richtlijnen voor de menselijke samenleving zijn vervat. De rechtvaardige die daar een beroep op doet merkt dat er ook echt recht kan worden gedaan aan mensen. Dat beroep mogen we elke dag opnieuw doen door van onze naaste te houden als van onszelf, dat mag ook vandaag weer.

U komt er niet in!

2 Samuel 5:1-16
1 Alle stammen van Israël kwamen bij David in Hebron en zeiden tegen hem: ‘Hier zijn we, uw eigen vlees en bloed. 2  Ook vroeger al, toen Saul nog over ons regeerde, was u degene die de troepen van Israël aanvoerde. De HEER heeft u beloofd: Jij zult mijn volk, Israël, weiden; jij zult vorst over Israël zijn.’ 3  De oudsten van Israël kwamen bij de koning in Hebron. Daar sloot koning David ten overstaan van de HEER een verdrag met hen, en zij zalfden hem tot koning van Israël. 4  David was dertig jaar toen hij koning werd en hij regeerde veertig jaar: 5  vanuit Hebron regeerde hij zeven jaar en zes maanden over Juda en vanuit Jeruzalem regeerde hij drieëndertig jaar over heel Israël en Juda. 6 De koning en zijn mannen trokken op naar Jeruzalem, waar de Jebusieten woonden. De Jebusieten zeiden tegen David: ‘U komt er niet in! Sterker nog: de lammen en de blinden zullen u verjagen! David komt er niet in!’7  Toch veroverde David de bergvesting van Sion, de huidige Davidsburcht, 8  en hij verklaarde: ‘Wie de Jebusiet wil verslaan, hoeft slechts de watertoevoer af te snijden. En wat de lammen en de blinden betreft, die veracht ik uit de grond van mijn hart.’ Daarom zegt men: Lammen en blinden, die komen het huis niet in. 9  David ging in de bergvesting wonen en noemde deze de Davidsburcht. Hij liet een muur bouwen die liep van het Millobolwerk tot aan het paleis. 10  In de loop der tijd werd David steeds machtiger, want de HEER, de God van de hemelse machten, stond hem ter zijde. 11 Koning Chiram van Tyrus stuurde afgezanten naar David en leverde hem cederhout en timmerlieden en steenhouwers voor de bouw van het paleis. 12  David besefte dat de HEER hem als vorst over Israël had aangesteld, en hem ten behoeve van Israël, zijn volk, tot een machtig koning had gemaakt. 13  Na zijn komst uit Hebron nam David nog meer vrouwen en bijvrouwen, afkomstig uit Jeruzalem, en kreeg hij nog meer zonen en dochters. 14  Dit zijn de namen van de zonen die in Jeruzalem geboren werden: Sammua, Sobab, Natan en Salomo, 15  Jibchar, Elisua, Nefeg en Jafia, 16  en Elisama, Eljada en Elifelet. (NBV)
Door machinaties van Abner en de moord op Isboset is de weg vrijgemaakt om David te zalven tot Koning over Israël, de derde keer. Drie maal is scheepsrecht zegt ons spreekwoord maar in de Bijbel is drie ook vaak het getal van de volheid, het getal van God ook. David is nu drie maal gezalfd en niemand hoeft meer te twijfelen aan wie de Koning over heel Israël is, de koning naar Gods hart  Een koning die geweigerd heeft de wettige koning te doden ook al liep zijn eigen leven gevaar. Dit was de koning die het volk zou kunnen bevrijden van het Heidendom. Het Heidendom dat het volk kwam beroven van oogsten en winsten. Het Heidendom dat het volk kwam verkrachten en vernederen. Maar ook het Heidendom dat aantrekkelijke godsdiensten inbracht waar winst en profijt klaar lagen voor wie de juiste offers wist te brengen. Een Koning die zorgde voor de zwaksten in de samenleving, die recht en gerechtigheid bracht, dat was pas een koning naar Gods hart.
Dat is zo’n mooie droom dat later alle gelovigen een volk van koningen en priesters genoemd zouden worden. Zo komt het dat wij ons mogen identificeren met die Koning naar Gods hart wanneer we de armen recht verschaffen, de hongerigen voeden, de naakten kleden en de gevangenen bevrijden. Elke dag mogen we daar weer aan werken, ook vandaag weer. Hebron was vanouds een belangrijke plaats in Juda. Nu David ook Koning van het overige Israël was geworden moest er een Koningsstad, een hoofdstad voor het rijk, komen die niet gebonden was aan een van de twee delen van Israël maar symbool kon staan voor de eenheid. In het midden tussen Juda en Israël lag de stad van de Jebusieten. Een onneembare vesting dachten ze zelf. Maar als je de watertoevoer in een warm land afsnijdt dan houdt een stad het niet lang vol. Zelfs de blinden en de lammen hielden David dus niet tegen. Matteüs legt veel later nog eens uit wat het betekent dat David een hekel heeft aan blinden en lammen.
Nadat Jezus van Nazareth de Tempel gereinigd heeft van handelaars en wisselaars, vertelt Matteüs dat de blinden en de lammen naar Jezus toe kwamen. “En hij genas hen” staat er dan en genezen is dus beter dan ze buiten de samenleving te zetten en als minderwaardig te behandelen zoals de Jebusieten deden. David werd een machtig vorst. Hij kreeg zijn paleis bijna aangeboden door de vorsten van de buurlanden die hem te vriend wilden houden. Ook de harem van David wordt uitgebreid en hij heeft een vruchtbaar gezinsleven. Bijna gaat de Koning van Israël lijken op de Koningen die ook de Heidenen hebben. David beweegt zich op een gevaarlijke grens. Maar nog blijft hij een Koning naar Gods hart. Hij bekent dat hij zijn koningschap en de bijbehorende grootheid van God zelf heeft gekregen. Hij hoeft zich niet te verheffen omdat hij zo goed is. Ook wij mogen daaraan denken als ons veel is toegevallen, als we gezondheid en welvaart kennen, een voorspoedig gezinsleven hebben, het is ons gegeven door de God van Israël en het is ons gegeven om te delen.

Heel Israël was ontredderd

2 Samuel 4:1-12
1 Sauls zoon Isboset gaf alle moed op toen hij hoorde dat Abner in Hebron was vermoord. Heel Israël was ontredderd. 2  Aan het hoofd van de stoottroepen van de zoon van Saul stonden twee Beërotieten. Ze heetten Baäna en Rechab en waren zonen van Rimmon, een Beërotiet uit de stam Benjamin. De Beërotieten worden namelijk bij Benjamin gerekend, 3  omdat ze in het verleden naar Gittaïm zijn gevlucht en daar tot op de dag van vandaag als vreemdeling zijn blijven wonen. 4  Er was ook nog een zoon van Sauls zoon Jonatan. Hij was mank. Dat was zo gekomen: Toen hij vijf jaar oud was kwam uit Jizreël het bericht over Saul en Jonatan. Zijn voedster tilde hem op om te vluchten, maar in haar haast om weg te komen liet ze hem vallen, zodat hij kreupel werd. Zijn naam was Mefiboset. 5  Rechab en Baäna, de zonen van de Beërotiet Rimmon, gingen op weg en kwamen op het heetst van de dag bij het huis van Isboset, die juist zijn middagrust hield. 6  Onder het voorwendsel dat ze graan kwamen halen wisten de beide broers het huis binnen te dringen. Daar staken ze Isboset in de buik en toen maakten ze zich uit de voeten. 7  Ze drongen dus het huis binnen waar hij in het slaapvertrek op bed lag te slapen en staken hem dood. Ze sloegen zijn hoofd af en namen het mee. De hele nacht liepen ze door de Jordaanvallei. 8  In Hebron aangekomen overhandigden ze het hoofd van Isboset aan koning David met de woorden: ‘Hier is het hoofd van Isboset, de zoon van uw vijand Saul die u naar het leven stond. Vandaag heeft de HEER u, onze heer en koning, gewroken op Saul en zijn nageslacht.’ 9 David antwoordde Rechab en zijn broer Baäna, de zonen van de Beërotiet Rimmon: ‘Zo waar de HEER leeft, die mij steeds uit de nood heeft gered! 10  Waarachtig, de bode die mij in Siklag kwam vertellen dat Saul dood was, en die meende dat hij goed nieuws kwam brengen, die heb ik gegrepen en ter plekke gedood: dat was het bodeloon dat ik hem heb gegeven. 11  En nu hebben sluipmoordenaars als jullie een onschuldig man in zijn huis op zijn bed vermoord! Zou ik dan niet zijn bloed aan jullie wreken en jullie van de aarde wegvagen?’ 12  David gaf zijn soldaten een teken, en Rechab en Baäna werden ter dood gebracht. Hun handen en voeten werden afgehakt en hun lijken werden opgehangen bij het waterbekken van Hebron. Het hoofd van Isboset werd begraven in het graf van Abner in Hebron. (NBV)
Ergens in de Bijbel claimt de God van Israël het wraaknemen, “Mij is de wrake” heet het daar. Het is vaak uitgelegd als zou wraaknemen toegestaan zijn als je het maar in de naam van de God van Israël zou doen. Zo is het dus niet, wraak is niet toegestaan, voor ons mensen geldt het “Gij zult niet doden” en wie het zwaard trekt zal door het zwaard vergaan. Ook in het verhaal dat we vandaag lezen blijkt dat maar weer en misschien is het verhaal wel verteld om ons er aan te herinneren. Ooit had Saul een bloedbad aangericht in Gibeon. Daar waren ook de inwoners van Beërot het slachtoffer van geworden. Toen Jozua het land had veroverd waren zij bereid geweest het land met het volk Israël te delen en daarom had Jozua bevolen hen als bijwoners in het land te accepteren. Saul had de belofte van Jozua gebroken.
Het was voor de Beërotiet Rimmon aanleiding geweest te vluchten. Hij was opgevangen door de stam Benjamin, de stam van Saul. Maar de wraakgevoelens waren niet geweken. Twee zonen had Rimmon, Baäna en Rechab. Zij waren krijgslieden met een zekere verantwoordelijkheid geworden in het leger van Israël. Na de dood van generaal Abner zagen ze hun kans schoon. Koning Isboset had er over geklaagd dat hij geen kracht meer in zijn handen had, machteloos waren ze. Er was nog wel een andere erfgenaam van Saul, Mefiboset de zoon van Jonatan, “hij die schande verspreidt” betekent dat, maar die kon niet uit de voeten. Hij was verlamd nadat zijn verzorgster hem had laten vallen.
De twee zonen van Rimmon drongen op het heetst van de dag bij Isboset binnen, deze hield de siësta. Ze staken een lans in zijn onderlichaam en sloegen zijn hoofd er af. Met dat hoofd gingen ze naar David in de hoop op een goede beloning, de laatste vijand van David was gevallen. Maar David was niet blij met deze politieke moord uit berekening. Hij had steeds het huis van Saul ongemoeid gelaten. Hij had zelfs met Saul een verbond gesloten zijn huis ongemoeid te laten. Deze moord was dan ook een laffe moord en de moordenaars werden overeenkomstig hun misdaad gestraft. Onthoofd en zonder handen vonden zij hun einde. Weer leren we dat wat slecht is ook als slecht moet worden behandeld, ook al is dat slechte in ons voordeel.

David zelf liep achter de baar

2 Samuel 3:28-39
28  David vernam pas naderhand wat er gebeurd was. Toen riep hij uit: ‘Ik en mijn koningshuis zijn tegenover de HEER onschuldig aan de dood van Abner, voor nu en altijd! 29  Moge het bloed van Abner, de zoon van Ner, gewroken worden aan Joab en zijn familie. Laat er in Joabs familie altijd iemand zijn die een druiper of de schurft heeft, iemand die met krukken loopt, een gewelddadige dood sterft of honger lijdt.’ 30  Joab en zijn broer Abisai vermoordden Abner dus omdat hij hun broer Asaël in de slag bij Gibeon had gedood. 31  David zei tegen Joab en diens mannen: ‘Scheur je kleren, trek een rouwkleed aan en ga jammerend voor Abner uit.’ Koning David zelf liep achter de baar 32  toen Abner in Hebron werd begraven. De koning jammerde luidkeels bij Abners graf, en de soldaten jammerden mee. 33  De koning zong een klaaglied voor Abner: ‘Hoe eerloos moest je sterven, Abner. 34  Je handen waren niet geboeid, je voeten niet gekluisterd, toch ben je als door struikrovers geveld.’  Toen begon iedereen nog luider te jammeren. 35  De soldaten kwamen David iets te eten brengen, terwijl het nog licht was. Maar David zwoer: ‘God mag met mij doen wat hij wil als ik voor zonsondergang brood eet of wat dan ook.’ 36  Allen waren er getuige van en ze achtten het juist, zoals ze alles juist vonden wat de koning deed. 37  Het leger en iedereen in Israël wist toen dat het niet van de koning was uitgegaan om Abner, de zoon van Ner, te doden. 38  De koning zei tegen zijn soldaten: ‘Besef dat Israël vandaag een groot bevelhebber is ontvallen.39  Ik ben nog zwak, al ben ik dan tot koning gezalfd; tegen deze mannen, de zonen van Seruja, ben ik niet opgewassen. Moge de HEER de misdadiger naar zijn misdaad vergelden.’ (NBV)
Politiek is vaak een smerig spel. De letterlijke dolkstoten in de rug zijn in onze beschaafde samenleving langzaam aan wel uitgebannen, figuurlijke dolkstoten in de ruggen, zelfs van partijgenoten, zijn op allerlei niveau’s nog maar al te vaak aan de orde van de dag. Wie denkt dat de samenleving van David, Abner en Joab een primitieve samenleving was die wij al lang ontstegen zijn vergist zich deerlijk en kan van die vergissing gemakkelijk slachtoffer worden. David was alleen nog maar Koning in Juda. Al een aantal jaren was er oorlog tussen zijn Koninkrijk en het Koninkrijk Israël van Koning Isboset. Die oorlog werd gevoerd door twee generaals, Joab voor David en Abner voor Isboset. Joab was al generaal in het leger van David toen Saul nog oorlog voerde met als generaal Abner. In die dagen had Abner de broer van Joab achtervolgt en gedood. Tussen die twee was er dus ook een persoonlijke vete. Van die persoonlijke was wordt Abner het slachtoffer geworden.
David en Abner hadden een verdrag gesloten dat David feitelijk ook koning over Israël had gemaakt. Maar de oorlog was nog niet afgelopen. Joab bijvoorbeeld was nog op een rooftocht die hoorde bij de oorlogshandelingen. De vrede die was getekend tussen David en Abner ontnam Joab de mogelijkheid om persoonlijk wraak te nemen voor de moord op zijn broer. Hij organiseerde die wraak dus maar zelf onder het mom dat Abner toch een verrader zou blijken te zijn. Als verse Koning van Israël kon David natuurlijk een dergelijke moord op een populaire generaal niet gebruiken en hij veroordeelde de moord dan ook krachtig. Het straffen van Joab liet hij aan de God van Israël over, zo krachtig was de veroordeling dus ook weer niet. Maar Abner kreeg een staatsbegrafenis compleet met een lofzang. De paralellen van dit verhaal uit de Bijbel met de verhalen uit onze eigen geschiedenis zijn natuurlijk talrijk. Bij tal van ongelukken, moorden en plotselinge sterfgevallen zijn vragen te stellen over de rol van machthebbers, regeringen en staten.
Die vragen worden dan ook nog wel eens gesteld en er worden vaak onderzoekcommissies ingesteld die de schuldigen moeten aanwijzen. Er is zelfs een internationaal strafhof ingesteld dat schuldigen moet berechten en moet laten zien wat eerlijke rechtspraak inhoudt en waarin eerlijke rechtspraak verschilt van wraak. Maar in het algemeen is te zien dat alleen de verliezers worden berecht voor hun misdaden en dat de winnaars worden beschermd. De slachtoffers hoort niemand meer, ook de nabestaanden van de slachtoffers niet. Zij spelen in het recht vaak geen rol. Het verhaal uit de Bijbel vertelt ons vandaag hoe het bij machthebbers toegaat. De boodschap die we mogen horen is die van de ontsteltenis van het volk. Het is als een oproep zich met de slachtoffers van politieke manipulatie bezig te blijven houden. Zij zijn het die echt en lang te lijden hebben van deze processen. Wij zijn het die elke dag opnieuw ons hun lot mogen aantrekken, ook vandaag weer.

David wist hier niets van.

2 Samuel 3:17-27
17  Abner onderhandelde met de oudsten van Israël: ‘Eigenlijk hebt u altijd David al als koning gewild. 18  Grijp dan nu uw kans, want de HEER heeft David beloofd dat hij door zijn toedoen zijn volk Israël zal redden uit de handen van de Filistijnen en al hun andere vijanden.’ 19  Abner sprak ook met de Benjaminieten. Daarna ging hij naar Hebron om David mee te delen wat de Israëlieten en ook de stam Benjamin hadden besloten. 20  Hij kwam met twintig afgevaardigden in Hebron aan, waar David voor hen een feestmaal aanrichtte. 21  Abner zei tegen David: ‘Ik stel voor dat ik op weg ga om alle Israëlieten bijeen te brengen onder mijn heer en koning. Zij zullen een verdrag met u sluiten en u zult koning zijn over heel het gebied dat u verlangt.’ En David liet Abner ongehinderd vertrekken. vertrekken. 22 Vlak daarop kwam Joab met de mannen van David terug van een strooptocht. Ze brachten een grote buit mee. Abner was niet meer in Hebron, want David had hem ongehinderd laten gaan. 23  Toen Joab met zijn mannen aankwam, hoorde hij dat Abner, de zoon van Ner, bij de koning was geweest en dat die hem ongehinderd had laten vertrekken. 24  Daarop ging Joab naar de koning en vroeg: ‘Wat hebt u gedaan? Abner is naar u toe gekomen en u hebt hem zomaar laten gaan? 25  U kent hem toch! Hij is natuurlijk gekomen om u te misleiden en zich op de hoogte te stellen van uw troepenbewegingen en uw plannen.’ 26  Joab ging bij David weg en stuurde boden achter Abner aan, die hem bij de put van Sira lieten terugkeren; David wist hier niets van. 27  Toen Abner in Hebron terugkwam, nam Joab hem in het poortgebouw ter zijde alsof hij hem onder vier ogen wilde spreken en stak hem in de buik. Zo stierf Abner omdat hij Joabs broer Asaël had gedood. (NBV)
Als oorlogen lang duren dan wordt het verlangen naar vrede steeds groter. Een zwakke leiding in Israël betekende ook dat de vijanden meer ruimte hadden voor plundering en roof. David had in zijn gebied de Filistijnen aardig onder controle en iedereen kende nog het liedje van Saul die zijn duizenden versloeg en David zijn tienduizenden. De eigenlijke baas van het koninkrijk van Saul kwam tot de overtuiging dat het huis Saul zich had overleefd. Koning zijn en macht uitoefenen alleen omdat je toevallig geboren bent in de koninklijke familie is niet genoeg. Een echte koning is dienaar van zijn volk en dat beeld komt bij David terug. Er kwam dus een verdrag tot stand en terloops krijgt David zijn Michal terug.
Wij staan bij conflicten in de samenleving, zeker als het om oorlogen gaat, vaak niet echt stil bij de slachtoffers. Natuurlijk we hebben regels dat burgers geen slachtoffer mogen worden van militaire conflicten en de verontwaardiging is groot als die wel vallen. Maar de enige manier om burgerslachtoffers echt te vermijden is geen militaire operaties uit te voeren. Voor ons dus als eerste opgave ons naast de slachtoffers van oorlogen en geweldsconflicten te blijven opstellen. Zorgen dat zij beschermd worden, geholpen worden, een veilige plek krijgen als ze moeten vluchten.  Zij die van de oorlog misbruik hebben gemaakt door misdaden te plegen dienen bestraft de worden. Dat is een moeilijke zaak.
Abner had zich opgeworpen als  bemiddelaar tussen David en de oudsten van Israël en Benjamin. In het boek Rechters kunnen we lezen dat de stam Benjamin al eens eerder voor een burgeroorlog binnen Israël hadden gezorgd. Maar nu gaven de oudsten Abner gelijk en besloten ze zich onder het gezag van David te stellen. Maar Abner had zich schuldig gemaakt aan de moord op de broer van Joab, Asaël. Die moord was voor de loop van de oorlog niet nodig geweest en Joab voelde dat Abner bestrafd dient te worden. Een straf op een militaire manier, Joab was de legerleider van David, in een hoekje wordt Abner vermoord. Wij hebben geprobeerd er van te leren door de instelling van het strafhof en tribunalen. Ook al lopen onze eigen vertegenwoordigers gevaar daar berecht te worden moeten we ze toch steunen. Wat Joab deed kan niet, mensen moet recht worden gedaan. Ook vandaag.

Ben ik soms zo’n hondsvot uit Juda?

2 Samuel 3:1-16
1 De strijd tussen het huis van David en het huis van Saul duurde lang. Maar terwijl David steeds sterker werd, werd het huis van Saul steeds zwakker. 2  David kreeg in Hebron zes zonen: de oudste was Amnon, een zoon van Achinoam uit Jizreël; 3  de tweede was Kileab, een zoon van Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel; de derde was Absalom, een zoon van Maächa, die een dochter was van koning Talmai van Gesur; 4  de vierde was Adonia, een zoon van Chaggit; de vijfde was Sefatja, een zoon van Abital; 5  en de zesde was Jitream, een zoon van Davids vrouw Egla. Dat waren de zonen die David in Hebron kreeg. 6  Terwijl de strijd tussen het huis van Saul en het huis van David voortduurde, verwierf Abner zich een steeds machtiger positie in het huis van Saul. 7 Saul had een bijvrouw gehad, een zekere Rispa, de dochter van Ajja. Isboset vroeg aan Abner: ‘Waarom hebt u bezit genomen van de bijvrouw van mijn vader?’ 8  Abner werd woedend over de woorden van Isboset en viel uit: ‘Wat?! Ben ik soms zo’n hondsvot uit Juda? Heb ik niet steeds het beste voorgehad met het huis van uw vader Saul, met zijn familie en zijn vrienden? Ik heb ervoor gezorgd dat u niet in handen van David viel, en ú verwijt mij overspel? 9  God mag met mij doen wat hij wil als ik David niet zal bezorgen wat de HEER hem gezworen heeft: 10  het koningschap afnemen van het huis van Saul en voor David een troon oprichten over Israël en over Juda, van Dan tot Berseba!’ 11  Isboset was zo bang voor Abner dat hij hier niets tegenin durfde brengen. 12  Meteen stuurde Abner afgezanten naar David met de boodschap: ‘Aan wie behoort het land? Sluit met mij een verdrag, dan zal ik u helpen om heel het volk van Israël voor u te winnen.’ 13  David liet antwoorden: ‘Goed, ik zal met u een verdrag sluiten, maar onder één voorwaarde: ik zal u alleen ontvangen als u Sauls dochter Michal voor me meebrengt.’ 14  Hij stuurde ook afgezanten naar Sauls zoon Isboset met de boodschap: ‘Geef me mijn vrouw Michal terug, die ik als bruid verworven heb voor de voorhuiden van honderd Filistijnen.’ 15  Isboset liet Michal ophalen bij haar man Paltiël, de zoon van Laïs. 16  Haar man ging met haar mee en volgde haar in tranen tot aan Bachurim. Pas toen Abner zei: ‘Vooruit, ga naar huis!’ maakte hij rechtsomkeert. (NBV)

De oorlog tussen Juda en Israël had lang geduurd staat er in het begin van het verhaal van vandaag. Het eerste dat in de oorlog slachtoffer wordt is de waarheid. Beide partijen hebben er belang bij om hun partij zo goed mogelijk voor te stellen. Tegelijk met de waarheid worden ook de zwakken in de samenleving slachtoffer van de oorlog. Zij kunnen zich immers niet verweren. Vrouwen horen in de geschiedenis bij de zwakken en vrouwen worden in deze geschiedenis over de oorlog tussen David en het huis van Saul dan ook opzichtig het slachtoffer. Nu moeten we ook bedenken dat het verhaal dat we lezen is opgeschreven door mensen die het zeer hoog hadden met David, dat was voor hen een koning naar Gods hart, terwijl ze niets moesten hebben van Saul die een koning was zoals de Heidenen hadden gehad.  Dat het huis van Saul geregeerd werd door een generaal en eigenlijk niet door de zwakke Koning Isboset was voor tegenstanders van Saul heel normaal.  Dat huis en die regering stortten dan ook in toen er ruzie ontstond tussen Abner en Isboset.
In dit verhaal worden David en Saul nog eens tegenover elkaar gezet als twee kanten van de medaille. David woont in Hebron, regeert daar, wordt steeds sterker en krijgt van zijn zes vrouwen zonen, van elke vrouw evenveel. Een harmonisch gezin, zo zou de God van Israël het misschien wel graag zien. Zijn eerste vrouw, een dochter van Saul is er in dit verhaal nog steeds niet bij. In het huis van Saul ontstaat ruzie. De regerende generaal Abner legt het aan met een weduwe van Saul, Rispa, een bijvrouw. Maar Abner was geen familie van Saul, hij kon dus niet de losser zijn van de weduwe, hij blokkeerde zelfs een mogelijk losserschap, hij pleegde dus overspel.  Dat losserschap was een belangrijke regel om de inkomenspositie van weduwen veilig te stellen en goed voorbeeld doet goed volgen maar Abner geeft het verkeerde voorbeeld, hij gebruikt een vrouw om zijn eigen macht te vergroten.
Abner was feitelijk ook de baas en als Isboset dreigt hem aan de kant te zetten dan besluit Abner toenadering te zoeken tot David en de stammen van Israël en de stam Benjamin over te halen David als koning te erkennen. David laat merken dat hij door heeft dat vrouwen een rol spelen in de conflicten, gebruikt worden als pionnen in een schaakspel. Hij eist Michal terug. Zij was door Saul aan een ander uitgehuwelijkt toen David was gevlucht voor Saul. Michal was bij uitstek de speelbal geworden van de politieke conflicten om haar heen. Ons mag dat aan het denken zetten over mensen die vinden dat de vrouw van nature een ondergeschikte positie heeft aan de man, de Bijbel maakt er een onderdrukking van. Vrouwen worden in die ideologie onderdrukt en misbruikt. We zullen het in onze kerken moeten herkennen.

Laten er kampvechters naar voren treden

2 Samuel 2:12-32
12  Abner, de zoon van Ner, trok met het leger van Sauls zoon Isboset uit Machanaïm op naar Gibeon. 13  Ook Joab, de zoon van Seruja, was uitgerukt met het leger van David. Bij het waterbekken van Gibeon troffen ze elkaar, ieder aan een kant van het water. 14  Abner zei tegen Joab: ‘Laten er kampvechters naar voren treden en met elkaar een tweegevecht houden.’ ‘Goed, ‘antwoordde Joab. 15  De kampvechters traden naar voren en werden geteld: twaalf voor Benjamin en Sauls zoon Isboset en twaalf van de mannen van David. 16  Ieder greep zijn tegenstander bij de haren beet en stak hem zijn zwaard in zijn zij, zodat ze samen sneuvelden. Daarom wordt die plek in Gibeon Chelkat-Hassurim genoemd. 17  Meteen ontbrandde er een hevige strijd, waarin Abner met het leger van Israël door het leger van David werd verslagen. 18 De drie zonen van Seruja waren er ook: Joab, Abisai en Asaël. Asaël kon lopen als een wilde gazelle. 19  Hij zette de achtervolging op Abner in en bleef hem op de hielen zitten. 20  Abner keek achterom en riep: ‘Ben jij het, Asaël?’ ‘Jazeker, ‘antwoordde deze. 21  Toen riep Abner: ‘Laat me toch met rust! Grijp liever een van de soldaten en pak hem zijn uitrusting af.’ Maar Asaël bleef hem op de hielen zitten. 22  Nogmaals riep Abner: ‘Laat me met rust! Dwing me niet om je te doden, want dan zou ik je broer Joab niet meer recht in de ogen kunnen kijken.’ 23  Maar toen Asaël hem nog altijd niet met rust wilde laten, stootte Abner hem met het achtereinde van zijn lans in de buik, zodat die aan de andere kant weer naar buiten kwam. Asaël viel neer en stierf ter plekke. Iedereen die langs de plaats kwam waar Asaël was gesneuveld, bleef stilstaan. 24  Maar Joab en Abisai zetten de achtervolging van Abner voort, tot ze bij zonsondergang bij de heuvel Amma kwamen, tegenover Giach, op de weg naar de woestijn van Gibeon. 25 De Benjaminieten sloten de gelederen achter Abner en stelden zich op de top van een heuvel op. 26  Abner riep Joab toe: ‘Moet het zwaard dan blijven verslinden? Dat leidt toch alleen maar tot bittere ellende! Hoe lang zal het nog duren tot u uw mannen beveelt om hun broeders met rust te laten?’ 27 ‘Zo waar God leeft, ‘antwoordde Joab, ‘als u niets had gezegd, hadden mijn mannen hun broeders vanmorgen gewoon laten gaan.’ 28  Joab blies op de ramshoorn, waarop heel het leger halt hield. De achtervolging van Israël werd opgegeven en de strijd gestaakt. 29  Abner trok de hele nacht met zijn leger door de Jordaanvallei. Ze staken de Jordaan over en gingen door de Bitron naar Machanaïm. 30  Nadat Joab de achtervolging van Abner had gestaakt, verzamelde hij zijn troepen. Behalve Asaël bleken er nog negentien soldaten van David te zijn gesneuveld. 31  Van het leger van Benjamin, de mannen van Abner, hadden Davids soldaten driehonderdzestig man gedood. 32  Joab en zijn mannen namen Asaël mee om hem in Betlehem in het graf van zijn vader te begraven. Daarna liepen ze de hele nacht door, tot ze bij het aanbreken van de dag in Hebron aankwamen. (NBV)
De 12 stammen van Israël waren altijd behoorlijk zelfstandig geweest. Pas onder Saul hadden ze samen gestreden tegen de Filistijnen en hadden ze samen één koning. De opvolger van zo’n koning, een koning zoals ook de heidenen hadden, was een rechtstreekse afstammeling van die koning. David had die status nog niet. Hij was wel getrouwd met een dochter van Saul maar die had hij niet meegenomen naar Hebron waar hij tot Koning van Juda was gekroond. De generaal van Saul, Abner, had nog een zoon van Saul gevonden die de oorlog met de Filistijnen had overleefd. Dat was Isboset en hij werd door Abner uitgeroepen tot Koning over Israël, de stammen  buiten Juda. Twee jaar lang waren er dus twee koningen, David en Isboset. En de generaals van de beide koningen, Abner voor Isboset en Joab voor David. Daarbij was die Isobet koning dankzij Abner en was Joab uitddrukkelijk een knecht van David.
Abner begint zijn oorlog in Machanaïm, de plaats waar volgens de overlevering Jacob een Esau zich met elkaar hadden verzoend. De gebruikelijke truc om veel slachtoffers te vermijden, een tweegevecht tussen kampvechters mislukte, de kampvechters doodden elkaar tegelijk zodat er geen winnaars en verliezers waren. Daarop ontbrandde een strijd tussen legers. En als de dag voorbij is en de slag wordt gestaakt blijkt het leger van Abner veel meer slachtoffers te tellen dan het leger van Joab. Beide legers gaan dan eerst maar eens naar huis, maar de oorlog duurt voort. Er is dus geen sprake van een gemakkelijke overwinning van de zijde van David omdat die op de God van Israël vertrouwt, op last van de God van Israël is gezalfd en door de God van Israël Hebron heeft aangewezen gekregen. De vraag waarom goede mensen zoveel leed en ellende kan treffen houdt door de eeuwen heen veel mensen bezig.
Oorlog is niet het antwoord op de behoefte leed en ellende op te heffen. In de oorlog tussen Abner en Joab gebeurt er uiteindelijk niets, er gaan alleen veel mensen dood. In de Bijbel is het hele boek Job aan deze vraag gewijd. Het blijft een vraag, een antwoord wordt er niet gegeven. De geschiedenis van mensen loopt nu eenmaal zoals die loopt en de geschiedenis van de aarde met haar rampen door storm, aardbevingen. droogte en regens, loopt ook zo als die loopt. Het enige antwoord dat we hebben is dat we er op mogen vertrouwen dat ook in de donkerste uren God er is om ons te steunen en te troosten, niet om de ellende weg te nemen dus. Wie belooft dat zijn God alle ellende van de mens wegneemt liegt en dient een afgod. Gelovigen in de God van Israël mogen God helpen door te zorgen voor de minsten, door de bedroefden te troosten, te zorgen voor de weduwe en de wees, elke dag opnieuw, ook vandaag.

Naar welke stad zal ik gaan?

2 Samuel 2:1-11
1 Enige tijd later wendde David zich tot de HEER en vroeg: ‘Zal ik naar Juda gaan?’ ‘Goed, ‘antwoordde de HEER. ‘Naar welke stad zal ik gaan?’ vroeg David, en de HEER antwoordde: ‘Naar Hebron.’ 2  Daarop trok David naar Hebron. Hij nam zijn beide vrouwen mee, Achinoam uit Jizreël en Abigaïl, de vroegere vrouw van Nabal uit Karmel, 3  en ook zijn aanhangers met hun families. Zij allen vestigden zich in Hebron en de omliggende dorpen. 4  De Judeeërs kwamen naar Hebron en zalfden David tot koning van Juda.  Men vertelde aan David dat Saul door de bevolking van Jabes in Gilead was begraven. 5  David stuurde afgezanten naar Jabes in Gilead met de boodschap: ‘Wees gezegend door de HEER, omdat u trouw hebt bewezen aan uw heer Saul en hem begraven hebt. 6  Moge de HEER u allen daarom goed behandelen en u trouw bewijzen. Ook ik wil u hierbij mijn vriendschap aanbieden. 7  Wees dapper en houd moed, want ook al is uw heer Saul dood, het volk van Juda heeft nu mij tot hun koning gezalfd.’ 8 Intussen was Sauls zoon Isboset door Abner, de zoon van Ner en opperbevelhebber van Saul, naar Machanaïm gebracht 9  en door hem uitgeroepen tot koning van Gilead, van Aser en Jizreël, van Efraïm en Benjamin, kortom, van heel Israël. 10  Isboset was veertig jaar oud toen hij koning over Israël werd, en hij regeerde twee jaar. Maar Juda stond achter David 11  Vanuit Hebron regeerde David zeven jaar en zes maanden over Juda. (NBV)
Er zijn van die groepen en sektes die zich Christelijk noemen maar eigenlijk door en door Heidens zijn. Ze beloven gouden bergen als je maar gaat geloven in de Heere Jezus, of gewoon in Jezus. Je ziekten verdwijnen, je schulden worden afgelost, je hoeft niet meer bang te zijn voor de hel, niemand kan je meer wat maken en het materieel gewin stroomt bij je binnen. Hun geloof is het geloof dat in Kanaän werd beleden door de aanhangers van Baäl en Astarte. Het is het geloof in de afgoden waar de Hebreeuwse Bijbel en de Bijbel van de Christenen zich hardnekkig tegen verzetten. Het verhaal dat we vandaag lezen is een mooi voorbeeld van dat verzet. Je zou immers verwachten dat, nu Saul en zijn zonen de dood gevonden hebben op het slachtveld, David juichend wordt binnengehaald in Israël als de nieuwe Koning, een Koning naar Gods hart. Daar zal die God van hem toch wel even voor zorgen. Niets is minder waar.
David is niet meer dan een struikrover. Een dienaar van de Filistijnen die had moeten vluchten voor de grote koning Saul. Natuurlijk was er een tijd geweest dat het volk hem had toegezongen over zijn overwinningen. Maar nu aan het einde van Sauls bewind bleef er niet veel anders over dan een zwerver met een legertje van 600 mannen. Waar heen nu? Zou het Juda moeten worden? David kwam uit Bethlehem dus die vraag licht voor de hand. Het antwoord van God dus ook. Maar waar in Juda zal hij zich vestigen. En daarop komt een onverwacht antwoord. Het wordt Hebron. Natuurlijk, Hebron lag centraal in Juda en was een handelsstad. Maar in Hebron lagen ook Abraham en Sara begraven net als Iaäk en Jacob. Het was de plek waarop aan Ambraham het vaderschap van vele volken was beloofd. Daar had het nageslacht van Aäron een priesterlijk erfdeel.
Hebron was ook een vrijstad. Verdachten die werden gezocht voor ernstige misdrijven vonden daar een veilig heenkomen. David was er heen gevlucht toen Saul hem beschuldigde van hoogverraad. David wordt  dus naar Hebron gestuurd en daar opnieuw tot Koning gezalfd, nu in het openbaar want bij de zalving door Samuël waren alleen zijn broers aanwezig geweest. David vestigt zich daar samen met twee van zijn drie vrouwen. Ook zijn legertje gaat in Hebrom wonen met hun gezinnen. Bij elkaar was het een hele invasie van Hebron. Dan biedt David zijn vriendschap aan aan Jabes, de stad die de lichamen van Saul en zijn zonen bij de Filistijnen had weggehaald en fatsoenlijk begraven. Ook in de dood blijft David Saul eren als gezalfde van God. Juda had David nu aanvaard als Koning. Maar de rest van Israël moest nog niks van David hebben. Belangrijker dus is voor ons de vraag hoe zou God dit van ons willen. Zetten wij ons ook in de traditie van Abraham, Izaäk en Jacob, volgens de leer van Mozes?

Ach, dat je helden moesten vallen!

2 Samuel 1:17-27
17 Toen hief David een klaaglied aan over Saul en zijn zoon Jonatan. 18  Hij heeft gezegd dat alle Judeeërs dit lied, het Lied van de boog, moesten leren. Het staat opgetekend in het Boek van de Oprechte: 19  ‘Als een gevelde hinde, Israël, ligt jouw trots gesneuveld op je heuvels. Ach, dat je helden moesten vallen! 20  Maak het niet bekend in Gat, roep het niet rond in Askelon; laat niet de Filistijnse vrouwen zich verheugen,  de dochters van die onbesnedenen niet juichen. 21  Bergen van Gilboa, draag geen dauw meer, duld geen regen op je hooggelegen velden: daar ligt het heldenschild, vertrapt, het schild van Saul, vergeten en verwaarloosd. 22  Nooit keerde de boog van Jonatan terug zonder het bloed van verslagenen, zonder het vet van helden; het zwaard van Saul bleef nimmer onverzadigd. 23  Saul en Jonatan, de geliefden en beminden, bij leven niet te scheiden, en onafscheidelijk verbonden in de dood. Sneller dan een arend waren ze, en sterker dan een leeuw. 24  O dochters van Israël, treur om Saul! Rijk bewerkt scharlaken gaf hij je te dragen, door hem werd je getooid met sieraden van goud. 25  Ach, dat de helden in de oorlog moesten vallen! Jonatan ligt gesneuveld op de heuvels. 26  Het verdriet verstikt me, Jonatan, je was mijn broeder, en mijn beste vriend. Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen. 27  Ach, dat de helden moesten vallen, dat jullie, wapens in de strijd van Israël, verloren moesten gaan!’ (NBV)
Als je vijanden zijn overwonnen dan past vreugde en opluchting. Maar het gedeelte van vandaag maakt eigenlijk ook duidelijk dat de vierde en de vijfde mei bij elkaar horen. We hebben eerst verdriet over hen die gevallen zijn ook al stonden ze ons naar het leven. Dat ze niet de kans hebben gekregen anders met ons om te gaan moet ons droevig maken. Het slechte wordt er niet minder slecht door, ook al leren we te begrijpen waarom onze vijanden ons naar het leven stonden, maar ons verlangen naar vrede en recht maakt ons droevig als het streven naar vrede met onze vijanden ons uit de handen geslagen worden door de dood. De schrijver van het boek Samuël gebruikt een klaaglied dat bij het volk bekend was om ons te laten zien hoe dat verdriet er uit zou kunnen zien.
Het lied stond in het boek van de oprechte, dat boek kennen we niet meer maar in het eerste boek Samuël wordt ook Samuël “oprechte” genoemd. Het is een prachtig lied, een heldenlied zo mooi als je maar weinig in de oude literatuur aantreft. Maar dat boek de Oprechte staat ook misschien niet ten onrechte niet in de Bijbel. Helden komen in de Bijbel maar weinig voor en als ze voorkomen dan stellen ze weinig voor. Ze hebben een heldendaad verricht en daar blijft het over het algemeen bij. Maar hier gaat het om de Gezalfde van de God van Israël, de geliefde van God en zijn zoon, de geliefde van David. Hier past een lied voor de doden die leiding hadden gegeven aan de strijd tegen de vijanden van Israël.
Ook in de dood blijft Saul de Gezalfde Koning van Israël, geroepen door de God van Israël. Wij veroordelen onze gevallen leiders met het grootste gemak. Een kleine misstap, een verkeerde inschatting en weg zijn ze. De laatste paar jaar is de meest gestelde vraag aan een Nederlands politicus zelfs de vraag wanneer die op stapt vanwege onvermogen of vermeende fouten. Misschien dat ons land wat minder versplinterd blijft als we het voorbeeld van David volgen en ook het goede van elke politicus in rekening brengen. Dat goede moeten we immers ook zelf doen, elke dag en niet dan het goede, dat kan dus ook vandaag weer. En de liefde die David voelde voor Jonathan en die wederzijds was en voor David meer betekende dan zijn liefde voor vrouwen is kennelijk hier ook een teken van de liefde voor God.