Hij pakte de hand

Marcus 5:21-43

21 Toen Jezus weer met de boot was overgestoken, verzamelde er zich een grote menigte bij Hem, en Hij bleef aan het meer. 22 Een van de leiders van de synagoge, die Jaïrus heette, kwam naar Hem toe, en toen hij Jezus zag viel hij aan zijn voeten neer. 23 Hij smeekte Hem dringend: ‘Mijn dochter ligt op sterven; kom haar de handen opleggen om haar te redden en te zorgen dat ze in leven blijft.’ 24 Hij ging met hem mee. Een grote menigte volgde Hem en verdrong zich om Hem heen. 25 Onder hen was ook een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. 26 Ze had veel ellende doorgemaakt door de behandeling van allerlei artsen, aan wie ze haar hele vermogen had uitgegeven zonder dat ze ergens baat bij had gehad; integendeel, ze was alleen maar achteruitgegaan. 27 Ze had gehoord over Jezus, en ze begaf zich tussen de menigte en raakte zijn mantel van achteren aan, 28 want ze dacht: Als ik alleen zijn kleren maar kan aanraken, zal ik genezen. 29 En meteen hield hetbloed op te vloeien en merkte ze aan haar lichaam dat ze van de kwaal genezen was. 30 Op hetzelfde ogenblik werd Jezus zich ervan bewust dat er kracht van Hem was uitgegaan. Midden in de menigte draaide Hij zich om en vroeg: ‘Wie heeft mijn kleren aangeraakt?’ 31 Zijn leerlingen zeiden tegen Hem: ‘U ziet dat de menigte zich om U verdringt en dan vraagt U: “Wie heeft Mij aangeraakt?”’ 32 maar Hij keek om zich heen om te zien wie het gedaan had. 33 De vrouw, die bang was geworden en stond te trillen omdat ze wist wat er met haar was gebeurd, kwam naar Hem toe en viel voor Hem neer en vertelde Hem de hele waarheid. 34 Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered, mijn dochter; ga in vrede, u bent van uw kwaal genezen.’ 35 Nog voor Hij uitgesproken was, kwamen enkele mensen tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven, waarom valt u de meester nog lastig?’ 36 Maar Jezus hoorde dat en zei tegen de leider van de synagoge: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ 37 Hij stond niemand toe om met Hem mee te gaan, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. 38 Ze kwamen bij het huis van de leider van de synagoge en zagen daar een groep mensen die luid stonden te huilen en te weeklagen. 39 Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maken jullie zo’n misbaar en huilen jullie? Het kind is niet gestorven, het slaapt.’ 40 Ze lachten Hem uit. Maar Hij stuurde hen allemaal naar buiten en ging met de vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij Hem waren de kamer binnen waar het kind lag. 41 Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: ‘Talita koem!’ In onze taal betekent koem!’ In onze taal betekent dat: ‘Meisje, Ik zeg je, sta op!’ 42 Meteen stond het meisje op en begon heen en weer te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen was met stomheid geslagen. 43 Hij drukte hun op het hart dat niemand dit te weten mocht komen, en zei dat ze haar iets te eten moesten geven. (NBV21)

De meeste mannelijke theologen knippen het verhaal van vandaag in twee stukken, als of er twee verhalen staan. Mannen kunnen namelijk niet zoveel met de menstruatie van vrouwen. Vrouwelijke seksualiteit is al helemaal iets waar mannen niet zoveel mee kunnen. Eeuwenlang hebben ze zelfs gedacht dat de Bijbel vrouwen het hebben van hun eigen seksualiteit verbood. Dat staat wel nergens maar het ontslaat mannen van een heleboel verantwoordelijkheid. De vrouw uit dit eerste deel van het verhaal is daar een mooi voorbeeld van. Als een vrouw menstrueert moet je haar respecteren en met rust laten staat er in de leer die Mozes ooit aan het volk had gegeven. In het bloed zetelt het leven en als een vrouw bloed verliest dan moet je voorzichtig zijn. Op zich helemaal niet van die onverstandige adviezen maar je gaat nu eenmaal ook niet aan vrouwen vragen of ze misschien wel of niet menstrueren. Daarom was de regel ontstaan om vrouwen helemaal maar niet meer aan te raken. De Islam heeft die regel later overgenomen. Die regel had wel tot gevolg dat de vrouw uit dit verhaal een paria werd, tot de onaanraakbaren ging behoren. Geen arts kon haar genezen, nee die maandstonden horen nu eenmaal bij een vrouw. Alleen herkende ze in Jezus iets dat ze in niemand anders ooit gezien had. Hij zorgde dat mensen er weer bij konden horen.

Dus raakte zij hem aan, als dat taboe eenmaal doorbroken zou zijn moest het immers beter gaan. En het lukte ,Jezus stond midden in de menigte toe dat deze vrouw hem aanraakte, vloeiingen of niet, ze hoorde er bij, genezen en wel. Als wij overigens zo krampachtig blijven doen over vrouwelijke seksualiteit kunnen ze er ook dood aan gaan. En omgaan met vrouwelijke seksualiteit hebben mannen nog steeds niet geleerd. Daar waar vrouwen willen laten zien hoe mooi ze zijn schrikken mannen er van. Aan de andere kant zijn lust en begeerte ook zaken waar je aan kunt verdienen en voor het opwekken van lust en begeerte kun je vrouwen als voorwerpen gebruiken. Een discussie over bloot in reclame is daarom maar al te zinvol, maken we voorwerpen van onze zusters of mogen we ze als mens blijven bekijken. Maar bloot op zich, bloot op straat of strand, of bloot in de kunst, daar is niets tegen, daarbij gaat het altijd om mensen die net zo mooi zijn als wijzelf, ieder mens is immers even mooi. Al die angst voor vrouwelijke seksualiteit kan ook dodelijk zijn voor vrouwen. Dat is het verhaal van het dochterje van Jaïrus, de leider van de synagoge. Dat verhaal over dat dochtertje wordt altijd zo gelezen dat het net leek dat het meisje gestorven was toen Jezus kwam. Hij wekte de dode weer tot leven.

Maar dat verhaal staat dus niet in de Bijbel. Het verhaal gaat over een vader, een meisje van 12 en een vrouw die aan bloedvloeiingen leed. Die vrouw was tot de onaanraakbaren gaan horen en Jezus had haar daarvan genezen. Als vader ben je als de dood dat je dochtertje ook zoiets overkomt. Zeker als ze op het punt staat een jonge vrouw te worden kan de angst ernstig toeslaan. Wat kan een meisje vandaag de dag allemaal wel niet overkomen. Het is het een of het ander, ze wordt verkracht of onaanraakbaar. Voor beide zou je ze willen behoeden, ze moet maar kind blijven. Meisjes kunnen onbewust hieraan tegemoet gaan komen. Ze gaan dan aan ernstige eetstoornissen leiden die uiteindelijk ook de dood tot gevolg kunnen hebben. Jezus van Nazareth reikt het meisje de hand en nodigt haar uit op te staan. Ze mag er bij horen, ze mag jonge vrouw worden, ze mag aangeraakt en gerespecteerd worden. De volwassenen om haar heen mogen haar ook leren hoe mensen met elkaar en met haar om horen te gaan, daar mag je dus ook open en eerlijk over praten, een meisje mag zich leren wapenen tegen de onzekerheid die haar aantrekkingskracht met zich meebrengt. Uiteindelijk nodigt Jezus van Nazareth uit de eetstoornis te overwinnen, geef haar te eten is zijn laatste opdracht. We moeten durven geloven dat het dochtertje van Jaïrus dus niet dood was maar sliep en niet uit de dood hoefde te worden opgewekt maar mocht gaan vloeien net als die vrouw die vloeide en er toch mocht bijhoren.

Die alles gezien hadden

Marcus 5:1-20

1 Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gerasenen. 2 Toen Hij uit de boot gestapt was, kwam Hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was 3 en in de spelonken woonde. Niemand kon hem meer vastbinden, zelfs niet met kettingen. 4 Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. 5 En altijd, dag en nacht, liep hij schreeuwend tussen de rotsgraven en door de bergen en sloeg hij zichzelf met stenen. 6 Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op Hem af en wierp zich voor Hem neer, 7 en luid schreeuwend zei hij: ‘Wat heb ik met Jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer Je bij God: doe me geen pijn!’ 8 Want Hij had tegen hem gezegd: ‘Onreine geest, ga weg uit die man.’ 9 Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ En hij antwoordde: ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’ 10 Hij smeekte Hem dringend om hen niet uit deze streek te verjagen. 11 Nu werd er op de berghelling een grote kudde varkens gehoed. 12 De onreine geesten smeekten Hem: ‘Stuur ons naar die varkens, dan kunnen we bij ze intrekken.’ 13 Hij stond hun dat toe. Toen de onreine geesten de man verlaten hadden, trokken ze in de varkens, en de kudde van wel tweeduizend stuks stormde de steile helling af, het meer in, en verdronk in het water. 14 De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat ze hadden meegemaakt, en de mensen gingen kijken wat er gebeurd was. 15 Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze werden door schrik bevangen. 16 Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er met de bezetene en met de varkens was gebeurd. 17 Daarop drongen de mensen er bij Jezus op aan om hun gebied te verlaten. 18 Toen Hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij Hem te mogen blijven. 19 Dat stond Hij hem niet toe, maar Hij zei tegen hem: ‘Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe Hij zich over u heeft ontfermd.’ 20 De man ging weg en begon in de Dekapolis rond te vertellen wat Jezus voor hem had gedaan, en iedereen stond verbaasd. (NBV21)

Psychiaters kennen de verschijnselen wel die beschreven worden in het verhaal dat we vandaag lezen. De oorzaken kunnen vele zijn. Niet alleen psychische oorzaken overigens, maar ook lichamelijke oorzaken, beschadigingen aan de hersens, kunnen het gedrag van zelfverminking, wanen en uitzonderlijke woede veroorzaken. Maar ook psychische oorzaken. Angst ligt er dan vaak aan ten grondslag. Angst veroorzaakt door ervaringen in het verleden of angst die schijnbaar onverklaarbaar in de loop van de jaren is gegroeid. En als mensen angst hebben voor andere mensen worden die andere mensen ook bang voor hen. Het boze in de man uit het verhaal van vandaag vraagt om hem geen pijn te doen. Marcus spreekt van kettingen die hem niet konden houden en vastgebonden zijn met kettingen is meestal niet pijnloos.

Jezus van Nazareth is niet bang voor de man maar gaat met hem in gesprek. En dat gesprek brengt de man genezing. De oploop die het veroorzaakt brengt nog wel een kudde varkens op hol die van de rotsen storten. Een prachtig beeld voor mensen van Israël. Varkens zijn immers onrein en mogen niet gegeten worden. Het onreine stort zichzelf van de rotsen in dit verhaal. Voor de mensen uit het 10 stedengebied, aan de overkant van de Jordaan en dus eigenlijk buiten Israël, betekende het een verlies aan inkomsten en bezit. Jezus van Nazareth zorgt dat zelfs deze vreemdeling weer mee kan doen met zijn eigen gemeenschap maar dat heeft dus een prijs. Dat een plaats geven in de gemeenschap lezen we niet voor het eerst, dat is steeds bij zieken en zwakken het geval. Jezus van Nazareth zorgt er voor dat mensen er weer bij gaan horen. Daar staan mensen verbaasd over, want wij sturen ze liever naar onherbergzame streken als het ons niet aanstaat, of we sluiten ze op in gevangenissen en vreemdelingenbewaring. Inrichtingen staan meestal ver buiten de stad.

Wij kennen ook de angst voor vreemdelingen en voor andere soorten van geloven. Die angst neemt toe als ons bestaan bedreigd lijkt te worden, in tijden van economische crisis dus. Die angst raakt niet in de eerste plaats de armen, die zijn de crisis gewend en weten hoe te overleven. Die angst voor vreemdelingen en bedreiging van het eigen bestaan raakt die mensen die arm dreigen te worden als ze hun baan verliezen of als hun huis ineens minder waard wordt. Die mensen zoeken bescherming, ze zoeken een sterke man die hen zal beschermen. Dat wordt dus altijd een politicus die stoere taal spreekt, die zich in harde bewoordingen tegen de bedreiging keert. Dat dat politici zijn die zelf bang zijn, laffe angsthazen meestal, omringd door beveiligers, ontgaat de mensen door de harde taal die ze uitslaan. Genezen van de angst is ondenkbaar voor hen. Alleen het “weg met de vreemdelingen” kennen ze, toch is die genezing van de angst de weg van Jezus van Nazareth. Als we bereid zijn te delen met elkaar en met elkaar in gesprek te gaan hoeven we niet bang te zijn, niet voor vreemdelingen, niet voor armoede. Laat de mensen zich dus verbazen over jou vandaag.

Een leven lang

Psalm 30

1 Een psalm. Een lied bij de inwijding van de tempel. Van David. 2 Hoog wil ik U prijzen, HEER, want U hebt mij gered en mijn vijand geen reden gegeven tot vreugde. 3 HEER, mijn God, ik riep U te hulp en U hebt mij genezen. 4 HEER, U trok mij uit het dodenrijk omhoog, ik daalde af in het graf, maar U hield mij in leven. 5 Zing voor de HEER, u die Hem trouw bent, loof zijn heilige naam. 6 Zijn woede duurt een oogwenk, zijn liefde een leven lang. Met tranen slapen we ’s avonds in, ’s morgens staan we juichend op. 7 In mijn overmoed dacht ik: Nooit zal ik wankelen. 8 HEER, U had mij lief en ik stond als een machtige berg, U verborg uw gelaat en ik bezweek van angst. 9 U, HEER, roep ik aan, U, Heer, smeek ik om genade. 10 Wat baat het U als ik sterf, als ik afdaal in het graf? Kan het stof U soms loven en getuigen van uw trouw? soms loven en getuigen van uw trouw? 11 Luister, HEER, en toon uw genade, HEER, kom mij te hulp. 12 U hebt mijn klacht veranderd in een dans, mijn rouwkleed weggenomen, mij in vreugde gehuld. 13 Mijn ziel zal voor U zingen en niet zwijgen. HEER, mijn God, U wil ik eeuwig loven. (NBV21)

Vandaag zingen we met de kerk een Psalm mee met een politieke geschiedenis. Want de Psalm begint met  het opschrift : ” Een lied bij de inwijding van de tempel”. In de Statenvertaling stond nog ” een lied der inwijding van Davids huis.” Voor beide vertalingen is wel wat te zeggen. In het Hebreeuws staat letterlijk “voor de inwijding van het huis, van David” En staat die Nederlandse komma er nu wel of niet? Een Psalm gemaakt door David is niet zo vreemd. En in de Bijbel gaat het toch steeds over het Huis des Heren, dat is de Tempel. Zo is door de Rabbijnen door de eeuwen heen ook deze psalm uitgelegd en die uitleg was voor de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling doorslaggevend. Maar er waren ook steeds uitleggers die vonden dat de Psalm gemaakt was toen David Koning was en het geslacht van David, het huis van David in koningstermen, een begin maakte, probleem is dat Salomo de tempel bouwde en David toen al lang dood was.

Ook Jezus van Nazareth behoorde tot het huis en het geslacht van David vertelt het Evangelie van Lucas ons. En in het onderscheid tussen het Huis des Heren en het Huis van David krijgt de geschiedenis van de Psalm een politiek tintje. Want wie beschouwen wij als onze hoogste Heer. Koning Willem-Alexander met zijn nieuwe kabinet, of de God van Israël Als we de regering als hoogste gezag beschouwen moeten we die maar gehoorzamen en ons neerleggen bij de gang van zaken. Maar als we de God van Israël als hoogste gezag aanvaarden moeten we stem geven aan de stemlozen, aan de minsten, de hongerigen, de naakten, de gevangenen, de zieken en de zwakken. Dan moeten we dus onophoudelijk blijven vragen waarom er meer nadruk gelegd wordt op de aanschaf van peperdure gevechtsvliegtuigen en je zelden iets hoort over het oplossen van de voedselcrisis in de armste landen van de wereld.

Dan moet je dus vragen waarom er in ons land wordt getolereerd dat bevolkingsgroepen tegen elkaar opgezet worden omdat ze verschillend zouden geloven, of omdat ze in een God geloven. Het is duidelijk dat deze Psalm in elk geval oproept om de God van Israël te loven en hem te vertrouwen als het gaat om de zaken van leven en dood. Koning David wordt in de Bijbel dan ook vaak als symbool voor de Godsgetrouwe bestuurder genoemd. Een koning die vrede bracht in het land en gerechtigheid betrachtte. Als wij een keus moeten maken tussen de inwijding van de Tempel of het Huis van David dan maakt dat voor ons niet veel uit. In de Tempel werden immers de richtlijnen voor de menselijke samenleving bewaard, samengevat in het heb uw naaste lief als uzelf en van het Huis van David wordt juist van die richtlijnen de toepassing door de regering verwacht. Door het zingen van deze Psalm geven wij daar vandaag stem aan, stem voor de minsten op aarde en het vertrouwen dat dat lijden voorbij zal gaan. Laat die nieuwe regering deze psalm maar eens zingen als ze beëdigd zijn.

 

Van Jeruzalem naar Gaza.

Handelingen 8:26-40

26 Een engel van de Heer zei tegen Filippus: ‘Ga tegen de middag naar de verlaten weg van Jeruzalem naar Gaza.’ 27 Filippus deed wat hem gezegd werd en ging naar die weg toe. Net op dat moment was daar een Ethiopiër, een eunuch, een hoge ambtenaar van de kandake, de koningin van Ethiopië, die belast was met het beheer van haar schatkist. Hij was in Jeruzalem geweest om daar God te aanbidden 28 en zat nu op de terugweg in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen. 29 De Geest zei tegen Filippus: ‘Ga naar die man daar in de wagen.’ 30 Filippus haastte zich naar hem toe en hoorde hem de profeet Jesaja lezen, waarop hij vroeg: ‘Begrijpt u ook wat u leest?’ 31 De Ethiopiër antwoordde: ‘Hoe zou dat kunnen als niemand mij uitleg geeft?’ Hij nodigde Filippus uit om in te stappen en bij hem te komen zitten. 32 Dit was het schriftgedeelte dat hij las: ‘Als een schaap werd Hij naar de slacht geleid; als een lam dat stil is bij zijn scheerder deed Hij zijn mond niet open. 33 Hij werd vernederd en Hem werd geen recht gedaan, wie zal van zijn nakomelingen verhalen? Want op aarde leeft Hij niet meer.’ 34 De eunuch vroeg aan Filippus: ‘Kunt u me zeggen over wie de profeet het heeft? Over zichzelf of over een ander?’ 35 Daarop begon Filippus met hem te spreken over het evangelie van Jezus, waarbij hij deze schrifttekst als uitgangspunt nam. 36 Onderweg kwamen ze bij een plaats waar water was, en de eunuch zei: ‘Kijk, water! Waarom zou ik niet gedoopt kunnen worden?’ 37 38 Hij liet de wagen stilhouden en beiden liepen het water in, zowel Filippus als de eunuch, waarna Filippus hem doopte. 39 Toen ze uit het water kwamen, greep de Geest van de Heer Filippus en nam hem mee, en de eunuch zag hem niet meer, maar vervolgde zijn weg vol vreugde. 40 Filippus kwam terecht in Azotus; van daar reisde hij verder om in alle steden het evangelie te verkondigen, tot hij in Caesarea aankwam. (NBV21)

Soms lijkt het zo eenvoudig dat lezen van de Bijbel. Er zijn mensen die onophoudelijk zinnetjes uit de Bijbel citeren en daarmee proberen hun geloof aan te tonen, of te showen. Er zijn zelfs onderwijzers die de kinderen op hun school losse zinnetjes uit de Bijbel uit het hoofd laten leren en laten opdreunen. Teksten noemen ze die zinnetjes. In het leesrooster geven ze het begin en het einde van het Bijbelgedeelte van de dag aan. Toch hoort die indeling niet echt bij de Bijbel. Ze is handig om de Bijbel te bestuderen en er met anderen over te praten maar ze hebben met de boodschap van de Bijbel niks te maken. Want de Bijbel echt lezen vraagt iets heel anders. De indeling staat oorspronkelijk ook niet in de handschriften die ons de tekst van de Bijbel hebben gegeven, maar zijn een uitvinding van de kloosters in de Middeleeuwen.

Wij lezen de Bijbel in de NBV21 van het Nederlands Bijbelgenootschap, maar er zijn wel 36 verschillende vertalingen van de Bijbel in het Nederlands en soms maakt het nog al verschil welke vertaling je leest. Neem nu het verhaal van vandaag. Weer een verhaal over Filippus, de tweede generatie zendeling, uit het Grieks sprekende deel van de bevolking. Die kwam een hoge ambtenaar tegen, van de Koningin van Ethiopië. De schatbewaarder, de man die dus wist waar de rijkdom was maar ook gehoord moet hebben van de armoede. Die man was naar de Tempel in Jeruzalem geweest en las nu in het boek van de profeet Jesaja. Hij zal van de Tora gehoord hebben, van het je naaste liefhebben als jezelf, van Gij zult niet doden. En dan kom je een tekst tegen waarin de profeet iemand beschrijft die zich als een lam naar de slachtbank liet leiden. Wij weten dat die profeet het verzet tegen de overmacht van de vijand veroordeelde en de mensen voorhield dat ballingschap niet het einde zou betekenen maar dat ze terug zouden keren beladen met geschenken.

Filippus heeft natuurlijk het beeld van Jezus van Nazareth op zijn netvlies die de liefde voor de naaste volhield door de dood heen zelfs. Die hoge ambtenaar was niet voor niets naar Jeruzalem gereisd. Die manier van leven, de manier die de Joden hem hadden voorgehouden en Jezus kennelijk had voorgeleefd en Filippus had uitgelegd spraken hem aan. Daarom wilde hij het oude leven afspoelen om een nieuw leven te kunnen beginnen. Als je dat hebt gedaan kun je er namelijk elk moment weer opnieuw mee beginnen. Daar is uitleg en studie voor nodig, alleen het handelen is eenvoudig, dat kan een kind begrijpen. Het lezen van de Bijbel is iets wat je elke dag moet doen, zinnetjes alleen, losse teksten, brengen je alleen maar op een dwaalspoor. Zoek daarom ook vandaag het goede te doen, en lees dit verhaal nog eens rustig in de Bijbel na.

 

Geef ook mij deze macht

Handelingen 8:14-25

14 Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe.15 Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen,16 want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus.17 Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.18 Toen Simon zag dat de mensen door de handoplegging van de apostelen vervuld raakten van de Geest, bood hij Petrus en Johannes geld aan 19 en zei: ‘Geef ook mij deze macht, zodat iedereen wie ik de handen opleg de heilige Geest ontvangt.’ 20 Maar Petrus zei tegen hem: ‘U denkt te kunnen kopen wat God geschonken heeft? U zult, met uw geld, in het verderf worden gestort! 21 U kunt beslist geen deel hebben aan onze taak, want uw houding tegenover God is niet oprecht.22 Toon berouw over uw verfoeilijke gedrag en smeek de Heer of Hij u uw slechte gedachten wil vergeven, 23 want ik zie dat u vol venijn zit en verstrikt bent in het kwaad.’ 24 Toen zei Simon: ‘Bid voor mij tot de Heer dat het me niet zal vergaan zoals u hebt gezegd.’ 25 Nadat Petrus en Johannes getuigenis hadden afgelegd van de Heer en zijn boodschap hadden verkondigd, aanvaardden ze de terugreis naar Jeruzalem en brachten het evangelie in tal van dorpen in Samaria. (NBV21)

Vandaag gaat het dus over het begrip simonie. We hebben het er al eerder over gehad. Simon de Tovenaar wilde de positie van Petrus en Johannes ook wel en had daar veel geld voor over. Simonie werd het verschijnsel dat kerkelijke ambten te koop waren, een volgens de kerk verwerpelijk verschijnsel. Niet alleen in de Katholieke Kerk maar ook in de Protestantse Kerk. Voorgangers die dure auto’s weggeven als tegen van de hoeveelheid liefde ze van God krijgen doen aan simonie. In de wereld van winst en profijt is het heel gewoon. Mensen die zeggen aan de top van grote bedrijven te staan bedingen opties en bonussen en ontlenen het belang en het aanzien van hun bedrijf vervolgens aan de schittering en de omvang van hun opties en bonussen.

Als ze een beetje slim zijn zorgen ze er zelfs voor dat als het slecht gaat met hun bedrijf de opbrengst van hun bonussen en opties toeneemt. De arbeiders zijn daarbij hun loon niet waard, in diverse bedrijven  moesten  werknemers in staking om een loonsverhoging te krijgen die de stijging van de prijzen bijhoudt. Het systeem in het bedrijfsleven van hoge beloning voor de zich top noemende bestuurderskliek deugt dus van geen kant gezien vanuit het verhaal van Jezus van Nazareth. In de politiek wordt het echter soms zelfs als christelijke voorgesteld. Zijn dan de kerken verder vrij van deze zonde? Officieel zijn de Protestantse Kerken en de Rooms Katholieke Kerken wel vrij van deze praktijk.

Ook in officiële kerken schuilen op het gebied van de ambten gevaren. Dominees en Priesters zijn immers afhankelijk van het financiële wel en wee van hun kerk. De leden met de hoogste inkomens dragen aan dat financiële wel en wee het meeste bij. Hen naar de mond praten lijkt soms voor de hand te liggen. Protesten van de Kerken tegen de bonussen en opties in het bedrijfsleven en de exorbitante zelfverrijking die daarmee gepaard gaat blijven tot nu toe uit. Leden van de Kerken lopen zich het vuur uit de sloffen in de voedselbanken. Maar de Geest van Jezus van Nazareth, de Geest van Liefde en van Delen van alles wat je hebt, zal van hoog tot laag ook in de Kerken moeten doordringen. Dat was de zending van Petrus en Johannes, dat is ook de bedoeling van het lezen van dit verhaal. We zullen er in de wereld, maar ook in de Kerk, mee aan de gang moeten.

Een hevige vervolging

Handelingen 8:2-13

2 Nog diezelfde dag brak er een hevige vervolging los tegen de gemeente in Jeruzalem, zodat allen verspreid werden over Judea en Samaria, met uitzondering van de apostelen. Vrome mannen begroeven Stefanus en hieven een luide dodenklacht over hem aan. 3 Saulus probeerde de gemeente te vernietigen door mannen en vrouwen met geweld uit hun huizen te sleuren en hen te laten opsluiten in de gevangenis. 4 Degenen die verdreven waren, trokken rond en verkondigden het woord van God. 5 Filippus ging naar de stad Samaria, en verkondigde hun de messias. 6 Alle inwoners luisterden met grote belangstelling en vol ontzag naar wat hij zei toen ze de wonderen zagen die hij verrichtte: 7 veel mensen werden bevrijd van onreine geesten, die hen onder luid geschreeuw verlieten, en tal van verlamden en kreupelen werden genezen. 8 Daarover ontstond grote vreugde in de stad. 9 Voordien had een zekere Simon in de stad magie bedreven en de bevolking versteld doen staan. Hij beweerde over bijzondere gaven te beschikken, 10 en iedereen, van groot tot klein, keek vol ontzag naar hem op omdat ze werkelijk meenden dat de grote macht van God in hem zichtbaar werd. 11 Hij boezemde de bevolking ontzag in omdat hij hen geruime tijd verbaasd had met zijn magische kunsten. 12 Maar toen Filippus hun het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus verkondigde, kwamen ze tot geloof en lieten zich dopen, mannen zowel als vrouwen. 13 Ook Simon kwam tot geloof en liet zich dopen. Vanaf dat moment bleef hij voortdurend bij Filippus; hij stond versteld van de tekenen en de machtige wonderen die hij zag gebeuren. (NBV21)

Machthebbers schijnen het nooit te leren. Hier weer zo’n verhaal waaruit machthebbers lering hadden kunnen trekken. Die beweging van Jezus van Nazareth had Joden en Grieken bij elkaar gebracht. En nu ging een van de voorgangers, Stephanus, het gebod van de Joodse God om elkaar Lief te hebben in het Grieks verkondigen. Natuurlijk werd die Stephanus gestenigd, we vertalen het Wilhelmus toch ook niet in het Marokkaans, Arabisch of Berbers. Maar dan vluchten al die Griekssprekende aanhangers van Jezus van Nazareth naar de omliggende landstreken, Filippus de diaken voorop, en daar werven ze nog veel meer volgelingen. Saulus kan in Jeruzalem nog zo veel Joodse aanhangers uit hun huizen sleuren het helpt niet.

Het is net als met de bestrijding van de radicale Islam. Hoe meer de aanhangers door het Westen als criminelen werden bestempeld hoe groter de beweging werd. Ook in ons land werd discussie vervangen door spionage door de overheid en vervolging. De beweging van Jezus van Nazareth trekt in het verhaal van vandaag ook mensen aan die met de nek werden aangekeken. De Samaritanen bijvoorbeeld. Zij hadden zich een paar eeuwen daarvoor gemengd met Syriërs en werden niet als echte Joden beschouwd. Zelf beschouwden ze de Joden als afvalligen omdat die de eerste vijf boeken van de Bijbel hadden uitgebreid met Psalmen, verhalen, en boeken van Profeten. Maar dat de kern van de Bijbel lag in het elkaar liefhebben als jezelf dat geloofden ze nog. Daar kwamen ze op af.

Zelfs hun tovenaar Simon bekeerde zich. Al probeerde die Simon er later nog een financieel slaatje uit te slaan hetgeen zijn naam spreekwoordelijk maakte. Als in een kerk de ambten te koop zijn spreken we van simonie. Zo werd het bloed van  martelaren als Stephanus het zaad van de Kerk. De moord op Stephanus veroorzaakte een kettingreactie waardoor de volgelingen uitzwermden, uiteindelijk over de hele wereld. Het is niet voorbehouden aan de Kerk, de inval in Irak en Afghanistan deed de haat tegen Amerika uitwaaien over de hele wereld. We moeten ons dus ook bedenken wat we zaaien, liefde of haat. Want wat we zaaien zullen we oogsten, en als we goed zaaien oogsten we honderdvoudig. Dan toch liever de liefde gezaaid, ook in het klein vandaag.

Recht en vrede

Psalm 85

1 Voor de koorleider. Van de Korachieten, een psalm. 2 U bent uw land genadig geweest, HEER, U keerde het lot van Jakob ten goede, 3 nam de schuld van uw volk weg en bedekte al zijn zonden. sela 4 U bedwong uw woede en wendde u af van uw brandende toorn. 5 God, onze helper, keer tot ons terug, onderdruk uw afschuw van ons. 6 Wilt U voor eeuwig uw toorn laten duren, verbolgen zijn van geslacht op geslacht? 7 Breng ons weer tot leven, dan zullen wij ons in U verheugen. 8 Toon ons uw trouw, HEER, en geef ons uw hulp. 9 Ik wil horen wat God ons zegt. De HEER spreekt woorden van vrede tegen zijn volk, zijn getrouwen. Laten zij niet weer vervallen in dwaasheid! 10 Voor wie Hem eren is zijn hulp nabij: zijn glorie komt wonen in ons land, 11 trouw en liefde omhelzen elkaar, recht en vrede begroeten elkaar recht en vrede begroeten elkaar met eenkus, 12 trouw bloeit uit de aarde op, recht ziet uit de hemel toe. 13 De HEER geeft al het goede: ons land zal vruchten geven. 14 Het recht gaat voor God uit en baant voor Hem de weg. (NBV21)

Vandaag zingen we een lied dat in twee delen uit elkaar valt. Eerst is er een gebed van het volk, dan klinkt de verkondiging van de boodschap van de Bijbel. Je hoort het op deze manier ook in veel kerken. De gemeente bidt samen en dan wordt de boodschap verkondigd. Maar wat wordt er dan gebeden en wat wordt er dan verkondigd? Een heel andere vraag is natuurlijk wat we er aan hebben. Het was in elk geval een lied dat in de Tempel gezongen werd. Het kwam van een zanggroep in de Tempel, de Korachieten. In de Tempel werd de Tora, de richtlijn van eerlijk delen bewaard. Wij hebben het vaak over een Tempel van God maar een beeld van God was er niet te vinden, alleen die Tora. Volgens die richtlijn moest elke gelovige een paar keer per jaar naar de Tempel om daar samen met de familie, de armen, de vreemdelingen en de dienaren van de Tempel een maaltijd te houden. Deden ze dat dan zou God weer voor hen zorgen.

Iedereen snapt wel dat bij het volgen van die richtlijn het gemakkelijk mis kon gaan. Alles delen wat je hebt, je naaste liefhebben als jezelf, zorgen voor de armen en de zwakken in de samenleving, de vreemdelingen opnemen, het is maar aan weinigen gegeven om daar dag in dag uit voortdurend mee bezig te zijn. Daarom die maaltijden bij de Tempel, dan kon je weer opnieuw beginnen. En daar gaat in dit lied het gebed over. In het verleden was God wel eens boos op zijn volk geweest maar iedere keer als het zich weer tot de Tora, de richtlijn van eerlijk delen had gewend was God een nieuwe weg met het volk ingeslagen. Dat mag dus gerust nog eens gevraagd worden. En dan volgt de boodschap, het verhaal van de Bijbel. Je mag er van uit gaan dat God vrede wil, dat God zorgt voor mensen die de vrede willen stichten, die goed willen doen, die trouw willen blijven aan de zorg voor de minsten, die zorgen dat gerechtigheid en vrede elkaar ontmoeten.

Je mag er dus van uit gaan dat recht wordt gedaan aan mensen zonder ze te onderdrukken. Dat recht voor mensen daar gaat het per slot om. En wat hebben we daar vandaag nog aan? Nou, dat er oorlog is hoeft ons niet tegen te houden om vrede te stichten. Er is altijd oorlog geweest en misschien zal er nog heel lang van tijd tot tijd oorlog uitbreken. Vast staat dat als wij mee willen doen in het verhaal van God wij in elk geval vrede willen stichten. En ook dat er honger is hoeft ons niet tegen te houden. De honger in ons eigen land brengt ons bij de voedselbanken om hen te steunen, donateur worden kan nog steeds, de voedselcrisis in de wereld brengt ons bij de Fair Trade winkels om te helpen eerlijke handelsverhoudingen voor elkaar te krijgen, en bij de organisaties die de directe honger kunnen stillen. Dat er niet voor zieken en stervenden gezorgd kan worden brengt ons regelmatig bij giro 555 of de Wilde Ganzen. Dat het tot nu toe altijd mis is gegaan hoeft ons niet tegen te houden opnieuw te beginnen met gerechtigheid en vrede, we kunnen elke dag opnieuw beginnen, we mogen elke dag opnieuw beginnen, al zingend.

Zwijg! Wees stil!

Marcus 4:35-41

35 Aan het eind van die dag, toen het avond was geworden, zei Hij tegen hen: ‘Laten we het meer oversteken.’ 36 Ze lieten de menigte achter en namen Hem mee in de boot waarin Hij al zat, en voeren samen met de andere boten het meer op. 37 Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. 38 Maar Hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Meester, kan het U niet schelen dat we vergaan?’ 39 Toen Hij wakker geworden was, sprak Hij de wind bestraffend toe en zei tegen het water: ‘Zwijg! Wees stil!’ De wind ging liggen en het water kwam helemaal tot rust. 40 Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo angstig? Geloven jullie nog steeds niet?’ 41 Ze werden bevangen door grote schrik en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is Hij toch, dat zelfs de wind en het water Hem gehoorzamen?’ (NBV21)

Het gaat in de verhalen die we dezer dagen uit het Evangelie naar Marcus lezen over durf en kracht, eerst het mosterdzaadje en nu de storm. Mensen die de Bijbel moeten uitleggen zitten nog vaak met de vraag waarom Jezus van Nazareth in dit verhaal eigenlijk ging slapen. Dat hij de wind en de golven kon stillen zou hij wel geweten hebben, maar als hij wakker zou zijn gebleven zouden zijn volgelingen niet zo angstig geworden zijn. En daar zit wellicht de sleutel van het verhaal. Het gaat niet om het stillen van de storm maar om het vertrouwen op de goede afloop.

Minister president Colijn wordt nog wel eens verweten dat hij in 1939 tegen het volk zei dat ze rustig konden gaan slapen omdat de regering over hun veiligheid waakte. Dat volk had zich beter kunnen voorbereiden op het verzet dat na 1940 nodig zou zijn. Maar is zo’n storm nu een aanleiding om bang te worden? Als alle voorzorgen zijn genomen kun je je beter richten op het overleven. Een paar jaar geleden ging onze aandacht uit naar de slachtoffers van de orkaan Katrina in New Orleans. Daar bleek dat bij de voorzorgen tegen de storm de armen vergeten waren. En toen de storm eenmaal voorbij was waren het weer de armsten die het langst op hulp moesten wachten, zelfs vandaag wachten de armsten nog op de mogelijkheid terug te keren.

Als je leeft in de geest van Jezus van Nazareth dan gebeurt je zoiets niet. Dan zijn de armen en de zwaksten je eerste zorg, maar dan weet je ook dat je geen angst hoeft te hebben, want de onbaatzuchtige liefde van Jezus van Nazareth hield het ook uit door de dood heen. Dat kan ook voor ons gelden, met een geloof zo groot als een mosterdzaadje, zo klein als een beukennootje lazen we nog deze week. Nu weer, door de zwaarste storm heen kunnen we elkaar vasthouden en dat kan onze redding zijn. Ook in tijden van economische en financiële crisis. Als we werkelijk bereid zijn met elkaar te delen, voor elkaar in te staan en samen te doen dan kan geen crisis ons overwinnen, dan is geen storm groot genoeg om ons er onder te krijgen, alleen als je slechts voor jezelf denkt te kunnen zorgen ga je ten onder.

Vecht voor mijn zaak

Psalm 43

1 Verschaf mij recht, o God, vecht voor mijn zaak. Bescherm mij tegen een liefdeloos volk, vol list en bedrog. 2 U bent toch mijn God, mijn toevlucht, waarom wijst U mij af, waarom ga ik gehuld in het zwart, door de vijand geplaagd? 3 Zend uw licht en uw waarheid, laten zij mij geleiden en brengen naar uw heilige berg, naar de plaats waar U woont. 4 Dan zal ik naderen tot het altaar van God, tot God, mijn hoogste vreugde. Dan zal ik U loven bij de lier, God, mijn God. 5 Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij. Vestig je hoop op God, eens zal ik Hem weer loven, mijn God, die mij ziet en redt. (NBV21)

Vandaag, nu het politieke gezelschap ingrijpend veranderd, zingen we een klaagpsalm mee met de kerken in Nederland. We leven mee met hen die lijden. Toch eindigt deze Psalm met een optimistische klank: “eens zal ik hem weer loven, mijn God die mij ziet en redt.” En dat mag ook want de psalmdichter herinnert zich het verhaal van wat we zijn gaan noemen de Openbaring van God. Daar kwam dat zootje slaven in de woestijn tot de ontdekking dat je geen goden van goud en heersers als Farao’s nodig had om een volk te vormen, maar dat je elkaar lief moest hebben als jezelf en een simpel stel regels gebaseerd op die liefde. Iedere keer als die weg was verlaten ging het fout in de samenleving en iedere keer als iedereen zich er weer toe bekeerde ging het weer de goede kant op.

En daarom, hoe donker de tijden ook mogen zijn altijd wenkt dat vooruitzicht op recht en gerechtigheid. De mensen in Libië en Syrië hebben zolang onder het juk van een dictator gezucht dat niemand meer dacht hem ooit te kunnen verjagen maar er stonden eerder dictators terecht in Den Haag voor het internationale strafhof. Het leek er even op dat miljoenen Afrikanen zouden sterven van de honger omdat wij in het Westen de klimaatverandering niet echt serieus nemen, er volgens velen veel aan de strijkstok blijft hangen en de boeven die de landen waar het om gaat hun landen leeg gezogen hebben met behulp van de banken uit het Westen. Gelukkig dat we geleerd hebben dat mensen daar niet dood aan moeten gaan en is er in ons land in een week ooit ruim 30 miljoen euro opgehaald.

Wij hadden hier ook nog Mark Rutte die riep om hervormingen in de samenleving. Hij lijkt zijn zin te krijgen. Ondernemers moeten ongehinderd kunnen profiteren van hun werknemers en niet lastig gevallen worden met milieuregels en gezeur over te hoge bonussen en zo. Het beleid dat ook in de Verenigde Staten de norm was gaan worden. Uitkeringen moeten afgeschaft worden, werk zat en de staat zorgt voor Uw kinderen, als U er maar voor betaald. Wij hebben altijd een andere keus. Wij kunnen onze stem gewoon geven aan de armen, aan de vreemdelingen zoals we gehoord hebben in de verhalen uit de Bijbel en zoals we mee zijn gaan zingen met de psalmen. We mogen vandaag weer beginnen iedereen mee te krijgen voor dat rare Koninkrijk zonder grenzen, het Koninkrijk van God, waar de onderkant de boventoon voert en iedereen mee mag doen.

Zoals leeuw en welp

Jesaja 31:1-9

1 Wee hun die naar Egypte gaan om hulp, die hun heil zoeken bij paarden, vertrouwen op een groot aantal wagens en een overmacht aan ruiters. Voor de HEER hebben zij geen oog, de Heilige van Israël zoeken zij niet, 2 terwijl juist Hij wijs is. Hij brengt onheil en neemt zijn woord niet terug. Hij keert zich tegen dat verdorven volk en tegen hun verderfelijke helpers. 3 De Egyptenaren zijn mensen, geen goden, hun paarden zijn vlees, geen geest. Strekt de HEER zijn hand uit, dan struikelt de helper en valt degene die hulp zocht, en samen gaan ze te gronde. 4 Dit zegt de HEER tegen mij: Zoals leeuw en welp grommend bij hun prooi staan -al komen de herders te hoop gelopen, zij storen zich niet aan hun geschreeuw en gaan niet voor het rumoer op de vlucht-, zo komt de HEER van de hemelse machten om op de hellingen van de Sion te strijden. 5 Zoals een vogel boven zijn nest vliegt, zo waakt de HEER van de hemelse machten over Jeruzalem, Hij waakt en Hij redt, Hij beschermt en bevrijdt. 6 Kinderen van Israël, keer terug naar Hem van wie jullie zo ver zijn afgedwaald. 7 Op die dag zul je de goden verwerpen die je zondige handen vormden van je goud en zilver. 8 Dan wordt Assyrië geveld, maar niet door het zwaard van een mens; het wordt verslonden, maar niet door een mensenzwaard. Assyrië zal voor het zwaard op de vlucht gaan en zijn jongemannen zullen dwangarbeid verrichten. 9 Verlamd van angst verliest de rots zijn kracht, ontzet laten zijn aanvoerders hun vaandel achter -zo spreekt de HEER, wiens vuur brandt in Sion, wiens oven laait in Jeruzalem. (NBV21)

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog vertrouwt ook ons land op sterke bondgenootschappen en zware wapens. Ook in ons land liggen de massavernietigingswapens opgeslagen. Andere landen wordt het bezit van dat soort wapens nog wel eens verweten, het is zelfs een reden om ze aan te vallen, maar in ons kleine vreedzame land mogen ze rustig opgeslagen worden tot ze nodig zijn. De profeten uit de Bijbel verwerpen een dergelijke politiek. In de dagen van de profeet Jesaja was het de wereldmacht Egypte waar steun werd gezocht tegen de andere wereldmacht Assyrië. Je hoeft de twee namen maar te verruilen voor Amerika en Rusland of je herkent de geschiedenis tot op vandaag. Pas heel langzaam is het besef gegroeid dat recht voor alle volken pas recht is als het ook door alle volken gedragen wordt en dat het geweldloos afdwingen van dat recht ver de voorkeur verdient boven het toepassen van geweld, zeker boven het toepassen van die massavernietigingswapens. Voor dat recht namens alle volken hebben we de Verenigde Naties.

De profeet Jesaja zet het vertrouwen op bondgenootschappen met wereldmachten als Egypte tegenover het vertrouwen op de God van Israël. Die God is niet een zelfgemaakte god van zilver en goud. Dit is een levende God die het volk al eerder bevrijdt heeft van de slavernij in Egypte. Centraal in de boodschap staat het “Vreest Niet”, en een volk waarvan het leger geen enkele vrees kent jaagt andere legers een enorme vrees aan. Het sterkste wapen in het Midden Oosten is de zelfmoordterrorist. Vertrouwend op Allah kent de strijder geen enkele vorm van angst, zelfs de eigen dood jaagt geen angst meer aan en kan dan als wapen worden gebruikt. Voor de profeet Jesaja gaat het er om dat Israël weer in staat zal zijn om de wereldmacht Assyrië angst aan te jagen. Dat bondgenootschap met Egypte jaagt in elk geval geen angst aan. Ook Assyrië zal in staat blijken dergelijke bondgenootschappen te sluiten en het ene is niet beter of slechter dan het andere.

Opvallend is de afkeer die de profeet heeft van de strijdwagens, de paarden en de ruiters van Egypte. Kennelijk hebben die Egyptische doorgewinterde militairen wel angst, maar van de God van Israël trekken ze zich niks aan. Nu worden in de Bijbel ook de profeten Elia en Elisa aangesproken als strijdwagens van Israël. Het was een strijdwagen met paarden die de twee profeten uit elkaar dreef en Elia uit het zicht bracht zodat deze kon worden opgenomen bij de God van Israël. Elisa werd zo aangesproken op zijn sterfbed toen hij de Koning hielp een bedreiging van Israël af te wenden, door de angst van die Koning lukte het overigens niet helemaal. Het zijn dus de profeten van Israël die zich presenteren als de meest krachtige strijdwapens die God het volk ter beschikking heeft gesteld. Hun roep om recht en gerechtigheid, om zorg voor de minsten, de weduwe en de wees, hun roep om terug te keren naar het heb uw naaste lief als uzelf is het sterkste wapen in de strijd tegen een wereldmacht. In onze dagen mogen we dat steeds voor ogen houden, ook als wij een aantal crises te bestrijden hebben. Gelukkig dat we er elke dag weer opnieuw mee mogen beginnen, ook vandaag weer.