Betlehem in Efrata

Micha 5:1-8

1 Uit jou, Betlehem in Efrata, te klein om tot Juda’s geslachten te behoren, uit jou komt iemand voort die voor Mij over Israël zal heersen. Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden, in de dagen van weleer. 2 Totdat de vrouw die zwanger is haar kind heeft gebaard, worden zijn broeders aan hun lot overgelaten. Daarna zullen wie er nog over zijn terugkeren naar de andere Israëlieten. 3 Hij zal aantreden en hen als een herder weiden, bekleed met de macht van de HEER, zijn God, met de majesteit van diens verheven naam. Zij zullen veilig wonen, want hij zal heersen tot aan de einden der aarde, 4 en hij brengt vrede. Wanneer Assyrië ons land binnenvalt en zijn voet in onze paleizen zet, zullen wij zeven herders doen opstaan, ja acht vorsten uit mensen gekozen. 5 Met het zwaard zullen zij Assyrië kaalslaan, met getrokken dolk Nimrod vernietigen. Hij zal ons bevrijden van Assyrië wanneer het ons land binnenvalt en onze grenzen overschrijdt. 6 En wat er van Jakob is overgebleven, te midden van machtige volken, zal zijn als dauw die van de HEER komt, als regendruppels op het groen, dat niets verwacht van een mens en niet naar mensenkinderen uitziet. 7 Wat er van Jakob is overgebleven, te midden van machtige volken, zal zijn als een leeuw tussen de wilde dieren, als een leeuw die de kudde binnendringt, een leeuw die vertrapt en verscheurt, en er is niemand die hem tegenhoudt. 8 Mogen je aanvallers je kracht leren kennen, mogen je vijanden worden vernietigd! (NBV21)

Het verhaal van de profeet Micha uit het 12 profetenboek is geliefd bij Christenen omdat een kind uit Bethlehem de vrede zou brengen om dan met zeven herders de vijand te verslaan. Dat lijkt wel op het kerstverhaal zoals Lucas ons dat vertelt. Nu is dat niet zo heel vreemd want Lucas kende het boek van Micha natuurlijk heel goed. En dat verhaal over een meisje dat een kind durfde krijgen temidden van de meest zwarte dreiging was ook al door Jesaja verteld. Die Jesaja had er trouwens nog een eeuwig misverstand mee geschapen want zijn woord voor meisje kon ook met het Oud Hollandse maagd worden vertaald, zoals dienstmeisje ook dienstmaagd kan heten. Dat heeft niks te maken met een meisje dat nog geen omgang met een man had gehad. Sommige kerkleiders hebben daarmee de sex uit het verhaal gehaald denken ze. Het enige dat ze er mee bereiken is dat ze tot in de slaapkamer macht over hun volgelingen kunnen uitoefenen, en dat is nu net wat de Bijbel verbiedt.

Maar goed, wij lezen de profeet Micha en die heeft het over vertrouwen. Een heel goed teken van vertrouwen is inderdaad de jonge moeder die het aandurft kinderen te krijgen. We hebben een tijd gehad dat ook in ons land de dreiging van een atoomoorlog zo groot was dat mensen het niet meer aandurfden een gezin met kinderen te stichten. Dat is nu minder erg, maar in landen waar onderdrukking en armoede heersen geldt het nog steeds. Als vrouwen te veel en te zwaar onder stress gezet worden kan de eisprong zelfs uitblijven en worden ze door de onderdrukking, de armoede of het geweld zelfs onvruchtbaar. Als mensen hun liefde het laten winnen van hun angst dan begint de bevrijding willen Micha en Jesaja zeggen. En dat verhaal wordt later ook op die manier door Lucas verteld. Als er dan ook nog herders zijn die zich druk maken over de bescherming van al die zwakke mensen dan moet het echt wel goed komen. En herders waren er in Bethlehem.

Micha herinnert aan de geschiedenis van David en zijn zeven broers. Uit het kleinste dorpje van de kleinste stam kwam de grootste koning, de eerste koning die Israël aanzien gaf en uiteindelijk na een lange tijd van oorlogen onder de Rechters ook vrede bracht. Zulke herders heb je nodig. Zulke herders zijn er nog steeds. Jan Pronk was ooit zo’n herder die het heeft geprobeerd in Darfur. Hij wees de internationale gemeenschap de weg. Toen hij uit Sudan werd uitgewezen was dat het signaal om eindelijk een echt mandaat voor een echte vredesmacht te ontwerpen. Voor ons blijft het opletten en stem geven aan de slachtoffers van oorlog en onderdrukking. Van hen moeten we echt nog kunnen gaan zeggen dat zij veilig zullen wonen. Dat is een belofte die we hen met alle landen van de wereld zullen moeten durven doen. Anders kunnen we straks wel kerst vieren, maar wordt het nooit het kerstfeest waar Micha van droomde en waar Lucas van vertelde, ook voor ons niet.

 

Geduchte daden

Psalm 145

1 Een loflied van David. U, mijn God en koning, wil ik roemen, uw naam prijzen tot in eeuwigheid. 2 Elke dag opnieuw wil ik U prijzen, uw naam loven tot in eeuwigheid: 3 ‘Groot is de HEER, Hem komt alle lof toe, zijn grootheid is niet te doorgronden.’ 4 Laat geslacht na geslacht uw schepping bezingen, uw machtige daden verkondigen. 5 Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit, ook ik wil uw wonderen bekendmaken. 6 Laten zij getuigen van uw geduchte daden, ook ik wil van uw grootheid vertellen. 7 Laten zij de roem van uw goedheid verbreiden, uw gerechtigheid bejubelen: 8 ‘Genadig en liefdevol is de HEER, Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw. 9 Goed is de HEER voor alles en allen, Hij ontfermt zich over heel zijn schepping.’ 10 Laten al uw schepselen U loven, HEER, en uw getrouwen U prijzen. 11 Laten zij getuigen van de luister van uw koningschap, spreken over uw machtige werken, 12 aan de stervelingen uw machtige daden verkondigen, de glorie en de glans van uw koningschap: 13 ‘Uw koningschap omspant de eeuwen, uw heerschappij omvat alle geslachten.’ 14 ‘Een steun is de HEER voor wie is gevallen, wie gebukt gaat richt Hij op. 15 Allen zien hoopvol naar U uit, U geeft voedsel, op de juiste tijd. 16 Gul is uw hand geopend, U vervult het verlangen van alles wat leeft. 17 Rechtvaardig is de HEER in alles wat Hij doet, heel zijn schepping blijft Hij trouw. 18 Allen die Hem aanroepen is de HEER nabij, die Hem roepen in vast vertrouwen. 19 Hij vervult het verlangen van wie Hem eren, Hij hoort hun klacht en komt te hulp. 20 De HEER waakt over wie Hem liefhebben, maar goddelozen vaagt Hij weg.’ 21 Laat zó mijn mond de lof spreken van de HEER, en alles wat leeft zijn heilige naam prijzen, tot in eeuwigheid. (NBV21)

Alle Godlof in deze psalm zou bijna verhullen dat er ook uitgezien wordt naar wat nog moet komen. Elk jaar in september kent de kerk de zogenaamde vredeszondag. We staan dan stil bij hetgeen we moeten doen om de vrede in de wereld dichterbij te krijgen. Vrede zij in elk geval met U. Ook rond de Kerstdagen is de roep om vrede niet van de lucht. David, aan wie deze Psalm is toegeschreven was de vredevorst bij uitstek. Hij wist in Israël niet alleen vrede te brengen maar ook veiligheid. Voor David koning werd kwamen buurvolken elk jaar de oogst van de boeren roven. Af en toe waren er Rechters geweest die telkens een korte periode van vrede wisten te brengen maar het volk verlangde naar een duurzame vrede. De volken hadden daarvoor Koningen. Die konden een permanent leger op de been brengen en daarmee de vrede voor hun volk verzekeren. Israël had een God als Koning. Maar van die God was geen beeld, alleen een aantal richtlijnen voor een vreedzame samenleving. Maar ze kregen een Koning. Alleen die Koning bleef oorlog voeren, die Koning bracht geen vrede.

Toen David Koning werd voerde hij een andere strategie in. Een strategie die ook door wereldmachten werd gebruikt. In elke overwonnen stad legerde David een aantal soldaten van zijn leger en elk volk moest aan Israël belasting betalen. Dat David een meer blijvende vrede had gebracht aan een volk dat zich eigenlijk nooit goed had kunnen verdedigen maakte hem tot de vredevorst, een man naar Gods hart staat er geschreven. Maar kreeg David daarvoor ook de eer? Niet dus. Hij had oorlog gevoerd. Hij had mensen gedood en mensen laten doden. En in de richtlijnen voor de menselijke samenleving staat heel uitdrukkelijk “Gij zult niet doden”. Daarom kon David niet een Tempel voor de God van Israël laten bouwen. In die Tempel immers stond niet een beeld van de God van Israël, nergens was daar een spoor te vinden van een God als de machtigste, van een God die zijn volk tot het voornaamste volk op aarde had gebracht. Integendeel. Er stond een tafel met brood, er stond een kandelaar met zeven armen, er brandde een lamp. En in het binnenste waar niemand mocht komen stond een kist van acaciahout met twee gouden cherubijnen er op. In die kist werden de grondregels voor die samenleving bewaard.

In die Tempel werd ook geofferd. Maar dan niet om die God te voeden of groter te maken maar om te laten zien dat het volk bereid was te delen van hetgeen hen was toegevallen. Daarmee werd de God van Israël de steun van de armen zoals deze Psalm zo lyrisch bezingt. Armen mogen er immers altijd op rekenen dat er mensen zijn die de God van Israël volgen en dus bereid zijn te delen met de minsten, die bereid zijn om mensen die geen kansen meer lijken te hebben de kans geven opnieuw te beginnen. De jubel die in deze Psalm opklinkt doet denken aan het jubeljaar. In dat jaar, elke vijftig jaar opnieuw, zou elke familie die het door God gegeven stukje land in Israël was kwijtgeraakt dat stukje land weer terugkrijgen. Zo zou een menselijke samenleving in stand kunnen blijven. Ook de familie van David had een dergelijk stukje land. Dat lag in Bethlehem, het land van de vader van David, Isaï. Het land waar David als herder achter de schapen was weggeroepen om Koning te worden van Israël. Ooit zouden twee van zijn afstammelingen, Jozef en Maria, weer aan die richtlijn herinneren. Hun plaats was het door God aan de familie gegeven stukje land. En toen ze daarheen gingen en hun zoon baarden klonk opnieuw de Psalm die we vandaag meezingen, ere zij God. En zo mogen wij elkaar elke dag, ondanks alle oorlog en dreiging van oorlog, toewensen: Vrede zij met U!

 

Tot in eeuwigheid

Lucas 1:26-38

26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea, 27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Ze heette Maria en ze was nog maagd. 28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: ‘Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.’ 29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. 30 Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. 32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. 33 Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.’ 34 Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog geen gemeenschap met een man.’ 35 De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw overdekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God. 36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap, 37 want voor God is niets onmogelijk.’ 38 Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Daarna liet de engel haar weer alleen. (NBV21)

Nadat Elisabeth haar zwangerschap vijf maanden verborgen had gehouden, spotten met een oude vrouw die zwanger is doet zeer nietwaar, werd de zwangerschap van Elisabeth toch aan Maria bekend gemaakt. Maria woonde in Nazareth in Galilea. Dat is zo bekend dat we er overheen lezen. Voor de eerste lezers van het Evangelie van Lucas zal er onwillekeurig een glimlach om de mond gespeeld hebben. Galilea stond in Israël als het land van de heidenen bekend. Voor de inwoners van Judea en vooral Jeruzalem woonden daar boerenpummels die nauwelijks besef hadden van de geweldige gewichtige leer van de boeken van Mozes, de boeken van de profeten en de geschriften die samen de Hebreeuwse Bijbel vormden. En dat Nazareth? Eigenlijk betekent het iets als “struikgewas”. Die boodschapper van God ging dus naar een Joods meisje, die verloofd was met een afstammeling van koning David, en die vond hij in het struikgewas in het land van de Heidenen.

En op dat punt, zo ongeveer het minste vlekje dat je je in Israël kunt voorstellen daar wordt een geweldige belofte gedaan. Dat meisje, ongetrouwd nog, zal zwanger worden en haar zoon zal de beloofde bevrijder van Israël worden en op de troon van Koning David plaatsnemen. Nooit meer zal Israël een andere koning nodig hebben. En op de vanzelfsprekende vraag hoe dat allemaal wel niet moet als je niet getrouwd bent is het antwoord eigenlijk dat ook Elisabeth zwanger is. De Geest van God, de Liefde zelf, zal zorgen dat het gebeurd. Lees hier nu niet de flauwekul over maagdelijke geboorte en zo. Die wordt hier niet verteld en staat ook niet elders in de Bijbel. Een verkeerde vertaling van Jesaja in het Grieks heeft ons ooit op dat onzalige spoor gezet. Want Maria verheffen tot iets als een koningin van de hemel is nu eenmaal het tegendeel van wat ons verteld wordt. Ons wordt verteld dat het meest onaanzienlijke meisje uit Israël, uit het meest onaanzienlijke dorpje dat ligt in het meest onaanzienlijke deel van Israël de moeder zal worden van de grootste Koning van Israël uit de geschiedenis en de toekomst.

Hoe geloofwaardig is dat? Maria geloofde dat en daar mogen wij nog wel eens een voorbeeld aan nemen. Kunnen wij de voedselcrisis oplossen? Kunnen wij zorgen voor een gezond klimaat voor onze kinderen en kleinkinderen? Kunnen wij zorgen voor vrede en veiligheid? God heeft ons beloofd dat het zal kunnen en zal lukken. Niet door onze eigen kracht maar door de Geest van God heet het in deftige Bijbelse termen. Het betekent dat we ons moeten afwenden van alles wat ons eigenbelang dient, dat we op moeten houden bang te zijn dat we te kort komen. Niemand onder ons is zo min in aanzien als Maria was, niemand leeft in een zo onaanzienlijk dorpje in een deel van het land dat zo geminacht wordt. Wij kunnen samen opstaan tegen het onrecht dat de wereld beheerst. Juist als we onze naaste liefhebben als onszelf, als we oog durven hebben voor de minsten zal het ons lukken. Dan zal de aarde veranderen, dan zal die zoon van Maria niet alleen de Koning zijn van Israël maar werkelijk de Heer van de wereld. Maar we moeten vandaag beginnen die Heer ook echt als Heer te erkennen, en alle andere Heren te negeren.

 

Een volk gereedmaken.

Lucas 1:1-25

1 Nadat reeds velen zich tot taak hebben gesteld om verslag te doen van de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken, 2 en die ons zijn overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden, 3 leek het ook mij goed om alles van de aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u, hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen, 4 om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent. 5 Toen Herodes koning van Judea was, leefde er een priester die Zacharias heette en tot de priesterafdeling van Abia behoorde. Zijn vrouw, Elisabet, stamde af van Aäron. 6 Beiden waren rechtvaardig in Gods ogen en leidden een onberispelijk leven, geheel volgens de geboden en wetten van de Heer. 7 Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar, en beiden waren al op leeftijd. 8 Toen de afdeling van Zacharias aan de beurt was om de priesterdienst te vervullen, 9 werd er volgens het gebruik van de priesters geloot en werd Zacharias aangewezen om het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer. 10 De samengestroomde menigte bleef buiten staan bidden terwijl het offer werd gebracht. 11 Opeens verscheen hem een engel van de Heer, die aan de rechterkant van het reukofferaltaar stond. 12 Zacharias schrok hevig bij het zien van de engel en hij werd door angst overvallen. 13 Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren, en je moet hem Johannes noemen. 14 Vreugde en blijdschap zullen je ten deel vallen, en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. 15 Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer, en wijn of bier zal hij niet drinken. Hij zal vervuld worden van de heilige Geest terwijl hij nog in de schoot van zijn moeder is, 16 en hij zal velen uit het volk van Israël naar de Heer, hun God, terugbrengen. 17 Hij zal voor Hem uit gaan met de geest en de kracht van Elia, om ouders met hun kinderen te verzoenen en om van zondaars rechtvaardigen te maken, en zo zal hij voor de Heer een volk gereedmaken.’ 18 Zacharias vroeg aan de engel: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd.’ 19 De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël, die altijd in Gods nabijheid is, en ik ben uitgezonden om je dit goede nieuws te brengen. 20 Maar omdat je geen geloof hebt gehecht aan mijn woorden, die op de voorbestemde tijd in vervulling zullen gaan, zul je stom zijn en niet kunnen spreken tot de dag waarop dit alles gaat gebeuren.’ 21 De menigte stond buiten op Zacharias te wachten, en de mensen vroegen zich af waarom hij zo lang in het heiligdom bleef. 22 Maar toen hij naar buiten kwam, kon hij niets tegen hen zeggen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien; hij maakte gebaren tegen hen, maar spreken kon hij niet. 23 Toen zijn tempeldienst voorbij was, ging hij terug naar huis. 24 Korte tijd later werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze leefde vijf maanden lang in afzondering en zei bij zichzelf: 25 De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken. Hij heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten. (NBV21)

We leven in de adventstijd. Nog zeven dagen en Kerstmis en is al weer bijna voorbij. In de aanloop naar Kerstmis vraagt de kerk zich af hoe het ook al weer zit met de verwachting van de komst van het Koninkrijk van God. Die komst begon met de geboorte van Jezus van Nazareth maar ook die geboorte had een voorgeschiedenis. Dat kerstverhaal begint met twee mensen uit het Priestergeslacht. Voorop in het verhaal van Jezus van Nazareth staat dus de Leer van Mozes uit de Tempel in Jeruzalem. Want Priesters waren er voor om de mensen te helpen die Leer, van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf, te onderhouden. Dat Priestergeslacht was ooit begonnen met Aäron de broer van Mozes. Maar in de loop van de geschiedenis was die familie heel erg uitgebreid. Wij bepalen ons tot twee leden van die familie, Zacharias en Elisabeth, een al wat ouder echtpaar dat geen kinderen had. Ze doen dan direct denken aan Abram en Saraï die ook geen kinderen hadden maar aan het begin stonden van het verhaal over het volk Israël.

En zo konden ook Elisabeth en Zacharias ook wel eens aan het begin staan van een geweldig verhaal. Ze worden in het Grieks “rechtvaardigen” genoemd en om rechtvaardigen gaat het meestal in de Bijbel. Die Herodes was wel Koning der Joden, maar het was geen Jood. Hij kwam uit Edom en stamde dus af van Esau de broer van Jacob die Israël zou worden. Er was ook nog een profeet geweest die Zacharia heette en zo vinden we in het begin van het verhaal van Lucas de Koning, de Priester en de Profeet. Samen staan ze rond de Tempel in Jeruzalem. Maar dat was lang onvruchtbaar gebleven. De richtlijnen voor een menselijke samenleving die daar werden bewaard maakten geen deel meer uit van het bestuursbeleid waarvoor ze ook bedoeld waren. Daaraan kon nu een einde aan komen. Terwijl Zacharias in de Tempel dienst deed kreeg hij een visioen, een droom dat er toch een kind geboren zou worden, een kind dat apart gezet zou worden, zoals Simson ooit apart gezet was, een kind dat de bevrijding van het volk zou aankondigen, waarmee de bevrijding zou beginnen.

Want al die uitspraken van die engel, boodschapper van God, zijn uitspraken die je in het Oude Testament, de Hebreeuwse Bijbel kan terugvinden. En als je de hele schrift hebt om voor je te spreken dan doe je er het zwijgen toe, dan heb je zelf niets meer te zeggen. En zo gaat het met Zacharias: hij kon geen woord meer uitbrengen. Veel geleerden hebben zich overigens afgevraagd waarom Elisabeth zich verborgen hield, maar de betekenis daarvan komt waarschijnlijk pas aan het licht als we het verhaal van Lucas verder lezen en zo ver zijn we nog niet. Vandaag houden we op bij Elisabet die sprak zoals ooit Rachel sprak toen zij moeder werd van Jozef: “God heeft weggenomen mijn schande”. In een samenleving waar de gelijkheid van man en vrouw werd ontkend, waar men niet kon geloven dat God man en vrouw naar zijn beeld had geschapen, was het een schande als een vrouw geen kinderen had. Van Abraham en Sara, van de ouders van Samuël, van de ouders van Simson en aan Zacharias en Elisabeth zouden we moeten leren dat die schande onzin is. Als we werkelijk gaan leven zoals God dat in de richtlijnen heeft gewezen, als we werkelijk van onze naaste gaan houden als van onszelf, als we gaan leven voor de minsten op aarde, dan gaat de onvruchtbaarheid voorbij, dan breekt nieuw leven aan, dan komt er namelijk een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. In dat verhaal kunnen we dus ook vandaag mee gaan doen en waarom ook niet.

 

Ontwaak!

Psalm 44:10-27

10 Toch hebt U ons nu verstoten en vernederd: U trok niet ten strijde met onze legers, 11 U deed ons wijken voor onze belagers, onze haters roofden ons leeg.12 U hebt ons als slachtvee uitgeleverd, ons onder vreemde volken verstrooid, 13 U hebt uw volk van de hand gedaan, veel bracht de verkoop U niet op. 14 U hebt ons het mikpunt van spot gemaakt, onze naburen smaden en honen ons, 15 U hebt ons bij de volken belachelijk gemaakt, ze schudden meewarig het hoofd. 16 Heel de dag moet ik mijn schande dragen, het schaamrood bedekt mijn gezicht 17 als ik de vijand hoor spotten en sarren, hem vol wraakzucht zie staan. 18 Dit is ons overkomen, maar wij zijn U niet vergeten, uw verbond verloochenden wij niet, 19 ons hart keerde zich niet van U af, onze voeten weken niet van uw pad. 20 Toch hebt U ons naar de jakhalzen verbannen en ons met diepe duisternis bedekt. 21 Hadden wij de naam van onze God vergeten, onze handen uitgestrekt naar een vreemde god, 22 zou God dit niet hebben ontdekt? Hij kent de geheimen van ons hart.23 Toch worden wij dag na dag om U gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht. 24 Word wakker, Heer, waarom slaapt U? Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig. 25 Waarom verbergt U uw gelaat, waarom vergeet U onze ellende, onze nood? 26 Onze ziel ligt neergebogen in het stof, ons lichaam vastgekleefd aan de aarde. 27 Sta op, kom ons te hulp, verlos ons, omwille van uw trouw. (NBV21)

Dit tweede couplet staat haaks op het eerste dat we gisteren lazen. Want ook al is het volk Israël bij uitstek het volk van de God van Israël, het werkt niet meer. Je verliest de oorlogen die je voert in de naam van die God, het land is verloren het volk verstrooid over de aarde, veroordeeld tot wonen te midden van vreemde volken. De volken schudden meewarig hun hoofd over die rare Israëlieten die steeds maar weer aankomen met hun verhalen over de God van Israël en de geschiedenis waarin ze bevrijd waren uit de slavernij in Egypte, hoe die God had laten zien hoe Koningen zouden moeten zijn, zoals David en Salomo namelijk. Bespottelijk in de ogen van de vreemde volken. Een sterk leger, een goede bewapening, eigen sterke en welvarende goden en vooral een rijke bovenklasse die samen met een koning die dienst konden uitmaken, die verzekerden elk volk van welvaart en vrede.

Dat er armen dood gingen, dat de ouden crepeerden, dat weduwen zich verlaagden tot prostitutie, dat vreemdelingen werden uitgebuit, en het leven van slaven niet meer meetelde hoort nu eenmaal bij het leven en dat moet je maar voor lief nemen. Het is de prijs die een samenleving betaalt voor welvaart en vrede. Zo gaat het bij de vreemde volken. Deze Psalm is pijnlijk actueel. Geleerden die graag in geschiedenisboekjes lezen en ook van de Bijbel een soort geschiedenisboekje willen maken hebben zich suf gezocht naar de dagen waarin deze Psalm is ontstaan. De een komt met de tijd van de Rechters, Richteren zeiden we vroeger, de ander denkt meer aan de tijd van de Makkabeeën, de tijd waarin ook het boek Daniël is ontstaan. Een definitieve overeenkomst is er niet gevonden. Dat betekent eigenlijk dat die Psalm ook in onze dagen zou kunnen zijn ontstaan.

Wie kijkt naar het conflict in het Midden Oosten ziet toch hoofdschuddend hoe Israël zonder oorlog een welvarende staat zou kunnen worden waar kunst en wetenschap bloeien en die een belangrijke bijdrage zou kunnen leveren aan het oplossen van problemen op het gebied van energie en voedselvoorziening. Palestina zou een welvarende Islamitische staat kunnen worden waar de samenleving van tal van godsdiensten vorm zou kunnen krijgen. Misschien moeten we ze van buitenaf die spiegel voorhouden, het kan door deze psalm vandaag mee te zingen. Er wordt een tegenstelling gemaakt tussen Israël en Palestina, je bent voor de een of je bent voor de ander. In Isaël zelf is ook een dergelijke tegenstelling, je bent voor de regering of je bent voor de vrede. Israël en Palestina zullen nooit vrede kennen als ze elkaar naar het leven blijven staan. Misschien hebben we een derde keus, die voor de vrede.

 

Met eigen oren

Psalm 44:1-9

1 Voor de koorleider. Van de Korachieten, een kunstig lied. 2 God, met eigen oren hebben wij het gehoord, onze voorouders vertelden het ons door: de daden die U verrichtte in hun dagen, in de dagen van weleer. 3 Om hén te planten hebt U volken verdreven, naties verslagen om ruimte te geven aan hén. 4 Zij verkregen het land niet met het zwaard, niet hun eigen kracht heeft hen gered, maar uw rechterhand, uw arm, het licht van uw gelaat. U had hen lief. 5 U, God, bent mijn koning, U beveelt de redding van Jakob. 6 Met U stoten wij onze belagers neer, in uw naam vertrappen wij onze tegenstanders.7 Het is niet mijn boog waarop ik vertrouw, niet mijn zwaard dat mij redt,8 U hebt ons gered van onze belagers, U liet onze haters beschaamd staan. 9 God, wij loven U dag na dag, uw naam zullen wij altijd prijzen. sela
(NBV21)

Vandaag zingen we het eerste couplet van een Psalm mee met het volk van Israël. In deze Psalm worden de coupletten ook in de vertaling keurig onderscheiden met het niet te vertalen sela. De kerken hebben zich die psalmen wel toegeëigend maar het blijven liederen die door het volk van Israël zijn geijkt op het geloof in de God van Israël. Deze psalm is een leerdicht, dat staat er boven al vertaald de Nieuwe Bijbelvertaling hier met kunstig lied. Dat is dus niet een lied dat in de loop van de tijd gegroeid is door het gebruik van het volk maar er kwamen dichters aan te pas. Het zit wel knap in elkaar. De eerste twee coupletten lijken recht tegenover elkaar te staan.

In het couplet dat we vandaag lezen wordt beschreven wat de dichter uit de geschiedenis heeft geleerd. En wat dus door het volk uit de geschiedenis geleerd zou moeten zijn. Dat is een bijzondere les die nog maar weinig mensen zich ter harte zullen nemen. De les is namelijk dat alle oorlog en geweld de volken geen land, geen welvaart, geen rijkdom hebben opgeleverd. Het waren de de richtlijnen van de God van Israël, de richtlijnen voor de menselijke samenleving die vrede en voorspoed brachten. Als je die richtlijnen ging volgen dan kwamen dat land, die welvaart en de rijkdom als vanzelf.

De God van “Gij zult niet doden” van “je moet het bezit van de ander niet willen hebben” geeft een paar simpele richtlijnen die vrede en gerechtigheid brengen en een land geven waarin iedereen mee kan doen. Nu kunnen individuele gelovigen niet de politiek van een heel land op zich nemen. Maar in een democratie als de onze kan al veel. We kunnen politieke partijen ter verantwoording roepen en we kunnen zelf leven volgens de richtlijn van heb uw naaste lief als uzelf. Daarmee bewijzen we het lege van het nalopen van de goden van winst en profijt. Die goden brengen geweld, ziekte en ellende. Elke dag kunnen we het opnieuw met de richtlijnen van God wagen.

Zing van vreugde

Sefanja 3:14-20

14 Jubel, vrouwe Sion, zing van vreugde, Israël, juich met heel je hart, vrouwe Jeruzalem! 15 De HEER heeft het vonnis over jou tenietgedaan en je vijand verdreven. De HEER, de koning van Israël, is in je midden, je hebt geen kwaad meer te vrezen. 16 Op die dag zal men tegen Jeruzalem zeggen: ‘Wees niet bang, Sion! Laat de moed niet zinken!’ 17 De HEER, je God, zal in je midden zijn, Hij is de held die je bevrijdt. Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou, in zijn liefde zal Hij zwijgen, in zijn vreugde zal Hij over je jubelen. 18 Alle treurenden zal Ik bijeenbrengen, verzamelen wie op je feesten moesten ontbreken. Hun vernedering drukte zwaar op de stad. 19 In die tijd zal Ik afrekenen met je verdrukkers, de kreupelen zal Ik redden, de verstrooiden bijeenbrengen. En hen die in de hele wereld werden veracht zal Ik met eer en roem overladen. 20 In die tijd breng Ik jullie terug. Dan zal Ik jullie verzamelen, en je met eer en roem overladen te midden van alle volken op aarde. Met eigen ogen zullen jullie zien hoe Ik je lot ten goede keer -zegt de HEER. (NBV21)

Aan het eind van de ballingschap zijn er in Jeruzalem alleen nog slachtoffers van bezetting en ballingschap te vinden. Maar het zijn dan wel de mensen die weer weet hebben van het heb Uw naaste lief als Uzelf en dat in de praktijk brengen. Dat zijn de mensen waar het goede van uit gaat en die daardoor niets meer te vrezen hebben. Daar mag in de Tempel over gezongen worden, want die Tempel staat op de berg Sion in het midden van Jeruzalem. Het is of er voordat een nieuwe samenleving ook echt gevormd wordt de jubel over de bevrijding al vast uitbreekt. Dat is ons niet vreemd.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog brak het feest uit op het moment dat de tanks van de bevrijders binnentrokken. Een samenleving van liefde en vergeving, van wet en orde, van oordeel niet maar spreek recht, was er nog niet. We zien deze week hetzelfde in Syrië. Terwijl de vrije wereld rillend van angst de ontwikkelingen volgt. Zal er echt vrede uitbreken, komt er een democratische samenleving? Bruisen de straten en pleinen van dansende en feestvierende menigten. Ook Sefanja spreekt er op deze manier over. Als de vijand verslagen is dan is er reden voor feest en moeten mensen de vrijheid krijgen dat feest te vieren.

Dan breekt de bevrijding aan van armoede, onderdrukking en geweld, dan wordt er gedanst in de straten zoals in onze dagen gedanst wordt in de straten van steden waar de mensen hun dictators hebben verjaagd om opnieuw te beginnen met een echte rechtvaardige samenleving. Juist die armen waar iedereen in de wereld op neerkijkt, waar je geen militaire bondgenootschappen mee kunt sluiten, waar je geen handel mee kunt drijven omdat ze er te arm voor zijn, zullen bewondering en respect afdwingen. Hun idealen van recht en rechtvaardigheid, van vrijheid en eerlijkheid zullen respect afdwingen en navolging krijgen. Wij zijn het zelf die het mogen navolgen, elke dag weer opnieuw, zeker ook vandaag als we er weer op uit gaan om hongerigen te voeden en naakten te kleden. Vandaag zullen we het weer mogen zien.

Geen leugens spreken

Sefanja 3:9-13

9 Dan zal Ik de lippen van de volken rein maken, zij zullen de naam van de HEER aanroepen, ze zullen Hem dienen, zij aan zij. 10 Van over de rivieren van Nubië zullen zij die Mij vereren maar die Ik verstrooid had, Mij hun offergaven brengen. 11 Op die dag hoef je je niet meer te schamen voor alle daden waarmee je tegen Mij in opstand kwam. Wie van overmoed vrolijk is laat Ik uit je midden verdwijnen, op mijn heilige berg zul je niet meer hoogmoedig zijn. 12 Ik zal een arm en zwak volk binnen je muren achterlaten dat in de naam van de HEER een toevlucht vindt.13 Wie er van Israël overblijven, zullen niet langer onrecht doen, ze zullen geen leugens spreken, uit hun mond zal geen bedrieglijke taal meer klinken. Ze zullen weiden en rustig liggen, door niemand opgeschrikt. (NBV21)

“Door het vuur van mijn woede vergaat heel de aarde” was de laatste regel van het lied dat we gisteren lazen. . Gaat het in het eerste deel over de kansen die we krijgen om die verwoesting van de aarde te ontlopen, vandaag gaat het over de aarde zoals die zal ontstaan als we die kansen ook grijpen. Dat rein maken door vuur is een beeld dat we vaker tegenkomen. Meestal klinkt dan de vergelijking met de goudsmid die het goud smelt om de verontreinigingen er uit te halen. In het beeld van Sefanja worden de lippen van de volken op die manier gereinigd. Dan klinken niet meer de namen van de afgoden, dan wordt er niet meer geroepen om winst en profijt.

Dan klinkt alleen de naam de van God van Israël, die er zijn zal zoals hij er zal zijn. Nubië, of Ethiopië zoals vroeger werd vertaald, of Koesj zoals het in het Hebreeuws heette, was het land aan de rand van de aarde, verder kon je niet gaan en vanaf die uiterste rand van de wereld komen de mensen om mee te delen van het goede aan hen die het nodig hebben. Want de offergaven aan de God van Israël zijn de goede daden die je doet voor de minste van zijn kinderen, de minste van de mensen op aarde.

Mooi is natuurlijk dat er geen scheiding wordt gemaakt tussen brave mensen die nooit iets verkeerd deden en mensen die alleen voor zichzelf hadden geleefd, niemand hoeft zich meer te schamen voor de verkeerde dingen die gedaan zijn, voor de keren dat je de armen voorbij bent gelopen, dat je je eigen plezier belangrijker vond dan het lot van de hongerigen. Iedereen krijgt de kans gereinigd te worden, wat je ook gedaan of gezegd hebt. Je afkeren van de goden van klatergoud, de goden van winst en profijt en gaan zorgen voor de kinderen van God, de minsten is voldoende, ook vandaag ontvangen we die genade.

 

Als het licht wordt

Sefanja 3:1-8

1 Wee de opstandige, bezoedelde, gewelddadige stad! 2 Ze luistert naar niemand, neemt geen terechtwijzing aan, vertrouwt niet op de HEER, wendt zich niet tot haar God. 3 Haar leiders zijn brullende leeuwen, haar rechters wolven in de avond die ’s ochtends niets meer te kluiven hebben. 4 Haar profeten zijn leugenaars en bedriegers, haar priesters ontwijden wat heilig is en doen de wet geweld aan. 5 Maar de HEER is in haar midden, Hij is rechtvaardig, Hij doet geen onrecht. Iedere ochtend spreekt Hij recht; als het licht wordt, ontbreekt Hij niet. Maar wie onrecht doet, kent geen schaamte. 6 Volken heb Ik uitgeroeid, hun torens vernield, hun straten verwoest, niemand kan erdoor. Hun steden zijn vernietigd, geen mens kan er meer wonen. 7 Ik zei: ‘Heb toch ontzag voor Mij, neem mijn terechtwijzing aan.’ Dan zou haar woonplaats niet vernietigd zijn, dan had Ik haar niet hoeven te straffen. Maar nee, ze deden telkens weer de schandelijkste dingen. 8 Wacht maar-spreekt de HEER -, wacht op de dag dat Ik mijn buit kom halen. Ik heb besloten volken te verzamelen en koninkrijken bijeen te halen, en mijn toorn, mijn laaiende woede over ze uit te storten. Het vuur van mijn woede verteert heel de aarde. (NBV21)

Je weet dat je elke morgen weer opnieuw mag opstaan. Opnieuw beginnen aan een splinternieuwe dag. Dat is ook het moment om je af te vragen wat je anders wil doen. Op welke manier je vanaf nu richtlijn van heb Uw naaste lief als Uzelf wil volgen. Wie je daarvoor in de komende dag wil inschakelen, wie daartoe opwekken. Het is een prachtig beeld in de Bijbel dat God elke ochtend rechtspreekt en nooit ontbreekt. Want er is immers elke ochtend weer een nieuwe dag en dat we weer opnieuw mogen beginnen is dus een geschenk van God. We hoeven de fouten van de vorige dag en van de vorige dagen niet te herhalen. We hoeven de armen niet opnieuw te verwaarlozen en mogen opnieuw proberen de onrechtvaardige handelsverhoudingen om te buigen tot rechtvaardige.

Het gedeelte dat we vandaag lezen begint met zich kwaad te maken op de stad waar alles altijd maar doorgaat. Wat wij noemen de vierentwintig uurs economie. Waar mensen dag en nacht als slaven van de economie gehouden worden. Daar wordt geen Sabbath meer gehouden, geen zondagsvrijheid is er meer te vinden. Alles is er gericht om de rijken te beschermen en te voorkomen dat bezit eerlijk wordt gedeeld. De rechters zorgen daarvoor maar ook de zogenaamde profeten en priesters, ook zij praten goed wat de armen onrecht aandoet. Maar ook de God van Israël is in die stad aanwezig en elke ochtend geeft hij de mensen van die stad weer een nieuwe kans. Een nieuwe kans om zich te bevrijden van de slavernij van winst en profijt, zich te ontdoen van de mechanismes van geweld en uitbuiting, een nieuwe kans de hongerigen te voeden, de dorstigen te laven en de gevangenen te bevrijden.

Het lijkt op een klaaglied dat we vandaag zingen, maar het is het lied dat in Noord Afrika wordt gezongen tegen de machten die de armen uitbuiten en hen de rijkdom onthouden die hen toekomt. Daarmee is het ook het lied van de hoop, de hoop op de nieuwe morgen die in de nacht kan ontwaken als er alleen nog maar duisternis lijkt te zijn. Wij lezen het begin van dit lied van Sefanja als een aanklacht tegen een opstandige bezoedelde gewelddadige stad, zo kennen wij onze steden die dag en nacht doorgaan zonder een moment zelfs van rust. Maar in het Hebreeuws staat er een woordspeling, je zou ook kunnen lezen: “beroemde, bevrijde stad, duivenstad”, dat is de andere kant van dezelfde stad, is wat je er nu leest de stad van gisteren, de stad van de afgelopen nacht, wat je er ook zou kunnen lezen is de stad van vandaag, de stad waarvoor we vandaag weer aan het werk gaan. De stad die God ons als nieuwe kans heeft gegeven, een kans die we elke dag mogen grijpen, ook vandaag weer.

 

Een gunstig teken

Psalm 64

1 Een kunstig lied van Asaf. Waarom, God, hebt U ons voor altijd verstoten, brandt uw woede tegen de schapen die U hoedt? 2 Denk aan het volk dat U ooit hebt verworven, de stam die U hebt vrijgekocht, uw eigen bezit, de Sionsberg waar U ging wonen. 3 Kom naar de stad die voor altijd in puin ligt, de vijand liet niets van het heiligdom heel. 4 In het hart van uw huis brulden uw tegenstanders, zij zetten er hun zegetekens neer. 5 Zoals met kapmessen wordt ingehakt op struikgewas en kreupelhout, 6 zo sloegen zij met bijl en breekijzer al het snijwerk kort en klein. 7 Ze hebben uw heiligdom in de as gelegd, de plaats waar uw naam woont, verwoest en ontwijd. 8 ‘We vagen alles weg,’ zeiden ze, en alle godshuizen in het land hebben zij verbrand. 9 Een gunstig teken zien wij niet, niet één profeet meer, en geen van ons weet voor hoe lang. 10 Hoe lang nog, God, zal de tegenstander U bespotten? Zal de vijand uw naam voor altijd beschimpen? 11 Waarom houdt uw hand zich in bedwang? Hef uw machtige hand en sla toe, 12 God, mijn koning van oudsher, die verlossing brengt in het hart van het land! 13 U hebt door uw kracht de zee gespleten en de koppen van monsters op het water verpletterd, 14 U hebt de schedels van Leviatan verbrijzeld, hem als voedsel gegeven aan de dieren in de woestijn, 15 U hebt bronnen en beken laten ontspringen, altijd stromende rivieren drooggelegd. 16 Van U is de dag, van U is de nacht, U hebt maan en zon een vaste plaats gegeven, 17 U hebt de grenzen van de aarde bepaald, zomer en winter, U hebt ze gevormd. 18 Bedenk, HEER, hoe de vijand U bespot en dwazen uw naam beschimpen. 19 Geef uw duifje niet prijs aan de wilde dieren, vergeet uw vernederd volk niet voorgoed. 20 Houd uw verbond voor ogen-vol is het land met duistere oorden, holen van geweld. 21 Laat verdrukten niet teleurgesteld heengaan, laat zwakken en armen uw naam loven. 22 Sta op, God, verdedig uw zaak, bedenk dat dwazen U dag na dag bespotten, 23 vergeet het razen van uw tegenstanders niet, het tieren van uw vijanden, het klinkt voortdurend op. (NBV21)

Vandaag zingen we weer een klaagpsalm mee met de Kerk. In deze Psalm worden de misdaden van de onderdrukker en vijand breed uitgemeten. Je zou bijna gaan denken dat een Syrisch orthodox priester de afgelopen week de Psalm heeft geschreven. De psalm gaat immers over vijanden die hun misdaden in het verborgene plegen? Niemand krijgt hun kwade praktijken te zien? Die vijanden denken dat ze onschuldig lijken, zo verborgen zijn hun plannen. Maar zo is het niet. De Psalm bezingt de mensen die niet de Weg van de God van Israël volgen. Die de richtlijnen van heb uw naaste lief niet kennen, die zich niet houden aan het Gij zult niet doden en het Gij zult niet begeren iets dat van uw naaste is. De Psalm waarschuwt voor die mensen, want hun kwade plannen zijn verborgen in hun hart en ons hart is diep als een afgrond.

Omdat de Psalm dus niet gemaakt is voor de verandering van de situatie in Syrië moeten we op zoek naar de oorspronkelijke betekenis. Ook die zou voor ons wel eens van belang kunnen zijn. De meeste uitleggers van de Psalmen wijzen er op dat in het vervolg van de Psalm de vijanden struikelen over hun eigen tong en zich daardoor verraden. Die verborgen plannen die hen zo onschuldig doen lijken moeten daarom ook te maken hebben met wat ze zeggen. Of ze nu tovenaars zijn die met toverspreuken de gelovige in hun macht proberen te krijgen, in oude Bijbelse tijden zeker niet ondenkbaar, of geestenfluisteraars die via verbale trucs net doen of ze meer weten dan een ander, ze komen bij ons op de TV, ze liegen en bedriegen en proberen onschuldigen in hun macht te krijgen. Maar ook dictators en politici kunnen gemakkelijk van goed in het gehoor liggende frases gebruik maken om hun eigenlijke bedoelingen te verbergen.

Het is Gods pijl die de misdadigers in deze Psalm zwaar verwond. Nu niet gelijk denken aan donder en bliksem die uit de hemel komen als iemand een leugen vertelt. Dat is oud Germaans denken aan Donar de dondergod. Die god bestaat zeker niet. De pijl waar hier over gezongen wordt is het Woord van God. Gesproken wordt van de rechtvaardigen die zich verblijden in de Heer. Rechtvaardigen zijn mensen die de minsten tot hun recht laten komen. Dat merk je dus pas aan hun daden. En aan de vruchten herkent met de boom nietwaar. Als jouw daden ondanks je mooie woorden leiden tot oorlog en geweld dan deugen jouw daden niet. Als jouw woorden leiden tot bloei van de minsten, als die eindelijk mee mogen delen in de rijkdom van deze wereld, dan spreek je woorden die ingegeven worden door de God van Israël. En het Woord van God maakt een scherp onderscheid tussen de een en de ander. We moeten dus niet alleen luisteren naar wat woorden te zeggen hebben maar ook wat de daden te vertellen hebben. En wij mogen elke dag opnieuw onze daden voor zich laten spreken en zo de eer van God laten verkondigen. Ook vandaag weer.