Geurig reukwerk

Exodus 30:1-10

1 Je moet een altaar maken voor het branden van reukwerk; gebruik er acaciahout voor. 2 Het moet vierkant zijn, één el lang en één el breed, en twee el hoog; de horens moeten er één geheel mee vormen. 3 Overtrek de bovenkant, alle zijkanten en de horens met zuiver goud en breng rondom een gouden rand aan. 4 Bevestig aan twee kanten onder de rand twee gouden ringen. Zet ze aan tegenover elkaar liggende zijden; ze zijn bestemd voor de draagbomen waarmee het altaar gedragen wordt. 5 De draagbomen moet je van acaciahout maken en je moet ze vergulden. 6 Zet het altaar voor het voorhangsel waarachter de ark met de verbondstekst staat, tegenover de verzoeningsplaat die daaroverheen ligt, waar ik je zal ontmoeten. 7 Aäron moet er elke morgen als hij de lampen in orde brengt, geurig reukwerk op branden. 8 Ook als hij tegen het vallen van de avond de lampen aansteekt, moet hij een reukoffer brengen. Alle komende generaties moeten elke dag voor de HEER reukwerk branden. 9 Jullie mogen op dit altaar alleen het voorgeschreven reukwerk offeren en er geen brandoffers, graanoffers of wijnoffers op brengen. 10 Eenmaal per jaar moet Aäron aan de horens van dit altaar de verzoeningsrite voltrekken met het bloed van het reinigingsoffer, en alle komende generaties moeten dit gebruik in stand houden. Dit altaar is voor de HEER allerheiligst.’ (NBV)

Verbrand vlees kan heel onaangenaam stinken. In de Tempel van de God van Israël past zo’n stanklucht niet. Zeker niet in de buurt van de Ark van het Verbond. Dat verbond is immers een aangename zaak die een goed leven mogelijk maakt. Nu waren er in de Tempels die de Heidenen hadden in de dagen van Mozes manieren om het de priesters aangenaam te maken. Een altaar waarop geurige kruiden en wierook werden verbrand was er één van. En zo’n reukofferaltaar moest Mozes ook laten maken voor de Tent der Ontmoeting. Vooraan in die Tent stond al een altaar. Het brandoffer altaar. Elke morgen en elke avond moest daarop een mannelijk lammetje geofferd worden.

Dat reukofferaltaar leek daar wel op. Maar het reukofferaltaar was kleiner. En was het brandofferaltaar met koper bekleed, het reukofferaltaar werd met goud bekleed. Iedere morgen en iedere avond als de lampen weer werden bijgevuld moest de Hogepriester een wierookoffer brengen. Wie wel eens in een Rooms Katholieke kerk of een boeddhistische tempel is geweest weet hoe lekker dat kan ruiken. Tegenwoordig zijn er zelfs mensen die thuis wierook staafjes branden. Ook dit reukofferaltaar is draagbaar, zoals alles in de Tent der Ontmoeting. Op de vier hoeken van het altaar zitten horens van zuiver goud. Elk jaar op de Grote Verzoendag moet de Hogepriester een deel van het bloed dat wordt geofferd over die horens sprenkelen. Dat lijkt een merkwaardig gebaar maar het zit vol symboliek.

Offeren is het tonen van de bereidheid te delen met God. De horens van een altaar zijn de plaatsen waar een vluchteling bescherming kon vinden tegen de doodstraf die men wilde opleggen. Die Grote Verzoendag is de erkenning van het volk dat het lang niet altijd geleefd heeft volgens het verbond. Men zoekt dus verzoening want het volk wil het verbond behouden. Dicht bij het verbond zoekt het volk dus bescherming. Wij hebben niet meer van dit soort altaren. Wij hebben het gebed van vergeef ons onze schulden zoals wij vergeven wie ons iets schuldig is. Recht en gerechtigheid moet er geschieden. Niet door God alleen, maar vooral ook door onszelf, elke morgen en elke avond mag ons daarvoor een licht op gaan.

Als een mosterdzaadje

Matteüs 17:14-23

14 Toen ze zich weer bij de mensenmassa voegden, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel 15 en zei: ‘Heer, heb medelijden met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt daar erg onder; hij valt dikwijls in het vuur of in het water. 16 Ik heb hem bij uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ 17 Jezus antwoordde: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet ik jullie nog verdragen? Breng hem bij me.’ 18 Daarop sprak Jezus de demon op strenge toon toe. Deze ging uit de jongen weg, en vanaf dat moment was hij genezen. 19 Later kwamen de leerlingen naar Jezus toe. Eenmaal met hem alleen vroegen ze: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 20 Hij antwoordde: ‘Vanwege jullie gebrek aan geloof. Ik verzeker jullie: als jullie geloof hebben als een mosterdzaadje, dan zullen jullie tegen die berg zeggen: “Verplaats je van hier naar daar!” en dan zal hij zich verplaatsen. Niets zal voor jullie onmogelijk zijn.’ 21 22 Terwijl ze door Galilea trokken, zei Jezus tegen hen: ‘De Mensenzoon zal uitgeleverd worden aan de mensen. 23 Die zullen hem doden, maar op de derde dag zal hij uit de dood worden opgewekt.’ Dit maakte hen zeer bedroefd. (NBV)

We geloven het nog steeds niet. Als je maar een klein piezeltje geloof hebt kun je een berg verzetten. Niet dat je nu letterlijk bergen moet willen verzetten, zelfs van Jezus van Nazareth wordt nergens verteld dat die tegen een berg zei : “Stort je in zee”, waarop mensen sindsdien kunnen aanwijzen waar die berg zich in zee heeft gestort. Maar zodra mensen zich gaan inzetten om de wereld een klein beetje beter te maken krijg je dat ongeloof te horen: Het lukt je toch niet. De kruisraketten waren hard nodig, die zouden er echt wel komen. Geloof in de mogelijkheid van vrede tussen mensen was niet mogelijk en dat propageren was onvruchtbaar. Het geloof van een elektricien in Polen en vele Nederlanders die ondanks alles vriendschap sloten met mensen in Oost Duitsland heeft uiteindelijk de geschiedenis veranderd. De industrie zou ook niet milieuvriendelijk te krijgen zijn. Er was er ooit één die met Greenpeace begon, en de drijfgassen uit koelkasten en spuitbussen zijn verdwenen en heel langzaam herstelt de ozonlaag zich, iets te langzaam overigens.

Ook de apartheid in Zuid Afrika zou nooit op een vreedzame wijze kunnen worden afgeschaft. Tegen demonstranten voor Nederlandse banken, die demonstreerden tegen een investeringsbeleid dat de apartheid ondersteunde, werd gezegd dat ze oorlog stonden uit te lokken. Maar toen kerken hun investeringen gingen terugtrekken en gelovigen hun bankrekeningen opzegden, automobilisten de Shell pompen voorbij reden, en Nelson Mandela hardnekkig een onvoorwaardelijke vreedzame overgang naar democratie bleef nastreven ging het onaantastbare apartheidsregiem aan het wankelen en kunnen we het nu opzoeken in geschiedenisboekjes. Natuurlijk gaat het verdrijven van die demonen niet van de ene op de andere dag. Iedereen die met moeilijke jongeren werkt zal dat weten. Maar ook het helpen van ontspoorde jongeren of jongeren die dreigen te ontsporen is meer dan de moeite waard. Steeds weer geldt dat iedereen bij de samenleving mag horen, en dat iedereen bij een samenleving kan gaan horen als liefde voorop staat.

Hangjongeren uit een winkelcentrum weren brengt voor dat winkelcentrum misschien rust, maar er wordt niets mee opgelost. Waarom geven de winkeliers en de gemeente de jongeren die er rondhangen geen werk? Waarom gaan de ouderen uit die Utrechtse wijk samen met de wijkagent niet met die jongeren in gesprek om hen duidelijk te maken hoe bedreigend ze overkomen en hoe schadelijk dat voor die jongeren zelf kan zijn? We sluiten tegenwoordig liever mensen buiten onze samenleving dan dat we moeite doen om mensen op te nemen. De gevolgen zijn soms zeer ernstig. Voortdurend roepen dat de Islam een gevaar is voor onze heersende cultuur maakt dat jonge mensen die intens die godsdienst beleven, extremisten en fanatici vindt je bij elke overtuiging, zich zo buiten de samenleving gesteld voelen dat ze met hun gezinnen willen emigreren naar landen waar hun radicale vorm van geloven de bovenliggende religie dreigt te worden. Toch is maar weinig nodig om de wereld een beetje beter te maken, ga met elkaar in gesprek, neem elkaar serieus en blijf met elkaar in gesprek. Thee is een sterker wapen dan traangas. Maar het moet van veel mensen komen. Doe mee dus, vandaag kan het weer.

Toen begrepen de leerlingen

Matteüs 17:9-13

9 Toen ze van de berg afdaalden, gebood Jezus hun: ‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’ 10 De leerlingen vroegen hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden toch dat Elia eerst moet komen?’ 11 Hij antwoordde: ‘Elia zou inderdaad komen en alles herstellen. 12 Maar ik zeg jullie dat Elia al gekomen is, ze hebben hem alleen niet herkend, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de Mensenzoon door hun toedoen moeten lijden.’ 13 Toen begrepen de leerlingen dat hij op Johannes de Doper doelde. (NBV)

We willen tijdlijnen, logische volgorde van de dingen, van hetgeen gebeurde, hetgeen nu gebeurt en hetgeen zal gebeuren. In het verleden ligt het heden in het nu wat komen zal, dat bepaalt ons leven, daar rekenen we mee. De Bijbel rekent soms anders. Sommige beloften lijken we gemakkelijk te kunnen begrijpen maar als ze worden vervuld blijkt er iets anders gebeurd te zijn. God grijpt in in onze geschiedenis, loodrecht van boven, we weten niet waar het vandaan komt en we waren er meestal niet op voorbereid. Als een dief in de nacht zegt Jezus ergens en niemand kan de dag en het uur weten. Zo ging het met de wegbereider van de komst van de bevrijder. Elia zou terugkomen zo luidde de belofte. Die zou opnieuw de vreemde priesters van de afgoden verdrijven, die zou de Koningen aan de kaak stellen die het volk uitbuitten en onderdrukten. Maar waar bleef die Elia nu Jezus als Messias toch al bij de volgelingen was?

Elia heeft altijd tot de verbeelding gesproken. Nog steeds houden de Joden een stoel vrij voor Elia bij het vieren van de maaltijd van de bevrijding uit de slavernij, het Pesachmaal. Bovendien kunnen er vreemde legenden ontstaan rond profeten en wonderdoeners. Dat wat Elia had beleefd met priesters en koningen, lees de verhalen in het Oude Testament er maar op na, getuigde van zoveel macht dat mensen uit de dagen van Jezus van Nazareth wilden dat het ook zou gebeuren met de zware bezetting waaronder ze zelf leefden. Maar toen Johannes de Doper opriep om anders te gaan leven, zoals Elia had gedaan, herkenden ze de boodschap niet. Zelfs wij herkennen het belang van Johannes de Doper vaak niet. De uitspraak dat als je twee mantels hebt je er een moet weggeven aan iemand die er geen had wordt door de Bijbel aan Johannes de Doper toegeschreven, in die voetsporen is Jezus van Nazareth getreden.

Ook de komende Messias zal er anders uitzien als de mensen hadden verwacht. Niet als aanvoerder van een leger dat het Romeinse leger zal verslaan. Daar hadden ze in Israël in de dagen van Jezus van Nazareth al een heleboel verkeerde voorbeelden gezien en in de dagen dat Matteüs zijn Evangelie ging schrijven waren er zeer grote opstanden geweest die hadden geleid tot de verwoesting van de Tempel en de verspreiding van het volk Israël over het hele Romeinse Rijk. Maar de discipelen die met Jezus de berg hadden beklommen waar Jezus had gesproken met Mozes en Elia twijfelden er niet aan dat Jezus de Messias, de bevrijder is. Zeker als Jezus van Nazareth zegt dat de wegbereider niet herkend is. Zouden wij dan wel de Verlosser zelf herkennen of moeten we opnieuw dezelfde lessen leren die de tijdgenoten van Jezus van Nazareth moesten leren ? Zien wij nog dat de aarde bevrijd kan worden van het kwaad door het goede te doen en niet dan het goede? Dat vruchtbaarheidsgoden nalopen, de goede van winst en profijt, geen welzijn voor mensen brengt maar alleen samen zorgen voor de minsten is de boodschap die ons wordt aangereikt. Daar mogen we elke dag opnieuw mee aan de slag, ook vandaag weer.

Het is goed dat wij hier zijn.

Matteüs 17:1-8

1 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze alleen waren. 2 Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als het licht. 3 Plotseling verschenen aan hen Mozes en Elia, die met Jezus in gesprek waren. 4 Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als u wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ 5 Hij was nog niet uitgesproken, of de schaduw van een stralende wolk gleed over hen heen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!’ 6 Toen de leerlingen dit hoorden, wierpen ze zich neer en verborgen uit angst hun gezicht. 7 Jezus kwam dichterbij, raakte hen aan en zei: ‘Sta op, jullie hoeven niet bang te zijn.’ 8 Ze keken op en zagen niemand meer, Jezus was alleen. (NBV)

Iedereen ouder dan vier jaar kent nu dat gevoel van de eerste schooldag. Hoe oud je ook bent. De oudste inwoner van Nederland zou nu 111 jaar zijn en ook die kent dat gevoel. De grote vakantie is voorbij en de eerste schooldag van een nieuw schooljaar is begonnen. Generaties lang gaat dat al zo en van generatie op generatie wordt die ervaring doorgegeven. Onderwijs is een van de dingen die onder ons lang de generaties met elkaar verbindt. Of je nu op de kleuterschool, de lagere school of de basisschool hebt gezeten, ooit was er een dag dat je voor het eerst naar school ging. Niet dat we overigens allemaal hetzelfde geleerd hebben, elk jaar start ook een week voor het lezen en schrijven want teveel volwassen inwoners van ons land hebben ooit de kans om te leren lezen en schrijven gemist, of zelfs nooit echt gehad. Maar ook als je volwassen bent kun je leren lezen en schrijven dus als U iemand kent die dit niet kan lezen, stuur die dan eens naar een regionaal opleidingscentrum.

Jezus van Nazareth was ook verbonden met de geschiedenis van zijn volk. Met Mozes die het volk uit slavernij leidde en de Wet van de woestijn, de richtlijnen voor de menselijke samenleving, op twee stenen platen kreeg en de tent van God mocht oprichten. Jezus van Nazareth was ook verbonden met de profeet Elia van wie wordt verteld dat hij op een vurige wagen ten hemel steeg en die zich openlijk bleef verzetten tegen een overmacht van priesters die andere goden wilden volgen en tegen de Koningen die dat wel mooi vonden en politiek aantrekkelijk. Het is geen wonder dat de volgelingen van Jezus van Nazareth een weg zochten om die eenheid met de geschiedenis te bewaren. Maar Jezus van Nazareth wilde in elk geval niet dat de volgelingen hem al direct op een lijn gingen stellen met Mozes en Elia. Pretenties waren Jezus vreemd. Hoeveel glans er van die illustere voorgangers ook op hem afstraalde hij bleef maar liever gewoon mens.

Na de opstanding van Jezus van Nazareth en het ontstaan van de beweging van de Weg, waarin gelovigen op grond van die opstanding Jezus van Nazareth erkenden als de beloofde bevrijder van Israël, de Messias, ontstond er onder de Judeeërs steeds harder een discussie of die Jezus van Nazareth wel echt de Messias was geweest en of die beweging van de Weg nog wel een Joodse beweging was. Een scheiding tussen Judeeërs die naar de Synagoge gingen en ook in de verspreiding over het Romeinse Rijk Synagogen bouwden en er samenkwamen en de mensen van de beweging van Weg, waar Judeeërs samen met Heidenen in Synagogen of bij iemand thuis bijeenkwamen was er nog niet echt. Dat heeft nog een aantal eeuwen geduurd. Beide groepen lazen de Hebreeuwse Bijbel. En die Bijbel in de Griekse vertaling van de Septuagint, een vertaling voor de Judeeërs die in Alexandrië woonden maar die in heel het Romeinse Rijk populair was geworden. Het zal duidelijk zijn dat een verhaal over Jezus van Nazareth die Mozes en Elia ontmoet en door God als zijn zoon wordt genoemd de mensen van de beweging van de Weg heeft geholpen. Zeker als duidelijk is dat je zo’n moment, zo’n visioen niet gevangen kan houden maar moet uitdragen tot aan het eind van de wereld. Daar is het nog niet, aan de gelovigen van vandaag dus de taak dat uitdragen verder te brengen, elke dag, de leer van Mozes en de praktijk van Elia, in Jezus Naam.

Jij bent de rots

Matteüs 16:13-28

13 Toen Jezus in het gebied van Caesarea Filippi kwam, vroeg hij zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat de Mensenzoon is?’ 14 Ze antwoordden: ‘Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia, weer anderen Jeremia of een van de andere profeten.’ 15 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ 16 ‘U bent de messias, de Zoon van de levende God, ‘antwoordde Simon Petrus. 17 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Gelukkig ben je, Simon Barjona, want dit is je niet door mensen van vlees en bloed geopenbaard, maar door mijn Vader in de hemel. 18 En ik zeg je: jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. 19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ 20 Daarop verbood hij de leerlingen ook maar tegen iemand te zeggen dat hij de messias was. 21 Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden, en dat hij gedood zou worden, maar op de derde dag uit de dood zou worden opgewekt. 22 Petrus nam hem ter zijde en begon hem fel terecht te wijzen: ‘God verhoede het, Heer! Dat zal u zeker niet gebeuren!’ 23 Maar Jezus keerde hem de rug toe met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je zou me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ 24 Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie achter mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en mij volgen. 25 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het behouden. 26 Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als hij er het leven bij inschiet? Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven? 27 Wanneer de Mensenzoon komt, in gezelschap van zijn engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader, dan zal hij iedereen naar zijn daden belonen. 28 Ik verzeker jullie: sommigen van de hier aanwezigen zullen niet sterven voor ze de komst van de Mensenzoon en zijn koninklijke heerschappij hebben meegemaakt.’(NBV)

Simon de zoon van Jonas had een bijnaam. Jona betekende duif en boodschapper, maar was de zoon van de duif ook zo zachtmoedig?. Simon was visser dus sterk, hij was rechtlijnig, zoals vissers ook vandaag de dag nog rechtlijnig kunnen zijn. Zijn bijnaam was dan ook rots, Petrus. Maar de combinatie van rechtlijnig en godsdienst brengt splitsingen en wonderlijke ideeën. Die hoeven overigens niet altijd verkeerd te zijn maar je moet wel oppassen. In het stuk hierboven heeft onze Simon Petrus het ineens door. Die Jezus van Nazareth met zijn onvoorwaardelijke liefde voor de mensen en zijn boodschap van heb je naaste lief als jezelf die kan de hele wereld bevrijden. Zo zal de God van de Wet van de woestijn zijn zoon gezien willen hebben. Die zoon lijkt het meest van ons allemaal op God, die God immers zag dat het goed was. Als je op die manier met elkaar omgaat heeft ook de dood geen invloed meer op je beslissingen en kan die de gemeenschap die je vormt niet meer omverwerpen. Dat is nauwelijks te geloven en Simon, bijgenaamd Petrus, zal dat geloof ook niet lang volhouden, ook daar gaan we nog van kunnen leren.

Iemand die er van geleerd had was Roger Schutz, de abt van Taizé. Een Protestantse abt, en beetje raar voor Hollandse Calvinisten en Nederlandse Protestanten. Maar broeder Roger had al vroeg geleerd dat je de liefde voor mensen voorop moest zetten. Niet de liefde voor bezit of aanzien maar echte liefde voor mensen. En dat je pas echt voor mensen kunt zorgen als je ook voor jezelf zorgt. Daarom was hij naar dat kleine dorpje in Frankrijk gekomen, om in stilte voor zichzelf te zorgen, en voor de mensen. Samen met zijn broeders die hetzelfde ideaal hadden, als een soort oefening in het leven in het nieuwe Koninkrijk van God. In de Tweede Wereldoorlog werd het een vluchthaven voor velen die met de dood werden bedreigd. Na de jaren 60 van de vorige eeuw werd het een inspiratiebron voor heel veel jonge Europeanen die moesten leren in een nieuwe wereld te leven. In dat nieuwe Europa waren de zuilen van geloven, de zuilen van landen, de zuilen van mensen die zich verheven hadden, omvergehaald. Verzoening en onvoorwaardelijke liefde voor mensen kwamen er voor in de plaats als het aan de gemeenschap van Taizé lag. Zo werd ook broeder Roger een rots waar velen naar opkeken. De gewelddadige dood van broeder Roger maakt dat niet stuk, dat gaat verder, want daar zien we nog steeds een heel klein stukje van het Koninkrijk van God.

Leuke meester was die Jezus van Nazareth overigens. De ene dag prees hij de arme Simon, zoon van Jona, als de rots op wie het nieuwe rijk gebouwd zou worden en de volgende dag werd dezelfde Simon uitgescholden voor Satan. En dat alleen omdat Simon Petrus het lijden, dat Jezus voorzag, wilde voorkomen. Er is toch niks beters dan het lijden, van iemand van wie je houdt, te voorkomen zou je denken. Nou niet helemaal. Als het gaat omdat je nu eenmaal dingen moet zeggen en doen ter wille van de liefde voor de mensen, dan moet gedaan worden wat moet worden gedaan. Als je daarbij het lijden dat het mee kan brengen niet uit de weg wil gaan is tegenhouden van dat lijden zelfs verkeerd. Zwijgen en het lijden ontlopen omdat de mensen dat nu eenmaal meer op prijs stellen is dan niet aan de orde. En daarmee komen we in een knoop terecht in onze dagen. Bij ons is namelijk een stevig beleid uitgezet tegen radicalisering. Problemen moet je bij de wortel aanpakken en degenen die problemen veroorzaken bij de naam noemen. Jezus noemde Simon dus Satan. Dat mag dus niet meer. Niet zo vreemd trouwens. Zo kun je je vrienden nog wel eens toespreken maar als je je vijanden zo gaat uitschelden dan zaai je meer oorlog en haat dan je lief is. Wij leven in een democratie, een manier van samen leven waar je met elkaar in gesprek moet blijven. Die democratie hebben we dus niet voor niks. Die is er niet voor om deftige dames en heren te verheffen, maar om respect te krijgen voor ook de minsten in de samenleving en er voor te zorgen dat iedereen, maar dan ook werkelijk iedereen, daar aan mee mag doen..

Begrijpen jullie het dan nog niet

Matteüs 16:1-12

1 De Farizeeën en de Sadduceeën kwamen hem op de proef stellen met de vraag hun een teken uit de hemel te tonen. 2 Hij gaf hun daarop dit antwoord: ‘Wanneer de avond valt, zegt u: “Morgen mooi weer, want de hemel kleurt rood.” 3 En ‘s ochtends: “Storm op til, want het rood aan de hemel is dreigend.” De aanblik van de hemel weet u wel te duiden, en de tekenen van de tijd niet? 4 Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van Jona.’ Zo liet hij hen staan en vertrok. 5 De leerlingen voeren naar de overkant, maar waren vergeten brood mee te nemen. 6 Dus toen Jezus tegen hen zei: ‘Wees terdege op je hoede voor de zuurdesem van de Farizeeën en de Sadduceeën‘ 7 begonnen ze er met elkaar over te praten dat ze geen brood hadden meegenomen. 8 Jezus merkte het en zei: ‘Kleingelovigen, waarom bespreken jullie met elkaar dat je geen brood bij je hebt? 9 Begrijpen jullie het dan nog niet, en herinneren jullie je ook de vijf broden voor de vijfduizend niet, en hoeveel manden jullie weer ophaalden? 10 En ook niet de zeven broden voor de vierduizend en hoeveel manden jullie toen weer ophaalden? 11 Hoe is het mogelijk dat jullie niet begrijpen dat ik het niet over brood had? Wees op je hoede voor de zuurdesem van de Farizeeën en de Sadduceeën!’ 12 Toen begrepen ze dat hij niet bedoelde dat ze op hun hoede moesten zijn voor de zuurdesem in het brood, maar voor het onderricht van de Farizeeën en de Sadduceeën.(NBV)

Prachtig al die wonderen die zo maar in de Bijbel voorbij lijken te komen. Als je wilt weten wat van God is, nou let dan op de wonderen, dat denken veel mensen wel, maar zo zit het niet. Jezus lijkt in dit verhaal niks van wonderen te willen weten. Als de religieuze leiders van zijn tijd vragen om een teken uit de hemel wijst hij op alle schijnzekerheden die ze steeds weer te berde brengen. Als weersvoorspellers naar de natuur gaan ze tekeer. Als het regent komt er water in de sloot en als de zon schijnt is het droog. Verder komen ze eigenlijk niet. Dat soort zekerheden kennen we nog steeds. Er komt een terroristische aanslag, zeker weten, alleen wanneer weten we nog niet, dus wees waakzaam. De vrijheden van burgers worden ingeperkt, grote massa’s politieagenten ingezet om iedereen te controleren. En uiteindelijk werd een arme Braziliaan in Londen doodgeschoten omdat hij hardlopend de metro wilde halen. En wie heeft zich niet eens gehaast om de trein of de bus te halen? Is dat voortaan gevaarlijk? En hoeveel wordt er gedaan om de oorzaken van het terrorisme weg te nemen?

De oorlogen in Irak en Afghanistan werden er mee gerechtvaardigd, maar daar zaten toen de terroristen niet. Die zaten inmiddels wel in Irak als een eigen Islamitische Staat, in de aanhangers van de vroegere dictatuur vonden ze warme bondgenoten. De tekenen van de tijd noemt men dan, nooit wordt het meer hetzelfde, we moeten ons wapenen. Dat ondertussen de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer, dat de honger in de wereld toeneemt in plaats van afneemt, dat de grenzen van de rijke landen meer gesloten worden in plaats van open dat zijn tekenen van deze tijd die niet genoemd en dus niet gezien worden. Wij zijn ondertussen druk bezig met discussies over mondkapjes. Verantwoordelijkheid nemen voor anderen lijkt wel veel te moeilijk. Alsof er niet genoeg op de hele wereld is om iedereen te eten te geven.

Alleen als we door blijven gaan om kostbare grondstoffen in een hoog tempo op te maken, scheppen we problemen voor hen die na ons komen. Echte liefde voor mensen zou ons daarvoor moeten behoeden. Dat we wat minder auto rijden is niet zo erg, er is ook openbaar vervoer en dat kan ook nog beter, met meer werk voor werklozen. Jezus waarschuwde voor de propaganda van het eigen belang. Pas als er wonderen worden verricht is het waar zo wil men ons doen geloven. Niks er van zei hij: pas als er gedeeld wordt is het waar. Op dus naar een duurzame samenleving, waar plaats is voor iedereen en niemand wordt uitgesloten van zorg en voedsel. Een samenleving waar tranen worden gedroogd, waar niemand bang hoeft te zijn niet meer te mogen geloven wat men gelooft, waar een kind speelt in het hol van een slang en niemand voor zijn tijd hoeft te sterven. In de Bijbel noemden ze dat het Koninkrijk van God.

Heb medelijden met mij

Matteüs 15:21-39

21 En weer vertrok Jezus; hij week uit naar het gebied van Tyrus en Sidon. 22 Plotseling klonk de roep van een Kanaänitische vrouw die uit die streek afkomstig was: ‘Heb medelijden met mij, Heer, Zoon van David! Mijn dochter wordt vreselijk gekweld door een demon.’ 23 Maar hij keurde haar geen woord waardig. Zijn leerlingen kwamen naar hem toe en vroegen hem dringend: ‘Stuur haar toch weg, anders blijft ze maar achter ons aan schreeuwen.’ 24 Hij antwoordde: ‘Ik ben alleen gezonden naar de verloren schapen van het volk van Israël.’ 25 Maar zij kwam dichterbij, wierp zich voor hem neer en zei: ‘Heer, help mij!’ 26 Hij antwoordde: ‘Het is niet goed om de kinderen hun brood af te nemen en het aan de honden te voeren.’ 27 Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’ 28 Toen antwoordde Jezus haar: ‘U hebt een groot geloof! Wat u verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen. 29 Jezus trok weer verder. Bij het Meer van Galilea ging hij de berg op; daar ging hij zitten. 30 Er kwamen grote mensenmassa’s op hem af. Men had verlamden, blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen meegebracht, die men aan zijn voeten legde, en hij genas hen allen. 31 De mensen zagen vol verwondering hoe doofstommen gingen spreken, kreupelen beter werden, verlamden gingen lopen en blinden weer konden zien, en ze brachten hulde aan de God van Israël. 32 Nadat Jezus zijn leerlingen bij zich had geroepen, zei hij: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en ze hebben niets meer te eten. En hen met een lege maag naar huis sturen wil ik niet, want dan zouden ze onderweg bezwijken.’ 33 De leerlingen antwoordden: ‘Maar waar halen we in deze verlatenheid genoeg brood vandaan om al die mensen te voeden?’ 34 Jezus vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’ Ze zeiden: ‘Zeven, en wat visjes.’ 35 Hij gaf de mensen opdracht op de grond te gaan zitten. 36 Toen nam hij de zeven broden en de vissen, sprak het dankgebed uit, brak de broden en deelde ze uit aan de leerlingen, en de leerlingen gaven ze aan de mensen. 37 Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze zeven manden vol. 38 Er hadden ongeveer vierduizend man gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. 39 Nadat hij de mensen had weggestuurd, stapte hij in de boot en voer naar de omgeving van Magadan. (NBV)

Er zijn allerlei manieren om mensen te helpen. Je kunt mensen negeren. Soms helpt dat. Uit onderzoek naar mensen die op een wachtlijst bij de Geestelijke Gezondheidszorg stonden bleek dat een flink deel van die mensen zonder verdere hulp al genas. Erkenning van een probleem, ook door henzelf was al genoeg om hen aan een oplossing te doen werken. Je kunt ook mensen helpen om er maar vanaf te zijn. Zoals de leerlingen van Jezus in het verhaal van hierboven proberen, zo van ze roept zo hard, dat staat kennelijk lelijk, dat trekt maar ongewenste aandacht. We zien die vorm van hulpverlening nog wel eens bij politici. Dan moeten ineens alle zwervers geholpen worden. Niet met hun probleem, dat kan nog heel verschillend en ingewikkeld zijn, maar met hun gezwerf, geen gezicht, dus: of naar een inrichting of naar een deel van de stad waar ze niet worden gezien. Je hebt ook nog de zogenaamde Rode Kruis agressie. Problemen voor mensen oplossen omdat je het gevoel hebt dat het moet, daar ben je toch voor. Het spreekwoord dat je beter iemand kan leren vissen dan een vis geven helpt dan niet. Toch is het natuurlijk altijd goed om je af te vragen wat helpen in een bepaalde situatie echt betekent. Help je iemand door alles over te nemen, of help je iemand door te laten zien dat die het zelf ook kan oplossen?

De geleerden zijn het er niet over eens wat hier uiteindelijk van Jezus gevraagd wordt. De nieuwe vertaling heeft het over wegsturen, maar de oude Statenvertaling had het over laten gaan. Het oorspronkelijke Grieks zou misschien ook met bevrijden vertaald kunnen worden en dan hebben de leerlingen meer door dan de Nederlandse vertaling ons wil doen geloven. Het brengt Jezus wel in gesprek met de vrouw. Een buitenlandse, een Kanaänitische, en dat staat vaak voor buitenlands van het ergste soort. Jezus gaat eerst na wat voor hulp gevraagd wordt. Is dit een moeder die het probleem dat een dochter kan zijn op een ander wil afwentelen? Kennelijk niet want de moeder is bereid zelf voor haar dochter door het stof te gaan. Dat maakt het Jezus mogelijk iets te doen. En wat dan? Wat de dochter mankeert blijft buiten het verhaal. Ze was genezen omdat haar moeder wilde dat ze genas. De inzet van ouders voor hun kinderen kan groot zijn. Dat betekent niet dat ongeneeslijk zieke kinderen genezen als hun ouders maar genoeg van ze houden, integendeel. Kinderen die ongeneeslijk ziek zijn genezen niet, hoezeer hun ouders ook van ze houden, maar die liefde maakt wel dat de kwaliteit van leven omhoog kan gaan. Wetenschappelijk onderzoek, voorzieningen voor zieken en gehandicapten, instellingen en ziekenhuizen, het is er vaak door de inzet van zulke ouders gekomen. Die ouders gaan niet alleen door het stof voor hun eigen kind, maar voor alle kinderen. Alleen zulke onvoorwaardelijke liefde voor mensen helpt, maar hulp vragen is eigenlijk heel gewoon.

Getallen staan er in de Bijbel soms niet zomaar. Als we ergens 12 zien staan denken we aan de 12 zonen van Jacob die hun namen gaven aan de 12 stammen van Israël. Jezus zocht later 12 zendelingen uit die als de Apostelen er op uit werden gestuurd om zijn verhaal te vertellen. Er is nog zo’n getal is dat is 7. Het wordt wel het heilige getal genoemd en het staat voor de volmaakte wereld, de hele wereld, maar dan zoals die bedoeld is. Daarvan staat in het begin van de Bijbel dat God er naar keek en zag dat het goed was. In het verhaal waarnaar hierboven wordt verwezen bleven er zeven manden over. Genoeg dus om de hele wereld te eten te geven. Niet zo vreemd natuurlijk als je eerst de kruimels van de tafel voor de buitenlandse bestemd. En natuurlijk net als in het eerste verhaal over het te eten geven van het volk, waren ook hier de vrouwen vergeten die na drie dagen nog te eten hadden, zij werden niet meegeteld. Maar vrouwen gaan niet op stap zonder proviand, zeker niet als ze ook nog hun kinderen mee nemen, mannen wel, die rennen zo de deur uit en zien wel. Vijf broden en een paar visjes brachten de leerlingen ter tafel. Er is dus echt genoeg te eten voor de hele wereld.

Naar de nederige ziet hij om

Psalm 138

1 Van David. Ik wil u loven met heel mijn hart, voor u zingen onder het oog van de goden, 2 mij buigen naar uw heilige tempel, uw naam loven om uw liefde en trouw: grote dingen hebt u beloofd, tot eer van uw naam. 3 Toen ik u aanriep, hebt u geantwoord, mij bemoedigd en gesterkt. 4 Laten alle koningen op aarde u loven, HEER, zij hebben de beloften uit uw mond gehoord. 5 Laten zij de wegen van de HEER bezingen: ‘Groot is de majesteit van de HEER. 6 De HEER is hoogverheven! Naar de nederige ziet hij om, de hoogmoedige doorziet hij van verre.’ 7  Al is mijn weg vol gevaren, u houdt mij in leven, u verdedigt mij tegen de woede van mijn vijanden, uw rechterhand brengt mij redding. 8 De HEER zal mij altijd beschermen. HEER, uw trouw duurt eeuwig, laat het werk van uw handen niet los. (NBV)

De Psalmen zijn niet allemaal geschreven door Koning David. Dat is aan sommige Psalmen ook duidelijk te merken, ook al staat David in het opschrift. Geleerden nemen aan dat het boek van de Psalmen is samengesteld uit een aantal verzamelingen liederen die in het volk Israël in gebruik waren. Ook ons nieuwe Liedboek voor zingen en bidden in huis en kerk is op die manier tot stand gekomen. De Psalm die we vandaag met de Kerk meezingen stond dus in elk geval in de bundel die David heette. Als we ons eenzijdig op de verhalen uit de Bijbel over Koning David zouden baseren bij de uitleg van deze Psalm dan komen we wellicht op een verkeerd spoor. Het eerste vers gaat over het loven van God, met heel het hart, zingend loven. Wij denken dan toch aan onze kerkzang, prachtige taal, mooie muziek waar je stil van kan worden, of vrolijk, of geroerd, of groots maar die gaat over God en jou en niemand of niets anders.

Maar de Psalm zingt niet zo maar over de lof die God toekomst. Dat zingen gebeurd onder het oog van de goden. Er staat eigenlijk niks zomaar in de Bijbel dus ook die goden onder wiens oog het lof zingen van de God van Israël plaatsvindt hebben een betekenis. We lopen in het dagelijks leven allerlei modes, idolen en gewoonten achterna. Dat is van alle tijden. Maar het is geen natuurwet. Er is een mode die niet zomaar door iedereen gevolgd wordt en dat is het buigen naar de Heilige Tempel van de God van Israël. Die Tempel kennen we niet meer maar daarin werden de richtlijnen bewaard voor een menselijke samenleving. Eén van die richtlijnen, een heel belangrijke, was dat je geen andere goden mocht nalopen. Dat laat je dus horen als je de lof zingt van de God van Israël. De dichter looft met name de naam van die God. Die spreken we nooit uit maar wordt vaak vertaald als “ik ben die ik zijn zal”. Nu kent het Hebreeuws geen werkwoord voor zijn in de zin van was is en is. Nee het zijn is in Israël verbonden met wat er gebeurd, er zijn zoals dat nodig is ligt dichter bij de betekenis van de Naam van God.

Het is ook een God voor hen die een God het meest nodig hebben. De nederigen in bescherming tegen de hoogmoedigen. Die God laat niet varen het werk dat zijn hand begon. Als je tegenslag overkomt, als je vijanden hebt dan mag je daar op vertrouwen. Het kwaad heeft nooit het laatste woord. Het verdwijnt niet als je op deze God gaat vertrouwen, maar het wordt voor mensen draagbaar als er het uitzicht is dat de God van Israël je er van zal bevrijden. Altijd, overal, eeuwig noemen we dat. De machtigen op deze aarde worden daarom opgeroepen zich aan die richtlijnen van de God van Israël te gaan houden. Ze vallen immers onder zijn heerschappij. Wie een brief schrijft voor Amnesty International ter bestrijding van onrecht en ondersteuning van de slachtoffers van onrecht die schrijft namens de God van Israël. Hoe meer schrijvers hoe groter de invloed. Dat is pas lof zingen onder de ogen van de goden. Het mag elke dag opnieuw.

Tegen het vallen van de avond

Exodus 29:38-46

38 Op het altaar moeten elke dag twee eenjarige rammen geofferd worden, 39 de ene ‘s morgens, de andere tegen het vallen van de avond. 40 Offer bij het ene dier een tiende efa tarwebloem vermengd met een kwart hin zuivere olijfolie. Offer bij dit dier ook een kwart hin wijn. 41 Bij het andere dier, dat je tegen het vallen van de avond offert, moeten eenzelfde graanoffer en eenzelfde wijnoffer als ‘s morgens gebracht worden. Het is een geurige gave die de HEER behaagt, 42 een brandoffer dat jullie en alle komende generaties dagelijks aan de HEER moeten brengen bij de ingang van de ontmoetingstent. Daar zal ik jullie ontmoeten om met jou te spreken. 43 Daar zal ik de Israëlieten ontmoeten en die plaats zal door mijn aanwezigheid worden geheiligd. 44 Ik zal de ontmoetingstent en het altaar heiligen, evenals Aäron en zijn zonen, zodat ze mij als priester kunnen dienen. 45 Ik zal te midden van de Israëlieten wonen, en ik zal hun God zijn.
46 En zij zullen inzien dat ik, de HEER, hun God ben, die hen uit Egypte bevrijd heeft om in hun midden te wonen. Ik ben de HEER, hun God. (NBV)

Elke dag moeten er tenminste twee offers gebracht worden op het altaar in het Heilige van de Tabernakel. Twee eenjarige rammen vertaald de Nieuwe Bijbelvertaling keurig maar het zijn dan toch gewoon twee lammetjes van het mannelijk geslacht die niet ouder dan een jaar zijn. In de ochtend een lammetje en in de avond een lammetje. Dit offer lijkt op een complete maaltijd. Er wordt tarwebloem met olijfolie aan toegevoegd, als je dat bakt krijg je ongezuurd brood en een flink glas wijn gaat er ook nog bij. Je begint de dag dus met delen met God en je eindigt de dag ook met delen met God. Het offer is te zien en te ruiken bij de ingang van de Ontmoetingstent dus eigenlijk doet heel het volk er aan mee.

Dat is dus ook de bedoeling. Door het verbond dat in die Ontmoetingstent wordt bewaard zijn God en zijn volk met elkaar verbonden. God zet daarom die Ontmoetingstent en alles wat daar in is apart. God neemt het in bezit als een paleis. Alles wat er in is hoort voortaan bij God. Bij de ingang van het Heilige kunnen het volk en God elkaar ontmoeten. Ook Mozes kan daar God ontmoeten en de problemen van het leiding geven aan het volk aan God voorleggen. Daar kan Aäron de orakelstenen raadplegen want God heeft beloofd daar te zijn. Het is dus een God die je niet wakker hoeft te maken, maar een God die met je meetrekt.

In het Christendom is het idee van het ochtend en het avondgebed overgenomen. Tegenwoordig vind je dat met name in kloosters terug maar ook daar waar mensen bij elkaar zijn gaan wonen kunnen het ochtend en het avondgebed een belangrijke rol spelen. Die God die met ons mee wil trekken, die zijn verbond in ons hart wil laten beitelen is niet een verzekeringspolis tegen ellende en tegenslag. Je wordt van dat verbond met die God niet gezonder en niet rijker. Maar je hebt wel een houvast voor de richting in je leven. Bij elke beslissing mag je je afvragen wat de invloed is op anderen, met name op de zwakkeren in de samenleving. En elke dag dat licht op je pad ontsteken en elke avond zien waar je dat gebracht hebt verreikt je leven, welke storm of welke ellende je ook meemaakt.

De wijding moet zeven dagen duren.

Exodus 29:31-37

31 Kook het vlees van de wijdingsram op een heilige plaats. 32 Aäron en zijn zonen moeten het vlees van de ram en het brood uit de mand eten bij de ingang van de ontmoetingstent. 33 Alleen zij mogen eten van het vlees en het brood waarmee de verzoeningsrite voltrokken werd toen zij gewijd en geheiligd werden. Een onbevoegde mag er niet van eten, want het is heilig. 34 Als er de volgende morgen nog iets over is van het vlees van het wijdingsoffer of van het brood, moet je dat verbranden. Het mag niet meer gegeten worden, omdat het heilig is. 35 Doe alles wat ik je met betrekking tot Aäron en zijn zonen heb opgedragen. De wijding moet zeven dagen duren. 36 Elke dag moet je een stier als reinigingsoffer aanbieden om verzoening te bewerken. Het altaar moet je met een verzoeningsrite van zonde reinigen en je moet het zalven om het te heiligen. 37 Zeven dagen moet deze verzoeningsrite duren. Daarna is het altaar allerheiligst; alles wat ermee in aanraking komt wordt zelf ook heilig. (NBV)

Als je apart gezet bent in de samenleving dan mag dat ook gezien worden. Daarom hebben mensen soms versieringen op uniformen. Hoe meer strepen en hoe meer goud hoe belangrijker ze gevonden dienen te worden. Dat is ook zo bij Priesters die Priester geworden zijn in het volk Israël. Of je Priester kan worden hangt af van wie je vader is. Priesters dat zijn de nakomelingen van Aäron de broer van Mozes. Priesters hebben zorgvuldig voorgeschreven kleding en zorgvuldig geformuleerde taken. Priesters delen mee in de offers die gebracht worden aan de God van Israël. Die God hoeft niet gevoed te worden, die God voedt immers zelf alle leven op aarde, die God kan ook niet omgekocht worden.

In Heidense Tempels kwam het nog wel eens voor dat de offers die door gelovigen aan de voeten van het Godsbeeld werden gelegd in het verborgen door de Priesters werden gegeten. Dat soort goden moest in leven worden gehouden met offers, dat soort goden waren omkoopbaar, als je genoeg offerde dan steeg je welvaart. Pas dus op als er in een zogenaamde Christelijke kerk wordt beweerd dat hoe meer je geeft bij de collecte hoe rijker en gezonder God je zal maken. Dat is in strijd met het geloof in de God van Israël lezen we vandaag.

Bij de wijding van nieuwe Priesters komen de Priesters elke dag bij elkaar om zelf een offer te brengen, het brood op de tafel van de toonbroden te vernieuwen en samen te eten. Daar mogen geen buitenstaanders bij, die zijn immers niet apart gezet voor de ontmoeting met de God van Israël. Die buitenstaanders moeten zich juist houden aan het Verbond met de God van Israël. Dat die God in de godsdienst Priesters heeft die naar dat verbond leven mag gezien worden. Dat eten is ook maar voor één dag. Meer voedsel, meer bezit hebben we niet echt nodig. Het kan leuk zijn maar het dagelijks brood is voldoende, de rest is vooral om te delen met hen die dat nodig hebben. Dat wat Priesters overlaten bij de maaltijd wordt verbrand. Ook de Priesters kunnen er geen aanhang mee kopen. Als volk van Koningen en Priesters mogen ook wij het delen voorop zetten in het leven. Elke zeven dagen opnieuw.