Deze boodschap is betrouwbaar

2 Timoteüs 2:1-13

1 Mijn kind, wees sterk door de genade in Christus Jezus. 2 Wat je in aanwezigheid van velen van mij hebt gehoord, geef dat door aan betrouwbare mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen. 3 Deel in het lijden als een goed soldaat van Christus Jezus. 4 Iemand die in krijgsdienst is laat zich niet afleiden door het leven daarbuiten, want zijn bevelhebber moet tevreden over hem zijn. 5 Een atleet wordt niet gelauwerd als hij zich niet aan de regels houdt. 6 De boer die het zware werk doet, heeft als eerste recht op de oogst. 7 Denk na over wat ik zeg; de Heer zal ervoor zorgen dat je dit alles ook begrijpt. 8 Houd Jezus Christus in gedachten, Davids nakomeling, die uit de dood is opgewekt. Dit heb ik verkondigd, 9 en omwille van dit evangelie heb ik veel te verduren; ik ben zelfs als een misdadiger gevangengezet. Maar het woord van God laat zich niet gevangenzetten. 10 Daarom verdraag ik alles omwille van de uitverkorenen, opdat ook zij in Christus Jezus redding en eeuwige luister ontvangen. 11 Deze boodschap is betrouwbaar: Als wij met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven; 12 als wij volharden, zullen we ook met Hem heersen; als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen; 13 als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet. (NBV21)

Moeten we zelfmoord plegen om met Jezus van Nazareth te kunnen leven? Een idiote vraag natuurlijk. Alleen in sommige zeer gesloten sectes wordt de Bijbel soms op deze vreemde manier gelezen. Met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. Waar het wel om gaat is dat we onze gebruikelijke manier van leven opgeven. Niet langer is onze carrière belangrijk, niet langer telt de hoogte van ons inkomen of de omvang van onze pensioenvoorziening. Niet het Zwitser leven gevoel is onze maatstaf maar het leven van Jezus van Nazareth. Volgens Paulus moeten we ons dat voorstellen inclusief de kruisdood van Jezus van Nazareth. Pas als we die onderdeel maken van ons leven zullen we leven met Jezus van Nazareth. Paulus wijst er op dat het hem een aantal keren gevangenschap heeft opgeleverd. De boodschap dat de Romeinen er niet in geslaagd waren Jezus van Nazareth dood te maken maar dat hij na drie dagen voort bleek te leven en inmiddels bij zijn God is maakte hen steeds zeer kwaad. Die boodschap taste de kern van de samenleving aan. De Keizer van Rome was immers de God die over de wereld heerste, niet de God van de Joden, die heerste alleen over de rare volkje in Palestina.

Maar juist vanwege die boodschap van Paulus zijn onze ogen gericht op de minsten op de aarde, op de slaven, de zwakken, de zieken en gehandicapten, de gevangenen. En het is niet eenvoudig dat vol te houden in een wereld die op tegengestelde doelen is gericht. Het is in de eerste plaats niet de bedoeling de boodschap zelf door te geven aan mensen die niet geschikt zijn om anderen de boodschap te onderwijzen. Mensen moeten je de ruimte geven om je verhaal te vertellen en bereid zijn er naar te luisteren. Zomaar in het openbaar over dit rare verhaal te gaan vertellen heeft geen zin. Bij het volhouden van het Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf kun je volgens Paulus beter denken aan de regels die bij besloten gemeenschappen gelden. Hij wijst op de regels in het leger waar de gehoorzaamheid de ziel van de krijgsdienst is, op de atlethiek waar, net als bij alle sporten, de spelregels alles bepalend zijn en op de landbouw waar de boer die verbouwd heeft in elk geval zelf mag meeëten van de oogst en zijn eigen oogst mag gebruiken voor de verbouw op de akker in het volgend jaar.

Als je de regels toepast die bij het Christelijk geloof horen dan hou je het vol. De eerste regel is kennelijk die navolging van Jezus van Nazareth als Heer van de wereld. Die koninklijke gestalte, komend uit het nageslacht van Koning David, leeft als Heer van de wereld. Dat was de boodschap van Paulus en dat maakte de Romeinen zo kwaad. Die boodschap betekent voor ons dat er geen andere Heren van de wereld zijn. Alleen zij die zorgen voor de armen, voor de zwaksten, die hongerigen te eten geven, die vrede stichten, die zorgen voor gezondheidszorg voor allen en die de weduwe en de wees beschermen zijn onze bondgenoten. Zij die oproepen tot meer wapens, die weigeren de rijken mee te laten delen ten gunste van de armen, de de individuele carrière stellen boven het delen met elkaar, die groepen mensen uitsluiten uit de samenleving, horen bij de anderen die nog bekeerd moeten worden tot de Weg van Jezus van Nazareth. Want alleen die Weg voert tot een ideale samenleving, een samenleving waarin de Liefde heerst en alle tranen gedroogd zullen zijn. Laten we daar vandaag dan maar weer aan werken.

 

Het geloof en de liefde

2 Timoteüs 1:11-18

11 Ik ben aangesteld als verkondiger, apostel en leraar van dit evangelie; 12 daarom moet ik dit alles ondergaan. Maar ik schaam mij niet, want ik weet in wie ik mijn vertrouwen heb gesteld en ben ervan overtuigd dat Hij bij machte is om wat mij is toevertrouwd te bewaren, tot de grote dag aanbreekt. 13 Neem als richtsnoer de heilzame woorden die je van mij hebt gehoord, houd vast aan het geloof en de liefde die we in Christus Jezus hebben. 14 Bewaar door de heilige Geest, die in ons woont, het goede dat je is toevertrouwd. 15 Zoals je weet heeft iedereen in Asia zich van mij afgekeerd, ook Fygelus en Hermogenes. 16 Moge de Heer zich ontfermen over de huisgenoten van Onesiforus, want hij heeft mij vaak opgemonterd en zich niet voor mijn gevangenschap geschaamd. 17 Toen hij in Rome kwam, is hij meteen naar me op zoek gegaan, en hij heeft me ook gevonden. 18 Moge de Heer zich op de grote dag over hem ontfermen. En welke diensten hij in Efeze verleend heeft, weet je zelf het beste. (NBV21)

Die Timoteüs waarover het hier gaat en aan wie de brief is geschreven, door Paulus zijn leermeester, was pas 17 jaar oud toen Paulus hem ontdekte als vurig volgeling. Dat vurige kwam door zijn opvoeding want zijn moeder en grootmoeder waren overtuigde Christenen. Als snel was deze slimme jongen, zoon van een Joodse moeder en een Griekse vader op pad gestuurd met opdrachten voor Paulus. En als je zo jong bent dan mag je wel wat houvast hebben om je in een roerige religieuze wereld te bewegen. In dit gedeelte probeert de schrijver van de brief iets van zijn eigen houvast door te geven.

In de Joodse wereld waar Timoteüs werkt is vanouds de leer van Mozes het houvast voor het leven van alle dag. Daar staat in hoe je je onderling hebt te gedragen, wat je wel en niet als kleren kan gebruiken, wat je wel en niet mag eten, wanneer je moet waken en slapen, wanneer je mag feesten en moet vasten. Nu is die leer van Mozes iets anders als de wet van de Romeinen. Aan die wet moet je je houden, maar die leer van Mozes moet je vervullen. De Romeinse Wet bepaald je grenzen, de leer van Mozes zet je in beweging. Het wordt lastig als de leer van Mozes wordt uitgelegd als een Romeinse Wet. Daar strijd Paulus tegen en daarom wordt er tegen Paulus gestreden.

Paulus zelf ervaart het als genade van God dat hij die vrijheid van de leer van Mozes mag verkondigen in de verhalen over Jezus van Nazareth die de liefde voorop stelde bij het vervullen van de leer van Mozes. Alles wat hij meegemaakt heeft ligt achter hem als hij denkt aan de jongste dag. Dan zal de belofte van de leer van Mozes vervult zijn. Alle leed is geleden en alle strijd geestreden. Timoteüs mag zich vasthouden aan die liefde. Ook al keren al die mensen die hij ontmoet zich van hem af, hij was er bij toen Paulus dat overkwam, de liefde van Christus geeft hem anderen die hem zullen steunen. Dat mag ook onze houvast zijn. Liefde voor de naaste, gerechtigheid, barmhartigheid, gastvrijheid, mogen ons helpen het kwade met het goede te bestrijden,

 

Het oprechte geloof

2 Timoteüs 1:1-10

1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus door de wil van God, gezonden om de belofte te verkondigen van het leven in eenheid met Christus Jezus. 2 Aan Timoteüs, mijn geliefd kind. Genade, barmhartigheid en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer! 3 Ik dank God, die ik net als mijn voorouders met een zuiver geweten dien, ik dank Hem telkens als ik je in mijn gebeden noem, elke dag en elke nacht. 4 Als ik aan je tranen denk, verlang ik ernaar je terug te zien; dat zal me met vreugde vervullen. 5 Ik denk vaak aan het oprechte geloof dat jij hebt. Ook je grootmoeder Loïs en je moeder Eunike hadden dat en jij-daarvan ben ik overtuigd-nu ook. 6 Daarom spoor ik je aan het vuur brandend te houden van de gave die God je schonk toen ik je de handen oplegde. 7 God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. 8 Schaam je er dus niet voor om van onze Heer te getuigen; schaam je ook niet voor mij, die omwille van Hem gevangenzit, maar deel in het lijden voor het evangelie, met de kracht die God je geeft. 9 Hij heeft ons gered en ons geroepen tot een heilige taak, niet op grond van onze daden, maar omdat Hij daartoe uit genade besloten had. Deze genade was ons al vóór alle tijden gegeven in Christus Jezus, 10 maar nu is ze bekend geworden doordat onze redder Christus Jezus is verschenen, die de dood heeft vernietigd en onvergankelijk leven heeft doen oplichten door het evangelie. (NBV21)

Vandaag beginnen we te lezen in de tweede brief van Paulus aan Timoteüs. Paulus had Timotheüs ontmoet op de tweede zendingsreis die in het boek Handelingen staat beschreven. Zijn moeder en grootmoeder hadden zich tot het Christendom laten bekeren en Timotheüs had hen gevolgd. Zijn moeder was Joods maar zijn vader was Grieks. Later zou er nog een kwestie ontstaan rond de vraag of Timotheüs eigenlijk wel besneden was zoals de zoon van een Joodse moeder betaamde. Timotheüs sloot zich aan bij het gezelschap van Paulus en heeft heel lang met hem rondgereisd. Tussendoor functioneerde hij ook als gezant voor Paulus, ging naar gemeenten om problemen op te lossen of het Evangelie te verduidelijken. In het begin van deze brief schrijft Paulus dat hij gevangen is in Rome. Ook in het boek Handelingen wordt verteld over de gevangenschap van Paulus in Rome. Je moet overigens voorzichtig zijn met het vergelijken van de gegevens uit de brieven van Paulus met de gegevens uit het boek Handelingen. De schrijver van het boek Handelingen heeft lang niet alles verteld.

Uit een latere brief van de eerste bisschop van Rome, Clemens, zou bijvoorbeeld ook blijken dat Paulus wel zeven keer geboeid gevangen heeft gezeten in Rome en uiteindelijk een reis heeft gemaakt naar Spanje waar hij ook gestorven zou zijn. In dit eerste deel van deze brief aan Timoteüs gaat het over de roeping die Paulus en Timoteüs hebben gekregen om het Evangelie te verkondigen. De brieven aan Timoteüs worden samen met de brief aan Titus ook wel de herderlijke, pastorale, brieven genoemd. Ze laten zien hoe Paulus met zijn volgelingen omging. In dit gedeelte gaat het bijvoorbeeld ook over de moeder en grootmoeder van Timoteüs. Maar die worden genoemd in het verband met de tranen van Timoteüs. Die Timoteüs was nog een jonge knaap en het laat zich raden dat die reizen op last van Paulus niet altijd even eenvoudig waren. De aansporing om het vuur brandende te houden dat was ontstoken toen hij door Paulus de handen opgelegd kreeg, een manier om iemand te zegenen of te dopen met de Heilige Geest, staat er niet voor niets. En in een dergelijke aanmoediging herkennen wij soms ook onszelf. Want wordt je er niet moe van dat al dat roepen om gerechtigheid soms op niks uitloopt?

Natuurlijk, de vreedzame demonstraties in de DDR liepen op een goed moment uit op de val van de muur en de eenwording van Duitsland. Maar is er gerechtigheid geschied aan de burgers van de DDR? Hun economische positie was lang veel slechter dan hun landgenoten in het Westen. De archieven van de Stasi zijn nog steeds niet helemaal geopend zodat ze nog altijd niet weten wie er wel en niet te vertrouwen is. Ook al keert een geschiedenis zich ten goede, de ideale samenleving waarover de Bijbel spreekt is nog steeds niet aangebroken. Daarom is de geest van kracht nodig, kracht om onvermoeibaar door te gaan. Want zo lang aan mensen geen recht is gedaan moet onze liefde voor onze broeders en zusters zo groot zijn dat we door willen gaan. En dan is bezonnenheid nodig, bezonnenheid om ons niet te vroeg neer te leggen bij successen of ons te laten verblinden door tegenvallers. Het verhaal over Jezus van Nazareth werd al verteld ver voor wij geboren waren. In dat verhaal werd ook verteld dat wij geroepen zouden worden om het door te vertellen en hem na te volgen in daden. Elke dag mogen we daarmee dus opnieuw beginnen, en het doorgeven aan na ons komende generaties. Net als Paulus en Timotheüs deden.

 

Wijs mij uw weg

Psalm 86

1 Een gebed van David. Hoor mij, HEER, en antwoord mij, ik ben verzwakt en arm. 2 Behoed mij, want ik ben U toegewijd, red uw dienaar, die op U vertrouwt, U bent mijn God. 3 Wees mij genadig, Heer, heel de dag roep ik tot U, 4 verblijd het hart van uw dienaar, naar U verlang ik, Heer. 5 U, Heer, bent goed en tot vergeving bereid, uw trouw is groot voor ieder die U aanroept. 6 Hoor mijn gebed, HEER, luister naar mijn smeken. 7 In dit uur van mijn nood roep ik U aan, want U geeft mij antwoord. 8 Geen god is U gelijk, Heer, uw daden zijn zonder weerga. 9 Alle volken, door U gemaakt, komen en buigen zich, Heer, voor U en prijzen uw naam. 10 U bent groot, U doet wonderen, U alleen bent God. 11 Wijs mij uw weg, HEER, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam. 12 U, Heer, mijn God, zal ik loven met heel mijn hart, uw naam voor eeuwig prijzen. 13 Want U toont mij uw grote trouw, U verlost mij uit de diepte van het dodenrijk. 14 God, een opstandige bende komt op mij af, met geweld bedreigen zij mijn leven, zij houden U niet voor ogen. 15 U, Heer, bent een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig. 16 Keer u tot mij en wees mij genadig, schenk kracht aan uw dienaar, red het kind van uw dienares. 17 Geef mij een teken van uw goedheid, dan staan mijn haters beschaamd, zij zien dat U, HEER, mij bijstaat en troost. (NBV21)

Als de Ramadan begint dan zingt de Kerk in verbondenheid met de Islam graag deze Psalm. Nu zingen we het mee op het Joods Nieuwjaar. Een paar jaar geleden kwam het zelfs voor dat het begin van de Ramadan en het Joods Nieuwjaar samenvielen. In beide tradities speelt verootmoediging een rol bij deze feesten. En verootmoediging is nu typisch zo’n religieuze term waarvan we de betekenis zijn vergeten, bedekt als ze is door een heleboel lege religieuze termen. De Psalm die we vandaag met de feestenden meezingen helpt ons misschien er iets van te begrijpen. David bidt tot God om hem te behoeden, want hij is aan God toegewijd. Horen bij de God van Liefde en Recht is kennelijk een gevaarlijke zaak. Dan moet je gered worden want je wordt bedreigt door vijanden. Joden en Islamieten kunnen daarover meepraten. In beide tradities kennen ze zowel de kant van het feest als van de verootmoediging zoals David die voorzingt. Want ook de Ramadan is een feest, net als Jom Kippoer, het feest van de verzoening..

Christenen uit de Westerse welvaartsmaatschappij zien natuurlijk op tegen een hele dag niet eten en niet drinken. Een vastendag is het feest van de verzoening. In sommige culturen wordt zelfs het speeksel niet doorgeslikt tijdens de Ramadan. Maar als de zon onder is en de eerste sterren zichtbaar zijn begint het feest. In de Joodse traditie begint dan de nieuwe dag en op vrijdagavond wordt op dat uur de Sabbat begroet. Wij zijn in onze cultuur bijna vergeten de tijd op die manier te markeren. Wij hebben door de elektriciteit de nacht in dag veranderd en de ochtend en de avond hebben nauwelijks een bijzondere betekenis meer. In Jodendom en Islam is dat nog anders. Daar klinkt nog de roep om de hele dag met de Heer van alles bezig te zijn. Toen de Tempel er nog was moest daar in de ochtend en in de avond een offer gebracht worden, je begint de dag niet zonder aan een ander te denken. In de Psalm is er geen andere Heer dan God. Niemand anders die macht uitoefent over de mensen. Alle volken schaffen hun pretenties af en buigen zich voor de Liefde en prijzen de God die Liefde is.

En dat afschaffen van pretenties, dat is verootmoediging. Daarom loopt de Ramadan uit op het Suikerfeest, aan het eind van de maand waarin men bezig is met het woord van God breekt het zoet aan. Dezelfde overtuiging klinkt in het Jodendom als de Vreugde der Wet aanbreekt en in het Christendom als hongeren en dorsten naar gerechtigheid voorop staat. Het Koninkrijk van Recht en Vrede, de Geest van Liefde en Delen komt onontkoombaar voor de hele bewoonde wereld. Armen en vreemdelingen zijn verdwenen alleen broeders en zusters blijven over. Zou er in ons land nog een tijd komen dat we niet meer bang gemaakt worden voor elkaar? Wie goed naar de bang makende politici weet te luisteren hoort dat zij eigenlijk de rijken beschermen en de machthebbers die uitbuiten en zichzelf verrijken. Juist als wij een teken van goedheid willen zijn dan zullen zij, de haters, verbleken. Dat is pas echt iets om over te zingen, ook bij het begin van de Ramadan of het Joodse Nieuwjaar.

 

Het dak van de wetteloze

Habakuk 3:1-19

1 Een gebed van de profeet Habakuk. Als een klaaglied. 2 HEER, ik heb uw aankondiging gehoord. Voor wat U gaat doen, HEER, heb ik ontzag. Breng het in deze tijd tot stand, maak het in deze tijd bekend, maar toon in het tumult uw mededogen. 3 God komt uit Teman, de Heilige komt uit de bergen van Paran. sela Zijn glorie straalt aan de hemel, de aarde is vol van zijn roem. 4 Schittering is er als zonlicht, stralen komen uit zijn hand, waarin zijn kracht verborgen is. 5 Voor Hem uit gaat de pest, de koorts volgt Hem op de voet. 6 Hij staat en doet de aarde beven, Hij kijkt en de volken springen op. De aloude bergen worden verbrijzeld, de eeuwige heuvels zinken ineen, Hij gaat rond zoals in vroeger tijden. 7 Ik zie hoe de tenten van Kusan zuchten onder het onheil, hoe de tentdoeken van Midjan klapperen. 8 HEER, is uw woede tegen rivieren, is tegen de rivieren uw woede ontbrand, en uw toorn tegen de zee, dat U uitrijdt met uw paarden, uw wagens naar de overwinning stuurt? 9 U haalt uw boog tevoorschijn, op uw bevel zoeven de pijlen, sela met stromen van water splijt U de aarde. 10 De bergen zien U en beven van angst, een stortvloed van water kolkt voorbij. De diepte verheft haar stem, ze heft haar handen omhoog. 11 Nu uw pijlen flitsen en lichten, nu uw lans schittert en bliksemt, trekken zon en maan zich terug. 12 Grimmig schrijdt U voort over de aarde, volken vertrapt U in toorn. 13 Om uw eigen volk te redden trekt U uit, U komt tot redding van uw gezalfde. Het dak van de wetteloze slaat U stuk, U legt de fundamenten bloot tot de laatste steen. sela 14 Met zijn eigen pijlen doorboort U de aanvoerder van de krijgers. Zij stormen aan om mij te breken, het doet ze plezier om in het geniep een arme stakker te verslinden. 15 U rijdt over de zee met uw paarden, door het schuim van grote wateren. 16 Ik hoorde dit alles en ik beefde vanbinnen, ik vernam het en mijn lippen trilden. Mijn botten werden aangevreten, ik stond te trillen op mijn benen, wachtend op de dag van onheil, die komt voor het volk dat ons aanviel. 17 Al zal de vijgenboom niet bloeien, al zal de wijnstok niets voortbrengen, al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen, al zal er geen koren op de akkers staan, al zal er geen schaap meer in de kooien zijn en geen rund meer binnen de omheining- 18 toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt. 19 God, de HEER, is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten snel als hinden, Hij laat mij over toppen van bergen gaan. Voor de koorleider. Bij snarenspel. (NBV21)

Vandaag zingen we een bijzondere Psalm mee. Deze Psalm staat niet in het boek van de Psalmen maar staat in het boek van de Twaalfprofeten als de Psalm van de profeet Habakuk. Een gebedslied. Habakuk had de vraag gesteld hoe het nu zat met het straffen van het ene Heidense onderdrukkende volk door het andere Heidense onderdrukkende volk. Het antwoord dat hij had gekregen is dat alle onderdrukkers uiteindelijk aan hun eigen misdaden ten onder zullen gaan. Een prachtig vooruitzicht voor de onderdrukten. Voor een volk Israël dat na de ballingschap door de Assyriërs, werd ingelijfd door de Chaldeeën van Babylon, en na hun terugkeer en wederopbouw van Jeruzalem veroverd werd door eerst de Grieken en daarna door de Romeinen. Geen wonder dat het lied van Habakuk waarin gebeden wordt om bevrijding van de onderdrukking en de hoop op bevrijding werd uitgezongen deel ging uitmaken van de liederen in de Tempel.

Habakuk wijst er op dat het volk die God van Israël heeft leren kennen in de woestijn, bij het land Edom het broedervolk dat zo vaak tegen Israël heeft gevochten. Teman en Paran zijn streken die voor de Sinaï en Edom staan. Daar bij de berg Horeb had de God van Israël beloofd met het volk mee te trekken zoals hij het volk uit de slavernij in Egypte had bevrijdt. Maar daar had het volk ook de richtlijnen voor een menselijke samenleving ontvangen. Richtlijnen die ze zouden moeten kunnen toepassen in het beloofde land, richtlijnen waardoor dat land een land zou blijven dat overvloeide van melk en honing, een land waar alle volken jaloers op zouden worden. Want dat zou een land zijn waar mensen recht betrachten, elkaar tot hun recht zouden laten komen en waar vrede zou heersen. Die buurvolken hebben het ondanks hun lange geschiedenis met Israël nog steeds niet begrepen. Daar heerst nog steeds de afgoderij, daar worden de armen uitgebuit en onderdrukt, daar wordt steeds oorlog gezocht als oplossing voor de eigen binnenlandse problemen.

De tegenstelling tussen de buurvolken die steeds opnieuw dezelfde niet werkende oplossingen kiezen en Israël dat steeds opnieuw de kans krijgt van de God van Israël maakt dat de profeet des te harder van de God van Israël gaat zingen. En al zal er in het land niets meer te eten zal zijn, dan nog zal hij jubelen voor de God die hem redt. Want ondanks alle problemen die je in het leven kan tegenkomen, het geloof in de God van Israël voorkomt geen problemen, lost zelfs de meeste problemen niet op, doet geen ziekte verdwijnen en zorgt niet dat geliefden niet dood gaan, ondanks dat, weet je dat de liefde voor de naaste een nieuwe toekomst geeft. Elke dag opnieuw, door die liefde mag elke dag nieuw zijn, ook de dag van vandaag weer. Een dag om een lied te zingen, bij snarenspel, als een singer-songwriter die over de liefde zingt, als wij die liefde ook maar in de praktijk brengen.

Zo bedrieglijk als de wijn is

Habakuk 2:5-20

5 Zo bedrieglijk als de wijn is, zo hoogmoedig is deze man, maar hij zal zijn doel niet bereiken. Net als het dodenrijk spert hij zijn keelgat open, net als de dood raakt ook hij niet verzadigd. Hij verzamelt alle volken om zich heen, haalt alle naties naar zich toe. 6 Iedereen zal spreuken op hem toepassen, spotliederen en raadsels. Ze zullen zeggen: ‘Wee hem die zich verrijkt met andermans goed en zo een steeds zwaardere schuld op zich laadt. Hoe lang gaat hij daar nog mee door?’ 7 Denk je niet dat je schuldeisers plotseling zullen opstaan, dat je bedreigers wakker zullen worden? Dan word jij hun prooi! 8 Je hebt vele volken geplunderd, andere volken zullen jou plunderen. Je hebt bloed vergoten, je hebt gewelddaden begaan tegen landen, steden en hun inwoners. 9 ‘Wee hem die woekerwinsten maakt ten bate van zijn huis, zijn nest in de hoogte bouwt, om zo uit de greep van het onheil te blijven.’ 10 Wat je van plan bent is je huis tot schande, door vele volken te vernietigen verspeel je je leven. 11 Zelfs de stenen klagen je aan vanuit de muur, en de balken stemmen ermee in vanuit het gebint. 12 ‘Wee hem die een stad bouwt op bloed, een vesting sticht op onrecht.’ 13 Is dit niet de wil van de HEER van de hemelse machten: volken zwoegen voor een verslindend vuur, landen matten zich af voor niets? 14 Maar zoals de zee vol water is, zo zal de aarde vol zijn van kennis van de majesteit van de HEER. 15 ‘Wee hem die iemand te drinken geeft en daar gif aan toevoegt, die iemand dronken voert om hem naakt te zien.’ 16 Vol van schande ben je, zonder eer; ook jij zult moeten drinken en je voorhuid laten zien. De rechterhand van de HEER reikt je de beker aan, schande over je eer! 17 Het geweld tegen de Libanon zal je achtervolgen, de slachting onder de dieren zal je verbijsteren, net als het bloed dat je vergoten hebt en de gewelddaden die je hebt begaan tegen landen, steden en hun inwoners. 18 Wat heb je aan een godenbeeld, gebeeldhouwd door zijn maker? Aan een gegoten beeld dat leugens verkondigt? Wie vertrouwt zich nu toe aan wat hij zelf heeft gemaakt? Wat hij maakt, zijn stomme afgoden! 19 ‘Wee hem die tegen een stuk hout zegt: “Word wakker!” en tegen een stomme steen: “Sta op!”’ Zal dat beeld iets verkondigen? Het is wel gevat in goud en zilver, maar er zit geen leven in. 20 De HEER troont in zijn heilig paleis. Aarde, wees stil voor Hem! (NBV21)

De vraag die in het boek Habakuk wordt gesteld is dus hoe het zit met afgodendienaars die zich lenen als instrument voor de God van Israël. Het antwoord lezen we vandaag. Dat zal niet anders gaan als met de andere afgodendienaars. Het zal slecht met ze aflopen. Het onrecht dat ze bedrijven zal zich tegen hen keren, het bloed dat ze vergieten zal op hen gewroken worden. Een heel stuk Bijbel waarin deze boodschap wordt onderstreept. Ze zullen vergaan als hun tijd om te vergaan gekomen is. Als de God van Israël geweld wil laten gebruiken tegen mensen om hun wandaden te bestraffen is dat dus ook niet zo heel erg moeilijk. Er zijn altijd mensen, groepen mensen, volken en groepen van volken die geweld tegen anderen willen gebruiken. Als er een sterk moreel verzet is, waarbij vooraf zorg is voor mogelijke slachtoffers, dan wordt geweld nog wel eens tegengehouden, maar anders is geweld de eerste manier om eigen gelijk te halen. Het vraagstuk van de gerechtvaardigde oorlog heeft geleerden door de eeuwen heen bezig gehouden.

Natuurlijk, het ligt voor de hand dat een onderdrukt volk, dat onrecht en geweld ondervindt van haar eigen heersers tegen die heersers in opstand komt. Vaak kan dat niet anders dan ook door gebruik van geweld. Maar heel vaak begint het geweldloos, met demonstraties, met geweldloos verzet tegen de onderdrukkers. Als dat geweldloos verzet wordt gesteund door volken die niet door eigen heersers worden onderdrukt dan kan het zijn dat het bij dat geweldloos verzet kan blijven, de geschiedenis leert dat ook. Maar als dat geweldloos verzet niet wordt gesteund of als die steun te weinig is of niet wordt gehoord dan is gebruik van geweld soms onvermijdelijk. Zo kan zelfs militair ingrijpen onvermijdelijk worden. Als we het Bijbelgedeelte van vandaag nog eens op ons in laten werken dan zullen we zien dat ook al moet er worden ingegrepen, ook al moet er geweld worden gebruikt tegen onderdrukkers, altijd is er vervolgens de vraag hoe wordt omgegaan met de richtlijnen voor de menselijke samenleving.

Speelt het “Gij zult niet doden” op de een of andere manier ook een rol? Wordt gedeeld met de armsten in de samenleving, worden de zwaksten ontzien in de strijd? Is er hulp voor de slachtoffers van het geweld, wordt het uiterste gedaan om slachtoffers te voorkomen? Of gedraagt men zich zoals de onderdrukker zich gedroeg toen die het geweld uitlokte? De oproep aan de aarde om stil te zijn voor de God van Israël is een oproep om te blijven luisteren naar het Woord van die God. Om de vragen te blijven stellen naar de toepassing van zijn Woord. Aan hen die geloven in zijn trouw is het om de vragen te blijven stellen en zo trouw te blijven aan zijn Woord. Als je overigens de kritiek uit dit Bijbelgedeelte voorleest zonder de bron te vermelden loop je de kans voor antisemiet, jodenhater, te worden uitgemaakt. Maar liefde voor Israël maakt voor de Bijbel deze kritiek verplicht. Dat mag en dat moet soms elke dag opnieuw, ook vandaag weer dus.

 

Wie niet oprecht is

Habakuk 1:12–2:4

12 Bent U, HEER, niet altijd mijn God, mijn Heilige geweest? Wij zullen toch niet sterven? Om het vonnis te voltrekken, HEER, hebt U de Chaldeeër opgeroepen, U hebt hem ertoe bestemd, o rots, om ons te straffen. 13 Uw ogen zijn te zuiver om het kwaad te kunnen aanzien, de ellende te kunnen verdragen. Waarom dan verdraagt U deze trouwelozen, zwijgt U, nu de wetteloze verslindt wie rechtvaardiger is dan hij? 14 Als vissen in de zee maakt U de mensen, als kruipende dieren zonder leider. 15 De Chaldeeër slaat ze allemaal aan de haak, sleept ze mee in zijn net, verzamelt ze in zijn fuik. Daarom is hij blij en vrolijk, 16 brengt hij offers aan zijn net, brandt hij wierook voor zijn fuik, alles voor een vette buit, een overvloedig maal. 17 Mag hij maar doorgaan zijn netten te legen, meedogenloos volken blijven vermoorden? 1 Ik ga staan op mijn wachttoren, betrek mijn post op het bolwerk, kijk uit om te zien wat de HEER mij zal zeggen, wat Hij mij antwoordt op mijn verwijt. 2 Dit was het antwoord van de HEER. Schrijf dit visioen op, grif het duidelijk in platen, zodat het in een oogopslag te lezen is. 3 Het visioen wacht tot zijn tijd gekomen is, het getuigt ervan, het liegt niet. Ook al is het nog niet vervuld, wacht maar, het komt zeker, het zal niet uitblijven. 4 Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw. (NBV21)

Vandaag lezen we een stukje uit de Bijbel waar gelovigen niet zo heel erg van houden. Hier gaat een Profeet van de God van Israël openlijk in discussie met zijn God. Het gaat zelfs zo ver dat hij spreekt over het verwijt dat hij de God van Israël maakt. En dat verwijt is niet mis. God maakt gebruikt van de Heidense Chaldeeën, afgodendienaars, om de vijanden van Israël te straffen voor hun daden. Die Chaldeeën schrijven hun overwinning toe aan hun eigen afgoden die daardoor meer aanbeden worden. En aangezien de Israëlieten gevangen worden gehouden door de vijanden van de Chaldeeën de Assyriërs lijden de Israëlieten ook onder de oorlog die tussen die twee volken wordt gevoerd. De God van Israël lijkt er wel helemaal niet aan te pas te komen. Habakuk betrekt in zijn verwijt ook het lot van de andere volken. Of dat nu afgodendienaars zijn of niet, hun lot in de bestraffing door de God van Israël zal hen niet dichter bij die God brengen maar dichter bij de afgod van de Chaldeeën.

De profeet wordt er strijdvaardig van. Hij bouwt als het ware een muur om zich heen en gaat op een bolwerk staan om eens te horen wat de God van Israël. De Heer van de wereld, heeft te antwoorden op zijn verwijt. Dat is nogal wat een God ter verantwoording te roepen. Alsof jezelf altijd zo’n Heilig boontje bent. Maar de God van Israël laat zich ter verantwoording roepen. Die verschuilt zich niet achter zijn macht. Overal in de Bijbel kom je de roep tegen om toch vooral recht en gerechtigheid te betrachten en vrede te brengen. Daar waar onrecht heerst wordt God aangeroepen om recht te brengen, daar waar geweld en onderdrukking heersen wordt die God om vrede gesmeekt. In deze profetie antwoord de God van Israël dan ook. Niet in een donderslag die verkeerd verstaan kan worden of met een briefje dat vervalst kan worden. Er wordt gewezen op platen waarin het antwoord te lezen is. En een visioen dat op platen gegrift is doet ons denken aan de tien richtlijnen voor een menselijke samenleving die door Mozes gegrift in platen van de Berg Horeb naar het volk werden gebracht.

Daar staat hoe mensen samen moeten leven om te kunnen zeggen dat de God van Israël hen uit het land van de dood, uit Egypte, heeft geleid. Dat visioen wacht op die manier nog steeds op vervulling, want er wordt op aarde nog lang niet vanzelfsprekend geleefd volgens de richtlijnen voor de menselijke samenleving. Er wordt gedood, er wordt gelogen, er wordt gestolen wat van een ander is. Er wordt gedaan of dat recht en gerechtigheid is en die onoprechtheid zal vergaan. Nee, de rechtvaardige zal leven. Later zal ook Paulus dit verzuchten als hij het heeft over de vraag waarom gelovigen vervolgd worden. Ze leven door hun trouw, vaak vertaald als geloof. Maar het is niet alleen trouw van mensen aan de God van Israël, maar ook de trouw van de God van Israël aan zijn Woord. Dat klinkt hier door. Daardoor is ook hier een oproep te horen te gaan leven volgens die richtlijnen voor een menselijke samenleving, met elkaar te delen, te zorgen voor de minsten, ook vandaag dus weer.

 

Het visioen

Habakuk 1:1-11

1 Profetie; het visioen dat de profeet Habakuk zag. 2 Hoe lang nog, HEER, moet ik om hulp roepen en luistert U niet, moet ik ‘Geweld!’ schreeuwen en brengt U geen redding? 3 Waarom toont U mij dit onheil en ziet U deze ellende aan? Ik zie slechts verwoesting en geweld, opkomende twist en groeiende tweedracht. 4 De wet wordt ondermijnd, het recht krijgt niet langer zijn loop, de wettelozen verdringen de rechtvaardigen, het recht wordt verdraaid. 5 Kijk naar de volken, let goed op, jullie zullen verbaasd zijn en verbijsterd! Er gebeurt iets, nog tijdens jullie leven, iets zo uitzonderlijks dat je het niet zult geloven als het je wordt verteld. 6 Ik laat de Chaldeeën komen, dat grimmige, onstuimige volk, dat de hele aarde doorkruist om andermans woonplaatsen te bezetten. 7 Geducht en gevreesd is het, het stelt zijn eigen wet, vertrouwt op eigen macht. 8 Sneller dan panters zijn hun paarden, feller dan wolven in de avond. Hun ruiters komen aangestormd, van ver komen ze aangevlogen, als gieren duiken ze op hun prooi. 9 Dat hele volk komt aangeraasd, met geweld rukt het op; onstuitbaar als de oostenwind maakt het zo veel gevangenen als er zand is bij de zee. 10 Met koningen drijft het de spot, met aanvoerders speelt het een spel, om vestingen lacht het: het werpt wat aarde op en neemt ze in. 11 Dan trekt het verder als een voortrazende stormwind. Maar boeten zal wie van zijn kracht zijn god maakt. (NBV21)

Vandaag beginnen we te lezen in een bijzonder deel van het Twaalfprofetenboek, het visioen van de profeet Habakuk. Wie die profeet was weten we niet. Zijn naam komt alleen in dit boek voor en over zijn persoon wordt niets verteld. Geleerden hebben wel gespeculeerd over de vraag wie hij was en wanneer hij geleefd heeft maar een sluitend antwoord blijkt niet te geven. Wel zijn er in het verleden legenden ontstaan over deze profeet. Op grond van zijn naam, die omhelzing zou kunnen betekenen, heeft men gewezen op de zoon van de weduwe van Sarfat die door Elia werd omhelst toen zijn moeder dacht dat hij gestorven was. Die omhelzing bracht de jongen weer tot leven. In het gedeelte van vandaag lezen we over de Chaldeeën en daar lezen we ook over in het boek Daniël. Sommigen denken daarom dat Habakuk samen met Daniël tegen de ongelovigen heeft gestreden. En het was Abraham die uittrok uit het Ur der Chaldeeën. Het bijzondere van dit boekje maakt een strijd samen met Daniël echter onwaarschijnlijk.  Het volk Israël was in ballingschap gevoerd door de wereldmacht Assyrië. De reden van die ballingschap was duidelijk. Het volk had de afgoden van Kanaän gediend in plaats van de God van Israël.

De Koningen van Israël en Juda hadden bondgenootschappen gesloten met Heidense volken, zelfs met Egypte, in plaats van te vertrouwen op de macht van de God van Israël. Die verkeerde keuzes hadden uiteindelijk tot de ballingschap geleid. Dat was nog duidelijk. Maar dan ontstaat er een probleem. Tijdens de ballingschap had een groot deel van het volk zich bekeerd tot de dienst aan de God van Israël. De leer van Mozes en de geschiedenis waren weer opgeschreven en werden breed bestudeerd. De boeken en geschriften van profeten werden gelezen en gehoord. De liederen en verhalen van het volk die hoorden bij de godsdienst van de God van Israël waren verzameld, geordend en toegankelijk gemaakt. Kortom, van afgodendienst was geen sprake meer, het volk had ervan geleerd en zich bekeerd. En dan? Bracht God de ballingen terug? Wat Habakuk zag was wat anders. Dat was wat we vandaag lezen. Wat Habakuk zag was dat het machtige rijk Assyrië, dienaar van machtige afgoden, omver geworpen werd door de Chaldeeën, door het rijk van Babel.

Die Chaldeeën waren net zulke afgodendienaars als de Assyriërs en de Egyptenaren. Het is voor de gelovige in de God van Israël duidelijk dat wie van zijn eigen kracht een god maakt uiteindelijk zal moeten verliezen. Maar verliezen van wie? Van anderen die van hun eigen kracht een god maken? Volgt het ene rijk van afgodendienaars het andere op? Waar blijft dan de God van Israël? Dat is de vraag die Habakuk stelt. Net als Job dat in het leven van individuen stelde: waarom overkomt goede mensen het kwade? Waarom overkomt een volk van gelovigen het kwade van geregeerd te worden door afgodendienaars? Het antwoord is niet eenvoudig. Centraal in het boek van Habakuk staat de stelling dat de Rechtvaardige zal leven. En de Rechtvaardige is de gelovige in de God van Israël, die de minsten recht zal doen. Ook in onze dagen van geweld, onderdrukking en onrecht zullen we ons daaraan moeten vasthouden en blijven roepen om recht en gerechtigheid voor onderdrukten en slachtoffers van geweld. Alleen voor je zelf geloven kan niet, het gaat altijd om de anderen. Elke dag opnieuw, ook vandaag.

 

Vergeefs zwoegen de bouwers

Psalm 127:1-5

1 Een pelgrimslied van Salomo. Als de HEER het huis niet bouwt, vergeefs zwoegen de bouwers; als de HEER de stad niet bewaakt, vergeefs doet de wachter zijn ronde. 2 Vergeefs is het dat je vroeg opstaat, je laat te ruste legt, je aftobt voor wat brood- Hij geeft het zijn lieveling in de slaap. 3 Kinderen zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de schoot is een beloning van God. 4 Als pijlen in de hand van een schutter, zo zijn kinderen, verwekt in je jeugd. 5 Gelukkig de man wiens koker is gevuld met pijlen zoals zij. Hij staat niet te schande als hij zijn vijanden aanklaagt in de poort. (NBV21)

Vandaag zingen we met de Kerk een lied van twee coupletten mee dat wordt toegeschreven aan Koning Salomo. Niet dat Salomo dit gedicht ook echt zelf geschreven hoeft te hebben maar de inhoud van de Psalm verwijst naar de wijsheid van Salomo zoals die is vastgelegd in de boeken Spreuken en Prediker. De Wijsheid die daar beschreven wordt is ook in een aantal Psalmen te vinden. Vooral het idee dat alles wat je toevalt van God afkomstig is, en dat je je dus niet hoeft bezig te houden met het najagen van winst en profijt want dat najagen is als het vangen van de wind, het is lucht en levert niets op vind je terug in deze Psalm. Dat is ook de reden dat de protestantse kerken zo bij het begin van de lente Gods zegen vragen over de oogst en de arbeid. Alle vrucht die wij ontvangen ontvangen we immers van God.

De Psalm wordt een Pelgrimslied genoemd. En in het Oude Testament gaan de Pelgrims op naar de Tempel, de Tempel van Salomo. Ze brengen daar de eerstelingen van de oogst, met Pesach de gerstoogst en met het Wekenfeest, ons Pinksteren, de tarweoogst. In het najaar dan nog de oogst van vruchten en noten. Die feesten zijn ook herdenkingen, met Pesach worde bevrijding van de slavernij herdacht, met het Wekenfeest de ontvangst van de richtlijnen voor de menselijke samenleving, de Tora en met het najaarsfeest, het Loofhuttenfeest, de tocht door de woestijn toen er geen huizen waren maar slechts tenten. Nu woont het volk in huizen en in steden. Maar die stenen beschermen je niet tegen onheil. Ook daar is de God van Israël voor nodig. De God die oproept om te delen van wat je uit zijn hand ontvangt. En het graan groeit echt ook als je slaapt, daar hoef je niks voor te doen.

Het tweede couplet gaat over kinderen. Kinderen zijn een zegen, maar ook kinderen zijn een geschenk van God. Die kinderen zul je dus bij moeten brengen waar het de God van Israël om gaat. Niet alleen je eigen kinderen of je kleinkinderen maar alle kinderen die je zo tegenkomt. Ook al heb je zelf geen kinderen God geeft je altijd kinderen in je buurt die je mag vertellen over wat hij van mensen verwacht, gerechtigheid, barmhartigheid, liefde en vrede. Doe eens lief is dan ook bijna een Bijbelse uitspraak. Als het echt Bijbels zou zijn dan is de oproep: doe altijd lief! Dat doe je overigens ook door te vertellen wat er verkeerd is, maar dan zo dat iemand die verkeerd handelt daar mee kan stoppen en een nieuwe weg kan inslaan. Als je dat verhaal weet over te brengen dan mag je ook om recht en gerechtigheid vragen. In de poort van de stad werd immers het recht gesproken door de oudsten van de stad. Soms moet je voor de armen pleiten, soms tegen onrecht ook kinderen aangedaan, soms ook voor de toegang tot het recht voor de armsten zoals vandaag zeer nodig is.

Dit is het land

Deuteronomium 34:1-12

1 Toen verliet Mozes de vlakte van Moab en hij beklom de Nebo, een van de toppen van de Pisga, tegenover Jericho. Daar liet de HEER hem het hele land zien: het hele gebied van Gilead tot aan Dan, 2 Naftali, het gebied van Efraïm en Manasse, heel Juda tot aan de zee in het westen, 3 de Negev, de Jordaanvallei en de vlakte bij de palmstad Jericho, tot aan Soar. 4 De HEER zei tegen hem: ‘Dit is het land waarvan Ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat Ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet.’ 5 Zo stierf Mozes, de dienaar van de HEER, daar in Moab, zoals de HEER gezegd had. 6 En de HEER begroef hem in een vallei in Moab, tegenover Bet-Peor. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is. 7 honderdtwintig jaar oud was Mozes toen hij stierf. Tot het laatst toe waren zijn krachten niet afgenomen en zijn ogen niet verzwakt. 8 De Israëlieten, die in de vlakte van Moab bijeen waren, treurden om Mozes’ dood tot de dertig dagen van rouw voorbij waren. 9 Ze luisterden naar Jozua, de zoon van Nun, omdat hij vervuld was van de geest van wijsheid sinds Mozes hem de handen had opgelegd. Daarmee deden de Israëlieten wat de HEER tegen Mozes had gezegd. 10 Nooit meer heeft Israël een profeet gekend als Mozes, met wie de HEER zo vertrouwelijk omging. 11 Door zijn toedoen heeft de HEER in Egypte tekenen en wonderen laten zien aan de farao en al zijn dienaren, en aan heel zijn land. 12 Van alles wat Mozes’ krachtige hand verrichtte en van de daden waarmee hij alom ontzag inboezemde, is heel Israël getuige geweest. (NBV21)

Met het beloofde land voor ogen en in hoge ouderdom sterft Mozes. Een driftig mannetje, die de verleiding van toverspreuken en show niet helemaal had kunnen weerstaan. Toen het volk weer eens liep te mopperen op de bevrijding uit de slavernij daar midden in de woestijn, omdat er te kort aan water zou zijn, had Mozes boos zijn staf genomen, geluisterd naar de rotsen zoals hij had geleerd, en met kracht op een rots geslagen zodat het brak en de daaronder gelegen waterstroom aan de oppervlakte kwam. Het volk met verbazing en ontzag achterlatend. Zo moet het dus niet in het Koninkrijk van God. Met liefde moet je naar je mogelijkheden luisteren en met liefde ze aanboren. Of meer godsdienstig gezegd, je moet de zaak aan God durven overlaten. Het graf van Mozes is dan ook niet gemaakt tot een pelgrimsplaats waar gelovigen heen gaan omdat ze denken dan dichter bij God te zijn.

Dat soort Pelgrimsplaatsen zijn een kennelijk een gruwel voor God, mensen zouden eens kunnen denken dat de Liefde ver weg is en niet dichtbij, niets is minder waar. Met de Thora, de richtlijnen voor de menselijke samenleving, kunnen we elke dag opnieuw beginnen, ja zelfs elk moment, houden van je naaste als van jezelf begint elke keer als je trots in een spiegel kijkt en elke keer opnieuw als je vol berouw vaststelt dat het toch minder was als je had gekund. Berouw, niet uit angst voor straf in het hiernamaals, maar berouw, omdat je je naaste, en daarmee jezelf, tekort hebt gedaan. Er is een oude Joodse legende over de dood van Mozes die zegt dat de duivel en de aardsengel Michael streden om de ziel van Mozes, moest die naar de hel omdat hij een Egyptenaar had doodgeslagen of naar de hemel. Er ontbrak een hevig gevecht dat de duivel uiteindelijk opgaf met een beroep op God zelf, die moest maar oordelen.

En dan weten we het dus wel, als de liefde zelf oordeelt over onze fouten hoeven we er niet bang voor te zijn en kunnen we bezig blijven met het goede te doen en niets dan het goede. Blijft, dat ook een begrafenis van iemand op hele hoge leeftijd verdrietig is. Er is een eind gekomen aan een vruchtbaar leven, verder lijden blijft de hoogbejaarde bespaard. Je hoort het bij veel begrafenissen. Maar wat zouden we graag nog wat hebben geprofiteerd van de levenservaring van de overledene. Hoe zou het met Israël zijn vergaan als Mozes ook leiding had kunnen geven aan de opbouw in het beloofde land? We zouden iemand als Mozes vandaag de dag toch ook heel goed kunnen gebruiken en graag bij ons gehad hebben. Maar goed dus dat ook dit Bijbelboek is opgeschreven en wij er nog eens in terug mogen lezen over de weduwe en de wees, en vooral ook over de vreemdelingen die in ons midden zijn.