Je deel van het goede

Lucas 16:19-31

19 Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. 20 Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. 21 Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten. 22 Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven. 23 Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. 24 Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dopen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” 25 Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. 26 Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.” 27 Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, 28 want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.” 29 Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de Profeten: laten ze naar hen luisteren!” 30 De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.” 31 Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de Profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’

Het verhaal van de rijke naamloze zoon van Abraham en de arme Lazarus is eeuwenlang misbruikt. De armen hoefde zich geen zorgen te maken want hun beloning kwam immers na de dood wel. Dat was toch ook zo gegaan met die arme Lazarus? Maar dat is dus misbruik maken van het verhaal en niet helemaal goed het verhaal lezen, of nog erger, het verhaal goed doorvertellen. Lazarus en de rijke man zijn op de eerste plaats broers. Allebei zijn ze immers zonen van Abraham, ze horen tot het volk Israël. De scene na de dood is dus niet een verhaal om ons te vertellen hoe het er na onze dood uit zou zien maar is bedoeld om ons te vertellen hoe het er voor onze dood hoort uit te zien. Armen en rijken zijn familie van elkaar. De eerste vraag die je je dus moet stellen is of je je arme broer of zuster op de stoep laat liggen als je rijk bent.

In het verhaal wordt vervolgens aandacht gevraagd voor de andere broers van de rijke man. Als Lazarus en de rijke man al broers zijn, dan zijn de andere broers alle andere mannen van het volk van Israël. Volgens het verhaal hebben die het voorbeeld van de arme Lazarus niet nodig want zij hebben de Leer van Mozes. Zij hebben dat verhaal over Mozes die het volk uit de slavernij leidde en in de Woestijn die richtlijnen kreeg die maakte dat je je naaste lief kan hebben als jezelf. Dat doen of je samen door de Woestijn trekt moet een voldoende houding zijn. Het volk had immers ontdekt dat je pas kunt overleven als je onvoorwaardelijk op elkaar kunt vertrouwen. Delen, zonder er zelf beter van te worden, delen met de ander alsof je het zelf bent is een voorwaarde voor het leven zelf. Dat zou ook in een rijk land, een land dat overvloeide van melk en honing, de manier zijn om ook daar te overleven.

Jezus van Nazareth en zijn volgelingen zouden dat uiteindelijk naar de hele wereld doortrekken. Overal en altijd is het willen delen met alle mensen op aarde de voorwaarde om de aarde leefbaar en de mensen levend te houden. Elke arme die sterft is immers een broer of zuster, elk kind dat sterft van armoede is een kind van ons allemaal. Daarom moet dit verhaal ons schrik aanjagen. Wij laten immers de armen van de wereld op de stoep van fort Europa liggen, of verdrinken in omringende zeeën en weigeren om onze onrechtvaardige tolmuren af te breken en hen de kans te geven op een eerlijk inkomen voor de arbeid die ze leveren. Het gaat niet om vreemden met een ander geloof en andere gewoonten, het gaat om onze broeders en zusters, kinderen van Adam, kinderen van onze God. Wat het goede is weten we nu wel, nu het delen nog.

 

In vrede leven

Deuteronomium 33:22-29

22 Over Dan zei hij: ‘Dan is als een jonge leeuw die uit Basans bossen tevoorschijn springt.’ 23 Over Naftali zei hij: ‘Naftali is door de HEER ruim bedeeld, rijk gezegend door zijn gunst. Laat hij het westen en zuiden veroveren.’ 24 En over Aser zei hij: ‘Gezegend is Aser, nog meer dan zijn broeders, moge hij bij hen allen geliefd zijn. Hij zal waden door de olijfolie, 25 en al zijn steden zijn versterkt met grendels van ijzer en brons. Niets zal hem deren zolang hij leeft.’ 26 ‘Wie, Jesurun, wie evenaart uw God? Als een vorst rijdt Hij langs de hemel en over de wolken, om u te hulp te komen. 27 Van oudsher is God een schuilplaats, zijn armen dragen u voor eeuwig. Hij dreef uw vijand op de vlucht en droeg u op: “Vernietig hem!” 28 Israël mocht in vrede leven, Jakob woonde ongestoord in een land van graan en wijn, waarop dauw van de hemel neerdaalt. 29 Wie is zo gelukkig als u, Israël? Geen ander volk liet de HEER de overwinning. Hij is het schild dat u beschermt, het zwaard dat u triomfen brengt. De vijand moet uw macht erkennen, u zet hem de voet op de nek.’ (NBV21)

Dat mag je toch iedereen toewensen, dat je gedragen mag worden door de liefde. De Liefde zelf die je draagt door goede maar vooral ook door slechte tijden. In dit voorlaatste hoofdstuk van Deuteronomium gaat het over het goede en niets dan het goede voor het volk Israël. Voordat de lijdenstijd, de tijd voor Goede Vrijdag als de kruisiging wordt herdacht, is aangebroken is in veel steden en dorpen het feest van Carnaval begonnen. Ook daar gaat het om het genieten van het goede. Alle verschillen tussen arm en rijk worden schijnbaar afgelegd. Niemand vraagt wie lid is van welke carnavalsvereniging en wat de toegang tot de pronkzittingen eigenlijk kost. Altijd is er tenminste nog het straatcarnaval en de optocht waardoor inderdaad iedereen aan het feest kan deelnemen.

Als je de middeleeuwse geschriften leest kom je daar de gedachte tegen dat als je nu maar één keer per jaar het gewone volk de draak laat steken met de macht die over hen is gesteld ze de rest van het jaar meer respect zullen hebben voor de machten die over hen heersen. Daarom is met carnaval de grootste nar de Prins, en heeft deze Prins een deftig gevolg van zotten. Daarom wordt in allerlei zittingen voluit de draak gestoken met de plaatselijke, provinciale en landelijke politici. Een paar provincies vol met oudejaarsconferences. Na drie dagen, op de woensdag, breekt de vastentijd aan. Dan is echt alle voorraad die was opgeslagen voor de koude winter op en moet je de broekriem aantrekken om het voorjaar en de eerste oogst te halen. Dan gaat het over overleven en delen, maar nu nog gaat het om wat ons te wachten staat.

Een land en een volk waar alleen de liefde heerst, waar zorg is voor elkaar, waar de laatste de eerste zal zijn en waar gelachen wordt en gejuicht. Huub Oosterhuis dichte eens met Maria, de moeder van Jezus, dat God “deze wereld omgekeerd” wil. En die omgekeerde wereld kun je de dagen van carnaval zo hier en daar nagespeeld zien worden. In dit hoofdstuk van Deuteronomium komen we echter ook het zesde couplet van het Wilhelmus tegen. “Mijn schild en mijn betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer” heet het daar in een citaat uit dit hoofdstuk en daar ging het om het verdrijven van tirannie, en elke tirannie verscheurt het hart van de gelovige nietwaar. De tyran zal uiteindelijk de macht van de Liefde moeten erkennen en daar het stof van de voeten moeten likken. Een beeldspraak om zeker een paar dagen mee te mogen lachen.

 

De gaven van hemelwater

Deuteronomium 33:13-21

13 Over Jozef zei hij: ‘Moge de HEER zijn land rijk zegenen met de gaven van hemelwater, met dauw, en met de oervloed die onderaards woont; 14 met al wat de zon laat groeien, met de zegening van de jaargetijden; 15 met de weelde van oeroude bergen, met de gaven van eeuwige heuvels; 16 met al wat de aarde te bieden heeft. Moge de gunst van Hem die in de doornstruik was rusten op Jozef, de uitverkorene onder zijn broers. 17 Machtig als een eerstgeboren stier is hij; hij heeft twee hoorns als een oeros, waarmee hij vijandige volken wegstoot tot voorbij de einden der aarde: het zijn Efraïms tienduizenden en de duizenden van Manasse.’ 18 Over Zebulon zei hij: ‘Een voorspoedige vaart, Zebulon! En moge Issachar geluk vinden in zijn tenten! 19 Zij nodigen de anderen naar de berg waar ze waardige offers brengen. Zij halen overvloed van overzee, graven rijkdom op van onder het zand.’ 20 Over Gad zei hij: ‘Geloofd is Hij die ruimte gaf aan Gad. Gad waakt over zijn deel als een leeuwin, die alles verslindt wat in haar klauwen valt. 21 Het beste land koos hij voor zichzelf: dat land was een aanvoerder waardig, daar verzamelden zich de oudsten van het volk. Hij volbracht de wil van de HEER, hij volvoerde zijn bevrijding van Israël.’ (NBV21)

We lazen al over de zegen van Mozes voor de stammen van Israël. Elke stam van Israël krijgt een eigen zegen en je kunt ze kennelijk niet allemaal op één  dag lezen vindt het Nederlands Bijbelgenootschap. Die heeft in haar dagelijks leesrooster het gedeelte over de zegen van Mozes voor de stammen van Israël over drie dagen verdeeld. Twaalf zonen had Jacob, een heilig getal. Het is het product van vier maal drie, vier is het getal van de aarde met haar vier windstreken en drie is het getal voor de God van Israël. Israël staat voor heel de aarde, als het met Israël zou gaan zoals de God van Israël het gewild heeft zouden alle volken op aarde daar een voorbeeld aan hebben kunnen nemen. Als je goed telt in het gedeelte over de zegen van Mozes kom je tot 11 stammen. Simeon ontbreekt in het rijtje. Het was de stam die na de intocht in het beloofde land als eerste op zou gaan in de andere stammen van Israël en geen eigen aanwijsbaar gebied meer had.

De families van de stam Simeon hadden zo hier en daar hun gebied. De stam Gad had ook het stuk land dat van iedereen was, waar de vertegenwoordigers van het volk bijeen kwamen om te beraadslagen. We zijn dat tegengekomen toen we in het boek Rechters aan het lezen waren. Het is overigens de democratie ten voeten uit. Rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers, iedereen die gelijk is, geen koningen, geen machthebbers. Geen Partij voor de Vrijheid zonder de Democratie. Die zou onmogelijk zijn bij dit volk, de vreemdelingen hoorden er immers onlosmakelijk bij, zelfs in de volksvergadering. Verschillen tussen de stammen waren er echter ook, en die mogen kennelijk ook genoemd worden. Ruben was de oudste zoon van Jacob, en had het minste aantal nakomelingen, dat was maar een klein stammetje.

Issaschar zijn we wellicht in de loop van de geschiedenis vergeten maar dat waren zeelui en handelaren, maar ook mijnwerkers die schatten onder het zand wisten te vinden. Dat was natuurlijk niet al zo toen ze nog het land Israël binnen moesten trekken. De definitieve versie van de Bijbel is pas veel later vastgesteld. Die is niet zoals het heilige boek van de Islam in één keer gedicteerd, maar geleidelijk aan gegroeid. Totdat na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 na Christus er een definitieve versie van het eerste deel werd vastgesteld. Wanneer dat precies is gebeurd en door wie weten we eigenlijk ook niet echt maar in de loop van de eeuwen bleek iedereen het in elk geval eens te zijn over wat we nu het Oude Testament noemen, al bleef er een grensgebied, de Deutero Canonieke boeken. De definitieve versie van het Tweede deel, wat we nu het Nieuwe Testament noemen, werd pas na het jaar 100 vastgesteld. Wat we vandaag dus lezen is dat iedereen bijdraagt aan de eenheid van het volk, of je nu een vrome Leviet bent die godsdienst voorop zet, een handelaar van Issaschar, een strijder van Juda of het lievelingetje van God uit Benjamin. Voor ons betekent het dat wie we ook zijn of wat we ook kunnen er altijd plaats is in het werk voor het Koninkrijk, je kunt je naaste altijd ergens mee van dienst zijn. Ook vandaag nog.

 

Uw regels onderwijzen

Deuteronomium 33:8-12

8 Over Levi zei hij: ‘HEER, U vertrouwt uw orakelstenen toe aan de man die uw vertrouweling is. U stelde hem op de proef bij Massa, daagde hem uit bij het water van Meriba. 9 Hij had geen mededogen met zijn vader en moeder, zijn eigen broers ontzag hij niet, zijn kinderen waren als vreemden voor hem. Want de Levieten hielden zich aan wat U gebood, het verbond dat U sloot bleven ze trouw. 10 Laat hen uw regels onderwijzen aan Jakob, uw voorschriften doorgeven aan Israël. Laat hun geurige gave U behagen, laat hen brandoffers brengen op uw altaar. 11 HEER, zegen hen met voorspoed en zie welwillend op hun verrichtingen neer. Maar breek hun tegenstanders de heup, verlam hun vijanden voor altijd.’ 12 Over Benjamin zei hij: ‘De HEER laat zijn lieveling bij zich schuilen. Zijn kind omarmt Hem van vroeg tot laat, het nestelt zich veilig op zijn rug.’ (NBV21)

De zegen van Mozes voor het volk is niet zomaar voor het volk als geheel maar bewaard de structuur in de stammen die genoemd zijn naar de zonen van Jacob. Het was immers Jacob die bij de Jabbok worstelde met de God van Abraham en Izaäk, die ook hij had aanbeden, en daar de naam Israël had gekregen. Gisteren lazen we al hoe Ruben en Juda werden gezegend. De volgorde zegt iets over het belang dat aan de stammen werd gehecht. Ruben was de oudste zoon van Jacob en Lea. Maar hij had niet de leiding van de broers genomen. Toen Jozef als onderkoning van Egypte Benjamin de jongste bij zich wilde houden was niet Ruben naar voren gestapt maar Juda. Ruben was dus maar een klein stammetje maar Juda was de sterke leeuw die de veiligheid van het volk garandeerde.

Dan volgt Levi. De stam die afstand had genomen van het aanbidden van het gouden kalf. Zij hadden zich als harde aanhangers van de God van Mozes opgesteld. Werden de broer van Mozes en zijn zonen de priesters van die God, zij werden de arbeiders in het Heiligdom van die God. Alleen zij mochten de tent van de ontmoeting vervoeren en kregen een belangrijke plaats in het rechtssysteem van het toekomstige volk Israël. Zij kregen ook de taak de richtlijnen voor de menselijke samenleving aan het volk voor te houden. Bij de terugkeer uit de ballingschap waren het Levieten die het boek Deuteronomium in haar geheel aan het volk voorlazen.

Na deze drie belangrijke stammen volgt de stam Benjamin. De tweede zoon van Rachel en Jacob. Omdat Jozef uit beeld was geraakt, Jacob dacht dat hij dood was, werd Benjamin de lieveling van Jacob. Bij de hereniging van de familie met Jozef die onderkoning van Egypte was geworden speelde Benjamin een grote rol. Ook Mozes zegent Benjamin hier als jongste, het lievelingetje van het gezin waarvan alleen het lief zijn wordt verwacht. Dat Benjamin zich als verwend kind zou gaan gedragen lezen we pas in het boek Rechters. Binnen het volk Israël zijn er grote verschillen. Maar doordat ieder een eigen functie in het volk heeft is het volk samen compleet en daardoor sterk. Binnen de gepolariseerde samenleving waar wij nu mee te maken hebben mogen we dit verhaal van Israël nog wel een op ons laten inwerken. Het kan ook een bruikbare blik voor vandaag op ons eigen volk zijn.

 

Zijn licht bescheen hen

Deuteronomium 33:1-7

1 Dit is de zegen die Mozes, de godsman, uitsprak over de stammen van Israël, voor hij stierf. 2 Hij zei: ‘De HEER verscheen vanaf de Sinai, zijn licht bescheen hen vanuit Seïr, met luister kwam Hij van de bergen van Paran. Talloze engelen vergezelden Hem, bliksem flitste uit zijn rechterhand. 3 Hij kreeg Israëls stammen lief, Hij hield al de zijnen in zijn hand. Ze waren gezeten aan zijn voeten en ontvingen zijn onderwijzing. 4 Mozes gaf ons zijn onderricht als een kostbaar bezit voor Jakobs volk. 5 Zo werd de HEER koning van Jesurun, terwijl de oudsten van het volk bijeen waren en de stammen van Israël zich verzameld hadden.’ 6 ‘Ruben, hij moge leven, en niet sterven, hoe gering zijn aantal ook is.’ 7 Dit zei hij over Juda: ‘O HEER, hoor Juda’s hulpgeroep, laat zijn strijders behouden huiswaarts keren, want ze voeren een eenzame strijd. Sta hun terzijde tegen hun vijanden.’ (NBV21)

Mozes neemt afscheid met wat genoemd wordt een zegen. Daarin wenst hij iedereen het goede. Zoiets als wat je wel eens op een bruiloft of een jubileum hoort. Het bruidspaar of de jubilarissen horen dan al het goeds dat er over hen te zeggen is. In het verhaal, of is het een lied of gedicht, van Mozes begint het natuurlijk met God zelf. De ontmoeting met God in de woestijn bepaalde immers de geschiedenis en de inhoud van het volk Israël. In de nieuwe vertaling is God daar ineens vergezeld van een heleboel Engelen. In oudere vertalingen zijn dat heiligen, ook de Naardense Bijbel van Oussoren vertaalt hier heiligen. We hebben verschillende handschriften die beschouwd worden als de grondtekst waaruit de Bijbel vertaald wordt en ook één van die grondteksten heeft het over tienduizenden van heiligheid.

Als iemand dus zegt dat men de Bijbel letterlijk wil nemen moet je niet alleen vragen welke vertaling men letterlijk neemt, maar ook uit welke grondtekst vertaald is en waarom men die grondtekst heeft genomen. De Bijbel staat nu eenmaal niet vol toverformules die je uit het hoofd kunt leren en die elke situatie dan naar je hand kunt zetten, maar de Bijbel staat vol verhalen die je op weg sturen naar het beloofde land. Als je met God in aanraking komt zegt Mozes dan zie je ineens al die mensen die het goede en niets dan het goede deden, een geweldige menigte is dat. De Thora, de Wet van de Woestijn, is in alle tijden en overal toegepast en heeft altijd en overal tot bevrijding van mensen geleid.

Dat de NBV21 hier het woord engelen gebruikt is nog zo vreemd niet. We zijn gaan inzien dat Engelen boodschappers van God zijn, en ieder mens kan op zijn of haar tijd een boodschapper van God zijn, soms zelfs onbedoeld of onbewust. Engelen zijn dus geen mensen in witte kleren met vleugels. Dat leger vol van goede mensen verschijnt overal op de wereld, soms onverwacht als ergens in een park tentjes worden opgezet en mensen samenscholen om een einde te maken aan onderdrukking en geweld en een begin met een rechtvaardige verdeling van welvaart en welzijn. De nieuwe regeerders van volken die vroeger onder een dictatuur leefden zijn ook de grootste pleitbezorgers voor eerlijke handelsverhoudingen en zij botsen dan ook met de rijken op de aarde. Aan ons om partij te kiezen, wij worden niet onderdrukt maar horen we bij de uitbuiters of bij hen die zegen verspreiden en delen met de armsten in de wereld?

 

Zweren en stinken

Psalm 38

1 Een psalm van David, een dringend gebed. 2 Wees niet vertoornd, HEER, straf mij niet, bedwing uw woede, sla mij niet. 3 Diep zijn uw pijlen in mij gedrongen, zwaar is uw hand op mij neergedaald. 4 Door uw toorn is niets aan mijn lichaam nog gaaf, door mijn zonden is niets van mijn gebeente nog heel. 5 Mijn schuld steekt hoog boven mij uit, als een zware last, te zwaar om te dragen. 6 Mijn wonden zweren en stinken vanwege mijn lichtzinnig leven. 7 Ik loop gebogen, diep gebukt, ik ga in het zwart gehuld, dag in dag uit. 8 In mijn lendenen woedt de koorts, niets aan mijn lichaam is nog gaaf, 9 ik ben uitgeput, gebroken, met bonzend hart schreeuw ik het uit.10 Heer, al mijn verlangens zijn U bekend, mijn zuchten is U niet verborgen, 11 mijn hart gaat tekeer, mijn kracht ebt weg, mijn ogen verliezen hun glans. 12 Mijn liefste vrienden ontlopen mijn leed, wie mij na staan, houden zich ver van mij.
13 Mijn belagers lokken mij in de val, wie mijn ongeluk willen, spreken dreigende taal, dag in dag uit verspreiden ze leugens. 14 Maar ik houd mij doof en wil niet horen, ik doe als een stomme mijn mond niet open, 15 ik ben als iemand die niets hoort, geen verweer komt uit mijn mond. 16 Want op U, HEER, hoop ik, van U komt antwoord, mijn Heer en mijn God. 17 Ik vraag U: laat hen niet om mij lachen, niet triomferen nu mijn voet wankelt. 18 Want ik ben de ondergang nabij en altijd vergezelt mij de pijn. 19 Ik wil U mijn schuld belijden, door mijn zonden word ik gekweld. 20 Maar mijn vijanden leven, zij zijn sterk, zij zijn met velen en blind is hun haat. 21 Ze vergelden goed met kwaad en vallen mij aan, al zoek ik het goede. 22 Verlaat mij niet, HEER, mijn God, blijf niet ver van mij. 22 23 Haast u mij te helpen, Heer, U bent mijn redding. (NBV21)

Wie goed doet goed ontmoet? Vergeet het maar, stank voor dank krijgen is nog wel het minste dat je vaak moet verwachten, de psalmdichter wiens psalm we vandaag meezingen zag zelfs goed met kwaad vergelden. Vandaag zingen we mee met een psalm om te herdenken, om te vieren. En dan niet een feestdag of herdenkingsdag zoals Hervormingsdag op 31 oktober is, of allerzielen op 2 november als aan alle gestorvenen wordt gedacht. Je moet hierbij eerder denken aan de dagelijkse offers die elke morgen en elke avond in de Tempel werden gebracht ter verzoening van het volk met de God van Israël en waarbij iedereen ook persoonlijk kon meebidden. Deze week ius ook het Joods Nieuwjaar. Deze psalm begint met een gebed van iemand die ernstig ziek is geworden van de manier waarop hij heeft geleefd. Een lifestyle ziekte zouden we tegenwoordig zeggen. Overmatig eten en overmatig drankgebruik was ook in de dagen van het Oude Testament bekend. Dat mensen daar aan dood konden gaan wordt op verschillende plaatsen in de Bijbel beschreven.

Te veel roken of drugs gebruik zal er niet zoveel bij geweest zijn maar een leven van rust, reinheid en regelmaat zal ook in die dagen maar al te gemakkelijk verstoord en verwaarloosd kunnen zijn. Met dat soort leven is een dagelijks herinneren of herdenken geen verkeerde zaak. Je elke dag een gezonde lifestyle voorhouden kan je leven verlengen en je in elk geval behoeden voor kwalijke ziekten als overgewicht, diabetes, hoge bloeddruk en hartfalen. De dichter klaagt er over dat hij zijn geliefden zelfs niet meer ziet, zo ziek kan hij zijn. En hoewel een leven van louter goed doen ook zijn nadelen heeft, het roept gemakkelijk vijanden en bespotting op, overweegt de psalmdichter in het laatste deel dat het toch de beste manier van leven is. Het is de Weg die de God van Israël heeft gewezen als redding van een leven van lucht en leegte, een doods en dor leven dat, zo weten we vandaag de dag ook, kan leiden tot ziekte en dood.

Natuurlijk hebben mensen bewondering voor je als je afgevallen bent, maar ze proberen je gelijk ook weer te verleiden iets tussendoor te snoepen waardoor al je afvallen teniet wordt gedaan. Natuurlijk is het goed als je je matigt in je alcoholgebruik en helemaal niet meer drinkt als je moet rijden, maar aan het eind van elke dag staat er even zo vaak weer een glas drank klaar om iets ergens over te vieren. Wees dan maar eens asociaal en doe niet mee. De Bijbel houdt ons een keuze voor, er is dood en er is leven, kies dan het leven. Dat is de redding van de God van Israël, laat die alleen de baas zijn en steun ook anderen die deze steun nodig hebben. Verzet je gerust tegen het overmatig alcoholgebruik in je bedrijf of organisatie. Vraag gerust om gezond eten in de bedrijfskantine en mogelijkheden je regelmatig te bewegen. Want wie het goed doet, gaat het ook goed, doe het dus samen, ook vandaag weer.

Wie betrouwbaar is

Lucas 16:10-18

10 Wie betrouwbaar is in het geringste, is ook betrouwbaar als het om veel gaat, en wie oneerlijk is in het geringste, is ook oneerlijk als het om veel gaat. 11 Als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon, wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen? 12 En als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt? 13 Geen enkele knecht kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’ 14 De farizeeën, die geldzuchtig waren, hoorden dit alles aan en ze haalden honend hun neus voor Hem op. 15 Maar Jezus zei tegen hen: ‘U wilt bij de mensen voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw hart. Wat bij de mensen in hoog aanzien staat, is een gruwel in de ogen van God. 16 De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes: sindsdien wordt het koninkrijk van God verkondigd, en iedereen wordt met klem genodigd binnen te komen. 17 Maar nog eerder vergaan hemel en aarde dan dat er ook maar één tittel van de wet wegvalt. 18 Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel, en ook wie trouwt met een vrouw die door haar man is verstoten, pleegt overspel. (NBV21)

De Mammon is een god, niet een god die bestaat maar wel een god die je kan dienen. Dan heeft die god een paar eigen wetten. Die god van het geld wil dat je spaart of leent. Je krijgt rente of je krijgt goederen en moet daarvoor rente betalen. Maar weggeven mag je het geld niet. Dienaren van de Mammon die delen met een ander worden bestraft met armoede of uitsluiting van de samenleving. Ze krijgen het verkeerde uiterlijk en kunnen dat niet meer herstellen, ze hebben niet de meest moderne keuken, niet het laatste model TV apparaat, niet de meest modieuze kleding, niet het laatste type auto. Hun kinderen krijgen niet de vakantie die ze toekomt en hebben ook niet de kleren aan van het merk dat in de mode is, laat staan dat die kinderen die nieuwste games kunnen delen met hun vriendjes en vriendinnetjes. De wetten van de Mammon zijn hard maar de beloning lijkt groot.

Het is schrikken. We zijn van huurhuizen naar koophuizen gegroeid. Iedereen moet een huis kopen, alleen de armen mogen in huurhuizen blijven wonen. Maar nu stijgen de prijzen, energie het meest. Waar betaal je dat van? Van leningen? Moet de staat voor je lenen? Of moeten we leren dat zorgen voor je zelf en niet voor je naaste niet het goede is. Het gevaar bestaat natuurlijk dat het Koninkrijk van die Jezus van Nazareth het over gaat nemen. Dat Koninkrijk waar die vieze in kameelharen kleding getooide Johannes toe opriep. Waar voor iedereen plaats is en waar sparen en lenen is vervangen door delen met elkaar zodat iedereen altijd te eten heeft. Waar mensen niet meer houden van jong en nieuw en hip maar houden van elkaar als van zichzelf. Geen cosmetische operaties meer, reizen per openbaar vervoer of samen een auto delen, kleding en goederen zo veel mogelijk hergebruiken, eerlijke lonen voor verbouwers en arbeiders ook in arme landen.

De Tittel en de Jota zijn de kleinste leestekens uit het Hebreeuwse schrift. Zelfs het allerkleinste van de richtlijn voor een menselijke samenleving mag niet wegvallen volgens Jezus van Nazareth. Dat betekent dat nergens en nooit iets afgedaan kan worden van de liefde voor de naaste. Die liefde drukt immers de liefde voor God uit die boven alles behoort te gaan. Niet om er zelf beter van te worden, niet om genade van God te verwerven, maar omdat de minsten het nodig hebben en we nu eenmaal niet te scheiden zijn van de liefde van Jezus van Nazareth. Daarom zijn partners in een levens en liefdesverband geen wegwerpartikelen die je kan inruilen als je er op uitgekeken bent. Natuurlijk als je samen tot de ontdekking komt dat samen verder gaan niet verstandig is dan moet je een weg vinden om uit elkaar te gaan. Maar wel samen, wel in liefde voor elkaar, je bent immers in elk geval de naaste van je eigen partner. En begin je een nieuwe relatie dan moet je er van verzekerd zijn dat ook je partner in liefde de nieuwe weg van vrijheid is ingeslagen.

 

Ik weet al wat ik moet doen

Lucas 16:1-9

1 Hij richtte zich ook tot zijn leerlingen: ‘Er was eens een rijke man die een rentmeester had en te horen kreeg dat de rentmeester zijn eigendommen verkwistte. 2 De rijke man riep de rentmeester bij zich en zei tegen hem: “Wat hoor ik over jou? Leg verantwoording af van je beheer, want je kunt niet langer rentmeester blijven.” 3 Toen zei de rentmeester bij zichzelf: Wat moet ik doen nu mijn heer mij het beheer afneemt? Werken op het land kan ik niet, en voor bedelen schaam ik me. 4 Maar ik weet al wat ik moet doen om ervoor te zorgen dat de mensen, wanneer ik van mijn beheerderstaak ben ontheven, mij bij hen thuis ontvangen. 5 Een voor een riep hij de schuldenaars van zijn heer bij zich. De eerste vroeg hij: “Hoeveel bent u mijn heer schuldig?” 6 “Honderd vaten olijfolie,” antwoordde de schuldenaar. De rentmeester zei tegen hem: “Hier is uw schuldbewijs, ga zitten en maak er gauw vijftig van.” 7 Daarna vroeg hij aan de volgende schuldenaar: “En u, hoeveel bent u schuldig?” “Honderd balen graan,” luidde het antwoord. De rentmeester zei: “Hier is uw schuldbewijs, maak er tachtig van.” 8 En de heer prees de oneerlijke rentmeester omdat hij slim had gehandeld. De kinderen van deze wereld gaan immers slimmer met elkaar om dan de kinderen van het licht. 9 Ook Ik zeg jullie: maak vrienden met behulp van de valse mammon, opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is. (NBV21)

Vandaag een verwarrend en misschien wel duister verhaal. Dat van die mammon kunnen we nog wel snappen. Dat je met de god van het geld vrienden moet maken om de armen te kunnen helpen is niet zo gek gedacht. De bank- en gironummers vliegen je immers om de oren. Elke charitatieve instelling heeft er wel één en bij rampen en calamiteiten wordt er snel een gironummer geopend. De BankGiroloterij pretendeert zelfs ons rijk te kunnen maken als we geld storten voor een goed doel. Ze worden we er zelf nog het rijkste van maar dat vinden ze dan ook een heel goed doel. Maar wat zijn die eeuwige tenten en waarom zou een rijke bezitter oneerlijk gedrag van zijn rentmeester goed praten? We moeten daarvoor een kijkje nemen in de Romeinse samenleving. Het Evangelie van Lucas heeft immers als opschrift dat het aan de Romein Theofilus is geschreven. Deze godenzoon, want dat betekent Theofilus, zou zelf wel eens rijk geweest kunnen zijn. Rijke Romeinen hadden vaak bezittingen op het platteland. Daar waren ze niet zelf aanwezig maar ze hadden slimme slaven die als rentmeester voor hen het beheer voerden. En deden ze dat niet goed dan werden ze landbouwslaven en die leefden niet lang.

Die rentmeesterslaven moesten vaak de boel wel een klein beetje voor de mal houden om zelf een goed leven te kunnen leiden. Romeinen hielden daar wel van, het bewees immers hoe slim ze waren en hoe goed ze voor hun meesters bezit konden zorgen. Zo ook in dit verhaal. Zelfs in onze tijd gaan bedrijven kapot aan onbetaalde uitstaande schulden. Als je dus de uitstaande schulden verminderd stijgt de waarde van het bezit. De hele financiële wereld zou in problemen kunnen komen als er teveel Nederlanders zijn die hun hypotheek niet kunnen betalen. Als die hypotheken nu eens zouden worden afgelost, als ze in elk geval zouden verdwijnen uit de boeken van de banken, dan wordt de boekhouding weer gezond. Dan worden de armen die de schulden niet meer konden betalen weer een beetje minder arm. De roep om de schulden van de armste landen kwijt te schelden is al heel oud en soms gaat ook daar iets van die schuld af omdat het wordt kwijtgescholden.

Zo worden de armen minder arm, het bezit meer waard en de slaaf blijft rentmeester. En dan die eeuwige tenten? Op het eind van de Bijbel staat dat God zijn tent op deze aarde zal spannen. Wat is er mooier dan in die tent te mogen wonen. De Statenvertaling verwees vroeger naar de Heilige Tent uit de Woestijn. Daar werd de richtlijn van eerlijk delen en je naaste liefhebben bewaard. Misschien niet zo’n rare gedachte bij dit verhaal. Als je zelf in nood bent denk ook dan aan anderen die het slecht hebben en probeer ze te helpen. De voedselbanken in Nederland zijn ook opgericht door mensen die de hulp zelf nodig hadden. Die tenten verwijzen ook naar het Loofhuttenfeest dat in het najaar wordt gevierd. In tenten van takken en bladeren is iedereen gelijk en merk je dat de een niet meer nodig heeft dan de ander. Van delen wordt je dan rijker want met hoe meer je bent hoe meer vreugde je beleefd. Dat delen mag ook voor ons elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

 

Ze begonnen feest te vieren

Lucas 15:20b-32

20b Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. 21 “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” 22 Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. 23 Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, 24 want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren. 25 De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. 26 Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. 27 De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” 28 Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. 29 Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” 31 Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. 32 We kunnen toch alleen maar feestvieren en blij zijn? Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.”’ (NBV21)

Het was een verhaal over twee zonen. Of is het een verhaal over de ene vader? Want je moet toch een beetje medelijden hebben met de zoon die is blijven leven, die thuis bleef. Die krijgt geen schouderklopjes voor zijn aanvankelijk goede keus. Ja een aanvankelijk goede keus. Gewoon thuisblijven, meehelpen in het bedrijf van vader en niet het erfdeel er doorheen jagen is natuurlijk een goede keus. Maar niet binnenkomen en meedelen in het feest om de teruggekeerde broer lijkt toch niet een goede keus. Die teruggekeerde broer was van de weg van de vader afgeweken. Zoals zijn vader en zijn broer deden, deed hij niet, integendeel. Daarmee was hij voor zijn familie dood, hij hoorde niet meer bij de familie. Maar moet je dan een blijvende boycot uitspreken? Moet je dan je hele leven boos blijven om die ene scheve schaats die er ooit was gereden? De vragen stellen is de vragen beantwoorden.

Zuur kan je er van worden. Chagrijnig ook. Doe je je best, gaat een ander met de eer strijken. Wordt je collega bevorderd en je buurman wint de jackpot in de loterij. De Postcodeloterij maakt het nog erger. Het winnende lot kan daarbij zomaar op jouw postcode vallen en als je dan geen loten hebt dan win je helemaal niets. De kans dat het winnende lot op jouw postcode valt is overigens vrijwel nihil, het komt dus uiterst zelden of bijna nooit voor. We gunnen daarbij een ander ook nooit het geluk dat zomaar toevalt. Daar gaat dit verhaal uit het Evangelie van Lucas ook over. Geluk dat je zomaar ten deel valt. Er wordt een feest gegeven omdat iemand eindelijk eens normaal doet. Over de mensen die altijd al normaal doen hoor je nooit wat. Als je maar gek doet, of uit de band springt, dan wordt er over je gesproken en als je alles over de balk hebt gegooid en je wel gedwongen wordt om weer een beetje normaal te doen, dan organiseren ze nog een feest voor je ook.

Dat is zuur, daar kun je knap chagrijnig van worden. Waarom krijgen we toch zo de indruk dat in de Bijbel juist dat feest het centrale feest is, dat men daar niet onder het organiseren van dat feest uit denkt te kunnen. Want die zoon die thuiskomt was toch niet verloren? Ze wisten toch heel goed waar die heen was. Hij had er toch zelf om gevraagd? De zoon die thuis bleef niet, die had niet gevraagd om al dat werk, om zelfs dubbel werk toen zijn broer de hort op ging. Voor die zoon hadden ze een feest moeten organiseren. Die had het immers volgehouden al die tijd, werken voor twee en nog thuis blijven ook. Eerlijk is het niet. Maar het is een verhaal van Jezus van Nazareth, die vertelt het nadat hij kritiek had gekregen dat hij steeds met slechte mensen omging. Dat hij die slechte mensen er op wees dat ze zich eigenlijk hadden te gedragen als de goede mensen ligt nog voor de hand, maar een feest houden als ze zich normaal gaan gedragen. Pas als jezelf van je naaste houdt als van jezelf, als je jezelf in weet te zetten voor de zwaksten in de samenleving ga je begrijpen wat bedoeld wordt. Niet het terugkomen maakt er een feest van, maar het weer opnemen in de familie is een feest. Daar mag je dan ook aan meedoen. En dat van je naaste houden mag elke dag weer opnieuw, ook vandaag.

 

Hij trok eropuit

Lucas 15:11-20a

11 Vervolgens zei Hij: ‘Iemand had twee zonen. 12 De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. 13 Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. 14 Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. 15 Hij trok eropuit en verhuurde zich aan een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. 16 Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. 17 Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, 19 ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” 20 Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. (NBV21)

Dit verhaal staat in een serie van opmerkingen over Jezus van Nazareth die bij tollenaars en zondaars ging eten. Zijn antwoord was dat, als je ook maar een klein deel van je bezit kwijt bent, je alles opgeeft om het weer terug te vinden. Maar hoe ga je dan met mensen om? Daarover gaat het verhaal van de twee zonen. Twee verschillende zonen, één die het fatsoen van thuis doorbreekt en één die blijft waar die zit. En dit doorbreken van het fatsoen dat lezen we vaak gewoon maar even weg. Toch was het een hard gelag, zeker voor de vader.

Het deel voor de jongste zoon zou vrijkomen als de vader dood is. Dan gaat het bezit in twee. Elke zoon een deel. Wat de jongste zoon dus eigenlijk tegen zijn vader zegt is “Val dood” en de vader gaat daar in mee. Hij verkoopt de helft van het land waar de familie van moet leven en geeft het vermogen aan de jongste zoon. Die vader laat zich dood verklaren. Dat de jongste zoon niet wil wachten tot de vader is gestorven maakt kennelijk niet uit. Nu gaan de verhalen van Lucas ook over de gehechtheid aan bezit en je laten leven door die gehechtheid wordt verworpen.

Zelfs de schande die de jongste zoon over de familie brengt deert kennelijk de vader niet. Als alle kinderen zo zouden handelen dan hadden de ouders geen deel van leven. Het hebben van kinderen is immers ook gelijk aan de pensioenverzekering. De jongens zouden blijven zorgen voor het vermogen tot vader is overleden, maar daar mee zouden ze ook blijven zorgen voor de vader. Die zorg wordt door de jongste zoon op het spel gezet. Dat hij het vermogen niet gebruikt voor zijn toekomst maar verkwist is dan voor fatsoenlijke lezers te verwachten. Eten bij de varkens, het toppunt van Heidendom, dat blijft er voor je over als je de familie te schande maakt. De zoon besluit maar terug te gaan naar vader, die nog leeft. Hij voegt zich weer in de geordende samenleving. Dat kan.