U had me moeten aanbevelen.

2 Korintiërs 12:11-21

11 Ik heb me aangesteld als een dwaas, maar u hebt me ertoe gedwongen. U had me moeten aanbevelen. Want ik mag dan onbeduidend zijn, ik doe toch echt niet onder voor die geweldige apostelen van u. 12 Alles wat een apostel tot apostel maakt, heb ik u laten zien: volharding in alles, tekenen, wonderen en grote daden. 13 Bent u in vergelijking met de andere gemeenten ook maar iets tekortgekomen? Ja, dit: ik heb u niets gekost. Vergeef me deze onrechtvaardigheid. 14 Ik sta klaar om u nu voor de derde keer te bezoeken, en ik zal u niets kosten. Het gaat mij niet om uw geld, maar om u. Niet de kinderen moeten voor de ouders sparen, maar de ouders voor de kinderen. 15 Ik wil graag alles wat ik bezit aan u geven, tot mezelf toe. Maar neemt uw liefde voor mij soms af naarmate mijn liefde voor u toeneemt? 16 U geeft toe dat ik geen beroep op u heb gedaan, maar ik zou volgens u wel zo geslepen zijn geweest dat ik u bedrogen heb. 17 Is er ook maar iemand die ik naar u toe gestuurd heb om u uit te buiten? 18 Ik heb Titus aangespoord opnieuw naar u toe te gaan en heb een broeder met hem meegestuurd. Heeft Titus u uitgebuit? Hebben hij en ik niet in dezelfde geest gehandeld? Hebben wij niet hetzelfde spoor gevolgd? 19 U denkt natuurlijk al de hele tijd dat we ons tegenover u aan het verdedigen zijn. Maar wij spreken ten overstaan van God en in eenheid met Christus, en alles wat we tegen u zeggen, geliefde broeders en zusters, is juist opbouwend. 20 Ik ben namelijk bang dat ik u bij mijn komst anders zal aantreffen dan ik zou wensen, en dat onze ontmoeting dus anders zal uitpakken dan u wilt. Ik ben bang voor tweespalt, jaloezie, woede, gekonkel, kwaadsprekerij, geroddel, arrogantie en wanorde. 21 Ik ben bang dat mijn God mij bij mijn bezoek opnieuw zal vernederen en ik opnieuw verdriet zal hebben om al die broeders en zusters die zijn blijven zondigen en zich niet hebben afgekeerd van hun zedeloosheid, ontucht en losbandigheid. (NBV21)

Het is nogal wat wat er in de gemeente van Korinthe is gebeurd sinds Paulus is vertrokken. Paulus heeft anderhalf jaar in Korinthe gewerkt en met succes. Er was een bloeiende gemeente achtergelaten. Maar schijnapostelen hebben de macht gegrepen en Paulus zwak gemaakt. Paulus komt weer terug naar Korinthe, voor de derde keer zal hij daar zijn, maar hij staat doodsangsten uit. Laat je een bloeiende gemeente achter kom je straks terug in een gemeente vol tweespalt, jaloezie, woede, gekonkel, kwaadsprekerij, geroddel, arrogantie en wanorde. In een samenleving waar men volstrekt vreemd aankijkt tegen die nieuwe christelijke levensovertuiging en waarin alle doelen van die gemeenschap worden tegengesproken kan zo’n jonge gemeente gemakkelijk bezwijken aan hetgeen Paulus hier aanduidt als om bang voor te zijn.

De samenleving waarin de gemeente van Korinthe verkeert wijst de gelijkstelling van slaven en vrijen af, wijst de gelijkstelling van mannen en vrouwen af. Die samenleving staat raar te kijken als de rijken ineens gaan zorgen voor de armen zonder wat terug te vragen. Die samenleving wordt zeer huiverig voor het idee dat mensen alles met elkaar zullen delen. Dat is wat Paulus de nieuwe gemeente had voorgehouden. Daar waren die mensen op af gekomen. Het bleek immers mogelijk de liefde voor de mensen zelfs door de dood heen vol te houden. Daarvoor was Jezus van Nazareth aan het kruis gehangen, maar had hij zich ook overgegeven terwijl hij het zwaard tot zijn verdediging had afgewezen. En aan het kruis had Jezus van Nazareth vergeving gevraagd voor hen die hem vervolgden, had hij zorg gehad voor zijn moeder en zelfs voor de misdadigers die met hem waren gekruisigd. Als dat kan, dan kun je armen helpen, dan kun je samen met slaven een gemeenschap vormen, dan vervallen onderscheiden als tussen Joden en Grieken, dan kun je met vreemdelingen maaltijd houden.

Maar kennelijk waren er schijnapostelen gekomen die de kruisdood van Jezus van Nazareth hadden gebagatelliseerd. Sommigen al in de dagen van Paulus zeiden van Jezus van Nazareth dat hij niet echt mens was maar alleen een god in de gedaante van een mens. Al die zaken die Jezus van Nazareth had gevraagd, neem je kruis op achter mij, dat kon je niet van mensen vragen en hoefde je dus niet te vragen. Anderen zeiden dat Jezus van Nazareth een mens was geweest en dat je alleen de geboden van Mozes moest volgen en wel naar de letter niet met het oog op andere mensen maar alleen met het oog op jezelf. Paulus bleef wijzen op de belofte dat wij allen in de geest van God, de geest van Jezus van Nazareth hem kunnen navolgen in de liefde voor minsten en de zwaksten. Paulus wees er op dat je de Wet die Mozes had overgeleverd ook in je hart kon bewaren en van daaruit houden. Dat kon gevraagd worden van de gemeente in Korinthe en dat kan van ons gevraagd worden, elke dag ook vandaag weer.

Mijn zwakheid.

2 Korintiërs 11:30-12:10

30 Als ik me dan toch op iets moet laten voorstaan, dan laat ik mij voorstaan op mijn zwakheid. 31 De God en Vader van de Heer Jezus, de God die moet worden geprezen tot in eeuwigheid, weet dat ik niet lieg. 32 Toen ik in Damascus was, liet de etnarch van koning Aretas de stad afsluiten om mij gevangen te nemen; 33 ik kon alleen aan hem ontkomen doordat ik in een mand door een venster in de muur werd neergelaten. 1 Ik word er wel toe gedwongen hoog van mezelf op te geven. Daarom zal ik, hoewel het geen enkel doel dient, het hebben over visioenen en openbaringen die de Heer schenkt. 2 Ik ken een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd – in zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen. 3 Maar ik weet dat deze man – in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen – 4 werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die geen mens kan en mag uitspreken. 5 Van zo iemand wil ik hoog opgeven. Wat mijzelf betreft zal ik me slechts laten voorstaan op mijn zwakheden. 6 En zelfs al zou ik hoog van mezelf willen opgeven, dan nog zou ik geen dwaas zijn, want ik zou de waarheid spreken. Maar ik zie ervan af, want ik wil worden beoordeeld op grond van wat men van mij hoort en ziet, 7 niet op grond van de uitzonderlijke openbaringen die ik heb gekregen. Om te verhinderen dat ik mezelf zou verheffen, werd mij een doorn in het vlees gestoken: ik word gekweld door een engel van Satan. 8 Ik heb de Heer driemaal gesmeekt ervoor te zorgen dat hij bij me wegging. 9 Zijn antwoord was: ‘Je hebt genoeg aan mijn genade, want mijn kracht openbaart zich juist ten volle wanneer iemand zwak is.’ Dus laat ik me veel liever voorstaan op mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen. 10 Daarom schep ik vreugde in mijn zwakheden, in beledigingen, nood, vervolging en ellende die ik onderga omwille van Christus. In mijn zwakheid ben ik sterk. (NBV21)

Er zijn geleerden die Paulus een zeker cynisme toeschrijven. Hij spot een beetje met de indruk die de schijnapostelen gemaakt hebben op de gemeente in Korinthe. Die schijnapostelen hadden kennelijk geweldige visioenen gekregen, liepen de hemel in en uit en hadden een directe lijn met de Heer. Je komt dat soort voorgangers ook tegenwoordig nog wel tegen. Het lijkt wel of ze door je heen weten te kijken en zien alles wat je op je hart hebt al voor je het hebt kunnen zeggen. Volgens Paulus moet een echte apostel van de Heer het dus anders doen. Die heeft geen geheimzinnige krachten nodig, integendeel, Paulus roemt in zijn zwakheid. Hij is niet wonderbaarlijk genezen, hij heeft een doorn in zijn vlees, daar heeft hij last van, dat is ook te zien, maar daarvan geneest hij dus niet. En toen hij vervolgd werd moest hij in een mand die neergelaten werd over de stadsmuur ontsnappen.

Paulus is ook niet gevrijwaard van tegenslag, het geloof in Jezus van Nazareth als de bevrijder van de dood heeft Paulus niet direct een plezierig leven bezorgd. Hij werd beledigd, in de gevangenis gezet, gegeseld, geslagen, vervolgd, verjaagd en hij leed ook nog een paar keer schipbreuk. Dat je door het geloof in de Christus ineens een succesvolle ondernemer wordt, bevrijdt wordt van verslavingen, verdriet omzet in voordeel, zijn eigenlijk schijnargumenten. Het wordt er door het geloof in Christus over het algemeen niet gemakkelijker op. Maar door te delen wordt je rijker, door te zorgen voor mensen die het moeilijker hebben dan jij is jouw last lichter geworden, door te beseffen dat je een kind van God bent wordt het gemakkelijker te geloven dat er mensen zijn die je willen helpen

En altijd is het ook nog waar dat gedeelde smart soms halve smart is en met een christelijke gemeente is smart te delen. Niet voor niets worden na dramatische gebeurtenissen de deuren van de dichtst bijzijnde kerk open gezet. Als we ons dan bedenken dat een apostel als Paulus, die tientallen gemeenten heeft gesticht, zijn boodschap niet bracht op grond van uitzonderlijke openbaringen dan wordt het voor ons misschien ook wel een beetje gemakkelijker om over ons eigen geloof te spreken. Over ons geloof dat de mensen in de goot daaruit geholpen kunnen worden, dat de armsten weer met ons mee zouden kunnen doen, dat mensen aan de kant weer ingeschakeld kunnen worden, dat er met vreemdelingen maaltijd gehouden kan worden. Elke dag kunnen ook wij, net als Paulus, bezig zijn gemeenschappen te vormen die werken aan die nieuwe samenleving waarvoor Paulus al de kiem legde. Dat kunnen we ook vandaag weer

Dat ben ik ook.

2 Korintiërs 11:16-29

16 Nogmaals, laat niemand denken dat ik een dwaas ben. Maar mocht u dat toch denken, accepteer me dan ook als een dwaas en sta me toe dat ook ik eens opschep over mezelf. 17 Wat ik nu ga zeggen komt niet van de Heer, het is de grootspraak van een dwaas. 18 Wanneer er zovelen zijn die zich laten voorstaan op hun afkomst en prestaties, zal ik dat ook maar doen. 19 U, die zo verstandig bent, verdraagt dwazen toch met het grootste gemak. 20 Tenslotte verdraagt u het ook dat men u tiranniseert, uitzuigt, onderwerpt, zich boven u verheft en u beledigt. 21 Tot mijn schande moet ik bekennen dat wij daarvoor te zwak zijn geweest. Als anderen over zichzelf durven op te scheppen, durf ik het ook. Ik ben toch maar een dwaas. 22 Zijn zij Hebreeën? Dat ben ik ook. Zijn zij Israëlieten? Dat ben ik ook. Zijn zij nakomelingen van Abraham? Dat ben ik ook. 23 Zijn zij dienaren van Christus? Ik ben zo gek dat ik durf te zeggen: ik nog meer. Ik heb harder gezwoegd, heb vaker gevangengezeten, heb veel meer lijfstraffen ondergaan, ben vaker in doodsgevaar geweest. 24 Door de Joden ben ik vijfmaal met veertig min één zweepslagen gestraft, 25 ik ben driemaal met stokslagen gestraft, ik ben eenmaal met stenen bekogeld en heb driemaal schipbreuk geleden. Eén keer heb ik een heel etmaal op zee rondgedreven. 26 Voortdurend was ik onderweg, bedreigd door rivieren, rovers, volksgenoten en vreemdelingen, in gevaar in de stad, in de woestijn, op zee en te midden van schijngelovigen. 27 Ik heb gezwoegd en geploeterd, vaak zonder te slapen, hongerig en dorstig, vaak zonder te eten, verkleumd en zonder kleren. 28 En los van wat ik nog meer zou kunnen noemen is er de druk waaronder ik dagelijks sta vanwege mijn zorg voor de gemeenten. 29 Is iemand zwak, dan ben ik het ook; wordt iemand ten val gebracht, dan ontsteek ik in woede. (NBV21)

Eigen roem stinkt. Hoe kan je dat beter aantonen dan door maar een keer te roemen over jezelf. Dan wordt pas duidelijk dat al die concurrentie, waarbij de een zich uitnemender acht dan de ander, helemaal nergens op slaat. Het gaat er namelijk in de gemeente van Christus helemaal niet om wie de beste is, maar wie de minste is en wat we voor die minsten met elkaar kunnen doen. Daarvoor is iedereen nodig is en moeten we niet naar boven kijken maar naar beneden, naar de goot en wie daarin ligt of dreigt te komen liggen. Om te beginnen gaat Paulus in op wat die schijnapostelen hebben gedaan met de gemeente in Korinthe. Die gemeente is getiranniseerd, uitgezogen, onderworpen en beledigt. Paulus kreeg het verwijt van deze schijnapostelen dat hij te zwak zou zijn opgetreden. En dat moet hij toegeven, hij was te zwak om mensen te onderwerpen, tiranniseren en uit te zuigen.

Hij had er al op gewezen dat hij nooit geld voor zichzelf zou vragen aan een nieuwe gemeente. Maar opscheppen kan hij ook, daarvoor heeft hij dezelfde redenen als die schijnapostelen. Ze spreken Hebreeuws, Paulus ook, hij had zelfs in Jeruzalem gestudeerd. Ze horen bij het volk Israël? Paulus ook en niet alleen door bekering maar door geboorte, ook hij is een nakomeling van Abraham. Hij is weliswaar geboren en getogen in Tarsus maar hij is een geboren Jood uit de diaspora, de verstrooiing over de aarde. Maar ja, zijn het dan ook Christenen, dienaren van de bevrijder Jezus van Nazareth? Paulus vult dat hier in als volgeling van de gekruisigde. Gekruisigd is hij nog net niet, maar vijfmaal heeft hij de straf van geseling gehad, drie maal zelfs met stokslagen, drie keer leed hij schipbreuk en een keer zelfs dreef hij een etmaal op zee. Verder was het leven van Paulus als zendeling, apostel in het Grieks, geen pretje, hij somt alle tegenslagen op.

Maar slaat dat allemaal ergens op, leidt het ergens toe? Je zou toch zeggen dat het na al dat leed een keer tijd wordt dat je wordt beloont. Er zou toch een keer een gemeente moeten komen die je in de watten zou willen leggen. Die gedachte noemt Paulus zijn zwakheid. Hij was zo belangrijk dat een koning een stad liet afsluiten en dat hij alleen door een gat in de muur kon ontsnappen. Dan wil je wel verlangen naar rust en verzorging. Het zal duidelijk zijn dat voorgangers die eerst het goede voor zichzelf vragen de verkeerde voorgangers zijn. Voorgangers die in duur gesneden pakken lopen, in dure auto’s rondrijden en in grote luxe huizen wonen zijn de schijnapostelen waar Paulus het over heeft. Laten we dus naar beneden blijven kijken en zien wie er in de goot ligt of dreigt te komen. Daar ligt het belang voor de gemeente, ook vandaag weer.

Schijnapostelen

2 Korintiërs 11:1-15

1 Gunde u me maar dat ik een beetje dwaas doe! Vooruit, accepteer het van me, 2 want ik waak over u zoals God over u waakt: ik heb u aan één man uitgehuwelijkt, aan Christus, en ik wil u als een kuise bruid aan Hem geven. 3 Alleen vrees ik dat, zoals Eva door de slang op sluwe wijze bedrogen werd, uw gedachten worden weggelokt van de oprechte en zuivere toewijding aan Christus. 4 U accepteert immers zonder enig bezwaar dat iemand u een andere Jezus verkondigt dan wij hebben gedaan, of dat u een andere Geest of een ander evangelie ontvangt dan u ontvangen hebt. 5 Ik denk dat ik in geen enkel opzicht de mindere ben van die geweldige apostelen van u. 6 Ook al ontbreekt het mij aan welsprekendheid, kennis bezit ik genoeg. Dat heb ik u meer dan eens op allerlei manieren bewezen. 7 Of heb ik soms een misdaad begaan door u zonder enige vergoeding Gods evangelie te verkondigen? Wanneer ik me daarmee vernederd heb, was het alleen om u te verheffen. 8 Andere gemeenten heb ik geplunderd door geld aan te nemen om u van dienst te kunnen zijn. 9 Maar tijdens mijn verblijf bij u heb ik niemand om hulp gevraagd toen ik in geldnood kwam; het zijn de broeders uit Macedonië geweest die hebben aangevuld wat mij ontbrak. Ik heb er altijd voor gewaakt u iets te kosten, en zal dat blijven doen. 10 Zo zeker als de waarheid van Christus in mij is, die roem zal ik mij nergens in Achaje laten ontnemen. 11 En waarom hecht ik daar zo aan? Omdat ik u niet lief zou hebben? God weet dat ik dat wel doe. 12 Ik zal mijn werk op deze manier blijven doen, zodat de apostelen die zo opscheppen over het geld dat ze opstrijken niet de kans krijgen zich aan ons gelijk te stellen. 13 Schijnapostelen zijn het, die zich door oneerlijk te werk te gaan voordoen als apostelen van Christus. 14 Dat is ook geen wonder, want niemand minder dan Satan vermomt zich als een engel van het licht. 15 Het ligt dus voor de hand dat ook zijn dienaren zich voordoen als dienaren van de gerechtigheid. Maar ze zullen krijgen wat ze verdienen.(NBV21)

Het is niet gemakkelijk een indruk te krijgen wat voor apostelen die tegenstanders van Paulus nu eigenlijk waren. Ze kleineerden hem, verkondigden een andere Jezus van Nazareth en een ander Evangelie. Maar welk Evangelie, dat weten we niet. Het zou gemakkelijk een vergeestelijkt Evangelie geweest kunnen zijn, zo een van bid en gedraag je vroom, maar waar elke zorg voor de armen uit verdwenen is en een waar het onderscheid tussen armen en rijken weer voluit en plaats krijgt. Ook al in de dagen van Paulus waren er gnostische stromingen die dit soort pseudo christelijke leer verkondigden. In andere brieven van Paulus lezen we ook over de strijd die er gewoed heeft rond de betekenis van de Tora. Die leer van Mozes moest niet worden opgelegd aan de Heidenen maar werd door Paulus zeker ook niet afgeschaft.

Integendeel Paulus beschouwde iedere gelovige als een Tempel waar de stenen platen met de tien richtlijnen opgeborgen waren. In de harten van de gelovigen, daar waren die richtlijnen gegrift. Voor veel Christenen ging dat veel te ver. De apostel Jacobus zou later nog eens een brief moeten schrijven waarin hij uiteen zet dat het geloof zonder de werken maar een dood geloof is. Een opvatting die zeker ook gedeeld werd door Paulus zelf. In het gedeelte van vandaag lezen we een paar argumenten over tegenstanders van Paulus die ons op een ander spoor zetten. Mensen die lijden aan gewichtigdoenerij komen voorbij. En het is kennelijk nodig voor Paulus om nog eens te benadrukken dat hij zich niet heeft laten betalen door de mensen van Korinthe toen hij daar aan het werk was een gemeente te stichten. Het geld dat hij bijeen bracht was voor de broeders en zusters in Jeruzalem maar hijzelf wilde er niets van hebben.

Als je dat zo leest krijg je toch de indruk dat fraai sprekende mannen zich een ruim betaalde positie als leider van de gemeente hadden weten te verwerven. Schijnapostelen worden die fraai sprekende gewichtig doende leiders van de gemeente door Paulus genoemd. Het gaat ze niet om die nieuwe samenleving waarvan de gemeente de voorbode van is maar om hun eigen positie als leider van weer een nieuwe gemeenschap. Het is voor ons ook een aardige maatstaf als er weer een collecte gehouden wordt om de voorganger in staat te stellen zijn werk te blijven doen. Een voorganger als Paulus houdt zulke collectes niet maar zet zich er tegen af. Een voorganger als Paulus collecteert voor de armsten, voor Kerk in Actie. Of voor vluchtelingen die met de hongersnood worden bedreigd. En die kunnen we ook nu nog steunen, elke dag weer, door de armen stem te geven en met hen te delen van onze rijkdom.

Wij beroemen ons niet

2 Korintiërs 10:12-18

12 We zouden niet durven ons te vergelijken met degenen die zichzelf aanprijzen, laat staan ons aan hen gelijk te stellen. Maar ja, zij nemen zichzelf als maatstaf en zien zichzelf als norm, en tonen daarmee dat ze er niets van begrijpen. 13 Wij daarentegen willen niet buiten onze grenzen treden als we ons op iets beroemen, we blijven binnen de grenzen die God ons heeft gesteld. Ook u valt daarbinnen. 14 U behoort tot ons gebied, dus wij overspelen onze hand niet. We hebben immers ook bij u als eersten het evangelie van Christus gebracht. 15 Wij treden niet buiten onze grenzen, wij beroemen ons niet op de inspanningen van anderen. Wel hopen we dat uw geloof blijft groeien en dat we bij u op steeds grotere steun kunnen rekenen voor ons werk binnen de grenzen die God voor ons heeft vastgesteld, 16 zodat we het evangelie ook in verder gelegen gebieden kunnen verkondigen. We willen ons niet laten voorstaan op de resultaten in andermans gebied. 17 Er staat geschreven: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’ 18 Want niet wie zichzelf aanprijst is betrouwbaar, maar wie door de Heer wordt aangeprezen. (NBV21)

Paulus zegt nergens dat je jezelf niet mag aanprijzen. Maar dom is het om jezelf als maatstaf te nemen. Zelf volgt Paulus Jezus van Nazareth na die ook tegen iedereen zei dat ze hun mond moesten houden als hij ze genezen had. Paulus gaat het om de roem van de God van Israël die mensen bij elkaar gebracht heeft die het aandurfden hun maatschappelijke grenzen los te laten. Niet langer zijn er Joden en Grieken, slaven en vrijen, mannen en vrouwen, ouderen en jongeren maar voortaan zijn er Christenen die van elkaar houden, voor elkaar zorgen en die houding ook op de samenleving proberen over te brengen. In een samenleving die van etiketten aan elkaar hangt een ware revolutie. Wie zich aan het hoofd van een dergelijke beweging stelt kan er gemakkelijk eer aan beleven en dat gebeurde in de dagen van Paulus maar al te vaak in de jonge gemeenten. Overal lees je er zijn waarschuwingen tegen.

Paulus gebruikt hier een woordspeling die in het Nederlands verloren gaat. Maar iemand die zichzelf telt, die zichzelf meet en als maat gebruikt is dom, Paulus telt zich daar niet bij, die meet zich er niet aan af. Jezelf aanbevelen moet dus niet. Paulus komt ook niet uit zichzelf, hij is ook maar gestuurd, gezonden heet het deftig. En hij beperkt zich tot het gebied dat is afgesproken met de apostelen in Jeruzalem. Paulus zou gaan naar de Heidenen en de overige apostelen naar de Joden. Het klinkt bescheiden als je het zo zegt maar dat betekent dat de overige apostelen zich beperken tot Jeruzalem en het kleine stukje Palestina daar om heen en dat Paulus de hele rest van het grote Romeinse Rijk voor zijn rekening neemt. In de praktijk ging dat wel wat anders en gingen de overige apostelen voor een deel Paulus achterna en kreeg Paulus in de loop van de tijd ook allerlei medewerkers die op hun beurt zelfstandig op reis gingen. Maar de diplomatieke taal waarmee Paulus zijn taak kleiner voorstelt doet weldadig aan als we letten op allerlei kerkvorsten die de hele wereld pretenderen voor te kunnen schrijven hoe te geloven.

Maar uiteindelijk blijft het gaan om het Evangelie, de boodschap van de bevrijding van de armen zoals Lucas dat eens omschreef. Daarbij hoort niet dat je je beroept op een succes. Het is God zelf die mensen tot bekering brengt en als jij degene bent die het de mensen hebt laten horen mag je alleen maar dankbaar zijn. Er hoort dus ook geen concurrentie te zijn in de verkondiging. Als er tegenwoordig een nieuw boek over kerkvorming verschijnt in Amerika wordt er in Nederland weer een nieuw genootschap opgericht. Dat heeft dan een betere methode dan alle anderen genootschappen die eerder bestonden. Zo is het dus niet. We zoeken naar de verkondiging aan ieder in diens eigen taal. En om de verkondiging van dat Evangelie gaat het, ook vandaag weer. En de eigen taal is de taal van wie je wil laten luisteren, niet een gewone taal waar je je gewoonlijk zelf in uitdrukt. Eerst luisteren naar de ander en dan vertellen. Daar mag iedereen aan meedoen, U ook.

Niet de wapens

2 Korintiërs 10:1-11

1 Ik, Paulus, die me volgens zeggen zo bedeesd gedraag wanneer ik bij u ben en alleen uit de verte flink doe tegen u, ik doe een beroep op u in naam van de zachtmoedigheid en mildheid van Christus. 2 Het ontbreekt mij allerminst aan zelfvertrouwen om, eenmaal bij u, streng te durven optreden tegen die paar mensen die denken dat we uit zwakheid handelen. Maar ik vraag u ervoor te zorgen dat dat niet nodig zal zijn. 3 We zijn weliswaar zwak, zoals alle mensen, maar we vechten niet met aardse middelen. 4 De wapens waarmee wij ten strijde trekken zijn niet de wapens van deze wereld; ze zijn zo krachtig dat ze bolwerken kunnen slechten voor God. We halen spitsvondigheden neer 5 en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, we maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen 6 en zullen op het moment dat u Hem volledig gehoorzaam bent geworden, paraat staan om anderen voor hun ongehoorzaamheid te straffen.
7 Zie nu eens de feiten onder ogen! Wanneer iemand er zo van overtuigd is dat hij dienaar van Christus is, moet hij goed bedenken dat ook wij dienaar van Christus zijn, evengoed als hij. 8 Zelfs al zou ik overdreven hoog opgeven van het gezag dat de Heer ons heeft toevertrouwd – een gezag dat opbouwend wil zijn, niet u wil neerhalen –, dan nog zal blijken dat ik de waarheid spreek. 9 Ik wil niet de indruk wekken u alleen door middel van brieven ontzag te willen inboezemen. 10 Er zijn er namelijk die zeggen: ‘In zijn brieven slaat hij weliswaar een gewichtige en imponerende toon aan, maar zijn persoonlijk optreden is zwak en wat hij zegt heeft weinig te betekenen.’ 11 Laat iemand die dat beweert gezegd zijn dat ik, eenmaal bij u, precies zo zal optreden als in mijn brieven. (NBV21)

Die Paulus moet een raar mannetje geweest zijn. Hij was klein van stuk, een in Turkije geboren Jood en had een zweer of iets dergelijks boven één van zijn ogen. In de ogen van de Grieken uit Korinthe was het helemaal niets. Die waren gewend aan het nastreven van lichamelijke schoonheid. Die schoonheid werd verbonden met het goede, als het mooi was dan was het goed en als de mens mooi was dan was die mens goed. Als die mens lelijk was dan deugde die mens niet. Wij zeggen dat misschien niet meer zo openlijk maar uit tal van handelingen en maatschappelijke uitingen blijkt maar al te zeer dat we er tegenwoordig bijna nog net zo over denken. Let maar eens op de overdreven aandacht voor de rijkdom van Nederlandse fotomodellen en uitgebreide tv programma’s over mensen die er niet als het doorsnee schoonheidsideaal uitzien. Over die mensen wordt ook gesproken in termen van zielig dat ze zo voor de televisie komen. Over die fotomodellen wordt nooit gezegd dat al dat gewroet in je priveleven in en in zielig is, zeker als je dan ook nog operaties en ingrepen overweegt die je voor je gevoel nog mooier zouden moeten maken.

Maar schoonheid overtuigt net als in de dagen van Paulus. Daarom zijn er mensen in de gemeente van Korinthe die beweren dat als Paulus er zelf is hij toch niet zo stevig spreekt als in zijn brieven. Nu zijn de meeste brieven van Paulus opgebouwd volgens de regels van de Griekse redeneerkunst, de retorica, en er waren mensen die er in geschoold waren om dat prachtig te kunnen voordragen. Mooi geschreven en mooi voorgedragen maakt nu eenmaal veel indruk. Paulus zoekt een andere weg, de weg van de inhoud. Op die weg komt hij uit bij het gegeven dat binnen de christelijke gemeente met andere wapens gestreden wordt als in de niet christelijke wereld. In die gemeente is het onderscheid tussen mensen immers weggevallen. In die gemeente telt iedereen mee en maken geslacht, afkomst of rijkdom niet meer uit. Binnen die gemeente gaat het niet meer om je eigen belang maar om het belang van de zwaksten en de minsten. Daar staan juist de mensen met een beperking centraal, de hulp aan hen bepaalt het handelen van de gemeente, bepaald het gesprek en de agenda.

Paulus kan zich verdedigen tegen het verkeerd soort waardering die de gemeente in Korinthe wordt opgedrongen. Hij heeft er de woorden voor en kan bogen op zijn daden, hij ging er immers op uit om als eerste de mensen te vertellen van het andere soort samenleving waar ze bij konden gaan horen. Dat was toch het soort samenleving waar die wereldse maatstaven van schoonheid is het goede niet meer opgingen. En dat niet alleen, dat is ook een samenleving waar de een zich niet beter vindt dan de ander. Paulus komt niet als baas van de gemeente maar als vriend. Die vriendelijkheid wordt ook in onze dagen als zwakheid gezien, wie vriendelijk wil omgaan met anderen wordt als theeleut afgeschilderd. Kennelijk overkwam dat Paulus ook. Als je dus beweert dat je bij die samenleving van Jezus van Nazareth wil horen dan hoort die rare Paulus daar ook bij. Dan gaat het dus weer om de zwaksten en de minsten, ook vandaag nog. Ook vandaag nog mogen wij onze agenda daardoor laten bepalen.

 

Wie karig zaait, zal karig oogsten

2 Korintiërs 9:1-15

1 Eigenlijk hoef ik u niets te schrijven over de collecte voor de heiligen in Jeruzalem, 2 want ik weet dat u bereid bent mee te doen. Daarom kon ik vol trots tegen de Macedoniërs zeggen: ‘Achaje stond vorig jaar al klaar.’ Uw enthousiasme heeft de meesten van hen tot navolging geprikkeld. 3 Ik stuur nu de broeders naar u toe om ervoor te zorgen dat we inderdaad trots op u kunnen zijn en dat u ook werkelijk klaarstaat, zoals ik heb gezegd. 4 Het mag niet zo zijn dat, wanneer een aantal Macedoniërs met mij meekomt, blijkt dat u nog helemaal niet zover bent. Die schande wil ik ons, beter gezegd: u, in deze zaak besparen. 5 Dus daarom vond ik het nodig de broeders te vragen vooruit te gaan. Dan kunnen ze de gift die u al hebt toegezegd nog voor mijn komst inzamelen, zodat deze niet hoeft te worden bijeengeschraapt wanneer ik aankom, maar als een gulle gave klaarligt. 6 Bedenk dit: wie karig zaait, zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. 7 Laat ieder zo veel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft. 8 God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven, zodat u altijd en in alle opzichten voldoende voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk. 9 Zo staat er geschreven: ‘Gul deelt hij uit aan de armen, zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.’ 10 God, die zaad geeft om te zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt. 11 U bent in ieder opzicht rijk geworden om in alles vrijgevig te kunnen zijn, en uw vrijgevigheid leidt door onze bemiddeling tot dankzegging aan God. 12 Uw bijdrage aan de collecte heft immers niet alleen het gebrek van de heiligen in Jeruzalem op, maar leidt er bovendien toe dat ze God uitbundig danken. 13 Ze prijzen God omdat u er blijk van geeft gehoorzaam te zijn aan het evangelie van Christus, wat u bewijst door de ruimhartigheid waarmee u met hen en alle anderen wilt delen. 14 In hun gebed voor u spreken ze hun verlangen naar u uit, omdat ze zien hoe overvloedig de genade is die God u heeft bewezen. 15 Laten we God danken voor zijn onbeschrijfelijk geschenk.(NBV21)

In het gedeelte dat we vandaag lezen zet Paulus de collecte voor de gemeente in Jeruzalem in het perspectief van arm en rijk zoals dat in de Bijbel tot uiting komt. Van de God van Israël wordt gezegd dat die rijkelijk aan de armen uitdeelt. Je hoeft dus nooit bang te zijn arm te worden, ook dan is er hulp al moet die misschien ook alleen van God zelf komen. Maar je moet beseffen dat je rijk bent om uit te kunnen delen. Hoe rijk je bent blijkt eigenlijk alleen uit hoeveel je weet uit te delen. In onze dagen lijken we het uitdelen te verleren. Onze ontwikkelingshulp leert mensen om beter en meer voedsel te verbouwen. Om een betere gezondheidszorg voor zichzelf te organiseren en gezonder te gaan leven. Toch gaan boeren in arme landen failliet omdat ze niet kunnen concurreren met de producten die boeren uit het rijke westen kunnen dumpen omdat die subsidies van hun regeringen krijgen. Het lijkt er daarom vaak op dat ontwikkelingshulp niet werkt en daarom gaan we nu bezuinigen.

Er is nog een andere reden waarom ontwikkelingssamenwerking niet lijkt te werken. Onze rijken houden van stabiele samenlevingen. Daar moet niet te veel veranderen. Daar moeten zeker geen grote groepen zijn die zorgen dat de inkomsten van het volk ook eerlijk worden verdeeld. Dictators zorgen voor zulke stabiele samenlevingen. Tegenstemmen worden in bloed gesmoord maar uiterlijk lijkt de rust verzekerd. Onze regeringen hebben dan ook vaak innige en nauwe banden met die dictaturen. Maar ontwikkeling is verandering, ontwikkelde mensen vragen inspraak en medezeggenschap. Dictators zorgen er daarom voor dat de hulp in hun zakken verdwijnt en dat het volk er maar nauwelijks profijt van heeft. We moeten daarom niet bezuinigen maar zorgen voor eerlijke handelsverhoudingen en democratie.

Regeringen die de mensenrechten schenden en hun volk niet aan het woord laten moeten we mijden en afsnijden van hulp. Er zijn altijd organisaties te vinden die buiten de regeringen om de armen kunnen helpen en aan werkelijke ontwikkeling kunnen doen. Paulus laat het ons zien. De gemeente in Korinthe die zo enthousiast begonnen was om geld bijeen te brengen voor de armen in Jeruzalem krijgt de kans om dat werk met eer af te maken. De gemeenten in Macedonië hadden het voorbeeld van Korinthe gevolg en als Paulus nu weer naar Korinthe komt kunnen zijn metgezellen uit Macedonië zien hoe goed dat voorbeeld wel niet was. Dat voorbeeld van Korinthe mag ook ons voorbeeld zijn als we een open oog hebben voor de armoede in de wereld en alles uit de kast willen halen om die armoede op te heffen, te beginnen met delen van onze rijkdom. Dat kan elke dag, ook vandaag weer.

 

Ook tegenover mensen

2 Korintiërs 8:16-24

16 Ik dank God dat Hij Titus net zo enthousiast over u heeft gemaakt als ik ben. 17 Toen ik hem vroeg opnieuw naar u toe te gaan, bleek dat hij, geestdriftig, daartoe zelf al had besloten. 18 Wij sturen een broeder met hem mee die om zijn werk voor het evangelie door alle gemeenten geprezen wordt. 19 Bovendien is hij door de gemeenten in Macedonië gekozen om met ons mee op reis te gaan en ons te helpen bij dit goede werk, dat wij verrichten ter ere van de Heer en om onze goede bedoelingen te tonen. 20 We willen vermijden dat ons beheer van deze rijke gaven onder verdenking komt te staan, 21 want we proberen niet alleen tegenover de Heer het goede te doen, maar ook tegenover mensen. 22 Verder sturen we een broeder mee wiens inzet we al bij veel gelegenheden hebben leren kennen, maar die zich deze keer door zijn grote vertrouwen in u nog meer wil inspannen. 23 Wat Titus betreft: hij is mijn metgezel en werkt met ons mee ten dienste van u. Wat de twee andere broeders betreft: ze zijn de vertegenwoordigers van de gemeenten in Macedonië en strekken Christus tot eer. 24 Bewijs hun, en daarmee de gemeenten, dat u hen liefhebt en laat zien dat wij terecht zo trots op u zijn. (NBV21)

Dat is nogal wat. Paulus moet kennelijk heel wat wantrouwen overwinnen. Drie mensen worden vanuit Macedonië naar Korinthe gestuurd om de collecte op te halen voor de gemeente in Jeruzalem. Daarvoor wordt allereerst een naaste medewerker gestuurd, Titus. Die was zelf al enthousiast genoeg om naar Korinthe te gaan. Maar er wordt ook een vooraanstaand lid van de gemeenten in Macedonië meegestuurd om toezicht te houden op de opbrengst van de collecten in Macedonië en in Korinthe. En daarnaast nog een broeder die zich behoorlijk heeft ingezet en die in ruil nu de gemeente in Korinthe mag gaan helpen. Een zware delegatie zouden we tegenwoordig zeggen. Wie de financiële schandalen kent die in kerken en kerkelijke gemeenschappen van tijd tot tijd opduiken zal niet verbaasd zijn dat het nodig is. De tijd van Paulus was geen tijd van gecertificeerde accountants met een eigen beroepscode.

Er was geen tijd van Paulus, geen vergaand geautomatiseerd belastingsysteem. Toezicht op boekhoudingen was totaal afwezig. Daarom moest een gemeente vertrouwen hebben in degenen aan wie geld werd afgedragen. Paulus zorgt zelf bij voorbaat voor het winnen van vertrouwen. Leiders van Kerken en kerkelijke gemeenschappen die roepen dat de gemeente maar vertrouwen moet hebben omdat ze nu eenmaal tot die kerk of gemeenschap behoren hebben het dus mis. Zij horen juist aan Paulus een voorbeeld te nemen en zelf voor transparantie en controleerbaarheid te zorgen en er bovendien ook zelf voor te zorgen dat die controle onafhankelijk volgens de moderne maatstaven plaatsvindt. Paulus haalt voor een collecte in die ene gemeente alles wat hij voor handen heeft uit de kast, wij kunnen het niet met minder doen. In het slot van het gedeelte van vandaag wordt nog over Titus gesproken als over de metgezel van Paulus. Eigenlijk zou je hier ook kameraad kunnen vertalen, een woord dat voor Bijbelvertalers wat te partijdig klinkt, maar van Titus wordt ook gezegd dat hij de kameraad van Paulus in Korinthe is, of zal zijn.

En dat is niet onbelangrijk. Uit verschillende brieven krijgen we toch de indruk dat er in die allerjongste gemeenten gemakkelijk partijen en groepen konden ontstaan die met elkaar in discussie waren of zelfs met elkaar in strijd raakten. De namen van de metgezellen van Titus worden niet genoemd. Ze zijn dus niet zo belangrijk. Belangrijk is dat we weten dat ze een verzekering zijn tegen roddel en achterklap. Het is Titus die namens Paulus het Evangelie verkondigd en de collecte organiseert. Gelukkig dat wij daarvoor Kerk in Actie hebben die verantwoording aflegt en transparantie organiseert. Kerk in Actie helpt wereldwijd mensen zich te ontplooien, helaas al te vaak door hongersnood te bestrijden of ziekten te genezen, maar als het kan ook door het steunen van plaatselijke investeringen en onderwijs. Aan ons om net als de gemeente in Korinthe de armen in de wereld te steunen. Dat hoeft niet alleen in de kerk, dat kan elke dag, ook vandaag weer.

Met vreugde aanvaard

2 Korintiërs 8:10-15

10 In uw eigen belang raad ik u het volgende aan. U hebt al een jaar geleden een begin gemaakt met de collecte, en bovendien toonde u dat u graag wilt meedoen. 11 Rond deze nu dan ook af met dezelfde bereidwilligheid als waarmee u begon, en geef daarbij naar vermogen. 12 Als u namelijk bereidwillig geeft van wat u hebt, worden uw gaven met vreugde aanvaard; u hoeft niet te geven van wat u niet hebt. 13 Het is niet de bedoeling dat u door anderen te helpen zelf in moeilijkheden raakt. Er moet evenwicht zijn. 14 Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem, zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen. Zo is er evenwicht, 15 zoals ook geschreven staat: ‘Hij die meer had, had niet te veel; hij die minder had, had niet te weinig.’ (NBV21)

Het is goed actie te voeren en geld bijeen te brengen. Maar er zijn grenzen. Je kunt een actie zo opkloppen dat mensen meer gaan geven dan verantwoord is. Geld inzamelen betekent armoede opheffen en niet armoede veroorzaken. In Korinthe waren ze al een jaar bezig om geld in te zamelen voor de arme gemeente in Jeruzalem. Uit wat Paulus hier heel voorzichtig schrijft lijkt het er op dat er een soort wedstrijd is ontstaan. Wie geeft meer en kan er nog meer. Wij doen dat soms ook en verbinden er dan loterijen aan. Als iedereen veel loten koopt kunnen we veel aan goede doelen geven en houd u er heel erg misschien ook nog wat aan over. Wie koopt de meeste loten, wie deelt de grootste prijzen uit, wie geeft het meest aan goede doelen. Het lijkt er op dat die drie een eenheid vormen. Zo is het niet.

Paulus zegt heel nuchter. Houd er mee op. De armen in Jeruzalem hebben er meer aan dat ze het geld krijgen dan dat jullie tot in het oneindige blijven inzamelen. Door dat wedstrijdkarakter in Korinthe kunnen mensen zich ook in moeilijkheden geven. Vanwege de groepsdruk geven ze meer dan verantwoord en worden daarvoor ook nog geprezen. Zo moet het niet. Paulus zegt dat je naar een evenwicht moet streven. De armen moeten er beter van worden maar de gevers niet echt veel slechter. Er wordt in onze dagen wel gesteld dat als alle mensen het bedrag dat ze aan loten kopen beter direct aan goede doelen zouden geven er veel en echt heel veel meer beschikbaar komt voor de goede doelen. Een beloning is nooit nodig om goed tre doen.
Maar naast de loterijen hebben we ook acties bij honger en ellende.

Bij noodhulp moet je je dan wel afvragen of de armen daar wel eerlijke omstandigheden hebben als ze weer in staat zijn hun producten op onze markten aan te bieden. Meestal heeft de ernst van de gevolgen direct te maken met hun armoede en kunnen we niet alleen helpen met noodhulp, een vorm van aalmoezen, maar ook met eerlijker handelsverhoudingen. Niet alleen hulp maar ook kansen. Maar dat we zelfs geld bijeen hebben gebracht voor een rijk land als Japan, nadat het getroffen was door een ongelooflijk grote ramp, blijft een goede zaak. Ook al is een land rijk, als de mensen niets meer hebben heerst er de armoede en van die heerschappij moeten we immers de hele wereld bevrijden. Maar zorg er voor dat we ook bij de volgende ramp opnieuw kunnen geven. Dat is de les die Paulus ons vandaag voorhoudt en die we ook vandaag weer ter harte mogen nemen.

 

U blinkt in alles uit

2 Korintiërs 8:1-9

1 Broeders en zusters, wij willen u niet onthouden wat Gods genade tot stand heeft gebracht in de gemeenten van Macedonië: 2 ze zijn door ellende zwaar op de proef gesteld maar zijn toch, vervuld van een overstelpende vreugde en ondanks hun grote armoede, zeer vrijgevig. 3 Ik verzeker u dat ze naar vermogen hebben gegeven, ja zelfs boven hun vermogen. 4 Uit eigen beweging hebben ze ons dringend verzocht mee te mogen doen aan de collecte om de heiligen in Jeruzalem te ondersteunen. 5 En ze gaven aanzienlijk meer dan we hadden verwacht: door Gods wil gaven ze zichzelf in de eerste plaats aan de Heer, en vervolgens ook aan ons. 6 We hebben er dan ook bij Titus op aangedrongen dat hij dit goede werk, waarmee hij al bij u begonnen is, voltooit. 7 U blinkt in alles uit: in geloof, in kennis en welsprekendheid, in inzet op elk gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt – blink dus ook uit in dit goede werk. 8 Ik zeg dit niet als een bevel; door op de inzet van anderen te wijzen wil ik nagaan of uw liefde oprecht is. 9 Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: Hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden. (NBV21)

Paulus en Barnabas hadden bij hun bezoek aan Jeruzalem met Petrus, Jacobus en Johannes afgesproken voor de arme gemeente in Jeruzalem te collecteren onder de uit de Heidenen afkomstige Christenen. De Christenen afkomstig uit de Joden bleven over het algemeen de Tempelbelasting betalen en de apostelen wilden niet nog meer spanningen als zij propageerden daarmee op te houden. De gemeente van Jeruzalem was arm. Zeker nadat er een jaar of tien na de opstanding in het hele Romeinse Rijk een hongersnood uitbrak. De gemeente in Jeruzalem werd vervolgd. Uiteindelijk zou ook Paulus daarvan de gevolgen ondervinden. De gemeenten in Macedonië die hier worden genoemd waren ook arm. Macedonië was zelf eigenlijk een rijk land maar de Romeinen hadden het behandeld als wingewest en leeggezogen. Toch hadden de gemeenten daar gecollecteerd voor de arme gemeente in Jeruzalem. Paulus had ze er zelfs niet om gevraagd.

Korinthe was een rijke handelsstad in Griekenland. Het had een grote haven en goederen uit de hele regio werden hier uitgevoerd en van de rest van de Middellandse Zee werden hier ingevoerd. Macedonië kenden ze daar zeker ook wel. Tegenwoordig is het grootste deel van Macedonië een onafhankelijk land, dat heet Noord Macedonië. Een zuidelijk deel is een provincie van Griekenland. Het ligt dus helemaal aan de rand van het land en streken die aan de rand van een land liggen zijn meestal niet de rijkste streken. Dat was in de dagen van Paulus zeker het geval. Macedonië was rijk geweest aan goud, zilver, koper, ijzer, zout en scheepstimmerhout. Maar de Romeinen hadden de streek als wingewest behandeld en uitgemergeld. De streek had ook te lijden gehad van aardbevingen waardoor de welstand nog verder achteruit was gegaan. Wij zouden het nu Groningen noemen.

Paulus begint de gemeenten daar, we kennen Filippi en Tessalonica,te vertellen hoe zij geld bijeen hadden gebracht voor de gemeente in Jeruzalem. Die gemeente in Jeruzalem moet een erg arme gemeente geweest zijn. Paulus is meer dan een jaar bezig geweest om collectes te organiseren voor die gemeente. Hij zal wel enige schuldgevoelens gehad hebben ook want een van de redenen van de armoede was het vervolgen van de gemeenten. Maar Jeruzalem was de basis van de beweging van de Weg en moest alleen al daarom in stand gehouden worden. Paulus schrijft er wel bij dat we niet meer moeten geven dan we kwijt kunnen. Je kunt beter drie keer nadenken voor je wat geeft dan jezelf in problemen brengen door enthousiast maar ondoordacht geven. Het zijn adviezen die ook in onze dagen ter harte mogen worden genomen. Wij hebben immers ook te maken met telkens terugkerende akties. Voor Oekraïne, voor Jemen, voor Haïti, en noem de landen maar op waar rampen komen of zijn geweest. En delen is het eerste gevolg van ons geloof in Jezus van Nazareth, ook vandaag nog. Wij hebben een kerk in actie en laten Wilde Ganzen vliegen.