Het is een geurige gave

Exodus 29:15-3015

Neem vervolgens een van de rammen, en laat Aäron en zijn zonen hun hand op de kop van de ram leggen. 16 Slacht het dier en giet het bloed tegen de zijkanten van het altaar. 17 Snijd de ram in stukken, was de ingewanden en de poten en leg ze bij de stukken vlees en de kop. 18 Verbrand de ram in zijn geheel op het altaar. Het is een brandoffer, een geurige gave die de HEER behaagt. 19 Neem dan de tweede ram en laat Aäron en zijn zonen hun hand op de kop van de ram leggen. 20 Slacht het dier en strijk wat van het bloed aan de rechteroorlel van Aäron en aan die van zijn zonen, op hun rechterduim en op de grote teen van hun rechtervoet. De rest van het bloed moet je tegen de zijkanten van het altaar gieten. 21 Besprenkel Aäron met wat bloed van het altaar en met zalfolie en sprenkel het ook over zijn kleren. Ook zijn zonen en hun kleren moet je ermee besprenkelen. Dan zullen Aäron en zijn zonen, evenals hun kleren, heilig zijn. 22 Neem de vette delen van de ram: de staart, al het vet van de buikholte, de kleinste lob van de lever en de beide nieren met het niervet, en ook de rechterachterbout; deze ram dient als wijdingsoffer. 23 En neem uit de mand met ongedesemd brood die de HEER gebracht is een rond brood, een dik, met olie bereid brood en een dun brood. 24 Leg dit alles op de handpalmen van Aäron en zijn zonen om het ten overstaan van de HEER omhoog te heffen. 25 Neem het daarna weer van hun handen en verbrand het op het altaar, boven op het brandoffer. Het is een geurige gave die de HEER behaagt. 26 Neem het borststuk van de ram en hef het ten overstaan van de HEER omhoog. Dit deel van Aärons wijdingsoffer is voor jou bestemd. 27 Het borststuk en de achterbout die ten overstaan van de HEER omhooggeheven zijn, en die afkomstig zijn van de ram die het wijdingsoffer voor Aäron en zijn zonen is, moet je apart houden. 28 Ze moeten voortaan worden afgestaan aan Aäron en zijn zonen; dit deel van de vredeoffers die de Israëlieten aan de HEER brengen is voor altijd voor hen bestemd. 29 De heilige kleding van Aäron gaat over op zijn nakomelingen; daarin moeten zij gezalfd en gewijd worden. 30 De zoon die hem als hogepriester opvolgt en die de ontmoetingstent binnengaat om in het heiligdom de priesterdienst te verrichten, moet deze kleding zeven dagen achtereen dragen. (NBV)

Als het volk priesters heeft bij de Tent der Ontmoeting, de Tabernakel kunnen de priesters aan het werk. Het meest opvallende werk van de priesters is het brengen van het offer samen met de offeraar. In dat offer wordt de dank aan God gebracht voor alles dat uit Gods hand is ontvangen en wordt de bereidheid getoond om dat wat je van God gekregen hebt ook met God te delen. De eerste die God dankbaar mogen zijn zijn die nieuw gewijde priesters. Die offeren een ram. Dat doen ze als lid van het volk. Maar ze zijn ook in dienst van God, ze hebben een arbeidscontract met de God van Israël. Ook dat wordt bezegeld met een offer van een ram. Het bloed van de ram, de zetel immers van het leven, wordt gedeeld door het bloed van het ram te delen.

Niet alleen wordt het bloed langs het altaar geschonken, maar ook de Aäron, zijn zonen, en hun kleding worden besprenkeld met het bloed van de ram. Dan kunnen de Priesters echt als Priesters van de God van Israël aan het werk. Ze brengen een opvallend wijdingsoffer. Het vlees van het dier wordt niet helemaal verbrand. Een deel wordt verbrand maar een ander deel is voedsel voor de Priesters. Ook het brood dat dagelijks op de Tafel der Toonbroden in de Tempel voor God wordt neergelegd wordt nu als voedsel voor de Priesters aangeboden. Alles wordt gedeeld door God en zijn priesters. Niks voedsel in een stil deel van een Tempel achter laten en dan denken dat de godheid van die Tempel dat wel zal opeten terwijl in werkelijkheid de Priester er zich te goed aan doen.

Delen tussen God en de Priesters en wat er gebeurd in de eerste offers. Later zal het volk ook offers brengen en ook die offers zullen gedeeld worden tussen de offeraar, de Priester en God. Als er eenmaal de Tempel in Jeruzalem is dan moeten de gelovigen drie maal per jaar naar de Tempel om daar te offeren. Met hun deel van het offer en het deel voor de Priesters moeten ze een maaltijd houden met de familie, slaven en slavinnen, meiden en knechten, de armen en de vreemdelingen uit het dorp. Als wij dus een volk van Koningen en Priesters willen zijn dan zullen we moeten beginnen dat wat we hebben te delen met hen die niets hebben. En vreemdelingen worden als de armen uit het dorp behandeld. Daarom wordt er met name uit de kerken op aangedrongen om 500 weeskinderen uit Griekse vluchtelingenkampen op te nemen. In het licht van het Bijbelgedeelte van vandaag worden we dan pas een Christelijk volk.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *