In rep en roer.

Handelingen 19:23-40

23 Omstreeks die tijd ontstond er grote opschudding naar aanleiding van de Weg. 24 Dat kwam door een zekere Demetrius, een zilversmid die Artemistempeltjes vervaardigde en zo zijn ambachtslieden een ruim inkomen verschafte. 25 Hij riep hen en de arbeiders die bij de werkzaamheden betrokken waren bijeen en zei tegen hen: ‘Mannen, jullie weten dat onze welvaart afhankelijk is van dit werk. 26 Maar jullie hebben uiteraard ook gemerkt dat Paulus niet alleen in Efeze, maar in bijna heel Asia een grote groep mensen heeft weten te overtuigen van zijn opvatting dat goden die door mensenhanden worden gemaakt geen goden zijn. 27 Daardoor dreigt niet alleen ons beroep in diskrediet te raken, maar bestaat ook het gevaar dat de tempel van de grote godin Artemis in aanzien zal dalen en dat zijzelf, die in heel Asia en overal ter wereld wordt vereerd, van haar luister zal worden beroofd.’ 28 Bij het horen van deze woorden ontstaken zijn toehoorders in hevige woede en barstten los in geschreeuw: ‘Groot is de Artemis van Efeze!’ 29 De hele stad raakte in rep en roer. De menigte liep te hoop bij het theater en sleurde Gajus en Aristarchus mee, twee Macedonische reisgenoten van Paulus. 30 Paulus wilde zich onder de menigte begeven, maar de leerlingen weerhielden hem daarvan. 31 Bovendien stuurden enkele hoge functionarissen, die hem vriendschappelijk gezind waren, een boodschap naar hem met het dringende advies om niet naar het theater te gaan. 32 Daar schreeuwde de menigte inmiddels van alles door elkaar, want er heerste grote verwarring en de meeste mensen wisten niet eens waarom ze bijeengekomen waren. 33 De Joden duwden Alexander naar voren, die van sommigen uit de menigte tekst en uitleg kreeg; met een handgebaar gaf hij te kennen dat hij een verdedigingsrede wilde houden voor het volk. 34 Maar toen men merkte dat hij een Jood was, hief de menigte de kreet aan: ‘Groot is de Artemis van Efeze!’ Dit geschreeuw hield wel twee uur aan. 35 Uiteindelijk bracht de stadssecretaris de menigte tot bedaren. Hij zei: ‘Efeziërs, er is toch geen mens die niet weet dat onze stad de zorg draagt voor de tempel van de grote Artemis en voor het beeld dat uit de hemel gekomen is? 36 Niemand kan dat feit ontkennen; daarom moet u kalm blijven en niet onbezonnen te werk gaan. 37 De mannen die u hierheen hebt gebracht, zijn immers geen tempelschenners en belasteren evenmin onze godin. 38 Mochten Demetrius en zijn ambachtslieden met iemand een geschil hebben, dan bestaan daar rechtszittingen en proconsuls voor; laten ze dan maar een aanklacht indienen. 39 Als er daarbuiten nog iets anders is dat u wenst, zal dat op een officiële volksvergadering behandeld worden. 40 We lopen toch al het gevaar dat we ter verantwoording worden geroepen voor het oproer van vandaag, daar we deze onlusten op geen enkele manier kunnen goedpraten.’ Na deze woorden maakte hij een einde aan de bijeenkomst. (NBV21)

Het is altijd weer een mooi verhaal. Het lijkt over Paulus te gaan die belaagd wordt door boze zilversmeden en afgodendienaars, maar het gaat over ons. Want zeg nu zelf, hoe vaak lopen we zelf achter populisten aan die ons opzwepen om hun eigen economische belang te dienen. Want dat is het geval. Onder het mom dat de godsdienst wordt beledigd worden mensen opgezweeept tegen de beweging van de Weg. Want de verkoop van de zilveren beeldjes van de Tempel van Diana van Efeze loopt terug. En daarom dreigen Demetrius, de zilversmeden en hun knechten werk en inkomen te verliezen. En ja, Joden en Christenen hebben nu eenmaal niks met goden gemaakt van zilver of goud, die hebben meer met mensen van vlees en bloed. Wij worden overigens ook zo vaak opgezweept. Dat de sociale voorzieningen niet meer te betalen zouden zijn. Dat het zo’n groot gedeelte van ons nationale inkomen zou opmaken dat er nodig wat aan gedaan moet worden.

Maar wie echt de cijfers over sociale voorzieningen op een rij zet ziet ineens dat het grootste deel van subsidies van de overheid gaat naar de mensen met de hoogste inkomens. Die mensen wonen namelijk in de duurste woningen met de hoogste hypotheken waarvoor ze het hoogste bedrag aan rente betalen en die rente kunnen ze aftrekken van het bedrag aan belasting dat ze betalen. Daarmee halen ze veel meer voordeel dan welke ontvanger van een sociale voorziening dan ook. Zo worden wij door mensen met hoge inkomens opgezweept tegen armen die wordt afgenomen het weinige dat ze nog krijgen ook. En denk er om dat er bijvoorbeeld bij de sociale werkplaatsen hard gewerkt wordt. Daar zijn geen vakanties in de Middellandse Zee, geen diners bij drie sterren restaurants. Daar puzzelen mensen met hun geld om rond te komen en zijn de maanden vaak een week te kort.

Het hele verhaal van Demetrius en het volle stadion wijst er ook op dat de invloed van dat groepje van de Weg behoorlijk groot is. Die groep, die hun naaste lief heeft als zichzelf, die open staat voor rijken en armen, slaven en vrijen, Grieken en Joden, ouden en jongen, straalt kennelijk iets uit dat de makers van zilveren tempeltjes nooit zullen bereiken. Die mensen hoeven geen campagne te beginnen tegen de afgoderij maar alleen de zorg die ze hebben voor de mensen die zorg nodig hebben maakt hun invloed groot. Wij duiden zo’n groep wel eens aan met het griekse woord ecclesia, een mooi woord dat nu aanduidt dat mensen op die beweging van de Weg in Efeze willen lijken, maar in het verhaal wordt datzelfde woord gebruikt voor die opgewonden vergadering in het stadion.Alsof we samen er voor moeten zorgen dat er nu zo’n opgewonden beweging ontstaat tegen de kortingen op de sociale voorzieningen, t tegen de korting op het aangepast onderwijs voor gehandicapte kinderen, tegen een asielbeleid zonder menselijke maat. Mensen van de Weg van Jezus van Nazareth kunnen niet anders dan zich tegen die afbraak verzetten. Zo lang de rijken de meeste subsidies krijgen zullen we stem moeten geven aan de armen. Elke dag weer, ook vandaag weer, totdat die stem wordt gehoord en de medemenselijkheid weer voorop staat.

 

De zeven zonen van Skevas

Handelingen 19:8-22

8 De volgende drie maanden ging hij regelmatig naar de synagoge, waar hij vrijmoedig met de bezoekers sprak over het koninkrijk van God en hen met zijn uiteenzettingen trachtte te overtuigen. 9 Maar toen sommigen zijn boodschap halsstarrig bleven afwijzen en de Weg bij iedereen belachelijk maakten, vertrok hij en nam de leerlingen met zich mee. Voortaan sprak hij dagelijks in de school van Tyrannus, 10 iets dat hij twee jaar bleef doen, zodat alle inwoners van Asia kennismaakten met de boodschap van de Heer, Joden zowel als Grieken. 11 Door Gods toedoen verrichtte Paulus buitengewoon grote wonderen: 12 zelfs de doeken en de werkkleren die hij gedragen had werden naar de zieken gebracht, zodat ze genazen en de kwade geesten hen verlieten. 13 Ook enkele rondtrekkende Joodse geestenbezweerders probeerden kwade geesten uit te drijven door het uitspreken van de naam van de Heer Jezus. Ze zeiden: ‘Ik bezweer je bij Jezus, die door Paulus wordt verkondigd!’ 14 Het waren de zeven zonen van Skevas, een Joodse hogepriester, die dit deden. 15 Maar de kwade geest gaf hun ten antwoord: ‘Jezus ken ik, en Paulus ook, maar wie zijn jullie?’16 De man die door de kwade geest bezeten was, sprong op hen af en ging hen met zo veel geweld te lijf dat ze naakt en gewond uit het huis wegvluchtten. 17 Alle Joodse en Griekse inwoners van Efeze hoorden van dit voorval, dat hen met diep ontzag vervulde; allen prezen en eerden de naam van de Heer Jezus. 18 Veel nieuwe gelovigen kwamen in het openbaar hun praktijken opbiechten. 19 Onder hen waren ook velen die magie hadden bedreven, maar die nu hun boekrollen verzamelden en publiekelijk verbrandden. Toen de waarde ervan werd berekend, kwam men uit op een bedrag van vijftigduizend zilverstukken. 20 Zo zegevierde het woord van de Heer en vond het steeds meer gehoor. 21 Na deze gebeurtenissen vatte Paulus het plan op om eerst nog naar Macedonië en Achaje te reizen en vervolgens naar Jeruzalem te gaan. Hij verklaarde: ‘Als ik daar ben geweest, moet ik ook een bezoek aan Rome brengen.’ 22 Hij zond twee van zijn medewerkers, Timoteüs en Erastus, naar Macedonië en bleef zelf nog enige tijd in Asia. (NBV21)

Het is geen tovenarij. Het was geen tovenarij toen Jezus van Nazareth boze geesten uitdreef en het was geen tovenarij toen Paulus en de Apostelen boze geesten uitdreven. Wat wij nu ziekten en handicaps noemen waren in de tijd van de eerste Christengemeenten boze geesten. Mensen hadden geen andere mogelijkheid tot overleven dan te bedelen en een beroep te doen op het medelijden van aardige medemensen. Christenen weigerden daar op in te gaan. Volgens Christenen konden ook zieken en gehandicapten normaal met de samenleving meedoen. Blinden konden zien, doven konden horen en lammen kunnen lopen. Je moet niet kijken naar wat mensen niet kunnen maar naar wat ze wel kunnen. Daarom kunnen zogenaamde gebedsgenezers, hier de zonen van een hogepriester, en magiërs, die mensen met die dure boeken, de boze geesten ook niet uitdrijven.

En in onze dagen? De zorg voor de zwaksten, de zieken, de gehandicapten, de bejaarden staat onder druk. We moeten nog afwachten wat de nieuwe regering gaat doen maar het ziet er niet goed uit. Iedereen moet maar voor zichzelf zorgen is het devies van liberalen en Christen Democraten. Het wordt te duur om elkaar te helpen. Je rijkdom beperken om armen te helpen klinkt bij de rijken in de samenleving als een vloek. Zij hebben immers ook geen hulp nodig, ze huren het zo nodig in, dat moeten armen dan ook maar doen. Binnen de Christelijke gemeente zorgen we voor elkaar, staan we voor elkaar in, zorgen we er samen voor dat blinden kunnen zien en doven kunnen horen. Zonder dat worden ze zielige bedelaars.

Maar ook in de dagen van Paulus was het niet eenvoudig. Samen met de nieuwe gedoopten, de vroegere volgelingen van Johannes de Doper die de Weg van Jezus van Nazareth hadden leren kennen was hij een bezoeker van de Synagoge geworden. Daar immers had je moeten verwachten dat men gevoelig was voor de Wet van Heb Uw Naaste Lief als Uzelf. Dat was toch de kern van de Wet van Mozes waar men de mond vol van had. Maar soms hebben zogenaamde gelovigen meer met fraai verwoorde gebeden, enthousiast gezongen liederen en op toon in oude spraak gereciteerde teksten uit de Heilige Schrift. Naastenliefde is dan leuk voor medegelovigen maar om nu ook de hele samenleving er bij te betrekken bederft het plezier dat men samen heeft.

Het vormen van een samenleving waar de een alles over heeft voor de ander is belachelijk. Gelijkstellen van mannen en vrouwen, gelovigen en heidenen, slaven en vrijen, gezonden en gehandicapten is volstrekt buiten de bedoeling van het geloof werd er toen gezegd en hoor je vandaag de dag soms zelfs van de kansel verkondigen. Toch is de Weg van Jezus van Nazareth het opbouwen van een dergelijke wereld, een wereld ons door de God van Israël gegeven, een wereld waar we bij moeten willen horen door te doen wat er in die wereld hoort te gebeuren, tranen drogen en gevangenen bevrijden, de naakten kleden, de vreemdelingen ontvangen, de hongerigen voeden en de dorstigen te drinken geven. Elke dag opnieuw en elke dag mogen we er weer aan meedoen, ook vandaag weer.

De doop van Johannes

Handelingen 18:23–19:7

23 Toen Paulus enige tijd in Antiochië had doorgebracht, vertrok hij voor een rondreis door Galatië en Frygië, waar hij alle leerlingen moed insprak. 24 Intussen arriveerde er in Efeze een uit Alexandrië afkomstige Jood, die Apollos heette. Hij was een ontwikkeld man, die goed onderlegd was in de Schriften. 25 Hij had onderricht gekregen in de Weg van de Heer en verkondigde geestdriftig de leer over Jezus, die hij zorgvuldig uiteenzette, ook al was hij alleen bekend met de doop zoals Johannes die had verricht. 26 In de synagoge begon hij nu vrijmoedig het woord te voeren. Toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen ze hem terzijde en legden hem nog preciezer uit wat de Weg van God inhield. 27 Toen hij naar Achaje wilde afreizen, moedigden de gemeenteleden hem aan en gaven hem een brief mee voor de leerlingen met het verzoek hem gastvrij te ontvangen. Na zijn aankomst bleek hij door Gods genade een grote steun te zijn voor de gelovigen, 28 want hij slaagde erin de Joden in het openbaar in het ongelijk te stellen door op grond van de Schriften aan te tonen dat Jezus de messias is. 1 Terwijl Apollos in Korinte verbleef, kwam Paulus na zijn reis door het binnenland in Efeze aan. Hij ontmoette daar enkele leerlingen, 2 aan wie hij vroeg: ‘Hebben jullie de heilige Geest ontvangen toen jullie tot geloof kwamen?’ Ze antwoordden: ‘Nee, we hebben zelfs niet gehoord van het bestaan van een heilige Geest.’ 3 Hij vroeg: ‘Hoe zijn jullie dan gedoopt?’ ‘Met de doop van Johannes,’ antwoordden ze. 4 Daarop zei Paulus: ‘Johannes doopte de mensen die tot inkeer kwamen en zei tegen hen dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, in Jezus.’ 5 Toen ze dat gehoord hadden, lieten ze zich dopen in de naam van de Heer Jezus, 6 en toen Paulus hun de handen had opgelegd daalde de heilige Geest op hen neer, zodat ze in klanktaal gingen spreken en profeteerden. 7 De hele groep bestond uit ongeveer twaalf mensen.(NBV21)

We kunnen in het verhaal van vandaag wel eens de schrijver of schrijfster van de brief aan de Hebreeën zijn tegengekomen. In die brief ligt er de nadruk op dat in de Hebreeuwse Bijbel, ons Oude Testament, al werd voorzegd dat Jezus van Nazareth de Messias zou zijn. Er zou tenminste een bevrijder komen die de oude verstarde verhoudingen tussen de volken zou doorbreken, de angst voor de dood zou opheffen en het volk bevrijden van onderdrukking. Voor Jezus van Nazareth was opgetreden was er Johannes de Doper geweest die zichzelf zeer uitdrukkelijk de wegbereider voor die Messias had genoemd en bij hem had heel het volk zich laten dopen in de Jordaan zeggen de Evangelieën. Het is dus niet zo vreemd dat een volgeling van Johannes die in Antiochië het verhaal van de Weg van Jezus van Nazareth had gehoord op weg was gegaan om mensen van die nieuwe weg te vertellen.

Apollos was doorkneed in de schriften, staat er. Maar hij moet toch nog even worden bijgepraat. Door een stel dat afkomstig uit Rome was en die Paulus een paar keer zeer geholpen hadden. Priscilla en Aquila legden hem uit waar het eigenlijk over ging, de liefde die door Jezus van Nazareth door de dood heen was volgehouden. Zowel Apollos als Priscilla worden door geleerden aangewezen als schrijver of schrijfster van de brief aan de Hebreeën. Voor ons is het niet zo belangrijk, het gaat immers om het verhaal dat vanuit de Hebreeuwse Bijbel voor ons over de hele aarde rondgaat. Het verhaal over het heb uw naaste lief als uzelf, het gebod dat al in de Hebreeuwse Bijbel staat en waartoe ook wij zijn opgeroepen dat te vervullen. Dat Johannes de Weg had bereid om dat Evangelie onder het volk gestalte te geven om daarna haar weg te vinden onder de volken wordt hier ook maar eens te meer duidelijk. In Efeze ontmoet de voormalige Farizeeër Paulus een groep volgelingen van Johannes. Hun overtuiging verschilt kennelijk niet zoveel van die van Paulus.

Johannes had al geleerd dat wie twee mantels bezat er één zou moeten weggeven aan wie er geen had. Johannes had zich van de echtheid van Jezus als messias laten overtuigen toen hij hoorde dat de lammen gingen lopen, de blinden gingen zien en de hongerigen gevoed werden. Volgens Paulus ontbreekt kennelijk de doop met Heilige Geest bij de volgelingen van Johannes. Als je die Geest ontvangt kun je Jezus pas echt volgen. En dat is een boodschap die ook voor ons van groot belang kan zijn. Het braaf op zondag naar de Kerk gaan, netjes leven, niet stelen, niet moorden, niet liegen voor de rechtbank is niet genoeg. Je zult ook je handen moeten uitsteken naar de minsten langs de kant van de weg. Naar de mensen die buitengesloten woren, de Islamitische jongeren die geen kans op een loopbaan hebben, naar fanatieke Christenen die denken dat je alleen voor Christenen aandacht hoeft te hebben. We zullen net als Jezus actief moeten bouwen aan een Koninkrijk van recht en vrede waar iedereen aan mee kan doen, ook zij die misschien het geloof op andere manier geleerd hebben te beleven. Aan de bouw van dat Koninkrijk mogen we in de Geest van God elke dag opnieuw beginnen, ook vandaag weer.

 

Heb medelijden met mij!

Lucas 18:31-43

31 Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten over de Mensenzoon geschreven is zal daar plaatsvinden. 32 Want Hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen en worden bespot en mishandeld en bespuwd. 33 En nadat Hij is gegeseld, zal Hij worden gedood, maar op de derde dag zal Hij opstaan.’ 34 De leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen, en ze konden maar niet bevatten wat Hij had gezegd. 35 Toen Hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. 36 Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. 37 Ze zeiden tegen hem: ‘Jezus van Nazaret komt voorbij.’ 38 Daarop riep de blinde: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 39 Degenen die vooropliepen, berispten hem en zeiden dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ 40 Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij Hem moest brengen. Toen deze voor Hem stond, vroeg Hij hem: 41 ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde antwoordde: ‘Heer, zorg dat ik kan zien.’ 42 Jezus zei: ‘Zien zult u! Uw geloof heeft u gered.’ 43 Onmiddellijk kon hij zien en hij volgde Hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God. (NBV21)

Het hele Evangelie van Lucas draait om de tocht naar Jeruzalem. Na de geboorte van Jezus van Nazareth wordt deze naar de Tempel gebracht en vanaf het moment dat hij teruggaat met zijn ouders, na de mensen in te Tempel versteld te hebben doen staan van zijn wijsheid, gaat het hele verhaal over de tocht van Jezus naar Jeruzalem. Daar in Jeruzalem liggen immers de richtlijnen van God waar volgens de prediking van Jezus van Nazareth alles om draait. Heb Uw naaste lief als Uzelf. Maar mensen zien dat niet of willen dat vaak niet zien. Softies die steeds maar opkomen voor hun naaste worden bespot en beschimpt. Jezus van Nazareth zelf zou aan een kruis terecht komen. Hijzelf voorziet al dat het niet goed zou aflopen met iemand die steeds maar het goede doet en niets dan het goede. De leerlingen zien het, nog, niet. Dan moet Jezus van Nazareth hen maar de ogen openen.

Hoe werkt dat, oog hebben voor de mensen die dat nodig hebben. Nou, het gaat niet alleen om oog te hebben voor mensen in nood maar ook om hen te horen. Langs de kant zit een blinde bedelaar. Die zit te roepen en dat geschreeuw stoort. We kennen dat, van die verwarde mensen in onze binnensteden die stinken, bedelen en soms de mensen naroepen in de hoop tot zwijgen te worden gebracht met een gift. In onze ordelijke maatschappij storen die mensen. Zo horen eigenlijk in een psychiatrische setting heet het maar we kunnen ze niet dwingen. Daarom zijn er speciale teams die de straat op gaan en hen toe moeten zien te leiden naar die psychiatrische hulpverlening. Natuurlijk lukt dat maar matig. Ze willen immers door ons gezien en gehoord worden. Ze willen opgenomen worden in de gemeenschap die wij pretenderen te vormen en niet ze willen niet buitengesloten worden in het hokje van de psychiatrische voorziening.

Hun angsten en dromen moeten onderdeel uitmaken van ons leven van alle dag. Dan pas kunnen die angsten leefbaar worden en de dromen vervangen worden door de realiteit. Jezus van Nazareth legde de ordelievende leerlingen het zwijgen op. Hij luisterde naar de man langs de kant van de weg. Het vertrouwen van de man dat het gezien worden door Jezus van Nazareth, een geëerd en gerespecteerd prediker met een schare volgelingen, hem weer een echte plaats in de samenleving zou geven redde hem. Dat deed hem de ogen openen, daardoor durfde hij weer onder ogen te zien wat er gedaan moest worden. De Liefde voor de minste maakte dat mogelijk. Daarom brachten alle mensen die er om heen stonden hulde aan God. Dat was dus de weg die gegaan moest worden. Altijd zullen er mensen zijn die de roependen langs de kant van de weg het zwijgen op willen leggen, altijd zijn er mensen die de mensen die goed willen doen daar vanaf willen brengen. Maar als we blijven geloven dat het kan, dat het moet, dan zal het waarachtig ook lukken, ook vandaag weer.

 

Verkoop alles wat u hebt

Lucas 18:18-30

18 Een hooggeplaatst persoon vroeg hem: ‘Goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 19 Jezus antwoordde: ‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, behalve God. 20 U kent de geboden: pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, leg geen vals getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’ 21 De man zei: ‘Aan dat alles heb ik me sinds mijn jeugd gehouden.’ 22 Toen Jezus dat hoorde, zei Hij: ‘Nog één ding ontbreekt u. Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg Mij!’ 23 Toen de man dat hoorde, werd hij diepbedroefd. Hij was namelijk zeer rijk. 24 Toen Jezus zag dat de man zo bedroefd werd, zei Hij: ‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan. 25 Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ 26 Daarop zeiden zijn toehoorders: ‘Wie kan er dan nog gered worden?’ 27 Jezus zei: ‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ 28 Toen zei Petrus: ‘Maar wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten om U te volgen.’ 29 Jezus zei tegen hen: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die huis of vrouw, broers of zussen, ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God, 30 zal reeds in deze tijd het veelvoudige ontvangen, en in de tijd die komt het eeuwige leven.’ (NBV21)

Wat is het moeilijk voor rijken om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Jezus van Nazareth is niet tegen de rijken maar tegen de armoede. Voorop staan de richtlijnen zoals die in de boeken van Mozes staan opgetekend: geen overspel plegen, niet moorden, niet stelen, geen valse getuigenis afleggen en niet verloochenen wie je vader en moeder zijn. Als je dat allemaal gedaan hebt dan zou er eigenlijk geen armoede meer moeten zijn, maar die is er wel. Die armoede kun je ook opheffen, daar kun je tenminste wat aan doen. De hypotheekrente afschaffen zodat niet de rijksten in het land de meeste subsidie krijgen. Het geheel van aftrek van hypotheekrente en huurtoeslagen vervangen door individuele woonsubsidie. Woonkosten naar draagkracht. Dat zou in ons land de armoede al een heel eind bestrijden en gedwongen verkoop van woningen niet meer nodig maken. Ook huurachterstanden zouden dan veel minder voorkomen. Op twee fronten zou je dan veel verdriet en ellende voor mensen voorkomen.

Ook de onrechtvaardige tolmuren kunnen worden afgeschaft. De armen in de wereld zullen dan hun producten tegen een eerlijke prijs op onze markten kunnen aanbieden. Daarmee vergroten we hun koopkracht en verminderen we dus oorlog, ziekte, hongersnood en andere ellende die de arme landen nu nog teisteren. Dan blijft natuurlijk nog de werkloosheid. Volgens Jezus van Nazareth is dit delen van inkomen, werk en kennis namelijk economisch zeer voordelig. In een samenleving waar de problemen zijn opgelost behoor je tot de allerrijksten. In de samenleving zoals we die nu kennen moeten rijken nog steeds diep willen buigen voor ze mee kunnen doen in het Koninkrijk van God. Dat oog van de naald is namelijk niet dat kleine oogje uit het naaldje van de naaister of de kleermaker, maar het kleine poortje in de muur van de stad. Dat kleine poortje dat ook staat voor het kleine beetje rechtvaardigheid dat nodig is om gezonde mensen met veel ervaring weer een volwaardige plaats in de samenleving te geven.

Het volgen van Jezus van Nazareth is het dienen van de armsten in de samenleving voorop te stellen. Hoe daarbij je huis, je vrouw of je man, je broers of zusters, je ouders of kinderen er uit zien en bijlopen is daarbij van veel minder belang. Die stellen we niet voorop. Maar zijn we echt bereid om zo diep te bukken dat we delen met de minsten onder ons? Jezus belooft ons wel dat we reeds tijdens ons leven het veelvoudige zullen ontvangen wat we als rijken opgeven maar er zijn toch geen villabewoners te vinden die daar konden gaan wonen omdat ze zoveel hebben weggegeven. De belofte aan Petrus is dan ook een andere. Als je werkelijk de weg van Jezus van Nazareth volgt dan is materiële welvaart ineens totaal niet meer belangrijk. Vogels hebben nesten maar de Zoon van God had geen huis of een plek om zijn hoofd ter ruste te leggen. De rijkdom zit in het geluk dat je ziet opbloeien bij een ieder die je goed hebt gedaan. Dat geeft een rijk gevoel, zo rijk dat niemand je meer iets kan doen. Dat is ook door niemand af te nemen en elke dag mag het weer opnieuw, ook vandaag weer.

 

Wie niet als een kind

Lucas 18:9-17

9 Met het oog op degenen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Hij de volgende gelijkenis. 10 ‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. 11 De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. 12 Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” 13 De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” 14 Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.’15 De mensen probeerden ook kleine kinderen bij Hem te brengen om ze door Hem te laten aanraken. Toen de leerlingen dat zagen, berispten ze hen. 16 Maar Jezus riep de kinderen bij zich en zei: ‘Laat ze bij Me komen, houd ze niet tegen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. 17 Ik verzeker jullie: wie niet als een kind het koninkrijk van God ontvangt, zal er zeker niet binnengaan!’ (NBV21)

Het is nog oktober. Aan het begin van de maand de vrijheidsfeesten in Leiden en Alkmaar en aan het einde Hervormingsdag. In Amerika is het dan Halloween. En aangezien we alles uit de Verenigde Staten importeren, voeren we ook Halloween in. Het is een feest van wennen aan het enge donker en de angsten die dat kan opwekken en een feest voor kinderen die beloond worden voor het rondtrekken in het beginnende donker. Hun boodschap is “Trick or Treat” Wat betekende de uitdrukking “Trick or Treat”? Het is iets als “Struikel of Trakteer”. Als je niet deelt dan moge je alle ellende overkomen waar je bang voor bent. En als dat Engelse zinnetje klinkt dan kun je er van op aan dat de geesten, heksen, monsters, geraamten, vampiers en duivels niet veraf zijn. Het is een feest dat afkomstig is uit delen van Engeland en Ierland en dat eigenlijk hoort bij feesten als Sint Maarten en Sint Nicolaas. Hele oude volksfeesten die rond het winterseizoen de mensen er aan herinneren dat buiten in de kou mensen rondzwerven die geen warmte en geen wintervoorraad hebben.

Bedelfeesten zijn er de hele winter door. Halloween is de eerste, en Carnaval is de laatste maar de betekenissen zijn steeds weer dezelfde. Alleen door te delen van wat er nog is komen we samen de donkerste tijden door. Voor Protestanten is 31 oktober een hele andere feestdag. Het is de geboortedag van het Protestantisme. In 1517 spijkerde Maarten Luther de stelling op de slotkapel van Wittemberg dat het doorkomen van de donkerste dagen niet te koop was zoals de Paus van Rome wilde doen geloven. Alleen het vertrouwen dat de Liefde, dat God zelf, je door het donker heen zou leiden zou de redding zijn, verkondigde Maarten Luther. En wij kunnen daar aan toevoegen dat alleen kinderen zo gek zijn om daarin te blijven geloven, zij zijn zo gek dat ze in Amerika eind december verkleed als spook, in delen van Nederland half november met een uitgeholde suikerbiet, in Nederland en Vlaanderen begin december met een wortel en stro in de schoen, in Zuid-Nederland en Vlaanderen rond 6 januari met een ster en half februari op een kar door dorp en stad durven trekken. Die kinderen vertrouwen er op dat met dat plezier in het samen delen de donkerste tijden tot pleziertijden worden omgetoverd.

Maarten Luther was uit angst voor de Duivel in de Bijbel gaan zoeken naar manieren om de Duivel de baas te worden. Hij ontdekte dat je gewoon niet in de Duivel moest geloven maar je geloof moest stellen in Jezus van Nazareth. Juist als je gaat beseffen hoe ver je van het Koninkrijk af staat omdat je niet wilt en kunt delen met anderen begint dat Koninkrijk ook voor jou te leven. Als je denkt er bij te horen omdat je je zo keurig aan de regels houdt dan is het Koninkrijk nog heel ver weg. Kinderen weten dat, die kunnen alleen feest vieren als ze dat samen kunnen doen, samen met andere kinderen. Daarbij maakt kleur, afkomst of inkomen niet uit. Daar telt alleen het vermogen bij te dragen aan het plezier voor elkaar. Met die kinderlijke opstelling vieren we de komst van het Protestantisme en gaan we de donkere winterperiode in.  Met Halloween is iedereen gemaskerd. Het Protestantisme verbergt zich  niet dat vind je in de zorg voor vluchtelingen, voedselbanken, Fair Trade winkels, Kerkasiel en andere zorg voor zieken, gehandicapten en gevangenen. Zij zijn gelukkig niet de enigen die dat doen, maar dat is wel het hart van hun geloof.

 

Hij was verbolgen

Psalm 78:56-72

56 Maar zij daagden God uit en tergden Hem, namen de Allerhoogste en zijn wetten niet ernstig, 57 ze werden afvallig en ontrouw zoals hun voorouders, ze faalden als een bedrieglijke boog, 58 griefden Hem met hun offerdienst op de hoogten en wekten met hun godenbeelden zijn afgunst. 59 Toen God dit hoorde, werd Hij verbolgen en wierp Hij Israël ver van zich af. 60 Hij gaf zijn woning in Silo op, de tent waar Hij woonde onder de mensen. 61 Hij liet zijn machtige ark wegvoeren, leverde zijn sieraad uit aan de belager, 62 gaf zijn sterke mannen prijs aan het zwaard. Hij was verbolgen op zijn eigen bezit. 63 Het vuur verslond zijn jonge mannen, zijn jonge vrouwen werden niet bejubeld, 64 zijn priesters kwamen om door het zwaard, zijn weduwen vonden geen tranen meer. 65 De Heer ontwaakte als uit een slaap, als een strijder uit de roes van de wijn, 66 Hij joeg zijn belagers terug, bedekte hen met eeuwige smaad. 67 Hij verwierp de tent die bij Jozef stond, de stam Efraïm koos Hij niet, 68 nee, de stam Juda koos Hij, de Sionsberg heeft Hij lief. 69 Hij bouwde zijn heiligdom, hoog als de hemel, en zette het vast als de aarde, voor eeuwig. 70 Zijn keuze viel op David, zijn dienaar, Hij riep hem weg bij de schaapskooi, 71 haalde hem achter de zogende ooien vandaan en maakte hem herder van Jakob, zijn volk, van Israël, zijn eigen bezit. 72 Hij was een herder met een zuiver hart, met vaste hand heeft hij hen geleid. (NBV21)

De geschiedenisles die in deze Psalm bezongen wordt begint met de uittocht uit Egypte en eindigt met de bouw van de Tempel in Jeruzalem. Het is een les in de vorm van een gedicht en je moet af en toe even door de regels heen weten te lezen om het te zien. Maar er is een volk dat een geschenk heeft gekregen, de richtlijnen voor een samenleving van heb je naaste lief als jezelf. Dat volk verwerpt dat geschenk voortdurend. Steeds weer moet het opnieuw beginnen met het invoeren van die richtlijn. Steeds weer mag dat ook weer opnieuw. Door de Woestijn heen naar het beloofde land. Daar verdeelde Jozua het land tussen de families van het volk. Zo kon iedereen voor zichzelf zorgen en zou er geen armoede in het land zijn. Dat zou natuurlijk niet zo blijven maar elke vijftig jaar werden de stukken land die verloren waren gegaan weer aan de oorspronkelijke familie teruggegeven en kon iedereen weer opnieuw beginnen.

Dat was de verdeling van het land met het meetlint. Dit teruggeven en opnieuw beginnen is volgens veel geleerden nooit in de praktijk gebracht. Toch vindt je door de hele Bijbel heen sporen van dit bijzondere idee. Het volk werd echter ontrouw aan de richtlijn eerlijk te delen. Ze volgden afgoden van vruchtbaarheid, de goden van Winst en Profijt heten ze in onze dagen. In plaats van het anti-egoïsme van de Bijbel hangen we de god van het Egoïsme aan. Het kan er niet mooi genoeg uitzien. Zelfs ons lichaam, van top tot teen, modeleren we tegenwoordig naar de wetten van schoonheid en succes. De les van de ondergang die dat meebrengt hebben we dus nooit willen leren. De echte God woonde in Silo, daar was de Tent van de Ontmoeting opgericht na de intocht in het beloofde land, daar waren dus de richtlijnen voor de menselijke samenleving waar iedereen zich naar zou moeten richten. Maar pas toen vreemde volken de oogsten kwamen roven herinnerden sommigen zich weer die richtlijnen en riepen ze God te hulp.

Uiteindelijk werd Israël een Koninkrijk onder David, kwam er vrede en werd onder Salomo te Tempel gebouwd op de berg Sion in Jeruzalem. Daar hebben we het nog steeds over. Het zou volgens Joden en Christenen nog steeds het hart van de Wereld moeten zijn. Overigens is het ook voor Moslims een zeer Heilige stad, vanuit Jeruzalem kun je volgens moslims de hemel bereiken. Voor ons gaat het niet om de stenen en gebouwen die er te vinden zijn maar om de Geest van God die er van uitgaat. Als je je went tot Jeruzalem, ziet op de berg Sion, dan kijk je naar de minsten op aarde, dan leef je volgens de richtlijnen van eerlijk delen, van heb je naaste lief als jezelf. Dan zorg je dat iedereen op hele aarde daaraan kan meedoen, dat niemand achterblijft, vergeten wordt of sterft van honger en ellende. Dan wordt je als David een herder van het volk. Dan accepteer je geen andere regering dan één die zich opstelt als herder van het volk. Een herder met een zuiver hart die het niet om eigen roem of macht te doen is maar om de zorg voor de allerminsten.

 

Zij hadden niets te vrezen

Psalm 78:40-55

40 Hoe vaak tergden zij God in de woestijn, kwetsten zij Hem in dat dorre land, 41 hoe vaak keerden zij zich af en daagden zij Hem uit, krenkten zij de Heilige van Israël! 42 Zij dachten niet aan zijn helpende hand, aan de dag dat Hij hen verloste van hun belager 43 en in Egypte tekenen verrichtte, wonderen in de vlakte van Soan. 44 Hij veranderde hun rivieren in bloed, uit geen waterstroom was meer te drinken. 45 Hij stuurde ongedierte dat hen opvrat, en de kikvors die verderf bracht. 46 Hij gaf hun gewas aan de sprinkhaan, aan de kaalvreter hun oogst. 47 Hij vernielde hun wijnstok met hagel, hun vijgenboom met strenge vorst. 48 Hij gaf hun vee aan de hagel prijs, hun kudden aan het vuur van de bliksem. 49 Hij liet zijn woede op hen los, toorn, razernij, verschrikking, een menigte onheilsboden. 50 Hij baande een weg voor zijn toorn, Hij behoedde hen niet voor de dood, gaf hun leven prijs aan de pest. 51 Hij doodde in Egypte elke oudste zoon, de eerstgeboren mannen in de tenten van Cham. 52 Maar zijn volk liet Hij wegtrekken als een kudde, Hij voerde hen door de woestijn als schapen en geiten, 53 Hij leidde hen veilig, zij hadden niets te vrezen, het water van de zee had hun vijanden bedekt. 54 Hij bracht hen naar zijn heilig domein, naar de berg, met eigen hand verworven, 55 Hij joeg vreemde volken voor hen uit, verdeelde hun land met het meetlint en liet Israëls stammen wonen in hun tenten. (NBV21)

De Verenigde Naties hebben steeds meer moeite de mensen in de vluchtelingenkampen in Jordanië en de Libanon te helpen en zelfs van voedsel te voorzien. Voedsel en medicijnen brengen naar Gaza wordt hen bijna onmogelijk gemaakt. Natuurlijk, verschillende grootmachten hebben zo hun eigen belangen. Er was een extremistische religieuze organisatie die anders gelovigen doodde en daarom moet worden bestreden, IS. Daar is een grote coalitie tegen gevormd waar zelfs voormalige vijanden in samenwerken. Maar een alternatief voor die Extremistische staat wordt niet geboden. De God van Israël die bij de zwaksten is, bij de vluchtelingen in de kampen in het Midden Oosten wordt getergd. Bommen en militairen zijn de enige gereedschappen die de rijke landen van de wereld lijken te hebben. Maar wat zou het toch een indruk maken als de landen van de wereld niet alleen samen een eind aan deze oorlog zouden maken maar ook de slachtoffers van die oorlog een menswaardige bestaan zouden bieden.

Maar ze aarzelen zoals eens het volk Israël in de vlakte van Soan zoals in deze psalm staat. Het was de vlakte in zuid Egypte waar het volk verzameld was en wachtte op toestemming te vertrekken. Eerst moesten echter al die plagen nog plaatsvinden want de Egyptenaren waren niet van plan hun slaven te laten vertrekken. Die plagen staan nu de onschuldige burgers in Gaza te wachten. Nu zijn het nog honger en onderling geweld maar hoe meer er verwoest wordt hoe meer ook besmettelijke ziekten spoken staan te wachten. En met de armoede komen de mislukte oogsten en komen de ziekten die ook de oorspronkelijke en inmiddels verarmde bevolking kunnen teisteren. De rijken en de machtigen die deze oorlog uitroepen en laten voortduren zullen er geen last van hebben.

Het zijn altijd de armen en de zwakken die er het slachtoffer van worden. Door de hele wereld heen zijn er protesten tegen het voortduren van de oorlog. Het wordt tijd dat de gewone mensen, de armen en de zwakken dus, zich verbinden met elkaar, met hun broeders en zusters in Gaza, de slachtoffers in Irak en Syrië en de straat op gaan om de vrede uit te roepen. Ook wij kunnen dat. De kerken gaan ons voor en enkele politieke partijen. Nu nog een massa’s sms’jes en e-mails aan de regering. Geen hekken en oorlogsschepen maar voedsel en medicijnen, onderwijs en huisvesting voor de slachtoffers. Wellicht dat hun hart niet langer verhard blijft en hun oren doof. Dat er vrede moet komen is inmiddels wel duidelijk, maar vrede zal er nooit komen als we onze hand niet uitsteken naar de machteloze slachtoffers van deze oorlog.

 

Uit erbarmen

Psalm 78:17-39

17 Maar zij bleven tegen Hem zondigen, de Allerhoogste tergen in de woestenij. 18 Met opzet daagden zij God uit en riepen om eten zo veel als ze wilden. 19 Zij beledigden God en zeiden: ‘Zou God in staat zijn een tafel te dekken in de woestijn? 20 Toen Hij op de rots sloeg, vloeide er water, stroomden er beken- maar zou Hij zijn volk ook brood en vlees kunnen geven?’ 21 Toen de HEER dat hoorde, ontstak Hij in woede, een vuur laaide op tegen Jakob, tegen Israël ontbrandde zijn toorn. 22 Want zij hadden God niet geloofd, niet vertrouwd op zijn hulp. 23 Hij gaf een bevel aan de hoge wolken en de deuren van de hemel gingen open, 24 manna om te eten regende op hen neer. Hij schonk hun het graan van de hemel, 25 zij aten het brood van de engelen, Hij stuurde voedsel dat hen verzadigde. 26 Hij liet uit de hemel de oostenwind los, de zuidenwind wakkerde Hij aan, 27 en vlees regende als stof op hen neer, zo veel vogels als zand bij de zee, 28 Hij liet ze vallen, midden in hun kamp, in een kring rondom hun tenten. 29 Zij aten en werden meer dan verzadigd, Hij gaf hun zo veel ze begeerden. 30 Maar nauwelijks was hun honger gestild, hun mond was nog vol eten, 31 of tegen hen ontbrandde Gods toorn, Hij sloeg de vraatzuchtigen dood en bracht de sterksten van Israël om. 32 Toch bleven zij zondigen, op zijn wonderen vertrouwden zij niet. 33 En hun dagen eindigden in leegte, hun jaren liepen uit op een verschrikking. 34 Zodra er doden vielen, zochten zij God, zij kwamen tot inkeer en verlangden naar Hem, 35 dachten eraan dat God hun rots was, God, de Allerhoogste hun bevrijder. 36 Maar zij bedrogen Hem met hun mond, met hun tong logen zij Hem voor, 37 hun hart was niet aan Hem gehecht, zij waren zijn verbond niet trouw. 38 Uit erbarmen bedekte Hij hun zonde, Hij wilde geen dood en verderf, dikwijls bedwong Hij zijn toorn en joeg Hij het vuur van zijn woede niet aan. 39 Dan dacht Hij: Ze zijn maar vlees, adem die gaat en niet terugkeert. (NBV21)

De leer van Mozes, die je vindt in de eerste vijf boeken van de Bijbel, heeft natuurlijk ook het verhaal van de woestijn. In deze Bijbelpassage kun je ook spreken van het lied van de Woestijn. Hoe ging het daar met de bevrijding van de armen, met het onvoorwaardelijk delen en alles voor elkaar over hebben? Dan blijkt er nog veel te leren te zijn in het leven. Vanaf het vertrek uit het dal van Soar tot de intocht in het beloofde land was er één groot leerproces. Soar betekent “plaats van vertrek”, in het Grieks Tanis, het was een bekende verblijfplaats van de Farao. Daar vond volgens deze psalm de doortocht door de Rode Zee plaats, de ontsnapping uit de slavernij. En waren ze toen blij? Welnee, Mozes moest op de rotsen slaan om water tevoorschijn te brengen.

Toen het ongezuurde brood op was moesten ze leren brood te maken van het Manna dat ze elke morgen voor de tent vonden. En toen ze dachten nooit meer vlees te eten kregen ze kwartels in een zo grote overvloed dat de gulzigaards, de onverzadigbaren, dood gingen van het schrokken. Nooit waren ze tevreden. De dichter van deze Psalm heeft de verhalen uit het boek Numeri niet alleen op een rij gezet maar ook in verband gebracht met de les die je moet leren. De les is dat egoïsme normaal is, de mens zorgt eerst en meestal ook maar alleen voor zichzelf. De Bijbel leert je anti-egoïsme, niet jij mens alleen staat voorop, maar de mensen staan samen, met iedereen. In het anti-egoïsme staat het delen voorop en moet er voor iedereen een plaats zijn in de samenleving. Dan zorg je er voor dat van overvloed wat bewaard wordt voor tijden van schaarste, dan rust je niet voordat iedereen mee kan doen met de gemeenschap.

Het recht van de sterkste betekent dan onrecht en voert regelrecht tot de dood, maar ieder mens tot zijn recht laten komen verzekert je van leven. In die samenleving zouden we geen moment rusten voor iedereen in Afrika bevrijdt zal zijn van de zorg om voedsel als we een anti-egoïsme beleid zouden hebben. Dan zouden we elke regering wegjagen en elke Europese Commissie, die weigert de Europese markten open te stellen voor producten uit de armste landen zodat we onze welvaart kunnen delen met de mensen daar. Dan mislukt er geen enkele Wereld Handels conferentie meer omdat eerlijk delen en de zorg dat iedereen in de wereld mee kan doen voorop staat. Dan zijn er geen eigen belangen meer die eerlijk delen verhinderen omdat juist dat eerlijk delen het enige eigen belang is dat we nog kennen. Dan verdrinken er geen armen meer in de zeeën rond Europa, wanhopig op weg naar een beetje welvaart omdat wij onze welvaart met hun eigen land hebben gedeeld. Dan kunnen we samen dit lied zingen als bewijs dat we de les hebben willen leren.

 

Een wijze les

Psalm 78:1-16

1 Een kunstig lied van Asaf. Luister, mijn volk, naar wat ik leer, hoor de woorden uit mijn mond. 2 Ik open mijn mond voor een wijze les, spreek uit wat sinds lang verborgen is. 3 Wij hebben het gehoord, wij weten het, onze ouders hebben het ons verteld. 4 Wij willen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen aan het komend geslacht vertellen van de roemrijke, krachtige daden van de HEER, van de wonderen die Hij heeft gedaan. 5 Hij stelde een richtlijn vast voor Jakob en kondigde in Israël een wet af. Onze voorouders gaf Hij de opdracht die aan hun kinderen te leren. 6 Zo zou het volgende geslacht ervan weten, en zij die nog geboren moesten worden zouden het weer aan hun kinderen vertellen. 7 Dan zouden zij op God vertrouwen, Gods grote daden niet vergeten en zich richten naar zijn geboden. 8 Dan zouden zij niet worden als hun voorouders, een onwillig en opstandig geslacht, onstandvastig van hart en geest, een geslacht dat God ontrouw was. 9 De mannen van Efraïm, bewapend met pijl en boog, trokken zich terug op de dag van de strijd. 10 Zij hielden zich niet aan het verbond met God en weigerden te leven naar zijn wet. 11 Zij vergaten zijn grote daden, de wonderen die Hij had getoond. 12 In het land Egypte, in de vlakte van Soan, zagen hun voorouders hoe Hij een wonder verrichtte: 13 Hij spleet de zee en voerde hen erdoor, als een dam hield Hij het water tegen. 14 Hij leidde hen met een wolk overdag, in de nacht met een lichtend vuur. 15 Hij spleet de rotsen in de woestijn en leste hun dorst met een watervloed, 16 uit gesteente vloeiden beken, in stromen stortte water neer. (NBV21)

Vandaag zingen we mee met Psalm 78, het eerste gedeelte daarvan. Een kunstig lied zet de Nieuwe Bijbelvertaling er boven. Die Asaf was waarschijnlijk iemand die belangrijk is geweest in de Tempeldienst. Misschien had die wel een aantal liederen verzameld en in een bundel gezet. Maar dat kunstig lied dan. Ons doet het denken aan de Rederijkers, dichters rond de Middeleeuwen die volgens strakke regels gedichten maakten. Maar dat is hier toch ook niet helemaal van toepassing. In de Bijbelvertaling van 1951 en in de Statenvertaling wordt gesproken van onderwijzing of leerdicht. Ook de Naardense Bijbel noemt deze Psalm een onderwijzing. En over leren en onderwijzen gaat het in dit lied in elk geval. De Psalm is een les op zich, waard om naar te luisteren. Niet nieuw, maar het moet worden doorverteld. En wat moet er dan worden onderwezen en geleerd. De Psalm noemt het een wonder, de richtlijnen voor de menselijke samenleving die in de woestijn waren ontvangen, de richtlijn voor Jakob, de richtlijnen voor de samenleving van Israël.

Jakob staat hier niet voor een meneer maar voor het volk dat uit hem was voortgekomen, het volk dat zijn nieuwe naam had gekregen, Israël. Die richtlijnen hadden de nakomelingen van Jakob gekregen in de woestijn toen ze de slavernij van Egypte waren ontvlucht. Samengevat luidden die dat je je naaste lief moet hebben als jezelf, dat is God liefhebben boven alles. Dan pas valt er te overleven. Nu hebben wij onderwijs geleerd te zien als het uit het hoofd leren van kennis. Rijtjes woorden, wetten over taal en rekenen, formules uit natuur en scheikunde en woorden en zinnen uit vreemde talen. Het leren van die richtlijnen van God gaat anders. Het is een richtlijn die je moet doen en aan je kinderen leren. Maar hoe leren ouders iets aan hun kinderen. Dat wat ouders in onze dagen aan hun kinderen leren hebben ze niet in een boekje, ze overhoren hun kinderen niet en ze geven geen proefwerken over dat wat ze aan hun kinderen hebben geleerd. Ze doen dat door het hun kinderen voor te leven. En dat geldt ook voor de les die hier wordt bedoeld. Je moet je naaste liefhebben als jezelf wil je dat ook aan je kinderen leren. Je moet bereid zijn onvoorwaardelijk te delen met de minsten wil je je kinderen duidelijk kunnen maken waar het in het leven om gaat.

Dat je zelf vreemdeling bent en niet doet zoals in de huidige wereld gewoon is moet je zelf voelen wil je het op je kinderen kunnen overbrengen. Dat bleek al toen het volk werd bedreigd. De mannen van Efraïm hadden geen zin in een gevecht voor mensen die ze niet kenden. Zoals velen de ontwikkelingssamenwerking, de hulp aan Sudan of Bangla Desh en de bescherming van vluchtelingen maar onzin vinden, ver van ons bed. Dat het in verbinding met God gaat om je in te zetten voor de zwaksten, voor de minsten wordt dan vergeten. Dat niet vergeten en dus jezelf wel inzetten is de manier waarop je het je kinderen leert. Dan gaat dat verhaal door, dan komt het lied niet tot zwijgen. Even doet de Psalm ons herinneren hoe het ook al weer ging toen dat groepje slaven uit Egypte werd bevrijd om een volk te worden dat de grootheid van de God van Israël zou uitdragen. Het water van de zee spleet uiteen zodat de vluchtelingen droog konden oversteken. Zouden wij dat vandaag de dag ook niet proberen met de Middellandse zee? God heeft ons schepen gegeven en mensen om te helpen. Bouw geen hekken en muren om vluchtelingen tegen te houden, dat helpt niet, maar zorg dat ze een land krijgen waar ze in vrede en vrijheid zelf hun leven kunnen opbouwen. Daar mag dit begin van deze Psalm ons toe oproepen.