Geef aan mijn uitspraken gehoor.

Spreuken 4:14-27
14 Ga niet het pad van goddelozen, bewandel niet de weg van wie boosaardig zijn. 15  Mijd hun weg, betreed hem niet, ga eraan voorbij, loop door. 16  Ze gaan niet slapen voor ze kwaad hebben gedaan; wanneer ze anderen niet ten val brengen, worden ze van hun rust beroofd. 17  Ze doen zich te goed aan het brood van goddeloosheid, zwelgen in de wijn van het geweld. 18  De weg van de rechtvaardigen is stralend als de zon, die opkomt, hoger klimt, totdat de dag zijn licht verspreidt. 19  De weg van goddelozen is alleen maar duisternis, ze struikelen, en weten niet waarover. 20 Mijn zoon, heb aandacht voor mijn woorden, geef aan mijn uitspraken gehoor. 21  Houd ze steeds voor ogen, bewaar ze in het diepste van je hart. 22  Ze zijn het leven voor wie ze aanvaarden, sterken heel het lichaam als een medicijn. 23  Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven. 24  Neem nooit leugens in de mond, laat geen bedrog over je lippen komen. 25  Je moet elk mens recht in de ogen kunnen zien, nooit je ogen hoeven neerslaan. 26  Effen de weg waarover je gaat, dan loop je met vaste tred. 27  Wijk niet af naar rechts, wijk niet af naar links, wijk alleen uit voor het kwaad. (NBV)
Heb God lief met heel je hart en met heel je verstand staat ergens anders in de Bijbel geschreven en Jezus van Nazareth voegt er de tekst uit Leviticus aan toe over het heb je naaste lief als jezelf waardoor dat de manier wordt waarop je van de God van Israël kan houden. Geen wonder dus dat de Spreukendichter ons vandaag oproept om vooral over je hart te waken. Er staat niet voor niets geschreven dat waar je hart is ook je schat zal zijn. En het symbool dat wij bij uitstek hanteren voor de liefde tussen mensen is het hart. Al dat leren, dat lernen, van het onderricht dat wijsheid brengt, het onderricht van de Thora, de eerste vijf boeken van de Bijbel, de leer van Mozes, zou er op kunnen wijzen dat het in de Bijbel gaat om het gebruiken van je verstand. Het lijkt er op alsof je hart er niet meer aan te pas komt, maar niets is minder waar. Het leren van de Thora is het leren de Thora te beoefenen, uiteindelijk de Thora te vervullen. Het gaat dus om te leren hoe te handelen in het leven, hoe merk je de zwaksten op, hoe steek je een hand uit, wat is hulp eigenlijk?
Het gaat bij het leren handelen juist niet om het gebruiken van het verstand. Paulus gebruikt hier vergelijkingen uit de sport en sportlieden oefenen net zo lang tot hun handelen van nature gaat. Ze focussen en dat betekent dat ze alle verwerking van indrukken stopzetten en alleen nog voelen hoe ze in hun sport moeten handelen. De spreuken van vandaag zijn daar eigenlijk op gericht. Het vermijden van het kwaad en het doen van het goede en niets dan het goede moet vanzelf gaan. Dat is niet een van boven opgelegde houding maar komt van binnenuit. Naast de liefde is het hart immers ook de zetel van het leven en de tekst zou ook vertaald kunnen worden als hoe lang je leeft hangt af van hoe goed je voor je hart weet te zorgen. Nu is de Bijbel toch al geneigd om liefhebben van de naaste te verbinden met een lang leven, met het weer gaan leven ja zelfs met het uit de dood opstaan, uit een doods bestaan weer tot leven komen. Allemaal begrippen die in dit korte stukje uit Spreuken mee mogen gaan klinken.
De zorg van de moeder is een goed voorbeeld van natuurlijke zorg, een moeder voelt aan hoeveel zorg en hulp haar kinderen nodig hebben. De vader moet dat zelf leren en weer aanleren aan zijn zonen. Van een meer vooraanstaande positie van mannen is hier dus geen sprake, integendeel, de domme mannen hebben altijd weer nog veel te leren over liefde voor de naaste en over de zorg voor de minsten. Maar er schemert nog een ander gevolg door. Het onderwijs van vader op zoon zoals hier beschreven wordt is het onderwijs van elke vader aan elke zoon, van generatie op generatie. Het is dus het onderwijs voor een heel volk. Het navolgen van de leer van de Thora, het beoefenen van de liefde voor God, het vervullen van de Thora is dus niet alleen een individueel gebeuren het is iets wat de hele samenleving raakt, het zal overal in het volk te merken zijn. De Thora was dan ook niet aan één mens  gegeven maar aan een volk dat een voorbeeld mocht zijn. Als wij in onze samenleving oplossingen zoeken voor problemen, wetten willen maken die problemen oplossen mogen we dus best naar die Thora kijken. Het gaat om wetten maken die gebaseerd zijn op liefde voor mensen.

Wat ik je leer is waardevol

Spreuken 4:1-13
1 Zonen, luister naar de lessen van je vader, wees vol aandacht en kom tot begrip. 2  Wat ik je leer is waardevol, sla dus mijn onderricht niet in de wind. 3  Ik was mijn vaders beminde zoon, mijn moeders lieveling. 4  Mijn vader leerde mij: ‘Laat je hart mijn woorden bewaren, handel naar mijn richtlijnen, dan gaat het je goed. 5  Streef naar wijsheid, zoek naar kennis, wijk niet af van wat ik zeg, vergeet het niet. 6  Verlaat de wijsheid niet, dan beschermt ze je, heb haar lief, dan behoedt ze je. 7  Het begin van wijsheid is dat je wijsheid zoekt, an alles wat je hebt verworven, inzicht toevoegt. 8  Acht de wijsheid hoog, dan geeft ze je aanzien, ze strekt je tot eer wanneer je haar omhelst. 9  Ze legt een sierlijke krans om je hoofd, schenkt je een luisterrijke kroon.’ 10  Mijn zoon, luister, neem mijn woorden aan, ze vermeerderen de jaren van je leven. 11  Ik heb je de weg van de wijsheid gewezen, op rechte paden heb ik je gevoerd. 12  Je zult onbelemmerd voortgaan, nergens zul je struikelen, al ga je nog zo snel. 13  Laat mijn onderricht niet los, houd het vast, vergeet het nooit, het is je leven. (NBV)
We lezen vandaag een gedeelte uit de Nieuwe Bijbelvertaling over leren. Dat leren van de wijsheid van God staat centraal in het geloof van Joden en Christenen. In de praktijk van Christelijke kerken is het begrip leren een beetje ondergesneeuwd. Dat komt door de vertaling van het begrip Thora. Dat wordt meestal vertaald met Wet, soms ook met geboden en hier in dit gedeelte vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling net als de Naardense Bijbel met richtlijnen. In Hebreeuwse commentaren wordt Thora ook vertaald  met lering, leer, of onderwijs en een zin als “handel naar mijn richtlijnen” of “onderhoud mijn geboden” zou ook vertaald kunnen worden met “blijf oefenen in mijn onderricht”. Het begin van de Wijsheid die je moet leren is immers het inzicht. Inzicht in hoe de wereld in elkaar zit en waar je op moet letten. In de Bijbel is dat dus niet het nadoen van anderen, of het voldoen aan verwachtingen, zelfs niet de verwachtingen die een God zou kunnen hebben van jou als gelovige.
Het inzicht van de eerste vijf boeken van de Bijbel, de boeken die de leer van Mozes in zich dragen, is dat de wereld bestaat uit heersers en slaven en dat de slaven bevrijdt moeten worden. Dat wat men heeft is niet door eigen verdienste verworven maar is altijd een geschenk van God. God geeft aan de goeden en aan de slechten en het leren is bedoeld om aan de kant van de goeden komen te staan. Leren hoe je rijk moet worden, hoe je lang zou kunnen leven, hoe je gelukkig zou kunnen worden heeft dus geen zin. Het gaat er om te leren te delen van wat je hebt met hen die het nodig hebben. Het gaat er om te leren mensen te bevrijden van de slavernij waarin zij verstrikt zijn  geraakt. Slavernij van een godsdienst of ideologie die hen dwingt dingen te doen of te laten of in het ergste geval zelfs anderen te doden of te verwonden. Slavernij van werken en consumeren zodat er geen tijd meer overblijft om te delen, om anderen te laten genieten van jouw talenten, om samen een samenleving op te bouwen waar plaats is voor iedereen.
Dat wat je in de Bijbel te leren krijgt is niks nieuws. Het wordt van vader op zoon en van moeder op dochter doorgegeven. In dit gedeelte zijn vaders en grootvaders aan het woord. God mag als Vader worden aangesproken, Onze Vader en iedereen leert dat Ons staat voor alle mensen in de wereld met wie je samen mag bidden. Maar juist in dit gedeelte uit het boek Spreuken leren we dat God ook als een moeder voor ons zorgt. De wijsheid is onze moeder leren we, die we lief moeten hebben ons hele leven lang. Een moeder weet wat haar kinderen nodig heeft. Joodse Rabbijnen hebben wel eens opgemerkt dat moeders eigenlijk helemaal niet steeds hoeven te leren, te lernen noemen ze dat als het gaat om het je eigen maken van de leer van Mozes, want moeders kennen en kunnen die leer al van nature, ze nemen hun kinderen niet alles uit handen, ze proberen de zorg voor anderen voor te leven, ze straffen en berispen als kinderen afwijken van hetgeen ze geleerd hebben en ondanks dat alles voor zichzelf willen houden. Zo leert God ons ook en dat leren, of lernen, moeten we ons hele leven blijven doen. Ons eigen maken dat we mogen delen. Daarom zijn er in veel kerken ook leerhuizen, om samen te leren van de leer van Mozes.

Geef me je vertrouwen

Spreuken 3:21-35
21 Zondaars treft ellende, rechtvaardigen wacht een beloning. 22 Een goed mens laat ook een kleinkind een erfdeel na, een zondaar vergaart bezit voor een rechtvaardige. 23 Het pas ontgonnen land schenkt arme mensen overvloed, onrecht rukt het van hen weg. 24 Wie zijn zoon de stok onthoudt, haat hem, wie hem liefheeft, tuchtigt hem. 25 Wanneer een rechtvaardige eet, wordt hij verzadigd, een goddeloze houdt een hongerige maag. 26  Mijn zoon, geef me je vertrouwen, vind vreugde in de weg die ik je wijs. 27   Want een hoer is een valkuil, een lichtzinnige vrouw een nauwe put. 28  Ze legt hinderlagen als een rover, door haar neemt ontrouw toe. 29 Wie roept altijd ach en wee, wie maakt altijd ruzie? Wie heeft altijd wat te klagen, wie raakt altijd nodeloos gewond? Wie heeft altijd troebele ogen? 30  Een dronkaard, die tot in de vroege morgen drinkt, die blijft proeven van de wijn. 31  Laat je niet verleiden door de glans van wijn, wanneer hij fonkelt in de beker. Hij glijdt zo makkelijk over de tong, 32  maar later bijt hij als een slang, spuit hij gif als een adder. 33  Dan zie je vreemde dingen en begin je wartaal uit te slaan. 34  Je voelt je heen en weer geslingerd door de golven, alsof je vastzit boven in het want. 35  ‘Ik ben geslagen, maar heb niets gevoeld, ik ben afgerost, maar heb niets gemerkt. Laat ik maar eens opstaan, eerst een beker wijn.’ (NBV)
Er wordt nog wel eens gezegd dat de Bijbel van alles verbiedt dat mensen gewoon een aangenaam leven kan bezorgen. Dat is dus niet waar. Natuurlijk waarschuwt de Bijbel voor van alles dat mensen schade kan berokkenen. Als de Bijbel vandaag geschreven zou worden dan zou je er een waarschuwing tegen het roken in vinden, dat brengt nu eenmaal de kans op hartziekten en longkanker. Zo staan er ook de nodige waarschuwingen in de Bijbel tegen het overmatig gebruik van alcoholhoudende dranken. Vandaag lezen we daar weer een aantal van. Maar het begint met een waarschuwing tegen het gebruik van een hoer. Let op, prostitutie wordt hier niet veroordeeld. Maar prostitutie past niet in de manier waarop de Bijbel wil dat we met mensen omgaan. Samen een partnerschap vormen dat stormen kan weerstaan is er met een hoer niet bij. In zo’n relatie beschouwen mensen elkaar als object waar je van kan profiteren. En Spreuken waarschuwt dat er dus ook van de gebruiker geprofiteerd kan worden en dat die alleen van nut is zolang er geprofiteerd kan worden. Ook het overmatig gebruik van alcohol houdende drank, wijn in Bijbelse taal, maakt dat de mens geen mens meer is, maar een zielig hoopje wanhoop.
Het maakt de mens snel boos, altijd aan het klagen, snel gewond en met rood omrande troebele ogen. Dat is iemand die van de vroege morgen tot de late avond alcoholhoudende drank nuttigt. In onze dagen noemen we niet alleen de wijn maar ook sterke drank en bier. Eigenlijk verzet het boek Spreuken zich al tegen het comazuipen. Het ontmenselijkt je. Als je in coma ligt of overmatig dronken bent kan niemand je meer een plezier doen, kan ook niemand meer van jou genieten. Je doet een ander en jezelf dus zeer tekort. En bovendien geniet je eigenlijk helemaal niet meer van de drank die je zoveel onheil brengt. Je wordt er zeeziek van, iedereen die wel eens dronken is geweest zal dit herkennen. Zelfs een pak slaag voel je niet meer omdat alcohol verdoofd en dat kan zeker niet ongevaarlijk zijn en om te herstellen van de kater heb je eigenlijk weer een nieuw glas alcohol nodig. Nu kun je elk individu veroordelen die te veel drank gebruikt maar onze samenleving maakt het gebruik van drank nu eenmaal tot een gewoonte die de illusie van rijkdom en vrolijkheid geeft.
Bij elk staatsdiner hoort immers een forse hoeveelheid wijn, elke feestelijke gelegenheid van de rijken wordt opgeluisterd door het nuttigen van de nodige hoeveelheid drank. Elke feestelijke gelegenheid van de overheid ook wordt rijkelijk besprenkeld met alcohol. Misschien dat we onze overheid eens kunnen vragen het gebruik van alcohol te matigen zodat minder mensen in verleiding worden gebracht. Het boek Spreuken hoort bij de zogenaamde wijsheidsliteratuur. In Spreuken gaat het dus om de Wijsheid en het begin van de Wijsheid is het volgen van God door het betrachten van gerechtigheid. Al het andere is uitwerking van die geboden. En je zoon slaan met een stok kan onder geen omstandigheid betekenen dat je je zoon iets leert van de Liefde van God zoals die door de ene mens aan de andere getoond kan worden. Dat kan wel als je je zoon leert om van tijd tot tijd de Bijbel te lezen, om zich te bekwamen in de Wijsheid. Dat laatste mogen we dag in dag uit ook zelf weer doen, elke dag opnieuw, ook vandaag.

Sla het met de stok

Spreuken 3:1-20
1 Als je bij een machtig man aan tafel zit, vergeet dan niet wie je voor je hebt. 2  Bedwing je gulzigheid, ook al houd je van een goede maaltijd. 3  Laat je niet verleiden door zijn lekkernijen, want je wordt erdoor misleid. 4 Tob jezelf niet af om rijk te worden, zet dat plan opzij. 5  Zodra je op rijkdom afvliegt, is die al verdwenen. Hij krijgt vleugels, plotseling, en vliegt als een arend weg. 6 Ga niet aan tafel bij een gierigaard, laat je niet verleiden door zijn lekkernijen. 7  Hij is door en door berekenend. Zegt hij: ‘Tast toe, ‘dan meent hij er niets van. 8  Wat hij je voorzet, braak je uit, je vriendelijke woorden zijn aan hem verspild. 9 Spreek niet tegen een dwaas, hij veracht je verstandige woorden.10 Verleg geen oude grenzen, schend de akkers van wezen niet. 11  Want hun beschermer is sterk, hij zal hun rechten tegen je verdedigen. 12 Heb een open oor voor onderricht, en een open geest voor kennis. 13  Onthoud een kind geen onderricht, van stokslagen gaat het niet dood. 14  Sla het met de stok, en je redt het van het dodenrijk. 15  Mijn zoon, als je je verstand gebruikt, loopt mijn hart over van vreugde. 16  Ik word vervuld van blijdschap als je een bedachtzaam oordeel hebt. 17 Wees niet jaloers op zondaars, heb altijd ontzag voor de HEER. 18  Dan heb je een toekomst, je hoop gaat niet verloren. 19 Luister, mijn zoon, en word wijs, kies de juiste weg. 20  Ga niet om met dronkelappen, blijf bij gulzigaards vandaan.(NBV)
Als het bij de ongelovigen opvalt dan regent het vandaag weer protesten op het internet en zijn er zelfs misschien vragen in de Tweede Kamer of dit niet verboden moet worden. Want vandaag wordt op last van het Nederlands Bijbelgenootschap in tal van huisgezinnen gelezen uit een gedeelte van het boek Spreuken waarin staat dat kinderen van stokslagen echt niet doodgaan en dat je het daarom met een stok moet slaan om het te bepalen bij het onderricht en te redden van het dodenrijk. In de Nieuwe Bijbelvertaling zijn deze oproepen niet weg vertaald. We kunnen vandaag niet zeggen dat het zeventiende eeuwse dominees zijn die niet beter wisten en dit hebben opgeschreven. Maar moeten we alles doen wat hier staat? In de negentiende eeuw was er al een Bijbelcommentator die schreef dat een liefhebbend ouder dit niet over het hart zou kunnen verkrijgen, en wie echt zou willen slaan moet dus ook wel heel echt een liefhebbend ouder zijn en dus weten dat slaan toch echt heel verkeerd is.
Waarom staat het er dan? Omdat de opvoeding in het liefhebben van de minsten zo verschrikkelijk belangrijk is. Om het belang in het leren loslaten van eigenliefde en zelfzucht zo groot is. Dat blijkt ook uit het verdere verloop van het gedeelte dat we vandaag lezen. Als je kinderen niet leert voor een ander te zorgen, eerst voor een ander te zorgen en dan pas voor jezelf, de ander lief te hebben als jezelf, dan breek je het komende Koninkrijk van God af in plaats van het op te bouwen. Om ouders van het belang van die opvoeding te doordringen moet je ze eerste goed aan het schrikken brengen. Wij kijken zo graag omhoog, naar de machtigen en de rijken, vergeten daarmee de armen, de minsten.  Het is voor eenvoudige mensen een hele eer bij een bekende Nederlander of een rijke Nederlander aan tafel te zitten. Een hele groep deftige mensen die een rijk diner hebben ziet er heel aantrekkelijk uit. Het boek Spreuken waarschuwt ons er tegen. Je vergeet zo gemakkelijk bij wie je aan tafel zit. Als het machtige en rijke mensen zijn dan zijn het vast geen mensen die de Wet van de God van Israël houden. Delen is er niet bij, anders was hun rijkdom niet zo opvallend.
Daarom wordt er nog eens gewezen op de oude grenzen en de akkers van de wezen. De rijken waren volgens de profeten zij die akker aan akker voegden en de weduwe en de wees beroofden van hun middelen van bestaan. De akker van de wees is het erfdeel dat een wees toekomt om een toekomst op te bouwen. Het is de plaats die een Jood krijgt in het land Israël, zijn eigen plaats. En zelfs als een vreemde keizer, die zich de Heer van de wereld achtte, de opdracht geeft te gaan naar je eigen plaats om je te laten tellen door de belastinginspecteurs dan gaan de Joden naar de plaats die God hen heeft gegeven toen onder Jozua het land werd verdeeld. Die akker is het recht van de armen, elke vijftig jaar hoort de akker weer teruggegeven te worden. En het Nieuwe Testament laat in het verhaal dat Lucas vertelt over Jozef en Maria zien dat met de komst van Jezus van Nazareth dat verbond van de God van Israël voor alle volken in de wereld geldt, voor iedereen is er een plaats. Aan ons om de armen tot hun recht te laten komen, elke dag opnieuw, ook vandaag.

Breng de zondaars om

Psalm 139:13-24
13  U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. 14  Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. 15  Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor u geen geheim. 16  Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, alles werd in uw boekrol opgetekend, aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één. 17 Hoe rijk zijn uw gedachten, God, hoe eindeloos in aantal, 18  ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn. Ontwaak ik, dan nog ben ik bij u. 19  God, breng de zondaars om, -weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten- 20  ze spreken kwaadaardig over u, uw vijanden misbruiken uw naam. 21  Zou ik niet haten wie u haten, HEER, niet verachten wie tegen u opstaan? 22  Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden. 23  Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, 24  zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is. (NBV)
Uit het tweede deel van de Psalm blijkt dat het kennen van elkaar niet een eenzijdige zaak is. Het is niet God hoog verheven die alles weet en de mens als zandkorreltje ergens diep beneden op aarde die nergens van af weet. Die mens kent die God ook, die mens is ook bezig die God te doorgronden, die mens snapt heel goed dat die God van Israël vijanden heeft en die mens schaart zich achter die God en krijgt dezelfde vijanden. God weet dat de haat waarover de mens spreekt geen haat uit kwaadheid is of uit de lust om kwaad te doen, daarom nogmaals de vraag aan God om zijn hart te doorgronden. Die haat voor de vijanden van de God van Israël is uit liefde voor die God.
Die vijanden houden de dood en de ellende van de zwakken in stand, zij voeren oorlog, zij buiten uit, zij vernederen de armen en nemen hen het laatste af dat ze nog hebben. Alleen de winst en de rijkdom tellen. Zij respecteren de ouderen niet maar verplaatsen hen waarheen ze willen uit winstbejag en omdat de last van de zorg voor de ouderen hen te groot wordt. De zorg die ze leveren is een product dat te verkopen is op de markt. Hun werknemers zijn arbeiders die dag en nacht beschikbaar moeten zijn om de productie, en daarmee de winst, gaande te gehouden.
Die vijanden van God beperken de keus van artsen en ziekenhuizen voor de zieken en gehandicapten omdat de last van hun ziekte hen anders te zwaar wordt. Die vijanden van God klagen over de zorg voor ouderen, zieken en gehandicapten die te duur zou worden. Als ze daarvoor een deel van hun leven zouden moeten opgeven dan kunnen ze niet meer drie keer per jaar met vakantie en volgen ze de laatste mode niet meer. De Psalmdichter wil een andere weg gaan, de Weg van de God van Israël. Die Weg verzint de dichter niet zelf maar hij vraagt aan die God om te waarschuwen als er een verkeerde weg wordt gegaan en altijd de juiste Weg te wijzen. Wij mogen ook zo met die God omgaan, elke dag opnieuw, ook vandaag.

U doorgrondt mij

Psalm 139:1-12
1 Voor de koorleider. Van David, een psalm. HEER, u kent mij, u doorgrondt mij, 2  u weet het als ik zit of sta, u doorziet van verre mijn gedachten, 3  ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd. 4  Geen woord ligt op mijn tong, of u, HEER, kent het ten volle. 5  U omsluit mij, van achter en van voren, u legt uw hand op mij. 6  Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven. 7 Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? 8  Klom ik op naar de hemel-u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk-u bent daar. 9  Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, 10  ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden. 11  Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht, ‘ 12  ook dan zou het duister voor u niet donker zijn-de nacht zou oplichten als de dag, het duister helder zijn als het licht.(NBV)

Er was een tijd dat kinderen van zogenaamde Christelijke ouders op hun slaapkamer een plaatje kregen van een groot oog. Dat was een plaatje van het oog van God werd er dan bij verteld. God die alles ziet, die alles weet, die zelfs wat je denkt meemaakt en weegt. Want dat kwam er natuurlijk achteraan. God oordeelt ook over dat alles en wee jij als er wat verkeerd is, hoe klein ook, dan ben je eeuwig veroordeeld. Dat beeld werd in de Kerken nog versterkt. In sommige kerken doet men dat helaas nog. Als daar Psalm 139 gezongen werd dat hoorde men zingen van “Niets is, O Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid”. Die alwetendheid staat niet in deze psalm maar de mensen die deze berijming in 1773 maakten vonden dat over God alleen gesproken kon worden als over een Hogere, het Hogere zeiden ze dan ook graag. Zij zelf waren vrije mensen, vrijzinnigen werden ze genoemd, waar alleen God hoog verheven boven stond.
Die uitleg van Psalm 139 heeft uiteindelijk veel mensen de kerken uitgedreven en mensen die opnieuw die oude vertaling horen zingen en daarbij over het oordeel horen spreken kijken wel uit opnieuw een kerk binnen te komen. We hebben in de kerken sinds 1973 een nieuwe berijming die zingt van “Heer die mij ziet zoals ik ben” Dat klinkt toch al heel anders. Die nieuwe berijming geeft ook beter weer wat eigenlijk in de hele Bijbel gezegd wordt. God trekt met je mee. In Psalm 119 wordt God bezongen als een lamp voor de voet. In deze Psalm 139 voel je God bijna bezongen als je beste vriend of vriendin. Iemand die je beter kent dan jij jezelf kent. Wie lang getrouwd is zal in dat beeld de huwelijkspartner herkennen, zonder wat te zeggen weet je wat de ander nodig heeft en weet die ander wat jij nodig hebt. Het huwelijk is daarom ook veelgebruikt beeld in de Bijbel voor de verhouding tussen God en de mensen.
 Liefde speelt de hoofdrol. En al die dingen die hier in die Psalm bezongen worden over wat God allemaal wel niet van je weet, waar God op let, waar God mee vertrouwd is, bezingen eigenlijk alleen maar dat God een betrouwbare partner is. Een partner, een bondgenoot die nooit onafgemaakt laat liggen waarmee diens hand ooit is begonnen. En als die God jou heeft vastgepakt en jij die God bent gaan vertrouwen dan wordt je als het ware een twee eenheid. Dan ga je samen door het leven en door de dood heen. De Psalm is in de laatste decennia dan ook een populaire psalm geworden bij huwelijksvieringen, bij begrafenissen en als mensen hun kinderen laten dopen. Daar waar in het leven merktekens moeten worden gezet mag bezongen worden dat de God van Israël er de weg heeft heengeleid en er zelf ook mee naar toe en vandaan gaat.

Kom tot inkeer

Matteüs 4:12-25
12 Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangengenomen was, week hij uit naar Galilea. 13 Hij liet Nazaret achter zich en ging wonen in Kafarnaüm, aan het Meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali. 14 Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jesaja: 15‘Land van Zebulon en Naftali, gebied aan de weg naar zee en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de heidenen, luister: 16 Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen.’ 17  Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer, ‘zei hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’ 18  Toen hij langs het meer liep, zag hij twee broers, Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas. Ze wierpen hun net uit in het meer, het waren vissers. 19 Hij zei tegen hen: ‘Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken.’ 20 Ze lieten meteen hun netten achter en volgden hem. 21 Even verderop zag hij twee andere broers, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader in hun boot bezig met het herstellen van de netten. Hij riep hen 22 en meteen lieten ze de boot en hun vader Zebedeüs achter en volgden hem. 23  Hij trok rond in heel Galilea; hij gaf er onderricht in de synagogen, verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. 24  Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Syrië. Allen die ergens aan leden en die gekweld werden door een ziekte of door pijn, en ook bezetenen en maanzieken en verlamden werden bij hem gebracht, en hij genas hen. 25 En grote groepen mensen volgden hem, uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea en uit het gebied aan de overkant van de Jordaan. (NBV)
Je moet maar durven. Een gedachte die regelmatig opkomt als je de verhalen over Jezus van Nazareth leest. We hebben het verhaal van Johannes gelezen die aan de Jordaan bij de woestijn mensen opriep weer volgens de richtlijnen van de God van Israël te gaan leven en, als teken dat ze hun leven wilden veranderen, hen doopte. Er stond toen in dat verhaal dat van heinde en ver mensen toestroomden om zich door hem te laten dopen. Maar die Johannes werd door Koning Herodes gevangen genomen. Geen wonder dat Jezus van Nazareth onderdook. Hij ging in een streek wonen waar vroeger de stammen Zebulon en Naftali hadden gewoond. Dat waren twee van de tien stammen die in de tijd van de ballingschap verloren waren gegaan. Al in de tijd van de profeet Jesaja heette hun gebied het Galilea van de heidenen, van hen die de goddelijke richtlijnen niet kennen. In de dagen van Jezus van Nazareth had Koning Herodes hier niets te vertellen, het gebied viel direct onder Romeins bestuur.
Al die duistere en donkere gegevens moeten je niet tot wanhoop drijven schrijft Matteüs dan. Hij roept in herinnering dat de profeet Jesaja ook de mensen uit deze streek had voorgehouden dat in de duisterste duisternis altijd een licht zal opgaan. Een gedachte die we ook vandaag moeten vasthouden. Overal in de wereld zijn nog mensen die in de schaduw van de dood leven. Ook aan die mensen is de boodschap van de Bijbel dat ze door het licht zullen worden beschenen. Aan ons om er aan te gaan werken dat het ook zal gebeuren. Jezus van Nazareth begon juist in die ook voor hem duistere tijden met zijn verkondiging. En je moet maar durven, in een tijd dat alles uitzichtloos lijkt, de mensen voor te houden dat het beste Koninkrijk dat denkbaar is nabij is. De hemel op aarde, het koninkrijk van de hemel, ligt om de hoek voor het grijpen. In het vervolg op wat Johannes al geroepen had klinkt ook hier de roep tot inkeer. We zullen het echt anders moeten doen.
In een oorlog vallen er slachtoffers en misschien moeten we zelfs blij zijn dat de oorlog nog niet zo onpersoonlijk is geworden dat de soldaten buiten schot blijven. Nederlandse soldaten kwamen om samen met Afghaanse soldaten, vrouwen, kinderen, ouderen en jongeren en ook samen met Talibanstrijders. Gewonden blijven achter. Onze gewonden worden gerevalideerd en krijgen nieuwe kansen, maar hoe zit het met Afghaanse gewonden? Er zijn in Nederlandse ziekenhuizen of revalidatiecentra nog geen Afghanen gerevalideerd. Nederlandse militaire artsen deden voor de burgerbevolking wat ze konden maar een transport naar Nederland voor de zwaarst getroffen slachtoffers is er niet bij. We zeggen wel dat we volken willen helpen maar kennelijk blijven we onszelf belangrijker vinden dan onze broeders en zusters in landen waar de bevolking op de vlucht is voor oorlog en geweld. Zelfs hun kinderen laten we letterlijk in de kou staan. Pas als we tot inkeer zijn gekomen en iedereen mee willen laten delen in dat Koninkrijk dat nabij is zal dat Koninkrijk ook komen.

De mens leeft niet van brood alleen

Matteüs 4:1-11
 1 Daarna werd Jezus door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden. 2  Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had hij grote honger. 3 Nu kwam de beproever naar hem toe en zei: ‘Als u de Zoon van God bent, beveel dan die stenen in broden te veranderen.’ 4  Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’ 5  Vervolgens nam de duivel hem mee naar de heilige stad en zette hem op het hoogste punt van de tempel. 6  Hij zei tegen hem: ‘Als u de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal hij opdracht geven om u op hun handen te dragen, zodat u uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ 7 Jezus antwoordde: ‘Er staat ook geschreven: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ 8 De duivel nam hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht 9 en zei: ‘Dit alles zal ik u geven als u voor mij neervalt en mij aanbidt.’ 10 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem.”’ 11 Daarna liet de duivel hem met rust, en meteen kwamen er engelen om voor hem te zorgen. (NBV)
We geloven niet in de duivel. Als je dat zegt rijst de vraag wat je dan moet met dit verhaal van Matteüs. Nu staat er in het verhaal dat Matteüs er niet bij is geweest. Het lijkt een journalistiek verslag van een gesprek, of een serie gesprekken, tussen de net gedoopte Jezus van Nazareth en de beproever. Dat kan het niet zijn want dan had de journalist er zelf bij moeten zijn. Na veertig dagen vasten wordt je helder in je hoofd en loop je de kans visioenen te zien. Het eerste visioen van Jezus ging over hemzelf, hij had honger en het gevoel dat hij de stenen in brood kon veranderen. Matteüs had de behoefte om aan zijn publiek duidelijk te maken dat Jezus een gehoorzame Jood was en citeerde uit het boek Deuteronomium , een van de boeken van de leer van Mozes, waar inderdaad staat dat een mens niet van brood alleen leeft, maar van Gods woord, afhankelijk is van de Liefde dus. Met het gooien met Bijbelteksten moet je overigens heel voorzichtig zijn en ook dat leert dit verhaal van Matteüs.
De duivel nam Jezus mee naar het hoogste punt van de tempel en zong een psalm die waarschijnlijk regelmatig in de tempel was gezongen. Psalm 91, waar de dichter lyrisch wordt over de hulp en steun die je van de God van Liefde kunt verwachten. Maar Jezus houdt zich aan de leer van Mozes en antwoordt weer met een citaat uit het boek Deuteronomium: stel God niet op de proef. En ook de derde keer is het de leer van Mozes, zoals verwoord in het boek Deuteronomium waarmee Matteüs aantoont hoe trouw die Jezus wel niet was, er is maar één God. Drie maal is er de verzoeking die elke leider en elke machthebber heeft. In de eerste plaats kun je voor jezelf zorgen, de collecte, de winst in eigen zak steken, zorgen dat het jou aan niets ontbreekt. Je kunt, op de tweede plaats, je roeping, je macht op alle manieren proberen te bewijzen, en alles wat goed gaat, ook ondanks jezelf, aan jezelf toerekenen.
En je kunt, op de derde plaats, op alle manieren, ook de verkeerde, proberen je macht te behouden en te vergroten. Het zijn de drie verleidingen waar nog tot op de dag van vandaag vele leiders en machthebbers binnen en buiten kerken voor zwichten. Het zijn de politieke spelletjes die mensen van de politiek vervreemden, het zijn de verborgen machtspelletjes in bedrijven die de exorbitante zelfverrijkers tot miljonairs maken, het zijn de machinaties in kerkelijke organisaties die mensen de kerken uitdrijven of slachtoffers maken van gewetenloze oplichters in sektes. Drie keer is er een antwoord van Jezus waar we ook vandaag nog wat mee kunnen. Het gaat niet op de eerste plaats om ons eigen inkomen, het gaat er ook niet om ons eigen gelijk te bewijzen, het gaat er zeker niet om meer te zijn dan een ander, het gaat om recht te doen aan de minsten onder ons, ook vandaag nog.

Het is de HEER die wijsheid schenkt

Spreuken 2:1-22
1 Mijn zoon, als je in acht neemt wat ik zeg, mijn richtlijnen altijd onthoudt, 2  een open oor hebt voor mijn wijsheid, een geest die neigt naar inzicht, 3  als je erom vraagt de dingen te begrijpen, roept om scherpzinnigheid, 4  ernaar zoekt als was het zilver, ernaar speurt als naar een verborgen schat-5  dan zul je ontdekken wat ontzag voor de HEER is, dan zul je kennis van God verwerven. 6  Want het is de HEER die wijsheid schenkt, zijn woorden bieden kennis en inzicht. 7  Aan wie rechtschapen is, geeft hij voorspoed, voor wie op rechte wegen gaat, is hij een schild. 8  Hij waakt over het rechte pad en beschut de weg van wie hem trouw zijn. 9  Als je in acht neemt wat ik zeg, zul je leren wat oprecht, eerlijk en rechtvaardig is, dan volg je altijd het juiste spoor. 10 Want wijsheid zal je geest doordringen, je koestert je in kennis. 11  Bedachtzaamheid zal je behoeden, inzicht houdt de wacht 12  om je af te houden van verkeerde wegen, om je te beschermen tegen leugenaars, 13  mannen die het rechte pad hebben verlaten, de wegen van de duisternis gaan, 14  genieten van hun slechte daden, staan te juichen bij hun valse streken, 15  mannen die op kromme wegen gaan en slechts een dwaalspoor volgen. 16  En inzicht houdt de wacht om je te beschermen tegen een lichtzinnige vrouw, die je met haar vleierij wil paaien, 17  een vrouw die ver is afgedwaald, de geliefde van haar jeugd heeft verlaten, het verbond met haar God is vergeten. 18  Het huis van zo’n vrouw verzinkt in de dood, haar pad voert naar het rijk van de schimmen. 19  Niemand die bij haar komt keert ooit terug, onbereikbaar is de weg die naar het leven leidt. 20  Houd daarom het rechte pad, volg de weg van wie rechtvaardig zijn, 21  want wie rechtschapen zijn, zullen wonen in het land der levenden, wie onberispelijk hun weg gaan, vinden er een vast verblijf. 22  Maar wie kwaad doen, worden verdreven, wie God niet trouw zijn, worden weggevaagd. (NBV)
Wat weten wij over God? Eigenlijk niks, God gaat alle verstand te boven. Hoe vaker en hoe meer je over de God van Israël nadenkt hoe minder je er van lijkt te snappen. Waar woont die God, hoe kan het dat die God van alles heeft geschapen. Van die God wordt gezegd dat die de Liefde zelf is, maar waarom is er dan zoveel ziekte en zijn er zoveel natuurrampen? Allemaal vragen waarop geen antwoord te vinden is. In de Bijbel kom je die vragen ook tegen en ook in de Bijbel zijn de antwoorden niet duidelijk. God woont in de hemel wordt gezegd, maar de hemel is door God geschapen als schild tegen de wateren van de dood die van boven komen en tegelijk rusten de voeten van God op aarde, ja in de Tempel in Jeruzalem. Het gedeelte dat we vandaag uit het boek Spreuken lezen wijst een andere weg om de God van Israël te leren kennen. De kennis over God is namelijk niet een geheim alleen voor ingewijden, maar is voor iedereen beschikbaar.
Houd je aan de voorschriften van de God van Israël en je zult die God leren kennen zegt de Spreukendichter in dit gedeelte. En de voorschriften zijn natuurlijk samen te vatten in heb uw naaste lief als uzelf omdat dat de manier waarop je God kunt liefhebben boven alles. Als je die naaste liefhebt als jezelf dat snap je in elke geval ook dat je de naaste niet naar de ogen moet kijken, alles maar uit handen moet nemen en volstrekt afhankelijk van jou moet maken. Het is een mens zoals jij die het verdient zijn talenten te kunnen ontplooien en als volledig en gewaardeerd lid van de samenleving zijn of haar bijdrage te leveren. Dat vereist een eerlijk en oprecht, transparant liefhebben waarin duidelijk is dat het doel is de naaste mee te nemen in de liefde voor de minsten, voor de zwakken.
De Wijsheid in het boek Spreuken wordt als vrouw afgeschilderd. De zorg voor de minsten, het meest verstandig optreden dat een mens kan doen, is typisch de vrouwelijke kant van de God van Israël. De mannen hebben dat altijd verwaarloosd, want God heeft volgens mannen alleen maar mannelijke eigenschappen. De Bijbel leert ons dus het tegendeel. Maar die goede vrouwelijke kant kent ook een kwade tegenhangster. Daar willen mannen graag over praten. Dat er tegenover de liefhebbende zorgende rechtvaardige mannen ook uitbuiters moordenaars, leugenaars en onderdrukkers staan wordt even vergeten. Nee de verleidelijke vrouw, het sexobject waar mannen graag naar kijken en ondertussen o zo bang voor zijn moet besproken worden. Onterecht. De Spreukendichter heeft het over de verleiding die in de Liefde voor de naaste zit, je kunt er aan verdienen, hulp kan een industrie worden waar mensen een goed leven aan ontlenen. Tegen die verleiding moeten we ons leren verzetten. Dat kan door oprecht en eerlijk te blijven, de ander verdient het net zo waardevol te zijn of te worden als jijzelf. Daar mag je elke dag weer aan werken, ook vandaag weer.

Daarom lach ik om je ongeluk

Spreuken 1:20-33
20 Wijsheid roept in de straten, over de pleinen klinkt haar stem, 21  ze laat zich horen bij de poorten, te midden van alle rumoer roept ze uit: 22  ‘Hoe lang nog, onnozele mensen, hechten jullie aan je onvolwassenheid, willen jullie, spotters, blijven spotten, haten jullie, dwazen, kennis? 23  Luister, neem mijn berispingen ter harte-dan stort ik mijn geest over je uit, dan laat ik je delen in mijn wijsheid. 24  Maar toen ik je riep, wees je me af, toen ik je mijn hand bood, nam je die niet aan. 25  Al mijn goede raad heb je in de wind geslagen, elke berisping heb je genegeerd. 26  Daarom lach ik om je ongeluk, schater ik het uit om je ellende, 27  wanneer ellende op je afkomt als een storm, ongeluk als een onweer over je losbarst, leed en nood je treffen. 28  Dan zul je me roepen, maar ik antwoord niet, je zult me zoeken, maar je vindt me niet. 29  Want je was afkerig van mijn kennis en toonde geen ontzag voor de HEER. 30  Je nam mijn raad niet aan en verachtte mijn berispingen. 31  Daarom pluk je de wrange vruchten van je plannen, je daden liggen je zwaar op de maag. 32  Want wie onnozel is, gaat aan zijn halsstarrigheid ten onder, en zelfgenoegzaamheid brengt de dwazen om. 33  Maar wie naar mij luistert, zal veilig zijn, hij hoeft geen angst te hebben voor het kwaad.’ (NBV)
Er is geen groter vermaak dan leedvermaak. laat iemand over een bananenschil uitglijden en de toeschouwers lachen zich een ongeluk. Veel films en televisieprogramma’s zijn op het principe van leedvermaak gebaseerd. En toch vinden we het ook een beetje gênant, over echt leed lach je niet. over echt leed worden alleen verborgen grappen gemaakt. Grappen die je niet hardop zegt, die je zeker niet hier in deze column zult lezen maar die alleen achter de hand worden verteld en soms op Twitter worden gezet. En over dat harde leed roept de spreukendichter uit dat er zal worden gelachen om je ongeluk, ja schateren zal die dichter om je ellende. En geen wonder. zo veel eeuwen wordt er gezegd dat je het meest moet zorgen voor hen die het minste bezitten en de meeste hulp nodig hebben. De rijken en de machtigen slaan dat in de wind. Vroeger riep je dan dat ze niet moesten treuren om de revoluties die dat te weeg bracht, nu zijn ze verstandiger en wordt er hier en daar een menswaardig loon betaald als dat tenminste niet ten koste gaat van de winsten.
En daarom stokt de economie nog steeds een beetje. We hebben alles al en door loonmatiging en bezuinigingen kopen we ook niks meer. Omschakelen van de economie naar een duurzame economie, energiezuinig zonder fossiele brandstoffen en de productie van plutonium, zonder overproductie van afval en het afdanken van oude en zieke mensen zou de economie weer op gang kunnen komen. Vergeet het maar de winsten zouden dalen, de koersen zouden ineenstorten. En met koersen weten we dat bedoeld worden de waarde van schijnaandelen in bedrijven. mensen die aandelen kopen of bezitten zijn volstrekt niet geïnteresseerd in de maatschappelijke waarde van de producten van die bedrijven, of ze vervuilen of verkwisten, en zeker ook niet in het lot van het personeel van die bedrijven, maar alleen in de waarde van de schijnaandelen.
Schrik dus niet als de beurzen weer eens instorten, lach om het ongeluk, schater om de ellende, en als je bedrijf ten onder dreigt te gaan, neem het samen met je medewerkenden in eigen hand. we hadden al geleerd dat de schoonmaakster niet meer hoeft te zijn dan de president directeur, maar tenminste gelijk is aan hem. Steeds vaker beginnen werknemers voor zichzelf, steeds meer wordt dat een succes. Ook vakbonden gaan inzien dat opkomen voor werknemers ook betekent hen kansen geven en zonder de exorbitante zelfverrijkers uit de zogenaamde toppen van het bedrijfsleven hebben werknemers nu eenmaal meer kansen. Als ze nu ook zouden leren de handen ineen te slaan bij het runnen van een bedrijf  in plaats van zich te laten belonen met niet meer dan de status van zelfstandig ondernemer dan wordt het wat, dan gaat onze economie weer draaien en worden de winsten weer verdeeld over de mensen die er echt voor gewerkt hebben. Zo bezien wordt het nog een vrolijke tijd.