In grote haast

Lucas 1:39-56

39 Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, 40 waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. 41 Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest 42 en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! 43 Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44 Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45 Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’ 46 Maria zei: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, 47 mijn hart juicht om God, mijn redder: 48 Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, 49 ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam. 50 Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie Hem vereert. 51 Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, 52 heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien. 53 Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen. 54-55 Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’ 56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis. (NBV21)

We hebben geleerd om de begroeting van Maria door Elisabet als een vrome tekst te lezen. De Rooms Katholieke kerk heeft er zelfs een gebed van gemaakt. Maar de schrijver van het Lucas evangelie vertelt eigenlijk voortdurend het Oude Testament na. Kijk eens hoe dat wat God met het volk Israël en de wereld heeft gedaan ook nu gebeurt. Vrouwen die tegen alle verwachting in zwanger worden komen op vele plaatsen in het Oude Testament voor. Maar deze groet is een bijzonder citaat. Je kunt het vinden in het vijfde hoofdstuk van het boek Rechters, vers 24 om precies te zijn. Daar wordt Jael op deze manier aangesproken. Jael had generaal Sisera met een tentpin door zijn hoofd geslagen en zo het volk bevrijdt van een sterke vijand. De zwangere en nog steeds ongehuwde Maria wordt hier dus niet als een zacht en dienstbaar meisje aangesproken maar als een sterke strijdster die in opstand is gekomen tegen de heersende machten.

Dat maakt ook het lied duidelijk dat Maria als antwoord Elisabeth toezingt. Daar gaat het immers om de grote dingen die de machtige aan zijn dienstmeisje in lage staat heeft gedaan. Niemand zal ooit meer dit meisje vergeten dat besloot ondanks de zwartste bezetting van haar land toch haar zwangerschap te dragen in de verwachting dat elk kind opnieuw de kans zou bieden dat het de bevrijder van haar volk zou zijn. Haar kind zou immers wel eens de pin van Jael kunnen worden waarmee de slaap van de bezetters doorboord zou kunnen worden. Dit meisje jubelt het uit dat heersers van de troon worden gestoten en dat hongerigen overladen worden met gaven en rijken heengezonden worden met lege handen. Het is een overwinningslied zoals dat werd aangeheven door zangeressen als Debora, Mirjam de zuster van Mozes en Hanna de moeder van Samuël. En geen wonder dat het lied eindigt bij Abraham want net als Sara op hoge leeftijd is ook Elisabeth zwanger geworden.

Ook Elisabeth heeft besloten haar zwangerschap te dragen, ook al moet je daar in kringen waar mannen het voor het zeggen hebben over zwijgen. Dat zwijgen laten de beide vrouwen maar over aan Zacharias. Het zal duidelijk zijn dat de pogingen om Maria en Elisabeth als vrome, gedienstige en gehoorzame vrouwen af te schilderen falen als je het verhaal van Lucas leest als vervolg op en hervertelling van het Oude Testament. Het verzet van Debora, de vreugde na de doortocht door de Rode Zee van Mirjam en de toewijding aan de dienst van de Heer van Hanna klinken hier door. Een vast vertrouwen op een nieuwe aarde waarin elk mens tot haar recht komt, waar hongerigen zijn gevoed en bedroefden getroost, waar vrouwen zich niet meer hoeven schamen als ze een kind willen krijgen en waar niet de willekeur van mannen maar de eigen keus van vrouwen bepaalt of er wel of geen kinderen worden geboren. Daarom is dit verhaal van Maria en Elisabeth ook een verhaal van vandaag. Daar waar vrouwen niet tot hun recht komen, daar waar zij afhankelijk worden gehouden van oordelen van mannen, daar zal bevrijding moeten plaatsvinden, door henzelf en door ieder die wil leven in de dienst van de God van Israël en de liefde van Jezus van Nazareth.

Een afstammeling van David

Lucas 1:26-38

26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, 27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was nog maagd. 28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ 29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. 30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. 33 Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ 34 Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog geen gemeenschap met een man.’ 35 De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. 36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, 37 want voor God is niets onmogelijk.’ 38 Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen.(NBV21)

Nadat Elisabeth haar zwangerschap vijf maanden verborgen had gehouden, spotten met een oude vrouw die zwanger is doet zeer nietwaar, werd de zwangerschap van Elisabeth toch aan Maria bekend gemaakt. Maria woonde in Nazareth in Galilea. Dat is zo bekend dat we er overheen lezen. Voor de eerste lezers van het Evangelie van Lucas zal er onwillekeurig een glimlach om de mond gespeeld hebben. Galilea stond in Israël als het land van de heidenen bekend. Voor de inwoners van Judea en vooral Jeruzalem woonden daar boerenpummels die nauwelijks besef hadden van de geweldige gewichtige leer van de boeken van Mozes, de boeken van de profeten en de geschriften die samen de Hebreeuwse Bijbel vormden. En dat Nazareth? Eigenlijk betekent het iets als “struikgewas”. Die boodschapper van God ging dus naar een Joods meisje, die verloofd was met een afstammeling van koning David, en die vond hij in het struikgewas in het land van de Heidenen.

En op dat punt, zo ongeveer het minste vlekje dat je je in Israël kunt voorstellen daar wordt een geweldige belofte gedaan. Dat meisje, ongetrouwd nog, zal zwanger worden en haar zoon zal de beloofde bevrijder van Israël worden en op de troon van Koning David plaatsnemen. Nooit meer zal Israël een andere koning nodig hebben. En op de vanzelfsprekende vraag hoe dat allemaal wel niet moet als je niet getrouwd bent is het antwoord eigenlijk dat ook Elisabeth zwanger is. De Geest van God, de Liefde zelf, zal zorgen dat het gebeurd. Lees hier nu niet de flauwekul over maagdelijke geboorte en zo. Die wordt hier niet verteld en staat ook niet elders in de Bijbel. Een verkeerde vertaling van Jesaja in het Grieks heeft ons ooit op dat onzalige spoor gezet. Want Maria verheffen tot iets als een koningin van de hemel is nu eenmaal het tegendeel van wat ons verteld wordt. Ons wordt verteld dat het meest onaanzienlijke meisje uit Israël, uit het meest onaanzienlijke dorpje dat ligt in het meest onaanzienlijke deel van Israël de moeder zal worden van de grootste Koning van Israël uit de geschiedenis en de toekomst.

Hoe geloofwaardig is dat? Maria geloofde dat en daar mogen wij nog wel eens een voorbeeld aan nemen. Kunnen wij de voedselcrisis oplossen? Kunnen wij zorgen voor een gezond klimaat voor onze kinderen en kleinkinderen? Kunnen wij zorgen voor vrede en veiligheid? God heeft ons beloofd dat het zal kunnen en zal lukken. Niet door onze eigen kracht maar door de Geest van God heet het in deftige Bijbelse termen. Het betekent dat we ons moeten afwenden van alles wat ons eigenbelang dient, dat we op moeten houden bang te zijn dat we te kort komen. Niemand onder ons is zo min in aanzien als Maria was, niemand leeft in een zo onaanzienlijk dorpje in een deel van het land dat zo geminacht wordt. Wij kunnen samen opstaan tegen het onrecht dat de wereld beheerst. Juist als we onze naaste liefhebben als onszelf, als we oog durven hebben voor de minsten zal het ons lukken. Dan zal de aarde veranderen, dan zal die zoon van Maria niet alleen de Koning zijn van Israël maar werkelijk de Heer van de wereld. Maar we moeten vandaag beginnen die Heer ook echt als Heer te erkennen, en alle andere Heren te negeren.

 

Voor de Heer een volk gereedmaken

Lucas 1:1-25

1 Nadat reeds velen zich tot taak hebben gesteld om verslag te doen van de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken, 2 en die ons zijn overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden, 3 leek het ook mij goed om alles van de aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u, hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen, 4 om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent. 5 Toen Herodes koning van Judea was, leefde er een priester die Zacharias heette en tot de priesterafdeling van Abia behoorde. Zijn vrouw, Elisabet, stamde af van Aäron. 6 Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leidden een onberispelijk leven, geheel volgens de geboden en wetten van de Heer. 7 Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren al op leeftijd. 8 Toen de afdeling van Zacharias aan de beurt was om de priesterdienst te vervullen, 9 werd er volgens het gebruik van de priesters geloot en werd Zacharias aangewezen om het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer. 10 De samengestroomde menigte bleef buiten staan bidden terwijl het offer werd gebracht. 11 Opeens verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond. 12 Zacharias schrok hevig bij het zien van de engel en hij werd door angst overvallen. 13 Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren, en je moet hem Johannes noemen. 14 Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. 15 Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer, en wijn of bier zal hij niet drinken. Hij zal vervuld worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is, 16 en hij zal velen uit het volk van Israël naar de Heer, hun God, terugbrengen. 17 Hij zal voor Hem uit gaan met de geest en de kracht van Elia, om ouders met hun kinderen te verzoenen en om van zondaars rechtvaardigen te maken, en zo zal hij voor de Heer een volk gereedmaken.’ 18 Zacharias vroeg aan de engel: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd.’ 19 De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël, die altijd in Gods nabijheid is, en ik ben uitgezonden om je dit goede nieuws te brengen. 20 Maar omdat je geen geloof hebt gehecht aan mijn woorden, die op de voorbestemde tijd in vervulling zullen gaan, zul je stom zijn en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit alles gaat gebeuren.’ 21 De menigte stond buiten op Zacharias te wachten, en de mensen vroegen zich af waarom hij zo lang in het heiligdom bleef. 22 Maar toen hij naar buiten kwam, kon hij niets tegen hen zeggen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien; hij maakte gebaren tegen hen, maar spreken kon hij niet. 23 Toen zijn tempeldienst voorbij was, ging hij terug naar huis. 124 Korte tijd later werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze leefde vijf maanden lang in afzondering en zei bij zichzelf: 25 De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken. Hij heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten. (NBV21)

We leven in de adventstijd. Nog vijf weken en Kerstmis en is al weer bijna voorbij. In de aanloop naar Kerstmis vraagt de kerk zich af hoe het ook al weer zit met de verwachting van de komst van het Koninkrijk van God. Die komst begon met de geboorte van Jezus van Nazareth maar ook die geboorte had een voorgeschiedenis. Dat kerstverhaal begint met twee mensen uit het Priestergeslacht. Voorop in het verhaal van Jezus van Nazareth staat dus de Leer van Mozes uit de Tempel in Jeruzalem. Want Priesters waren er voor om de mensen te helpen die Leer, van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf, te onderhouden. Dat Priestergeslacht was ooit begonnen met Aäron de broer van Mozes. Maar in de loop van de geschiedenis was die familie heel erg uitgebreid. Wij bepalen ons tot twee leden van die familie, Zacharias en Elisabeth, een al wat ouder echtpaar dat geen kinderen had. Ze doen dan direct denken aan Abram en Saraï die ook geen kinderen hadden maar aan het begin stonden van het verhaal over het volk Israël.

En zo konden ook Elisabeth en Zacharias ook wel eens aan het begin staan van een geweldig verhaal. Ze worden in het Grieks “rechtvaardigen” genoemd en om rechtvaardigen gaat het meestal in de Bijbel. Die Herodes was wel Koning der Joden, maar het was geen Jood. Hij kwam uit Edom en stamde dus af van Esau de broer van Jacob die Israël zou worden. Er was ook nog een profeet geweest die Zacharia heette en zo vinden we in het begin van het verhaal van Lucas de Koning, de Priester en de Profeet. Samen staan ze rond de Tempel in Jeruzalem. Maar dat was lang onvruchtbaar gebleven. De richtlijnen voor een menselijke samenleving die daar werden bewaard maakten geen deel meer uit van het bestuursbeleid waarvoor ze ook bedoeld waren. Daaraan kon nu een einde aan komen. Terwijl Zacharias in de Tempel dienst deed kreeg hij een visioen, een droom dat er toch een kind geboren zou worden, een kind dat apart gezet zou worden, zoals Simson ooit apart gezet was, een kind dat de bevrijding van het volk zou aankondigen, waarmee de bevrijding zou beginnen.

Want al die uitspraken van die engel, boodschapper van God, zijn uitspraken die je in het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel kan terugvinden. En als je de hele schrift hebt om voor je te spreken dan doe je er het zwijgen toe, dan heb je zelf niets meer te zeggen. En zo gaat het met Zacharias: hij kon geen woord meer uitbrengen. Veel geleerden hebben zich overigens afgevraagd waarom Elisabeth zich verborgen hield, maar de betekenis daarvan komt waarschijnlijk pas aan het licht als we het verhaal van Lucas verder lezen en zo ver zijn we nog niet. Vandaag houden we op bij Elisabet die sprak zoals ooit Rachel sprak toen zij moeder werd van Jozef: “God heeft weggenomen mijn schande”. In een samenleving waar de gelijkheid van man en vrouw werd ontkend, waar men niet kon geloven dat God man en vrouw naar zijn beeld had geschapen, was het een schande als een vrouw geen kinderen had. Van Abraham en Sara, van de ouders van Samuël, van de ouders van Simson en aan Zacharias en Elisabet zouden we moeten leren dat die schande onzin is. Als we werkelijk gaan leven zoals God dat in de richtlijnen heeft gewezen, als we werkelijk van onze naaste gaan houden als van onszelf, als we gaan leven voor de minsten op aarde, dan gaat de onvruchtbaarheid voorbij, dan breekt nieuw leven aan, dan komt er namelijk een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. In dat verhaal kunnen we dus ook vandaag mee gaan doen en waarom ook niet.

Hoe ze mijn volk hoonden

Sefanja 2:4-15

4 Gaza zal verlaten zijn, Askelon een woestenij, Asdod wordt midden op de dag ontvolkt, Ekron ontworteld. 5 Wee jullie, bewoners van de kustvlakte, Kretenzers! De HEER spreekt zich uit tegen jou, Kanaän, land van de Filistijnen! Ik zal je te gronde richten, met al je bewoners. 6 De kustvlakte wordt grasland, met weidegrond voor herders en kooien voor schapen en geiten. 7 Het gebied zal toevallen aan wie er van Juda overblijven. Zij zullen daar weiden en ’s avonds rusten in de huizen van Askelon, want de HEER, hun God, zal naar hen omzien en hun lot ten goede keren. 8 Ik heb de hoon van Moab gehoord en de spot van Ammon, Ik heb gehoord hoe ze mijn volk hoonden en zijn gebied bedreigden. 9 Daarom, zo waar Ik leef – spreekt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Moab zal worden als Sodom en Ammon als Gomorra: een distelveld, een zoutput, voor altijd een woestenij. Ze zullen worden geplunderd door wat er nog over is van mijn volk, hun bezit valt toe aan wat er van mijn natie nog rest. 10 Dat is het loon voor de hoogmoed waarmee ze het volk van de HEER van de hemelse machten hebben gehoond en bedreigd! 11 De HEER is geducht, meer dan alle goden van de aarde; Hij zal ze allemaal doen verschrompelen. Aan alle kusten zal men voor Hem knielen, ieder in zijn eigen land. 12 Nubiërs, jullie worden door mijn zwaard doorboord! 13 Hij zal zijn hand uitstrekken naar het noorden, Assyrië te gronde richten, Nineve tot een wildernis maken, dor als een woestijn. 14 Kudden zullen er een rustplaats vinden, allerlei dieren zullen er samentroepen, uilen en roerdompen zullen nestelen tussen de zuilen. Hoor hoe het huilt door de vensters, puin ligt op de drempels, het cederhout is losgerukt. 15 Dat is er over van die vrolijke stad, de stad die zo onbezorgd leefde, die dacht: Ik, en ik alleen! Ach, wat een wildernis is ze geworden, een rustplaats voor wilde dieren. Wie er voorbijkomt sist tussen zijn tanden en gebaart vol afschuw met zijn hand. (NBV21)

De wetenschap schrijdt voort. Zo komt u in dit gedeelte dieren tegen die u nog nooit in de Bijbel bent tegengekomen. De vertalers van de NBV21 hebben zich laten leiden door wetenschappelijke ontdekkingen die gedaan werden op grond van de bestudering van nieuw gevonden teksten, die van Quran bijvoorbeeld. In de NBV21 zijn daardoor zes nieuwe dieren in de Bijbel opgedoken. Maar ze zijn maar bijzaak. Toen Israël en Juda overlopen waren door de Assyriërs en een groot deel van het volk in ballingschap werd weggevoerd klonken er vreugdekreten uit de omringende volken. Geen groter vermaak dan leedvermaak nietwaar. De profeet Sefanja waarschuwt die omringende volken. Juist vanwege dat leedvermaak zullen ze zelf ten ondergaan en hun plaats zal ingenomen worden door het handjevol dat achtergebleven is in Israël en Juda. En die Assyriërs zelf zullen ooit ook overwonnen worden.

Het gedeelte van vandaag eindigt met een lied tegen de Assyriërs waarin de hoop op hun nederlaag wordt bezongen. De ontredderde minderheid die had moeten toezien hoe het leger van Juda en Israël werd verslagen, hoe Jeruzalem werd verwoest en de Tempel leeggeroofd en vernietigd, krijgt moed ingesproken van de profeet. We moeten ook zelf oppassen met leedvermaak en wraak. Na de eerste Wereldoorlog werd Duitsland zwaar gestraft voor haar oorlogshandelingen. Zo zwaar dat er een kiem werd gelegd voor de beweging die de Tweede Wereldoorlog kon veroorzaken. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er dus een andere benadering en werd ook Duitsland geholpen bij de wederopbouw. Alleen het communistische gedeelte weigerde die opbouw en dat ging na 50 jaar alsnog ten onder aan de armoede. Sefanja liet al eeuwen geleden zien dat je als volken beter anders met elkaar omgaan dan elkaar vernederen. Zo zijn er veel mensen geweest die vonden dat de hulp aan het volk van Afghanistan bij de opbouw van een veilige en democratische samenleving een christenplicht is.

Eenvoudig is dat nooit. De landbouwsamenleving van Sefanja had genoeg aan weilanden en vruchtbare akkers, onze samenleving is zo ingewikkeld geworden dat we meer nodig hebben. We moeten ook niet vergeten dat het bij Sefanja gaat om broedervolken. Moabieten en Ammonieten stamden af van Lot, de broer van Abraham die ontsnapte aan de verwoesting van Sodom en Gomorra. Nu worden de Israëlieten bedreigd met een lot dat even erg is als het lot dat Sodom en Gomorra trof. Edom stamde af van Esau, de broer van Jacob, en is op veel plaatsen in de Bijbel de natuurlijke tegenstander van Israël, juist omdat het als broedervolk het volk Israël bestrijdt en niet te hulp komt. Met Nubiërs worden hier ook de Egyptenaren bedoeld. Wie gelooft in de God van Israël moet blijven vertrouwen in het niet geloven in andere goden, in het houden van de richtlijn van heb Uw naaste lief als Uzelf als maat voor het dagelijks handelen. Gelukkig dat we daar elke dag weer opnieuw mee kunnen en mogen beginnen, ook vandaag weer.

 

Een dag van hoorngeschal

Sefanja 1:14–2:3

14 De grote dag van de HEER is nabij, hij is nabij en komt zeer snel. Hoor! De dag van de HEER! Zelfs de dappersten schreeuwen het uit! 15 Die dag zal een dag zijn van razernij, een dag van angst en benauwdheid, een dag van verderf en verwoesting, een dag van duisternis en donkerte, een dag van dreigende, donkere wolken, 16 een dag van hoorngeschal en krijgsgeschreeuw tegen de vestingsteden en hun hoge torens. 17 Ik zal de mensen angst aanjagen, ze zullen rondlopen als blinden, want ze hebben tegen de HEER gezondigd. Hun bloed wordt vergoten als was het maar stof, hun vlees zal tot straatvuil vergaan. 18 Goud noch zilver kan hen redden als de toorn van de HEER hen treft, als het vuur van zijn woede heel de aarde verteert en Hij al haar bewoners een gruwelijk einde bereidt. 1 Kom tot jezelf en kom samen, schaamteloos volk, 2 voordat mijn besluit gestalte krijgt – een dag verwaait als kaf –, voordat de brandende toorn van de HEER zich tegen je keert, voordat de dag van de toorn van de HEER zich tegen je keert. 3 Zoek de HEER, jullie in het land die nederig zijn en naar zijn wetten leven, zoek rechtvaardigheid, zoek nederigheid: misschien vinden jullie een schuilplaats op de dag van de toorn van de HEER. (NBV21)

Vandaag, op “Black Friday”, zingen we met de profeet Sefanja het lied mee over de dag des Heren. Dat is een beeld dat we vandaag de dag nog terugvinden in de viering van de Grote Verzoendag door de Joden. Dan wordt er op de ramshoorn geblazen en trekken de gelovigen hun doodshemd aan, want zelf iets doen om je te verzoenen met de God van Israël is er niet bij. Je mag blij zijn dat je niet ter plekke dood neervalt en opnieuw mag beginnen. Het ontzagwekkende van de dag doet denken aan de inname van Jericho bij het begin van de intocht in het beloofde land. Zes maal was het volk zwijgend rond de stad gelopen en op de zevende dag na zeven maal rond te stad te zijn gelopen blies men op de ramshoorns en barste het volk in gejuich uit, waarop de muren instortten. Alleen de macht van de God van Israël zal het volk bevrijden. Zulke beelden zijn eigenlijk ook alleen in liederen te vatten. Alleen dichters kunnen de verschrikkingen onder woorden brengen die zullen komen als je het kwade in de wereld beschouwt en door laat woekeren.

Daarom staat na het lied ook nog een oproep aan het volk om anders te gaan handelen. Leef naar de wet van heb Uw naaste lief als Uzelf. Zie af van geweld maar zoek rechtvaardigheid en nederigheid. Stel je niet op als heerser maar als dienaar. Rijkdom en welvaart zullen niet tegen het kwaad kunnen beschermen. De nederigen staat hier tegenover de hoogmoedigen, zij die met geweld vrede denken te brengen, zij die de rijken beschermen en vergeten dat de allerarmsten niets te verliezen hebben dan hun eigen leven en dat je zelfmoordaanslagen dan ook ziet onder de allerarmsten wier wanhoop tot aan de hemel schreeuwt. Pas als we bereid zijn in de wereld eerlijk te gaan delen verandert het. Zorgen dat de hongerigen te eten krijgen en dorstigen te drinken. Zorgen dat er uitzicht is op een nuttig leven voor jongeren, voor een bijdrage aan de samenleving van hen die de bijdrage kunnen leveren.

Zorgen dus dat onrechtvaardige handelsmuren worden geslecht. Dat in ons land ook jongeren die thuis weinig hebben kunnen leren. de tijd krijgen een studie af te maken als ze door de armoede thuis er wat langer over moeten doen. Zorgen dat we zo zorgvuldig met de aarde en haar grondstoffen omgaan dat er voldoende voor onze kinderen en kleinkinderen overblijft. De dag des Heren is ook het begin van het aangename jaar des Heren waarin een ieder weer de grond terugkrijgt die God had gegeven en elk gezin opnieuw mag beginnen. Het is voor Christenen ook de dag van de komst van Jezus van Nazareth als de Messias, de bevrijder, in het Grieks de gezalfde, de Christus. Die alle volken van de aarde opriep om te gaan leven volgens het heb Uw naaste lief als Uzelf. Wij mogen elke dag tot een dag des Heren maken en elke dag opnieuw beginnen met haar weg, ook vandaag weer.

Van de aardbodem

Sefanja 1:1-13

1 Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Sefanja, de zoon van Kusi, de zoon van Gedalja, de zoon van Amarja, de zoon van Hizkia, toen Josia, de zoon van Amon, in Juda regeerde. 2 Alles zal Ik van de aardbodem wegvagen – spreekt de HEER. 3 Mens en dier zal Ik wegvagen. Ik zal de vogels aan de hemel wegvagen en de vissen in de zee, alles wat de zondaars ten val heeft gebracht. En Ik laat de mensen van de aardbodem verdwijnen – spreekt de HEER. 4 Ik zal mijn hand naar Juda en de inwoners van Jeruzalem uitstrekken. Daar zal Ik de Baäls, de afgodendienaars en de priesters vernietigen. 5 Ik zal wegvagen wie op het dak knielt voor het sterrenleger aan de hemel, wie knielt voor de HEER en trouw aan Hem zweert, maar tegelijk ook aan Milkom. 6 Ik zal vernietigen wie de HEER de rug toekeert, Hem niet zoekt en Hem niet raadpleegt. 7 Wees stil voor God, de HEER, de dag van de HEER is nabij! De HEER zal een offermaaltijd houden en zijn genodigden heiligen. 8 Op de dag van die maaltijd zal Ik de leiders en de koningszonen straffen, en al wie zich hult in uitheemse kledij. 9 Op die dag zal Ik straffen wie over de drempel springt en het huis van zijn heer vult met geweld en bedrog. 10 Op die dag – spreekt de HEER – klinkt er geschreeuw uit de Vispoort, gehuil uit de nieuwe stad en geraas uit de heuvels. 11 Huil, bewoners van de Vijzelbuurt: de handelaars zijn omgekomen, de geldwegers zijn uitgeroeid. 12 Dan doorzoek Ik Jeruzalem met lampen, straf Ik hen die rusten als wijn op de droesem en denken: De HEER doet geen goed en geen kwaad. 13 Hun bezittingen worden buitgemaakt, hun huizen verwoest. (NBV21)

Vandaag lezen we uit het 12 profetenboek het begin van het verhaal van Sefanja. Een bijzondere profeet blijkt uit zijn stamboom die in het begin staat. Die Kusja is namelijk niet een persoon maar de benaming van wat wij een Moor zouden noemen. En dat er dan drie geslachten voor staan betekent dat hij overeenkomstig de wetten van Mozes in het volk Israël was opgenomen en in dit geval ook nog van Koninklijke bloede was. Sefanja kondigt aan dat God een hele boel zal wegvagen staat er in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, maar dat wegvagen is het gevolg van wat er eigenlijk in het Hebreeuws staat. Daar staat dat de Eeuwige alles zal verzamelen van bloedrode grond. In de NBV21 is er dus ” van de aardbodem” toegevoegd. Maar vergeet niet dat ook de mens uit de bloedrode aarde was gevormd. En wie het begin van het boek Genesis in gedachte neemt leest dat God de schepping ongedaan zal maken, dat de aarde weer woest en ledig zal worden, chaos zal heersen over de aarde.

Maar er is troost, niet alles en iedereen zal zomaar verdwijnen maar de afgodendienaars, zij die goden vereren naast de God van Israël. Al die klaplopers die zich rijk en machtig wanen zullen gestraft worden, het zijn de rijken die zich verdringen om bij de koning in de gunst te komen, die dus over de treden springen, die geweld en bedrog gebruiken om hun eigen belang te dienen. Zij zullen gestraft worden en gehuil zal klinken uit die mooie nieuwe huizen die in een nieuwe wijk van de stad achter de Vispoort liggen. Dan zullen hun bezittingen in beslag worden genomen, hun huizen en hun wijngaarden. Het volk moet wel diep gezonken zijn wil God het zo aanpakken. Nu dat staat al in het eerste vers waar gezegd wordt dat Sefanja sprak ten tijde van Koning Josia. En die Koning Josia kennen we. Toen hij Koning werd van Juda liet hij de Tempel in Jeruzalem restaureren, die was vervallen geraakt. En in een gemetselde muur werd een wetsrol gevonden. Dat bleek de Tora, de Leer van Mozes te zijn.

Die Tora was het volk kwijtgeraakt en Josia herstelde de godsdienst van de God van Israël en liet alle afgoden uit zijn rijk verwijderen. We doen altijd maar of Israël als volk zo trouw is gebleven aan de belofte van de God van Israël. Niets is minder waar. Het zijn altijd individuen als Sefanja geweest die de herinnering aan de God van Israël trouw zijn gebleven. En ook nu moeten we niet zomaar aannemen dat de staat Israël wel zal handelen in de geest van de God van Israël. Eigenlijk moeten we dat zeer wantrouwen en eerst de vragen stellen die ook Sefanja stelt. Gelukkig dat wij nog weet hebben van de maat die we bij ons eigen handelen moeten aanleggen. De Tempel en Jeruzalem staan immers voor de richtlijnen die God aan het volk gaf om een menselijke samenleving te kunnen volgen. Die richtlijn van heb Uw naaste lief als Uzelf, die moet gestalte krijgen in ons eigen leven, in ons eigen land maar ook in Israël en Palestina. Daar mogen we elke dag opnieuw weer aan werken, ook vandaag weer.

Pas op, wees waakzaam

Marcus 13:24-37

24 Maar in de dagen na de verdrukking zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, 25 de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 26 Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister. 27 Dan zal Hij de engelen eropuit sturen om zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeen te brengen, van het uiteinde van de aarde tot het uiteinde van de hemel. 28 Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 29 Zo moeten jullie ook weten, wanneer je die dingen ziet gebeuren, dat Hij in aantocht is en heel dichtbij. 30 Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 31 Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden verdwijnen nooit. 32 Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader. 33 Pas op, wees waakzaam, want jullie weten niet wanneer die tijd zal komen. 34 Het is als met een man die op reis ging: hij verliet zijn huis en droeg het beheer over aan zijn dienaren, die elk een eigen taak kregen, en de deurwachter gaf hij opdracht om de wacht te houden. 35 Wees dus waakzaam, want jullie weten niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds, of midden in de nacht, of bij het eerste hanengekraai, of ’s morgens vroeg. 36 Laat hij jullie niet slapend aantreffen wanneer hij plotseling komt. 37 Wat Ik tegen jullie zeg, zeg Ik tegen iedereen: wees waakzaam!’ (NBV21)

Soms zijn de gelijkenissen van Jezus van Nazareth kleine grapjes. Iedereen wil weten wanneer het nu eens echt lente wordt. Dat je dan naar de bomen moet kijken of er al blaadjes aan komen is natuurlijk een dooddoener. Je kunt ook naar de kalender kijken, of de vogels in de lucht. Iedereen weet dat de lente komt maar het ene jaar is het vroeger zacht en het andere jaar kan het nog laat sneeuwen en stormen. Het heeft dus geen zin te speculeren over dag en uur van het begin van de lente. Net zo min heeft het zin om te speculeren over dag en uur van het einde van de geschiedenis. Maar we moeten er wel klaar voor zijn. En dat kan en dat mag. Dat noemen ze in de kerken genade. Dat we mogen zorgen dat de aarde een huis wordt waar God zelf wil komen wonen. Niet dus een huis waar mensen worden vermoord, waar mensen honger leiden, waar mensen aan de kant van de weg moeten blijven staan, waar mensen ten onrechte in gevangenissen worden gestopt, waar oorlog wordt gevoerd en noem maar op. Niet een huis waar de ellende voor de meeste mensen op aarde de overhand heeft.

Het lijkt er soms op dat we die aarde met een stevige bezem moeten schoonmaken, Maar het is een taak die geweldig is, die ieder mens verre te boven gaat. Gelukkig kennen we de Heer van de aarde die heeft gezegd dat hem alle macht gegeven is. Wij hoeven niet alles op te lossen, wij mogen naar vermogen ons steentje bijdragen en zoveel mogelijk mensen daarin meekrijgen. Maar we mogen niet verzaken, niet inzakken of inslapen. Want voordat we het weten is het einde van de geschiedenis aangebroken. Eigenlijk staat in dit Bijbelgedeelte nog eens heel duidelijk dat je elke dag moet leven of het morgen afgelopen kan zijn. Dat delen van wat we hebben met de hongerigen kan echt niet uitgesteld worden tot de volgende conferentie over voedselnood in de wereld. Daar kunnen de kinderen die lijden aan honger niet op wachten, zij sterven de hongerdood als wij wachten tot de eerlijke handelsverhoudingen ook tot achter de komma geregeld zijn.

Juist die eerlijke handelsverhoudingen geven arme boeren de kans op de wereldmarkt te concurreren tegen boeren uit rijke landen die beschikken over kennis over de landbouw en subsidies om hun bedrijf zo efficiënt mogelijk tot een zo groot mogelijke winst te brengen. De arme boeren ontbreekt het aan kennis, ontbreekt het aan middelen, aan gereedschappen om hun grond en hun producten met zo weinig mogelijk kosten tot een zo groot mogelijke opbrengst op te kweken. In die ongelijkheid zit de bron van voortdurend terugkerende voedselrampen. Juist daarom moeten we extra waakzaam zijn. Op allerlei terreinen hebben we de neiging alleen onze eigen problemen te willen oplossen en te vergeten dat we om de armen moeten denken. Ons energieprobleem oplossen door in arme landen vruchtbare grond te laten gebruiken voor de verbouw van oneetbare producten die hier gebruikt kunnen worden voor biobrandstof veroordeelt de inwoners van die landen tot honger. Beter is daar voedsel te verbouwen en hier de producten die nodig zijn voor biobrandstof zodat onze boeren niet verleid worden de arme boeren weg te concurreren. Waakzaamheid is altijd en overal geboden, ook vandaag weer.

Niet in de winter

Marcus 13:14-23

14 Wanneer jullie de “verwoestende gruwel” zien staan waar hij niet hoort (lezer, begrijp dit goed), dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten; 15 wie op het dak van zijn huis is moet niet beneden nog iets gaan halen, 16 en wie op het land is moet niet naar huis gaan om zijn mantel te halen. 17 Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! 18 Bid dat het niet in de winter gebeurt, 19 want het zal een tijd van grote verdrukking zijn zoals er sinds het begin van Gods schepping nooit geweest is en ook nooit meer zal komen. 20 En als de Heer die tijd niet had verkort, zou geen enkel mens worden gered; maar omwille van de uitverkorenen, die Hij tot de zijnen heeft gemaakt, heeft Hij die tijd verkort. 21 Als iemand dan tegen jullie zegt: “Kijk, hier is de messias,” of: “Daar is hij,” geloof het dan niet, 22 want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die tekenen en wonderen zullen verrichten om zo mogelijk Gods uitverkorenen te misleiden. 23 Jullie moeten oppassen, Ik heb het jullie allemaal van tevoren gezegd.(NBV21)

Nood leert bidden. Als je de verschrikkingen leest die in dit Bijbelgedeelte beschreven zijn dan kun je je dat heel goed voorstellen. De vele opstanden die tijdens en na het leven van Jezus van Nazareth in Palestina plaatsvonden maakten het leven steeds zwaarder. Uiteindelijk werd in het jaar 70 de Tempel in Jeruzalem vernietigd en werd een heel groot deel van de inwoners van Palestina verspreid over het hele Romeinse Rijk. Men kan zich voorstellen dat deze gruwelen een diepe indruk gemaakt hebben op de jonge Christengemeenten die uit Joden en Heidenen bestonden. Mensen die nog maar pas geleerd hadden zich in te zetten voor lijdenden, voor hongerigen, voor vluchtelingen. Zij hoorden de verhalen over oorlog, over mishandelingen en executies, over verkrachtigingen en plunderingen. Ze hadden ook geleerd de komst van Jezus Messias te verwachten. Die Jezus van Nazareth zou immers terugkeren om de hele aarde te bevrijden van al die ellende. Groter ellende kon men zich niet voorstellen dus die Jezus van Nazareth kon elk moment terugkomen.

Marcus neemt hier in zijn verhaal over Jezus van Nazareth gas terug. Hij herinnerde zich de waarschuwingen voor valse profeten. In de dagen van Jezus van Nazareth waren er veel messiassen. Ze beloofden de bevrijding van Palestina op allerlei manieren. Sommigen trokken met volgelingen de woestijn in om ver van de bewoonde wereld nieuwe gemeenschappen te stichten. Anderen begonnen opstanden met bloedig geweld hun volgelingen voorhoudend dat ze een teken uit de hemel zouden krijgen die de overwinning garandeerde. Jezus van Nazareth waarschuwde krachtig tegen deze valse messiassen. Ze zijn te herkennen aan de genezingen en andere wonderen die ze voor een groot publiek verrichten. Die terugkomst is wel te verwachten. Maar wanneer weten we niet. In elk geval niet als wij denken dat de rampen en de ellende op hun ergst zijn. Het kan altijd nog erger. Pas nadat het echt op z’n ergst is geweest, pas daarna komt Jezus terug. Dan pas zal de zon verduisterd worden, zullen de sterren uit de hemel vallen en zullen de hemelse machten wankelen.

Natuurkundigen voorspellen dat de aarde zal vergaan als de zon is opgebrand maar dat opbranden van de zon kan nog wel vele eeuwen op zich laten wachten. De lezers van het Evangelie van Marcus wisten dat nog niet. En of het inderdaad zal liggen aan natuurwetten weten wij ook niet. Marcus had dezelfde beschrijvingen over rampen en ellende gelezen in de boeken van de profeten Jesaja en Daniel. In onze geschiedenis meende men ook heel vaak dezelfde tekenen te herkennen, maar steeds kreeg Jezus van Nazareth gelijk. Al die ellende, al die oorlog en hongersnoden betekenen nog niet het einde van de geschiedenis. Natuurlijk mogen we bidden dat een hongersnood niet uitbreekt in de winter. Ook voor ons zijn rampen en ellende niet uitgesloten. Voor ons bestemd zijn de slachtoffers voor wie we oog en oor mogen hebben. Wij mogen ons afvragen hoe het komt dat een klein deel op onze aarde de rampen zonder veel moeite kan doorstaan terwijl een groot deel van de aarde meer dan naar verhouding te lijden heeft van alle rampen, oorlogen en ellende. Wij zullen moeten leren wat delen is, dan zullen we ook de zwaarste tijden doorstaan. En met dat leren mogen we vandaag al beginnen.

Het goede nieuws

Marcus 13:3-13

3 Toen Hij op de Olijfberg was gaan zitten, tegenover de tempel, en Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas alleen met Hem waren, stelde Petrus Hem de vraag: 4 ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is?’ 5 Jezus antwoordde: ‘Pas op dat niemand jullie misleidt. 6 Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: “Ik ben het,” en ze zullen veel mensen misleiden. 7 Als jullie berichten horen over oorlog en oorlogsdreiging, wees dan niet verontrust. Die dingen moeten gebeuren, maar daarmee is het einde nog niet gekomen. 8 Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere, en overal zullen er aardbevingen en hongersnoden zijn: dat is het begin van de weeën. 9 Wat jullie zelf betreft: pas goed op. Jullie zullen voor het gerecht gesleept worden en in synagogen worden gegeseld, en jullie zullen omwille van Mij voor gouverneurs en koningen moeten verschijnen om getuigenis af te leggen. 10 Want eerst moet aan alle volken het goede nieuws worden verkondigd. 11 Wanneer jullie weggevoerd worden om te worden uitgeleverd, maak je dan vooraf geen zorgen over wat je zult gaan zeggen; zeg wat jullie op dat moment wordt ingegeven, want jullie zijn het niet die dan spreken, maar het is de heilige Geest. 12 De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen, en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen ter dood laten brengen. 13 Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam, maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered.(NBV21)

We zijn nog lang niet zo ver, dat aan alle volken op de aarde het goede nieuws is verkondigd. In de tijd dat het evangelie van Marcus werd geschreven leek het heel wat dichterbij dan vandaag. Toen geloofde men dat er zeventig volken op de wereld waren en dat eigenlijk al die volken zo ongeveer onderworpen waren aan het Romeinse Rijk. Het feit dat er overal oorlog werd gevoerd en dat er hongersnoden en aardbevingen waren droegen bij aan het gevoel dat het einde van de geschiedenis wel dichtbij zou moeten zijn. Als je nagaat hoe oud de kosmos is, hoe ver we afzitten van de oerknal, dan is die paar duizend jaar waarover we nu praten inderdaad niet veel. Maar op een mensenleven is het nog een hele tijd. Als we het gedeelte van vandaag nauwkeurig lezen dan blijkt dat we ons eigenlijk helemaal niet druk hoeven maken over al die tekenen die wijzen op een mogelijk einde van de geschiedenis. Ook in onze dagen duikt het verlangen het te kunnen voorspellen weer op. Er zijn hele bewegingen die zich voor christelijk uitgeven die zich bezig houden met het bewijs dat we in de eindtijd leven. Volgens de Bijbel betekenen die tekenen voor gelovigen helemaal niks.

Wat veel belangrijker is is de vraag hoe je dat geloof volhoudt. Al die keurige nette schriftgeleerden in hun mooie pakken vinden het maar niks, dat voorop zetten van de minste, dat dag en nacht zorgen voor de mensen die zorg nodig hebben. Ze zullen zich er met geweld tegen verzetten. Ja zelfs binnen families zal er ruzie blijven ontstaan rond de vraag waar de familie bij hoort, bij die scherpslijpende zich duur voordoende bijbelgeleerden, of bij de mensen die alles wat ze hebben delen met hen die niets hebben, die proberen iedereen er van de overtuigen dat alleen samen leven en samen delen kan leiden tot een betere samenleving. Gelukkig hoef je je niet af te vragen hoe je dat moet uitleggen, als je behept bent met dezelfde geest als Jezus van Nazareth, de Heilige Geest noemen we dat in de kerk, dan vallen de juiste woorden je vanzelf in. Soms zul je zelfs verbaasd staan van jezelf hoe helder en overtuigend je de bevrijding van de armen kunt verkondigen.

Denk overigens niet dat Jezus van Nazareth de vier volgelingen met wie hij naar de tempel zat te kijken iets nieuws vertelde. Hij citeert hier volop uit de boeken van de profeten. Dat van die familieruzies werd bijvoorbeeld al voorspeld door de profeet Micha en Daniël had temidden van de ballingschap in Babel al opgeroepen om vol te houden in het geloof in de God van Israël ook al wordt je door iedereen er om gehaat. In de dagen van het ontstaan van het evangelie van Marcus was er alle reden om kijkend naar de Tempel na te denken over het einde van de geschiedenis. Keizer Caligula had eerst de Tempel op verschrikkelijke wijze ontwijd en in het jaar 70 zou de Tempel in Jeruzalem voorgoed verwoest worden, alleen een muur bleef staan. Die verwoesting bracht een einde aan de manier waarop de godsdienst van de God van Israël vanouds werd gevierd. Christenen bedachten toen dat hun hart de Tempel zou moeten zijn waar God zou komen wonen. En dat betekent dat overal waar we zijn, dag in dag uit, we de wil van God kunnen doen door oog en zorg te hebben voor de minsten op aarde, ook vandaag kan dat weer, ondanks alle tegenstand.

 

U bent goden

Johannes 10:31-42

31 Toen de Joden weer stenen opraapten omdat ze Hem wilden stenigen, 32 zei Jezus: ‘Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan; om welke goede daad wilt u Me stenigen?’ 33 ‘Voor een goede daad zullen we U niet stenigen,’ antwoordden ze, ‘maar wel voor godslastering: U bent een mens, maar U beweert dat U God bent!’ 34 Jezus zei: ‘Staat er in uw wet niet geschreven: “Ik heb gezegd: ‘U bent goden’”? 35 De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden genoemd worden, 36 hoe kunt u Mij, door de Vader geheiligd en naar de wereld gezonden, dan beschuldigen van godslastering wanneer Ik zeg dat Ik Gods Zoon ben? 37 Als wat Ik doe niet van mijn Vader komt, geloof Me dan niet, 38 maar als dat wel het geval is en toch gelooft u Mij niet, geloof dan tenminste wat Ik doe. Dan zult u begrijpen dat de Vader in Mij is en dat Ik in de Vader ben.’ 39 En weer wilden ze Hem grijpen, maar Hij ontsnapte. 40 Hij ging terug naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes eerder gedoopt had. Daar bleef Hij. 41 Veel mensen kwamen naar Hem toe; ze zeiden: ‘Johannes heeft weliswaar geen tekenen verricht, maar alles wat hij over deze man gezegd heeft is waar.’ 42 En velen kwamen daar tot geloof in Hem. (NBV21)

Op het lasteren van God stond maar één straf. De doodstraf, door steniging. Niet dat Jezus zichzelf herder van Israël had genoemd en zijn leerlingen had opgedragen van alle mensen te houden was een godslastering maar een mens die zichzelf verheft tot God lastert de God die alle verstand te boven gaat. Die alles geschapen heeft dat een mens kan zien en meemaken. Geen mens kan zo groot zijn. Dat verdient de doodstraf. Maar Jezus wijst op Psalm 82. Daar spreekt de God van Israël zijn volk toe als “goden”, in het Hebreeuws staat daar Elohim en dat woord wordt in de Tanach, de Joodse Bijbel die wij Oude Testament noemen, gebruikt als benaming van God. Er is natuurlijk ook dat vierletterwoord dat we niet uitspreken maar waarmee God zich bekend had gemaakt aan Mozes. Maar dat Elohim staat er net zo vaak voor God.

Jezus gebruikt alleen dat ene kleine zinnetje uit de Psalm. Die noemt hij ook nog de Wet, de Tora. De Judeeërs beschouwden de Psalmen als een geschrift dat uitlegt wat er in de Tora staat. Jezus laat weg wat er achter de uitspraak van God staat, die Elohim zijn de kinderen van God die misschien goden zijn maar ook sterfelijk. Jezus is Gods Zoon en valt daarmee samen met God zelf. De onvoorwaardelijke liefde waarmee Jezus de mensen benaderde en die hij ook aan zijn leerlingen opdroeg maakte hem inderdaad goddelijk. En hij heeft daarbij gezegd dat ook zijn leerlingen kinderen van God genoemd zouden worden. En als wij volgelingen van Jezus willen zijn en hem willen navolgen dan kunnen ook wij kinderen van God genoemd worden. God heeft ons zijn liefde gegeven en die mogen wij verspreiden. Paulus gaat later nog een stap verder als hij vaststelt dat overal waar liefde is God aan het werk is. Dat is dus ook zonder de gelovigen. Liefde heeft dus voor ons centraal te staan en de liefdeloosheid brengt ons in beweging.

De liefdeloosheid van de vaccinatieweigeraars die zichzelf meer liefhebben dan de mensen die ze kunnen besmetten. De liefdeloosheid van de belastingdienst die iedereen over een kam scheren en mensen om het minste en geringste in het verderf heeft gestort. De liefdeloosheid van de overheid die mensen die zijn getroffen door de behoefte aan gas dat warmte opwekt laat zitten met instortende huizen en een hoeveelheid schade dat rustig en veilig wonen er niet meer bij is. Het is de liefdeloosheid van ons allemaal die vluchtelingen laten verrekken en honger en oorlog op de wereld laten voortduren. Jezus gaat terug naar de oorsprong van zijn opdracht. Aan de overkant van de Jordaan trad eens Johannes de Doper op, die de mensen doopte ter vergeving van hun zonden en waar God over Jezus als zijn geliefde zoon had gesproken. Die bekering waartoe Johannes opriep mogen wij elke dag opnieuw meemaken.