U bent rechtvaardig.

Nehemia 9:1-8

1 Op de vierentwintigste dag van deze maand kwamen de Israëlieten weer bijeen. Ze vastten en waren gehuld in boetekleren en met stof bedekt. 2 De geboren Israëlieten gingen apart staan van de vreemdelingen, en zij beleden schuld voor hun zonden en voor de wandaden van hun voorouders. 3 Zo stonden ze daar, en gedurende een vierde deel van de dag werd er voorgelezen uit het boek van de wet van de HEER, hun God, en nog eens een vierde deel van de dag beleden ze schuld en bogen ze zich neer voor de HEER, hun God. 4 Op de verhoging van de Levieten stonden Jesua, Bani, Kadmiël, Sebanja, Bunni, Serebja, Bani en Kenani, en met luide stem riepen zij de HEER, hun God, aan. 5 De Levieten Jesua, Kadmiël, Bani, Chasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja en Petachja zeiden: ‘Sta op, prijs de HEER, uw God, voor eeuwig en altijd: “Moge uw luisterrijke naam, die verheven is boven alle lof en roem, geprezen zijn. 6 U alleen bent de HEER, U hebt de hemel gemaakt, de hoogste hemel en alle hemellichamen, de aarde en de zeeën met alles wat daar leeft. U geeft aan alles het leven, voor U buigen de hemelse machten. 7 U bent de HEER, de God die Abram heeft uitgekozen, die hem uit Ur, de stad van de Chaldeeën, heeft geleid, die zijn naam veranderd heeft in Abraham. 8 U hebt gezien hoe zijn hart trouw bleef aan U, U hebt een verbond met hem gesloten en hem beloofd het land van de Kanaänieten, de Hethieten, de Amorieten, de Perizzieten, de Jebusieten en de Girgasieten aan zijn nageslacht te geven. U hebt uw woord gehouden, U bent rechtvaardig. 9 U zag de ellende van onze voorouders in Egypte, bij de Rietzee hoorde U hen om hulp roepen. (NBV21)

Elk jaar vieren de Joden de Grote Verzoendag. Een dag van rouw en boetedoening. Maar waarom zouden ze? De mensen die Grote Verzoendag intensief beleven zijn de mensen die het hele jaar trouw naar de Synagoge gaan, koosjer eten en proberen zich streng aan de Wet te houden. De Judeeërs waar we vandaag over lezen waren de mensen die notabene met gevaar voor eigen leven de muur rond Jeruzalem hadden opgebouwd. Waarom zouden die nu in boetekleren gehuld gaan, moeten vasten en stof op hun hoofd strooien. Om aan te tonen dat ze bij het volk hoorden dat ooit de Wet van de Woestijn had ontvangen gingen ze nog apart staan ook. Maar het ging om die Wet. Daar lieten ze zich eerst uit voorlezen, heb Uw naaste lief als Uzelf. Dat deden ze, net als wij, vaak niet. En daar hadden ze zeker een kwart van de dag voor nodig om dat uit te spreken.

Wanneer hadden ze allemaal de armen onder hen vergeten, de lamme langs de kant van de weg laten zitten, de blinde in het donker laten rondscharrelen en de dove vergeten duidelijk te maken waar het om gaat in het leven. Als je bij jezelf nagaat hoe vaak je toch dingen doet die niet ten goede komen aan de minsten in de samenleving, als je nagaat hoe vaak je vergeet de vreemdelingen uit te nodigen voor bijeenkomsten die de samenleving aangaan dan realiseer je je pas hoe goed het is dat er een verhaal bestaat over een God die voortdurend oproept om juist dat goede te doen. Die al begon met Abraham om hem uit het land van hebben en houden te leiden naar het land van delen. Die daar nooit mee is opgehouden hoeveel onschuldige mensen er inmiddels ook ter dood zijn gebracht. Ja zelfs door de dood heen blijft dat verhaal door gaan en elk dag kunnen we er over lezen en elke dag mogen we duizend keer opnieuw de weg gaan die voor ons door Jezus van Nazareth werd gewezen.

Duizend keer konden de Joden de leer van Mozes, zoals ze de Wet eigenlijk noemden, bestuderen maar toch weken ze telkens weer van diezelfde leer af. Dat mag je je in je eentje realiseren maar je mag ook weten dat je niet de enige bent die het niet weet vol te houden en die steeds opnieuw moet beginnen. Daarom was de Grote Verzoendag een dag van boete en rouw maar tegelijk een feestdag. En ook al stonden de Israëlieten zelf apart omdat zij het waren die de richtlijn van God hadden gekregen ooit in de Woestijn, ze mochten de Feestdag vieren samen met de vreemdelingen in hun midden. Zo hadden zij het land gekregen dat overvloeide van melk en honing en zo mochten ze elk jaar een nieuwe samenleving beginnen. In veel Christelijke kerken wordt dat eigenlijk nog steeds gedaan en dan elke week. De nood en het kwaad van de wereld wordt daar in Gods handen gelegd en samen probeert men een nieuwe start voor de nieuwe samenleving, het Koninkrijk van God, te vinden. Je mag er elke zondag zomaar bij zijn, vreemdeling of niet.

Feestvreugde

Nehemia 8:13-18

13 De volgende dag kwamen de priesters en de Levieten en alle familiehoofden van het volk samen bij Ezra, de schrijver, om zich te verdiepen in de bepalingen van de wet. 14 In de wet die de HEER hun bij monde van Mozes had opgelegd vonden ze opgetekend dat zij, de Israëlieten, tijdens een feest in de zevende maand in loofhutten moesten wonen, 15 en dat ze in Jeruzalem en in alle andere steden het volgende bekend moesten maken: ‘Ga de bergen in en haal takken van de olijfboom, de oleaster, de mirte, de palm en andere loofbomen om er loofhutten mee te maken, zoals is voorgeschreven.’ 16 De mensen gingen eropuit om takken te halen, en iedereen maakte een loofhut, op zijn dak of op zijn erf, en ook in de voorhoven van de tempel en op de pleinen voor de Waterpoort en de Efraïmpoort. 17 De hele gemeenschap die uit de ballingschap was teruggekeerd maakte loofhutten en ging erin wonen. Dat hadden de Israëlieten vanaf de tijd van Jozua, de zoon van Nun, tot op deze dag niet meer gedaan. De feestvreugde was groot. 18 Iedere dag van het feest, van de eerste dag tot de laatste, werd er voorgelezen uit het boek van de wet van God. Zeven dagen vierden ze feest, en op de achtste dag was er een feestelijke samenkomst, zoals was voorgeschreven. (NBV21)

Het was zo lang geleden dat er uit de boeken van Mozes was gelezen dat zelfs de Priesters en de Levieten vergeten waren wat er nu allemaal precies in stond. Dus moesten ze studeren. En in het zestiende hoofdstuk van het boek Deuteronomium kwamen ze ineens dat feest tegen. Dat moest gevierd worden ongeveer in de maand waarin ze klaar waren gekomen met de bouw van de stadsmuur en de poorten. Dat was dus het feest dat paste bij het begin van de nieuwe samenleving.  Niet een samenleving van starre stenen waar niets meer te veranderen viel maar een samenleving van mensen. Die kunnen rustig in hutten wonen als ze maar samen doen. Daar slaan overigens ook die verschillende planten op die ze moesten plukken. In de Joodse terminologie van het Loofhuttenfeest krijgen ze de opdracht een Loelav samen te stellen. Een Loelav is de naam van een plantenbundel met vier delen: allereerst een  een jonge palmtak, de eigenlijke loelav, dan de oleander, een citrusvrucht, ook de Etrog genoemd, dan drie takken van de Mirte-struik en en tot slot twee takken van de beekwilg.

Over de betekenis van deze vier onderdelen van de plantenbundel bestaan in de rabbijnse overlevering verschillende soorten uitleg. De mooiste komt van de Rabbijn die schreef dat dat de Etrog (de citroenachtige vrucht) geur en smaak heeft, zij staat voor het deel van Israël dat kennis heeft van de Tora, de Wet van de Liefde, en goede daden doet. De tak van de palm heeft smaak maar geen geur, dat betekent: er zijn er in Israël die goede daden doen maar geen kennis hebben van de Tora. De takjes van de Mirte-struik hebben geur maar geen smaak, zij staan voor Israël dat wel de Tora kent maar geen goede daden doet. En de beekwilg, zij heeft smaak noch geur: ‘Er zijn er in Israël die geen goede daden doen en ook geen kennis hebben van de Tora’.  En wat doet de Ene, de Eeuwige? Israël vernietigen, zijn geliefde? Dat is onmogelijk. Daarom laat Hij hen samen in één land zodat ze voor elkaar verzoening doen!

Zo konden ze het feest van de Wet van de Woestijn vieren. Ze hadden dezelfde ervaring gehad toen ze de muur rond Jeruzalem bouwden. Zonder elkaar hadden ze het niet gered. Niemand had de hele muur kunnen bouwen, niemand had alle twaalf poorten kunnen aanbrengen. Niemand had alleen de vijanden buiten de muren kunnen houden. Alleen samen hadden ze kunnen bereiken wat ze bereikt hadden. Zo moesten ze daarom ook verder. Na zeven dagen feesten hielden ze op de achtste dag opnieuw een feestelijke maaltijd. De maaltijd zoals voorgeschreven, familie bij familie, maar met de armen in de stad, met de Levieten maar ook met de vreemdelingen die er waren. Iedereen moet kunnen meedoen aan die nieuwe samenleving. Zij hadden het gehoord, nu wij nog.

Ze deelden alles met elkaar

Nehemia 7:72b–8:12

72b De tempelknechten en alle andere Israëlieten vestigden zich in hun steden.’ 1 Aan het begin van de zevende maand, toen de Israëlieten zich in hun steden hadden gevestigd, verzamelde het voltallige volk zich op het plein voor de Waterpoort. Men vroeg Ezra, de schrijver, het boek te halen met de wet van Mozes, de wet die de HEER aan Israël had opgelegd. 2 Ezra, de priester, haalde het wetboek en toonde het aan de aanwezige mannen en vrouwen, en aan iedereen die in staat was het te begrijpen. Dit gebeurde op de eerste dag van de zevende maand. 3 Op het plein voor de Waterpoort las Ezra de mannen en de vrouwen en iedereen die het kon begrijpen hardop uit het boek voor, vanaf het moment dat het licht werd tot de middag. Allen luisterden aandachtig naar de voorlezing van het wetboek. 4 Ezra, de schrijver, stond op een houten verhoging die voor deze gelegenheid was vervaardigd. Naast hem, aan zijn rechterhand, stonden Mattitja, Sema, Anaja, Uria, Chilkia en Maäseja, en aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malkia, Chasum, Chasbaddana, Zecharja en Mesullam. 5 Ezra stond hoger dan het volk, zodat iedereen kon zien hoe hij het boek opende, en op dat moment ging heel het volk staan. 6 Ezra prees de HEER, de grote God, en heel het volk antwoordde: ‘Amen, amen,’ en ze hieven hun handen op, knielden neer en bogen diep voor de HEER. 7 Vervolgens legden de Levieten Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan en Pelaja de wet uit aan het volk, dat weer was gaan staan. 8 De Levieten lazen het boek met de wet van God duidelijk voor en gaven er uitleg bij; zo verschaften ze inzicht in het gelezene. 9 Nehemia-hij was de landvoogd-,Ezra, de priester en schrijver, en de Levieten die het volk uitleg gaven, zeiden tegen iedereen: ‘Deze dag is gewijd aan de HEER, uw God; rouw dus niet, en huil niet!’ Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de wet hoorde. 10 Ezra zei tegen hen: ‘Maak een feestmaal klaar met lekker eten en drinken, en deel ervan uit aan wie niets heeft, want deze dag is gewijd aan onze Heer. Wees niet bedroefd, want de vreugde die de HEER u geeft, is uw kracht.’ 11 De Levieten maanden het volk tot stilte. Ze zeiden: ‘Wees stil, dit is een heilige dag, wees dus niet bedroefd.’ 12 Toen ging iedereen eten en drinken. Ze deelden alles met elkaar en maakten er een groot en vrolijk feest van. Ze hadden begrepen wat hun was verteld. (NBV21)

Voor een stad is de watervoorziening een levensader. Je merkt dat in onze dagen als er weer eens een hoofdwaterleiding is gesprongen en zelfs ziekenhuizen de operaties moeten afzeggen omdat er te weinig schoon drinkwater beschikbaar is. Water is dan ook een belangrijk onderwerp in de ontwikkelingssamenwerking. Schoon drinkwater voor de mensen, voldoende water voor planten en dieren en bescherming tegen water dat het land dreigt te overspoelen. Geen wonder dan ook dat in de stad van de Vrede die onder leiding van Nehemia vorm had gekregen de mensen bij de Waterpoort bij elkaar kwamen. En wat gingen ze doen? Bidden en zingen? Welneen, ze vroegen de Priester Ezra, zelf ook schrijver, om het Wetboek van Mozes te halen en voor te lezen.

Wat hier nu precies mee is bedoeld weten we niet. Onder de Wetten van Mozes worden over het algemeen de eerste vijf boeken van de Bijbel verstaan, Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Dat ze alle vijf achter elkaar zouden zijn voorgelezen lijkt gelet om hun omvang nogal onwaarschijnlijk. Er zijn geleerden die aannemen dat alleen het boek Deuteronomium is voorgelezen omdat dat boek in en na de ballingschap een grote invloed moet hebben gehad op het tot stand komen van de hele Hebreeuwse Bijbel zoals wij die nu kennen. Anderen houden het er op dat alleen de 10 geboden zijn voorgelezen, al lijkt dat weer wat weinig gelet op het vervolg van het verhaal. Hoe het ook zij, de stad van de vrede begint met het zich inprenten van de Wet van de Liefde, de wet die zegt dat je je naaste moet liefhebben als jezelf.

Dat is pas God liefhebben boven alles. Ze hadden Ezra op een speciale verhoging gezet zodat iedereen hem goed zou kunnen horen. Priesters en Levieten stonden het dichtst bij hem. Die Priesters en Levieten gingen vervolgens de Wet aan iedereen uitleggen. Dat ze het hadden begrepen zou snel genoeg blijken. Na een lange ballingschap, na een angstige tijd van herstel van de muren, was het begin van de nieuwe samenleving een emotioneel gebeuren. Velen barsten in huilen uit staat er. Maar huilen is niet het gepaste antwoord op de geboorte van een nieuwe samenleving. Dat hoort een feest te zijn. En dat feest krijgt een vorm die een antwoord is op de voorlezing van de Wet. Nog steeds is er een feest dat de vreugde van de Tora heet. In het verhaal van vandaag komt er een maaltijd waaraan iedereen kan meedelen. In de nieuwe samenleving is niet alleen voor iedereen een plaats, iedereen kan er ook aan meedoen. Dat is pas een stad van de Vrede, daar kunnen we nog steeds een voorbeeld aan nemen.

Het schriftelijke bewijs

Nehemia 7:61-72a

61-62 Verder nog zij die kwamen uit Tel-Melach, Tel-Charsa, Kerub, Addon en Immer, 642 afstammelingen van Delaja, Tobia en Nekoda. Zij konden echter niet aantonen dat de families waartoe zij behoorden Israëlitisch waren. 63 Dat gold ook voor de priesterfamilies Chobaja, Hakkos en Barzillai (zij heetten zo sinds hun stamvader een van de dochters van de Gileadiet Barzillai tot vrouw genomen had). 64 Zij zochten naar het schriftelijke bewijs dat ze in de geslachtsregisters waren ingeschreven, maar ze vonden het niet. Op grond daarvan werden ze onrein verklaard en van het priesterschap uitgesloten. 65 De landvoogd liet hun weten dat ze niet van de allerheiligste offergaven mochten eten totdat er een priester was die met behulp van de orakelstenen uitspraak kon doen. 66 De hele gemeenschap telde in totaal 42.360 personen. 67 Daarbij kwamen nog 7337 slaven en slavinnen, 245 zangers en zangeressen, 68 435 kamelen en 6720 ezels. 69 Een aantal familiehoofden stond een bijdrage af voor de tempeldienst, en de landvoogd gaf 1000 gouden darieken, 50 offerschalen, 30 priestergewaden en 500 mine zilver voor de tempelschat. 70 Enkele familiehoofden brachten voor de tempeldienst 20.000 gouden darieken en 2200 mine zilver bijeen, 71 en de overige teruggekeerde ballingen gaven 20.000 gouden darieken, 2000 mine zilver en 67 priestergewaden. 72 De priesters, de Levieten, de poortwachters, de tempelzangers, een deel van het volk, de tempelknechten en alle andere Israëlieten vestigden zich in hun steden.’ (NBV21)

Als er wat te verdelen valt zijn er altijd mensen die willen meedelen ook al komen ze daar niet voor in aanmerking. Ook winnaars trekken altijd volgelingen die wel niet weten waarom de winnaar een winnaar is maar graag in de buurt van winnaars gezien willen worden. Dat was ook al in de tijd van Nehemia zo. Er waren families die mee uit Babel gekomen waren en een beroep deden op de verwarring die door de ballingschap was ontstaan. Ze konden zich niet terugvinden in de geslachtsregisters die bewaard waren gebleven. Maar wie wist nu of alle geslachtsregisters ook bewaard waren gebleven? Nehemia liet het lot maar beslissen. Dat was een oud religieus gebruik waarbij de Hogepriester van de Tempel speciaal daarvoor gemaakte dobbelstenen liet rollen. Van de uitslag hing het ja of nee af. Dat was overigens niet willekeuriger als een beslissing van IND tegenwoordig wie er wel of niet ons land binnen mag en mee mag doen met onze samenleving.

In elk geval lees je uit dit verhaal dat deelname aan het volk van Israël niet te koop was. Ze mochten gewoon niet meedoen tot een beslissing gevallen was. Dat is bij ons anders. Als je geld genoeg hebt, als je rijk bent, dan krijg je vast een verblijfsvergunning voor ons land want dan ben je een aanmerkelijk Nederlands belang. Dat is ook zo als je heel hoog bent opgeleid en een Nederlands bedrijf wil je graag hebben. De strenge regels waar we altijd van horen gelden alleen voor de armen. En dat echte vluchtelingen hun vervolging vaak niet schriftelijk kunnen bewijzen omdat dictaturen wel uitkijken martelingen en vervolgingen schriftelijk vast te leggen komt bij onze IND eigenlijk nooit op. De samenleving van Nehemia werd ondertussen stevig opgebouwd. Er werden gaven ingezameld en de eerste belasting werd betaald, in gouden drachmen en zilveren minen. Die drachme is een Griekse munteenheid en de minen is een Babylonische maat, in de Bijbel ook wel talenten genoemd en vroeger ook wel vertaald met ponden.

Met de priestergewaden kon ook de Tempeldienst opnieuw in ere worden hersteld. De tempelschat was overigens een geld voorraad voor tijden van nood. Priesters en levieten hadden immers geen land. Zij waren afhankelijk van de offerbereidheid van de gelovigen. Levieten woonden in de dorpen en steden van Israël en waren daar ook rechters. Zij bestudeerden de wetten van Mozes, de Thora. Ze probeerden bij problemen in de samenleving uit te leggen wat er volgens de Thora zou moeten gebeuren, hoe de Thora vervuld zou moeten worden. Rechtspraak is de bodem en de ruggengraat van de samenleving, maar hier ging het niet alleen om beslissing van conflicten maar ook om het aangeven van de richting die de samenleving op zou moeten gaan.. Het is bij ons altijd weer jammer als een rechter een verdachte van een misdrijf vrij moet spreken omdat het Openbaar Ministerie haar werk niet goed heeft gedaan. Dan heeft het recht haar loop niet gehad en is er aan mensen onvoldoende of helemaal geen recht gedaan maar de vraag of de verdachte wellicht de juiste richting voor ons gewezen heeft blijft ook onbeantwoord.

De verdediging

Nehemia 7:1-7a(-60)

1 Toen de muur was opgebouwd liet ik de deuren in de poorten plaatsen. Er werden poortwachters aangesteld en de tempelzangers en de Levieten kregen hun taken toegewezen. 2 De verdediging van Jeruzalem droeg ik op aan mijn broer Chanani, en ook aan Chananja, de commandant van de burcht, want weinigen waren zo betrouwbaar en zo vroom als hij. 3 Ik zei tegen hen: ‘Op het heetst van de dag mogen de poorten van Jeruzalem niet opengedaan worden, en voordat hun dienst is afgelopen moeten de poortwachters de deuren sluiten. Vergrendel ze dan, en laat iedere inwoner van Jeruzalem wachtlopen, op zijn post of bij zijn eigen huis.’ 4 De stad was weliswaar zeer uitgestrekt, maar er waren weinig inwoners en ook waren er nog nauwelijks huizen herbouwd. 5 Mijn God gaf mij in om de vooraanstaande burgers, het stadsbestuur en het volk bijeen te roepen om in de registers te worden ingeschreven, en toen ontdekte ik het register van hen die destijds uit Babel waren weggetrokken. Het volgende was daarin opgetekend: 6 ‘Dit zijn de inwoners van de provincie Juda die zijn teruggekeerd uit de ballingschap in Babylonië, waarheen zij eerder waren weggevoerd door koning Nebukadnessar. 7a Zij zijn teruggekeerd met Zerubbabel, Jesua, Nechemja, Azarja, Raämja, Nachamani, Mordechai, Bilsan, Misperet, Bigwai, Nechum en Baäna, en vestigden zich in Jeruzalem en Juda, in hun eigen steden. (NBV21)

Al het verzet van de autoriteiten in Kanaän tegen de herbouw van de stad en de Tempel maakte Nehemia extra voorzichtig. Het oorspronkelijke bevel tot herbouw kwam van de koning die al enige tijd dood was de opdracht was nog eens bevestigd door de huidige koning maar die woonde ver weg. De herbouw van de stad had al eens stil gelegen toen er soldaten op af waren gestuurd. De veiligheidsmaatregelen waren ook nodig omdat er nog maar weinig inwoners waren en eigenlijk waren er ook nog maar weinig huizen herbouwd. De bouw van de Tempel en de stadsmuur met de poorten had absolute voorrang gehad. De ballingen die al vast met bouwen van mooie huizen waren begonnen hadden daar mee op moeten houden. Veiligheid is een absolute voorwaarde om tot wederopbouw te komen. De mensen in Oekraïne, weten er alles van. Als wat vandaag werd opgebouwd morgen kan worden afgebroken komt er van herstel van de samenleving weinig terecht. In het verhaal van vandaag zullen veel lezers bij vers 7 langzaam afhaken.

Wat moet je met al die namen en aantallen die daar achter staan. Het is zelfs bijna een herhaling van de lijst die ook in Ezra 4 voorkomt. Maar voor de Joden is een geslachtsregister een belangrijke zaak. Steeds grijpt zo’n lijst met namen terug op het boek Jozua waar beschreven staat onder welke families het land Israël was verdeeld en wie welk stuk land toeviel. Elke vijftig jaar was er een zogenaamd jubeljaar waar iedere familie weer opnieuw met dat stuk land zou kunnen beginnen. Dat jubeljaar was nooit echt gehouden maar profeten hadden er door de geschiedenis heen op teruggegrepen en het had de ballingen in Babel de hoop gegeven dat ooit terugkeer naar een land waar hen recht zou worden gedaan mogelijk zou worden. Nehemia maakt zo’n nieuw begin. En dan blijken die geslachtsregisters wel degelijk van belang. Voor ons herkennen we wellicht de naam Asaf die in vers 44 wordt genoemd.

In het boek van de Psalmen komt de naam al voor en kennelijk had het geslacht van Asaf een eigen zangbundel waaruit een aantal psalmen in het Boek van de Psalmen terecht zijn gekomen. Het waren de tempelzangers die de diensten van de levieten en de priesters een bijzondere rituele kleur gaven. De Bijbel spreekt niet veel over de manier waarop de diensten bij de Tempel plaatsvonden. De offers waren bestemd voor de maaltijden van de tempeldienaren. De Israëlieten moesten tenminste een aantal keer per jaar zorgen voor een maaltijd met de Levieten, de armen en de vreemdelingen. Maar de overlevering van de Tempel van Salomo kende kennelijk ook de slaven van Salomo, hun afstammelingen krijgen hier een eigen plaats in de Tempel. Zo was er een begin gemaakt met een nieuwe samenleving. Iedereen hoorde er bij en voor iedereen was er een eigen plaats. Dat maakt die uitgebreide lijst ook duidelijk. En daarmee volgt ook de vraag hoe dat eigenlijk bij ons zit.

Nee, ik ga niet.

Nehemia 6:10-19

10 Toen ik op bezoek was bij Semaja, de zoon van Delaja, de zoon van Mehetabel, deed hij zeer bezorgd en zei: ‘Wij moeten naar het huis van God gaan, elkaar ontmoeten in het hart van het heiligdom; we moeten de tempeldeuren sluiten, ze komen om u te doden, ze komen u doden in de nacht.’ 11 Maar ik zei: ‘Zou iemand in mijn positie op de vlucht slaan? Waarom zou iemand als ik zijn leven redden door het heiligdom binnen te gaan? Nee, ik ga niet.’ 12 Ik had namelijk gemerkt dat het niet God was die hem opdracht had gegeven deze profetie tegen mij uit te spreken, maar dat Tobia en Sanballat hem ervoor hadden betaald. 13 Hij was betaald om mij bang te maken, zodat ik op zijn voorstel zou ingaan en heiligschennis zou plegen. Dan hadden ze iets om mij zwart te maken en mij in opspraak te brengen. 14 Mijn God, denk aan alles wat Tobia en Sanballat hebben gedaan, en ook aan de profetes Noadja en de andere profeten die erop uit waren mij bang te maken. 15 Na tweeënvijftig dagen was de muur voltooid, op 25 elul.16 Toen de volken rondom ons, onze vijanden, dat hoorden, werden ze bang en voelden ze zich klein, omdat ze beseften dat dit werk door onze God tot stand was gebracht.17 In die tijd onderhield een aantal vooraanstaande Judeeërs een intensieve briefwisseling met Tobia. 18 Velen in Juda waren door een eed met hem verbonden, omdat hij de schoonzoon was van Sechanja, de zoon van Arach, en zijn zoon Jochanan getrouwd was met de dochter van Mesullam, de zoon van Berechja. 19 In mijn aanwezigheid gaven ze zelfs hoog van hem op, en ze vertelden alles wat ik zei aan hem door. Tobia zelf stuurde mij brieven om me bang te maken. (NBV21)

In de verhalen over Jezus van Nazareth kom je voortdurend de roep tegen “Vrees niet”. Dat begint al bijna voor de geboorte van Jezus en gaat door tot de beschrijving van wat wij noemen de “Hemelvaart”. Het lijkt ook het levensmotto te zijn van Nehemia. Op allerlei manieren wordt geprobeerd hem bang te maken. Goede vrienden, deftige bestuurders ja zelfs profeten en profetessen proberen hem angst aan te jagen. En uiteindelijk zijn de enigen die bang worden de omringende volken als ze zien dat ondanks alles dat handjevol zielige Judeeërs er in slagen om de muur rondom de stad van de vrede met de twaalf poorten helemaal te herstellen, er weer deuren in te hangen en wachters op de muren te zetten. Daar hoef je niet bang voor te zijn, Nehemia slaagt in zijn opzet. Ook tegenwoordig worden we bang gemaakt. We worden bang gemaakt voor het internationale terrorisme, we worden bang gemaakt voor het extremistische Moslim geloof, we worden bang gemaakt voor criminaliteit en hangjongeren.

Maar is al dat bang maken nu wel zo nodig? Tegen de angst voor hangjongeren is een boek verschenen met tientallen tips. Die tips komen vaak neer op de raad “doe eens vriendelijk”, een poging tot een eerlijke begrijpende ontmoeting doet de angst namelijk vaak van twee kanten verdwijnen. Bouwen aan een stad van vrede zou je dat kunnen noemen. Dat geld ook voor de angst voor die vreemde godsdienst met haar rare gebruiken. Ga eens kijken in een moskee, knoop eens een gesprek aan, organiseer eens een gezamenlijke maaltijd. Dan blijkt dat angst vaak helemaal niet nodig is. Dan blijkt dat je zaken als deelname aan de samenleving, leren van de taal, onderdrukking van vrouwen, afwijzing van homo’s en zo, ook best bespreekbaar kunt maken in een respectvol gesprek en een echte ontmoeting. Misschien dat bestrijding van het internationale terrorisme ook wel beter werkt als we wat meer respect tonen voor landen in oorlog.

Dat we de zelfstandigheid van Israël steunen staat buiten de discussie, maar waarom steunen we zelfstandigheid van Palestina niet? Waarom zijn de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever nog steeds niet samen een onafhankelijk land waarmee een even innige band kunnen opbouwen als met Israël? Ooit hebben we in de algemene vergadering van de Verenigde Naties toch gestemd voor een plan om het mandaatgebied Palestina op te delen en er twee landen te stichten? We hoeven toch niet bang te zijn voor mensen die net als wij in vrede willen leven in een eigen land met een eigen regering? Nehemia liet zich niet bang maken zo vertelt ons het verhaal uit de Bijbel. Temidden van angstzaaiers en haatzaaiers gaat hij onverdroten voort aan de bouw van de stad van vrede, Jeruzalem. Het staat in de Bijbel zodat wij zijn voorbeeld kunnen volgen. We kunnen er vandaag nog mee beginnen.

Voortvarend

Nehemia 6:1-9

1 Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem en alle anderen die ons vijandig gezind waren, hoorden dat ik de muur had opgebouwd en dat er geen gaten meer in zaten-de deuren had ik overigens nog niet in de poorten laten plaatsen.
2 Daarom stelden Sanballat en Gesem mij voor om overleg te plegen in Kefirim, in het Onodal. Maar ze hadden weinig goeds met me voor. 3 Ik stuurde hun de volgende boodschap: ‘Ik heb belangrijk werk te doen en kan daarom onmogelijk komen. Het werk zou stil komen te liggen als ik het in de steek liet en naar u toe kwam.’ 4 Vier keer deden ze mij dit voorstel, en steeds gaf ik hun hetzelfde antwoord. 5 Ten slotte stuurde Sanballat voor de vijfde keer een van zijn mannen, met hetzelfde doel. Deze man bracht een niet-verzegelde brief mee 6 met de volgende inhoud: ‘Onder de omringende volken gaat het verhaal-en Gesem bevestigt het-dat u met de Joden een opstand voorbereidt en dat u daarom de muur opbouwt. Volgens dezelfde bron zou u hun koning willen worden 7 en laat u zelfs profeten optreden die, met een verwijzing naar u, in Jeruzalem verkondigen dat Juda een koning heeft! Welnu, zoiets zal ook de koning ter ore komen. Laten wij daarom toch eens overleggen.’ 8 Ik stuurde hem het volgende antwoord: ‘Wat u beweert is onjuist. U bedenkt het allemaal zelf!’ 9 Ze waren er allemaal op uit ons bang te maken, zodat we het werk zouden opgeven en er niets meer gebeuren zou. Maar ik pakte het werk juist voortvarend aan. (NBV21)

Roddel en achterklap begeleiden de opbouw van de stad van de vrede. De manier waarop de machtigen rond Nehemia met de opkomst van de hernieuwde stad omgaan heeft wel wat van de verkiezingen voor een Amerikaanse president. Ook daar maken ze elkaar zwart en als het moet met verzonnen verhalen. We denken dan natuurlijk aan de ex-president Trump die riep dat de verkiezingswinst hem ontstolen was. Geen spoor van bewijs werd daarvoor gevonden maar hij blijft het roepen. Dat gebeurde ook met de TV zender FOX die de schuld gaf aan slecht werkende stemmachines. Afgezien van het feit dat die zo weinig gebruikt waren dat een invloed op de uitslag onwaarschijnlijk was werd ook geen schijn van bewijs gevonden dat de machines niet deugden.

Ook in onze parlementsverkiezingen lopen we de kans door leugens beïnvloed te worden en onze stem uit te moeten brengen op grond van onware voorstellingen, gewoon suggereren dat de ander van plan is jou een extra zware belasting op te leggen is dan voldoende. Ook in het verhaal van Nehemia worden de trucs gebruikt. Een uitnodiging voor een overleg met andere machthebbers uit de regio lijkt erg aanlokkelijk. Op goede voet te staan met de naaste buren is immers altijd een doel van een nieuwe machthebber. Maar Nehemia is eerder bang dat ze hem wat willen aandoen. Ze hadden immers al eens een legertje op de stad in herbouw afgestuurd dat alleen werd afgeschrikt doordat alle bouwers en alle bewoners hen gewapend stonden op te wachten.

Koning Artaxerxes zelf had Nehemia al officieren en soldaten meegegeven om te zorgen dat hij in Jeruzalem aan zou komen en het werk zou kunnen beginnen. Dat de vorsten uit de omringende gebieden nu ineens zouden willen samenwerken leek niet voor de hand te liggen. Dat bleek dus ook uit de leugens waarmee Nehemia bang gemaakt moest worden. Een complot om een nieuw koningshuis op de troon van David te zetten waardoor de koning in Babel buitenspel zou komen te staan. Die koning in Babel zou wraak nemen en dus moest je maar bang worden. Nehemia echter vertrouwde op het goede van zijn herbouw van de stad van de vrede. Angst en leugens dienen ons niet van ons stuk te brengen. Als we het goede doen en niet dan het goede dan is voortvarend doorzetten het enige dat we kunnen doen. En daar moeten we het ondanks angstzaaiers en haatzaaiers bij laten. Ook in onze dagen.

Geluk en genade

Psalm 23

1 Een psalm van David. De HEER is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. 2 Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water, 3 Hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden tot eer van zijn naam. 4 Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij, uw stok en uw staf, zij geven mij moed. 5 U nodigt mij aan tafel voor het oog van de vijand, U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. 6 Geluk en genade volgen mij alle dagen van mijn leven, ik verblijf in het huis van de HEER tot in lengte van dagen. (NBV21)

De voorstelling van een god als een herder vindt je in het hele oude Nabije Oosten terug. Het Hebreeuwse woord voor Herder is een werkwoord. Daar zit het begrip “weiden” in. Het gaat over een God die voortdurend er op bedacht is je het goede te bezorgen. En daar gaat dit overbekende lied dan ook over. Alleen de vertaling van het tweede deel van vers 3 heeft in de Nieuwe Vertaling toch veel van haar betekenis verloren. Natuurlijk, voor een gelovige zijn de “veilige paden”, paden die je gaat met die God. Ofwel het zijn keuzes in je leven die in overeenstemming zijn met de leer van heb je naaste lief als jezelf. Maar het was vroeger wat eenvoudiger te verstaan toen er nog vertaald werd wat er wordt bedoeld, namelijk “paden der gerechtigheid”. Het Hebreeuwse woord “tsadiq” dat hier gebruikt wordt is in een groot deel van de Bijbel vertaald met gerechtigheid of rechtvaardige. En dat de manier waarop je wil leven recht wil doen aan de mensen die je tegenkomt dat spreekt vanzelf.

In onze wereld worden we immers overspoeld met waarschuwingen over onveiligheid. Ook al lopen onze gevangenissen leeg, omdat het aantal misdrijven afneemt, als je sommige politici hoort is het in ons land nog nooit zo onveilig geweest. Een onveiligheid die zou worden veroorzaakt door broeders en zusters die ergens anders geboren zijn, of waarvan de ouders ergens anders geboren zijn en die op een andere manier geloven dan vroeger in Europees Nederland gebruikelijk was. Maar we zijn niet allemaal slachtoffer van een misdrijf, de meeste Nederlanders niet. Alleen juweliers moeten bijzondere veiligheidsmaatregelen nemen om zich te beschermen. Daar kunnen we allemaal bij helpen maar in een samenleving van ieder voor zich laten we ook hen soms maar al te veel aanmodderen. Alleen voor de echte slachtoffers van een misdrijf is er tegenwoordig iets van hulp en dat was ook wel eens anders. Recht doen aan mensen is een verantwoordelijkheid voor ons allemaal en kan dus ook betekenen onveilige situaties in kaart brengen en samen werken aan oplossingen voor de reële onveiligheid die er is.

Bang voor gevaar hoeven we op die manier niet meer te zijn. Want die geest van zorg voor elkaar, de Geest van God, geeft moed, dat brengt de nodige zorg voor elkaar als de stok en de staf van de Herder. Daarom kun je ook rustig zingen dat je achtervolgt wordt door Geluk en Genade. Dat klinkt des te beter als je bedenkt dat dit lied een pelgrimslied is. Het werd gezongen door de mensen die op gingen naar Jeruzalem om daar een van de jaarfeesten te vieren. Met een stok in de hand liep men soms dagenlang om de Tempel te bereiken en daar een maaltijd te houden met de armen, de tempeldienaars en de vreemdelingen. Dat was het offer aan de God die met hen mee trok en die in het huis van de Heer, de bewaarplaats van de richtlijnen voor de menselijke samenleving, een plaats had uitgekozen. Religie is juist in deze Psalm niet iets van aanbidden en afwachten maar de zekerheid dat je beker zal overvloeien. Omdat je het samen doet, omdat je deelt, omdat je zelf herder bent voor de minsten.

 

Ik deed het anders

Nehemia 5:14-19

14 Overigens heb ik in de twaalf jaar dat ik door de koning als gouverneur van Juda was aangesteld, vanaf het twintigste tot het tweeëndertigste regeringsjaar van Artaxerxes, nooit een vergoeding verlangd voor de kosten die een gouverneur voor zijn onderhoud moet maken, en mijn broers evenmin. 15 De gouverneurs vóór mij daarentegen hadden het volk zware lasten opgelegd en vorderden van hen niet alleen voedsel en wijn, maar ook nog eens veertig sjekel zilver, en hun manschappen terroriseerden het volk. Maar ik deed het anders, uit ontzag voor God. 16 Ik heb zelf deelgenomen aan het herstel van de muur, grond hebben wij ons niet toegeëigend, en al mijn mannen waren voortdurend bij de herstelwerkzaamheden aanwezig. 17 En wat de Joden betreft, thuis had ik steeds honderdvijftig bestuurders aan tafel, plus degenen die uit de omringende volken naar ons toe kwamen. 18 Dagelijks werd er op mijn kosten van alles bereid: een rund, zes van de mooiste schapen, gevogelte, en om de tien dagen liet ik diverse wijnen in grote hoeveelheden komen. Toch heb ik nooit een vergoeding geëist voor de kosten die een gouverneur voor zijn onderhoud moet maken, want het volk was al zwaar genoeg belast. 19 Mijn God, reken mij ten goede aan wat ik voor dit volk heb gedaan. (NBV21)

Die Nehemia moet wel erg rijk geworden zijn als schenker in dienst van de Perzische Koning Artaxerxes. Toen hij immers landvoogd over Juda werd kocht hij eerst de Joodse slaven vrij die in de omgeving van Jeruzalem in slavernij werden gehouden en 12 jaar lang hield hij dagelijks een maaltijd voor een paar honderd mensen waarbij ze genoeg te eten en te drinken kregen. Het moet een feest geweest zijn voor de bevolking want Nehemia had ook de vrij zware belasting die onder zijn voorgangers moest worden betaald afgeschaft. Het is het voorbeeld van de koning, of landvoogd in dit geval, zoals de Bijbel die graag ziet. Een bestuurder ten dienste van de armsten in het volk en niet ten dienste van zichzelf. De Bijbel stelt vaak de twee soorten bestuurders tegenover elkaar. Bij Nehemia zijn het de voorgangers en de nieuwe landvoogd of gouverneur die tegenover elkaar worden gesteld.

De titel die Nehemia hier noemt is overigens redelijk onbekend. Ze was in de oudheid zo onbekend dat sommige handschriften de positie zelfs “houtskool” noemen omdat het woord dat ze moesten overschrijven daar nog het meest op leek. Wij houden het op gouverneur Uit de tekst wordt duidelijk dat Nehemia opgedragen was Jeruzalem namens de koning te herbouwen en te besturen. Ook die koning hoefde van dit armoedige stukje uithoek van het rijk kennelijk geen belastingafdracht. Zulke bestuurders wekken overigens altijd jaloezie. Wij verwachten van onze bestuurders eigenlijk een houding vergelijkbaar met die van Nehemia. Wie de inkomens ziet van onze ministers en Kamerleden kan zeer schrikken als men zelf een laag inkomen heeft. Als je zelf een riant inkomen hebt dan is het loon van ministers en Kamerleden meestal niet echt aantrekkelijk. Ook de president van Amerika heeft naar verhouding maar een eenvoudig loon. Die president van Amerika verdient meestal na zijn presidentschap kapitalen als adviseur van het bedrijfsleven en spreker op bijeenkomsten.

Bill Clinton komt in dat verband nog wel eens naar Nederland en strijkt dan in een paar dagen een kapitaaltje op waar menig arbeider een half jaar voor moet werken. Echte idealistische bestuurders zoals Nehemia hebben we niet veel. Bij een enkele politieke partij is het nog de gewoonte om de vergoeding voor het Kamerlidmaatschap in de partijkas te storten en zich door de partij een salaris te laten uitbetalen maar ook dat salaris is niet echt laag te noemen. Hoeveel we parlementariërs betalen hangt af van de vraag wat voor volksvertegenwoordigers we willen hebben. Als we een doorsnede van de bevolking willen hebben moeten we een redelijk hoog bedrag op tafel leggen, als we alleen mensen met een wat lager inkomen willen hebben en de rijken willen weren dan moeten we een wat lager inkomen ter beschikking stellen. Eenvoudig is het vraagstuk niet, maar onze volksvertegenwoordigers zijn in elk geval geen zakkenvullers, het verhaal van Nehemia behoedt hen daarvoor.

Uitgeschud en berooid

Nehemia 5:1-13

1 De bevolking, met inbegrip van de vrouwen, beklaagde zich luid over een aantal Joodse volksgenoten. 2 Sommigen zeiden: ‘We hebben veel zonen en dochters, en daarom willen we graan! We moeten eten, anders gaan we dood!’ 3 Anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers, wijngaarden en huizen in onderpand gegeven om graan te kunnen kopen nu er honger heerst.’ 4 Weer anderen zeiden: ‘We hebben onze akkers en wijngaarden moeten belenen om de belasting aan de koning te kunnen betalen. 5 En nu onze akkers en wijngaarden in het bezit van anderen zijn, moeten we onze zonen en dochters als slaaf verkopen. Sommige van onze dochters zijn al slavin. Wij staan machteloos! Maar we zijn toch van hetzelfde vlees en bloed als onze volksgenoten, onze kinderen zijn toch niet minder dan die van hen!’ 6 Ik werd woedend toen ik hun klachten en de aangedragen feiten hoorde. 7 Ik ging bij mezelf te rade en besloot de vooraanstaande burgers en de bestuurders ter verantwoording te roepen. Ik verweet hun dat zij rente van hun volksgenoten verlangden. In een grote vergadering die ik met het oog op hun gedrag bijeen had geroepen, 8 zei ik tegen hen: ‘Voor zover het ons mogelijk was hebben wij de Joodse volksgenoten die zich aan vreemden hadden moeten verkopen, teruggekocht. En nu moeten we zelfs volksgenoten vrijkopen die door u worden verkocht!’ Ze zwegen, ze wisten niet wat ze moesten zeggen. 9 Ik vervolgde: ‘Wat u doet, is niet goed. Heb toch, bij alles wat u doet, ontzag voor onze God, anders haalt u zich de hoon van de vijandelijke volken op de hals! 10 Ook ik, mijn broers en mijn mannen hebben geld en graan uitgeleend. Laten we nu deze schuld kwijtschelden! 11 Geef onze volksgenoten daarom vandaag nog hun akkers terug, hun wijngaarden, olijfbomen en huizen, en scheld de rente kwijt van het geld en het graan, de wijn en de olie die u aan hen hebt geleend.’ 12 Toen zeiden ze: ‘We zullen alles teruggeven en niets vorderen. We zullen doen wat u zegt,’ en in aanwezigheid van de priesters die ik had laten komen, liet ik hen zweren dat ze woord zouden houden. 13 Vervolgens schudde ik de plooi van mijn mantel uit en zei: ‘Zo zal God iedereen uitschudden die zich niet aan deze afspraak houdt. Uitgeschud en berooid zal hij zijn, zonder huis of have.’ Alle aanwezigen riepen: ‘Amen,’ en ze loofden de HEER. Iedereen kwam zijn belofte na.(NBV21)

Het bouwen aan een samenleving van samen werken, samen leven en samen delen gaat niet vanzelf. Dat “samen delen” halen de machtigen en de beschermers van de rijken er maar al te snel van af. En als de zogenaamde vertegenwoordigers van sociaal voelende en hard werkende mensen graag mee willen delen in de macht dan gaat dat “samen delen er inderdaad vanaf. We konden het hebben over een vorige Nederlandse regering maar het verhaal dat we hier lezen gaat nog steeds over de bouwers aan de stad van de vrede Jeruzalem. Ook daar komen de armen in opstand. Bij iedereen kan het immers voorkomen dat een oogst mislukt, dat er ziekte uitbreekt, dat verkeerde keuzes worden gemaakt en dat door het een of het ander armoede toeslaat. In het oude Israël moest je dan de familieakker verkopen. Dan moest je jezelf verhuren, dat heet in de Bijbel al slavernij. Dan moet je ook je kinderen in slavernij laten gaan. Een toekomst voor jou, voor je kinderen en kleinkinderen is er dan niet meer bij.

Ooit waren er wel wetten tegen het verloren gaan van toekomst maar die was men al eeuwen vergeten. Nehemia weet zich er nog wel een te herinneren. Je mocht van je volksgenoten geen rente op leningen heffen. Een wet die ook vandaag in de Islam nog herinnerd wordt. Rente heffen wordt gelijk gesteld met uitbuiting. De armste landen in de wereld kennen het probleem dat de rente op hun leningen zo groot is geworden dat de hulp die ze krijgen nog niet genoeg is om de rente op de schulden te betalen. Nehemia laat daarom de rente afschaffen en de schulden kwijtschelden. Maar het is niet genoeg, zoals het ook vandaag niet genoeg is als de armste landen de schulden kwijt gescholden zouden worden. Nehemia stelt voor om opnieuw te beginnen. Land te geven aan wie het land is kwijtgeraakt en te delen van de rijkdommen die zijn verzamelt. En daarmee geeft hij gehoor aan de belofte door God gedaan toen Jozua het land verdeelde.

Elke vijftig jaar zouden de slaven worden vrijgelaten en kon het volk weer opnieuw beginnen. De woede van Nehemia is de woede die je voelt als je echt met de armsten in de wereld samen de maaltijd deelt. In Accra, de hoofdstad van Ghana, hebben de kerken van de wereld, de Wereldraad van Kerken, dat een aantal jaren geleden gedaan. Daar werd een oproep geformuleerd aan alle gelovigen om de armoede de wereld uit te helpen. In de Protestantse Kerk van Nederland speelt die oproep nog steeds een grote rol. Leidende figuren uit die Kerk hadden in Accra de maaltijd gedeeld in het vroegere slavenverblijf van Nederland met afstammelingen van slaaf gemaakten. Dat verblijf lag in een kelder onder de kerk van de Nederlandse slavenhouders. Wij moeten dus misschien afdalen om onze onrechtvaardige tolmuren af te gaan breken. Pas dan is volgens het verhaal van Nehemia de stad van de vrede op te bouwen.