Hoe ze hen konden straffen

Handelingen 4:13-22

13 Toen de leden van het Sanhedrin zagen hoe vrijmoedig Petrus en Johannes optraden en begrepen dat het gewone, ongeletterde mensen waren, stonden ze verbaasd, en ze realiseerden zich dat beiden in Jezus’ gezelschap hadden verkeerd. 14 En omdat ze de man die genezen was bij hen zagen staan, konden ze niets tegen hun woorden inbrengen. 15 Nadat ze hun bevolen hadden de raadszaal te verlaten, overlegden ze met elkaar. 16 Ze zeiden: ‘Wat moeten we met hen doen? Voor alle inwoners van Jeruzalem is het duidelijk dat er door hun toedoen een wonder is verricht, en wij kunnen dat niet ontkennen. 17 Maar om te voorkomen dat het gerucht zich nog verder onder het volk verspreidt, moeten we hun nadrukkelijk verbieden nog tegenover iemand de naam van Jezus te gebruiken.’ 18 Ze riepen hen terug en bevalen hun de naam van Jezus op geen enkele manier meer te gebruiken en het volk niet meer over Hem te onderrichten. 19 Maar Petrus en Johannes zeiden: ‘Kunnen wij het tegenover God verantwoorden om wel naar u te luisteren en niet naar Hem? Oordeelt u zelf! 20 We moeten immers wel spreken over wat we gezien en gehoord hebben.’ 21 Na hen nogmaals dreigend te hebben toegesproken lieten ze hen vrij, want ze wisten niet hoe ze hen konden straffen nu de mensen God loofden en eerden om wat er was gebeurd. 22 De man die zo wonderbaarlijk was genezen, was namelijk meer dan veertig jaar verlamd geweest.(NBV21)

Wat moet je nu doen als het hele volk ergens achter aanloopt? Bestrijden, negeren of belachelijk maken? Het is een vraag die ook in onze dagen rond ongewenste volksbewegingen speelt. Nu is belachelijk maken iets wat heersers en machthebbers over het algemeen niet zo zal liggen. Ze slagen er maar zelden in. Voor het belachelijk maken moet je bij gewone mensen zijn, mensen die schijnbaar aan de kant staan, journalisten en cabaretiers en zo. Die laatste twee hebben overigens vaak weinig idee van de invloed van hetgeen ze zeggen. Wat zij belachelijk maken mag iedereen belachelijk maken en wat zij serieus nemen neemt iedereen serieus. Daarom durven veel christenen tegenwoordig niet meer voor hun overtuiging uit te komen en nemen veel mensen rechtse populisten serieus. Machthebbers hebben het moeilijker. Als ze opvattingen bestrijden krijgen ze de massa tegen zich, als ze negeren woekert het kwaad onderhuids verder.

In het verhaal over Petrus en Johannes krijgen die het bevel niet meer over Jezus van Nazareth te spreken. Dat kunnen ze niet uiteraard, waar het hart vol van is loopt de mond van over. Dus moeten de machthebbers maar afwachten of de massa het nieuwe speeltje zat wordt. In onze dagen hebben we nog een mogelijkheid. Die geldt voor machthebbers evengoed als voor gewone mensen. We kunnen in gesprek gaan. Petrus en Johannes doen het ons voor. Als ons geboden is van onze naaste te houden als van onszelf hoe kunnen we dan anders gelovigen haten? We moeten dus andere wegen vinden dan de rechtse populisten ons voor houden. Maar ook wij kunnen niet negeren wat hen drijft, we moeten immers zelfs onze vijanden liefhebben. Daarom moeten we oog hebben voor de angst die hen drijft. Dezelfde angst die kinderen er toe kan brengen in het donker harder te gaan praten of hard te gaan zingen.

Het is dezelfde angst die machthebbers er toe drijft verboden en geboden uit te vaardigen en van iedereen elke stap te willen controleren. Sleepwetten en elektronica maken het mogelijk. Degene die er het meest van weet wordt baas. Alle internet correspondentie, op elke straathoek een camera, alle computerbestanden aan elkaar gekoppeld. Het is de angst die regeert. Het antwoord dat we volgens de Bijbel zouden moeten hebben is dat we weer een samenleving van samen moeten zien te gaan vormen. Een samenleving waarin gezorgd wordt voor de buren, zodat er niemand lang dood in een huis hoeft te liggen, een samenleving waarin gezorgd wordt voor de kinderen, zodat er geen bijna doodgemarteld kan worden voor de ogen wijkteams, buren en pleegzorg, een samenleving waar het goede in mensen gezocht wordt. Net als de samenleving die Petrus en Johannes wilden vormen, waar een hand naar een lamme bedelaar werd uitgestoken, ook al zat hij al veertig jaar te bedelen. Ook wij kunnen zo onze handen uitsteken.

 

‘Leiders van het volk

Handelingen 4:1-12

1 Terwijl Petrus en Johannes de menigte nog toespraken, kwamen de priesters, het hoofd van de tempelwacht en de sadduceeën op hen af, 2 hevig ontstemd omdat ze het volk onderrichtten en de opstanding uit de dood verkondigden op grond van wat er met Jezus was gebeurd. 3 Ze grepen hen vast en zetten hen gevangen tot de volgende dag, omdat het al avond was. 4 Maar van degenen die naar de toespraak hadden geluisterd, kwamen velen tot geloof, zodat het aantal gelovigen groeide tot ongeveer vijfduizend. 5 De volgende dag kwamen de leiders, de oudsten en de schriftgeleerden bijeen in Jeruzalem, 6 samen met Annas, de hogepriester, Kajafas, Johannes en Alexander, en alle anderen die tot de hogepriesterlijke familie behoorden. 7 Ze lieten Petrus en Johannes voorkomen en begonnen het verhoor met de vraag: ‘Door welke kracht of in wiens naam hebt u die daad verricht?’ 8 Petrus antwoordde, vervuld van de heilige Geest: ‘Leiders van het volk en oudsten, 9 nu wij vandaag worden verhoord naar aanleiding van een weldaad, bewezen aan een zieke, en nu ons wordt gevraagd hoe het komt dat hij is genezen, 10 dient u allen en het hele volk van Israël te weten dat deze man hier gezond voor u staat dankzij de naam van Jezus Christus van Nazaret, die door u gekruisigd is, maar die door God uit de dood is opgewekt. 11 Jezus is de steen die door u, de bouwlieden, is verworpen, maar die nu de hoeksteen geworden is. 12 Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige onder de hemel die de mens redding biedt.’ (NBV21)

Als je mensen hun vertrouwde omgeving afneemt loopt het altijd op ellende uit. Petrus en Johannes hadden zich beroepen op de opstanding uit de dood van Jezus van Nazareth. Op basis van dat beroep hadden ze die eerzame bedelaar bij de poort van de Tempel laten opstaan en ophouden met bedelen. Daar komt gedonder van. En zo gebeurde het ook, de elite van de Tempel, de Sadduceeën, die toch al helemaal niet in de opstanding geloofden, schakelden de Tempelwacht in en lieten Petrus en Johannes gevangen nemen. De Hoge Raad werd bijeen geroepen en die vroeg een verklaring. En daar schuilt het probleem voor de Hoge Raad, want daarin zaten ook de Farizeeën en die geloofden wel in de opstanding uit de doden. Ze konden het niet hebben dat de rechtvaardigen die opkwamen voor God, voor de godsdienst van Israël, die zich vasthielden aan de geboden, maar die daarvoor door vreemde overheersers ter dood waren gebracht, niet de beloning kregen die ze verdienden.

Daardoor waren ze in de loop van de tijden gaan geloven dat de rechtvaardigen op de jongste dag, aan het eind van de geschiedenis, weer zouden opstaan en door God in zijn nieuwe wereld verwelkomd zouden worden. Voor die nieuwe wereld hadden die mensen immers hun leven gegeven. Het verwerpen van de opstanding uit de doden van Jezus van Nazareth lag voor die Farizeeën dus niet zo direct voor de hand. Petrus maakte het nog erger. Hij beriep zich op Psalm 118 waar gesproken wordt over de steen die door de bouwmeesters ter zijde wordt geworpen maar die uiteindelijk de hoeksteen van het gebouw werd. Als je bouwt zonder cement kan de laatste steen wel eens een zeer onregelmatige steen zijn. Als die past dan rust het hele gebouw als het ware op die steen. En het hele verhaal van die Petrus en Johannes rust op de overtuiging dat het leven van Jezus van Nazareth doorgaat.

En het opstaan van die lamme bedelaar kan niet ontkend worden. Dat geeft dus een probleem. Zoals andersdenkenden altijd problemen geven. Christenen in de tijd van Petrus en Johannes, Islamieten in onze tijd. Ze verstoren de gebruikelijke gang van zaken, ze nemen nieuwe gebruiken en nieuwe opvattingen mee. Die hoeven niet juist te zijn, die hoef je niet te onderschrijven, maar waarom zou je je er bang voor laten maken? Sommige machthebbers in ons land zijn er zo bang voor geworden dat ze roepen over een Tsunami van Islamieten, een Islamisering van ons land. Zover is het niet, in de tijd van Petrus lieten velen zich bekeren om mee te doen aan de nieuwe samenleving waar hij het over had. In onze dagen zijn er maar weinigen die zich bekeren tot de Islam, daar hoeven we dus niet bang voor te zijn. Beter is het Petrus te volgen en te werken aan die nieuwe samenleving waaraan iedereen mee kan doen. Sta dus op en ga er aan werken.

Kom tot inkeer

Handelingen 3:11-26

11 De bedelaar klampte zich aan Petrus en Johannes vast, terwijl de hele menigte stomverbaasd rond hen samenstroomde in de zuilengang van Salomo. 12 Toen Petrus dat zag, richtte hij het woord tot het volk: ‘Israëlieten, waarom bent u zo verbaasd en waarom staart u ons aan alsof het aan onze eigen kracht of vroomheid te danken is dat deze man weer kan lopen? 13 Dit kon gebeuren omdat de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God van onze voorouders, aan Jezus, zijn dienaar, de hoogste eer heeft bewezen. Het is deze Jezus die door u is uitgeleverd en verstoten, ook toen Pilatus bereid was Hem vrij te laten. 14 U hebt de heilige en rechtvaardige verstoten en geëist dat aan een moordenaar gratie verleend zou worden.15 Hem die ons naar het leven leidt hebt u gedood, maar God heeft Hem uit de dood doen opstaan, en daarvan getuigen wij. 16 Het komt door zijn naam en door het geloof in zijn naam dat deze man, die u hier voor u ziet en die u kent, kan lopen; het geloof dat Jezus schenkt, heeft hem in aanwezigheid van u allen gezond gemaakt. 17 Volksgenoten, ik weet dat u uit onwetendheid hebt gehandeld, evenals uw leiders. 18 Zo heeft God echter in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten had aangekondigd: dat zijn messias zou lijden. 19 Kom tot inkeer, keer terug naar God om vergeving te krijgen voor uw zonden. 20 Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal Hij de messias zenden die Hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus, 21 die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld. 22 Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar Hem en naar alles wat Hij u zal zeggen. 23 Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden.” 24 Samuel en alle profeten na hem hebben deze tijd aangekondigd. 25 U bent de erfgenamen van deze profeten, en van het verbond dat God met uw voorouders heeft gesloten toen Hij tegen Abraham zei: “In jouw nageslacht zullen alle volken op aarde gezegend worden.” 26 God heeft zijn dienaar allereerst voor u laten opstaan en Hem naar u gezonden om ieder van u die zich afkeert van zijn slechte daden te zegenen.’ (NBV21)

Afwenden dus van je huidige leven, want als je je afkeert van je slechte dagen dan wordt je gezegend. Dat is de kern van de boodschap van Petrus toen iedereen zich verbaasde over de lamme die ging lopen omdat Petrus zijn hand naar hem had uitgestoken. Het zal voor de omstanders niet eenvoudig geweest zijn. Ze wilden bevrijd worden van de overheersing door de Romeinen. Daarom hadden ze gekozen voor een rebellenleider die zijn waarde bewezen had, Jezus Barabas. Die geweldloze zogenaamde Koning der Joden hadden ze laten kruisigen. Maar zijn volgelingen hadden zich niet verspreid en zich aangesloten bij andere bewegingen of waren gewoon naar huis gegaan. Integendeel, elke dag kwamen ze die volgelingen in de Tempel weer tegen. Het leek wel of ze sterker dan ooit tevoren waren. En ze bleven op een totaal nieuwe en tot dan toe onbekende manier bezig iedereen aan te spreken op zijn of haar verantwoordelijkheid.

Als je de richtlijnen van God, die in de Tempel bewaard werden, werkelijk wil volgen dan moet je het niet hebben van aalmoezen maar dan moet je een hand naar mensen uitsteken. Dat was de boodschap van Jezus van Nazareth en die boodschap werd door de dood heen doorgedragen. De Romeinen boezemden geen angst meer in. De beloften uit de oude verhalen over Abraham, Mozes en de profeten waren volgens de volgelingen van Jezus van Nazareth sterker dan welke Romeinse macht dan ook. Alle volken op aarde moeten kennelijk hun goden afzweren en de richtlijn van heb Uw naaste lief als Uzelf gaan navolgen. Zelfs dat Jezus van Nazareth door het vasthouden aan het geloof van de profeten, door het volgen van die richtlijn uiteindelijk aan het kruis zou belanden was al voorspeld. Maar de bevrijder komt toch, het was Jezus van Nazareth en het zal Jezus van Nazareth zijn zo beweerde die Petrus.

Het zal niet eenvoudig geweest zijn voor vrome Judeërs en Gallileërs. Maar ze zagen het voor hun ogen, de volgelingen van Jezus van Nazareth hadden een nieuwe manier van samenleven gevonden. En als je een hand naar een medemens uitsteekt dan kan die opstaan en weer in beweging komen. Dan stapt die uit zijn rol als slachtoffer, zijn rol als arme medemens die wacht op aalmoezen. Dan gaat die medemens zelf weer deel nemen aan de samenleving. Dan komt ook uit hem iets goeds voort, dan is ook hij gezegend. Petrus roept iedereen op om die nieuwe Weg te gaan. Dat ze de keuze maakten voor oproer en tegen de geweldloze weg van Jezus van Nazareth wordt hun ter plekke vergeven. Ze wisten immers niet beter. De weg van geweld is de normale weg in de wereld. De weg van de Liefde blijft een onbekende en onzekere weg. Maar geloven betekent zeker te weten dat het de enige begaanbare weg is en de enige weg die uiteindelijk voor de hele wereld een bevrijding van geweld en ellende zal zijn. Ook wij mogen kiezen voor die weg.

Zilver of goud heb ik niet

Handelingen 3:1-10

1 Op een dag gingen Petrus en Johannes zoals gewoonlijk omstreeks het negende uur naar de tempel voor het namiddaggebed. 2 Men had ook een man die al sinds zijn geboorte verlamd was naar de tempel gebracht; hij werd daar elke dag neergelegd bij de poort die de Schone heet, om te bedelen bij de bezoekers van de tempel. 3 Toen hij zag dat Petrus en Johannes de tempel wilden binnengaan, vroeg hij om een kleinigheid. 4 Petrus richtte zijn blik op hem, evenals Johannes, en zei: ‘Kijk ons aan.’ 5 De bedelaar keek naar hen op, in de verwachting iets van hen te krijgen. 6 Maar Petrus zei: ‘Zilver of goud heb ik niet, maar wat ik wel heb, geef ik u: in de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en loop.’ 7 Hij pakte hem bij zijn rechterhand om hem overeind te helpen. Onmiddellijk kwam er kracht in zijn voeten en enkels. 8 Hij sprong op, ging staan en begon te lopen. Daarna ging hij samen met hen de tempel binnen, lopend en springend en God lovend. 9 Alle tempelbezoekers zagen hem lopen en hoorden hem God loven. 10 Ze herkenden hem als de bedelaar die altijd bij de tempelpoort had gezeten en waren buiten zichzelf van verbazing over wat er met hem was gebeurd. (NBV21)

Als je niet mee kunt doen in de race om rijkdom wordt je vanzelf een bedelaar. Jongeren die om zich heen zien dat mensen van dezelfde afkomst geen werk krijgen en zeker geen carrière maken komen vanzelf in de criminaliteit terecht. Als de samenleving hen het stempel opdrukt dat ze niet deugen dan moet dat maar en dan zullen ze daar ook het beste in slagen. Lucas beschrijft in het begin van zijn boek de Handelingen van Apostelen een samenleving die tegengesteld is aan de carrière maatschappij die we zo goed kennen. De mensen van de Weg van Jezus van Nazareth verkopen alles wat ze hebben, delen dat uit aan de armen en komen elke dag bij elkaar om het brood te breken. Dat brood breken doen ze natuurlijk ter nagedachtenis aan Jezus van Nazareth. Verder wordt verteld dat ze in de Tempel zijn. Niet zo vreemd want daar worden de richtlijnen van God bewaard waarin staat dat je je naaste moet liefhebben als jezelf en dat was nu juist het eigenaardige aan de Weg van Jezus van Nazareth.

Goed voorbeeld daarvan is het verhaal Petrus en Johannes en de genezing van de verlamde. Zo’n man die moeilijk op eigen benen kon staan en zeker niet zelf zijn brood kon verdienen en meedoen in de race om de beste te worden. Voor hem bleef niet anders over dan zitten bij de Tempelpoort en zich afhankelijk te maken van anderen. Ook hij had een succesvol beroep. Als het de plicht is van iedereen om aalmoezen te geven aan de armen dan zal iedereen het waarderen dat je als arme ook direct bereikbaar bent, dat men niet op zoek naar je hoeft, maar voor iedereen zichtbaar de arme zit uit te hangen. De gevers van aalmoezen deden dat dan ook graag in alle openbaarheid zo dicht bij de Tempel in Jeruzalem. Alleen die rare mensen van de Weg van Jezus van Nazareth verstoren het feestje. Die geven geen aalmoes maar die steken hun hand uit. Die zetten mensen in beweging om ook die weg te gaan. Daar heb je immers geen geld voor nodig? Dat hebben ze zelf ook niet.

Daar heb je een gemeenschap voor nodig die je neemt zoals je bent, die niet vraagt hoe rijk je wel niet wordt, of waarin je de beste bent, maar die alleen van je vraagt dat je deelt en af en toe ook een hand uitsteekt. Dan ben je geen bedelaar meer maar dan doe je als gelijke mee. Zo’n gemeenschap zal niet lang standhouden zul je zeggen, dat is een idealisme dat elke zin voor realiteit tart. Toch zijn er tot in onze dagen telkens weer mensen die het proberen. Die huis en haard verlaten om samen gemeenschap te worden, gemeenschappen waar iedereen aan mee mag doen en niemand bedelaar hoeft te worden. Na verloop van tijd lossen die gemeenschappen zich vaak weer op. Maar de droom blijft, zolang mensen er aan blijven werken zal er ooit een andere wereld komen. Een wereld waar iedereen samen die gemeenschap vormt waar geen bedelaars en boeven meer hoeven te zijn. Een wereld waar God zelf zal willen wonen.

Spreek er steeds over

Deuteronomium 6:1-9

1 Dit zijn de geboden, wetten en regels die ik u in opdracht van de HEER, uw God, moet leren en die u moet naleven in het land aan de overkant, dat u in bezit zult nemen. 2 U moet voor de HEER, uw God, ontzag tonen door u te houden aan zijn wetten en geboden, zoals ik die nu aan u geef; dat geldt voor u, zolang u leeft, en voor uw kinderen en uw kleinkinderen. Dan zult u lang leven. 3 Luister dus, Israël, en neem ze nauwlettend in acht. Dan zal het u goed gaan in het land dat overvloeit van melk en honing, en zult u sterk in aantal toenemen, zoals de HEER, de God van uw voorouders, u heeft toegezegd. 4 Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! 5 Heb de HEER, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht. 6 Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. 7 Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 8 Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 9 Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. (NBV21)

Die Wetten uit de woestijn, de tien geboden, richtlijnen voor een menselijke samenleving, staan dan wel op stenen platen maar daar moeten ze niet blijven. Mozes roept in het gedeelte dat we vandaag lezen het volk op om ze voortdurend in gedachten te houden. Je moet deze wetten dus ook niet aan rechters over laten. Gerechtigheid moet je zelf doen, deze wetten zijn er voor bedoeld om alle mensen recht te doen, tot hun recht te laten komen. Je moet ze daarom als een teken om je arm dragen en als een band om je hoofd, je moet ze op de deurposten van je huis schrijven en op de poorten van je stad. Uiteindelijk zal Paulus zeggen dat hij wil dat diezelfde wetten in je hart gebeiteld zullen staan. Je moet er één mee worden. En wat God lief hebben is is duidelijk want er staat in diezelfde geboden dat God liefhebben hetzelfde is als je naaste liefhebben als jezelf. Daar cirkelen al die wetten om heen.

Dat is een regel die je zelfs je kinderen duidelijk kan maken zodat ze van jongs af aan mee doen in de beweging van de God van Israël en mee bouwen aan het land dat uiteindelijk heel de wereld zal moeten omvatten, het land overvloeiende van melk en honing, het land waarin alle mensen tot hun recht komen. Het “hoor Israël” dat we vandaag lezen, dat hier wordt vertaald met “luister Israël, de Heer onze God, de Heer is de enige” is het hart van elk Joods gebed. Het is gebed en belijdenis ineen. Het is niet eens een belijdenis dat er geen andere goden zouden kunnen bestaan. De Bijbel heeft het vaak over de God van Israël als hoofd van de raad van goden, of omringt door goden, maar voor de gelovige is er maar één echte God, de God die het volk uit de slavernij van Egypte heeft geleid. Voor Christenen de Vader van Jezus van Nazareth die uiteindelijk zelfs de dood zou overwinnen. Juist die bevrijding van dood en slavernij maakt de Weg die de geboden wijzen zo belangrijk.

Ook in onze dagen kunnen we verlangen naar een samenleving waarin niet meer gemoord wordt, waarin niet meer wordt gestolen, waarin het bezit van een ander mensen niet meer in beweging brengt, waar mensen mensen mogen zijn en geen objecten voor persoonlijke lustbevrediging, waar niemand zich hoeft te schamen voor diens afkomst. Ook wij weten dat we nog lang niet in een samenleving leven waarin die geboden algemeen geldend zijn en in ieders hart gebeiteld staan. Wie om zich heen kijkt in de wereld en de hongerigen ziet, de kinderen die sterven van ellende, de zieken voor wie geen medicijnen zijn, de slachtoffers van oorlog en geweld, de geweldige hoeveelheden wapens die over de wereld reizen, weet dat een aarde waarin vrede en gerechtigheid heerst nog ver weg is. Wat dat betreft reizen we eigenlijk nog steeds door dezelfde woestijn als waar het volk Israël de Wetten kreeg. De oproep van Mozes om de Wetten voortdurend bij de hand te houden is daarom eigenlijk net zo actueel als die was toen het boek Deuteronomium werd geschreven. Daarom zullen wij de echo van Mozes moeten zijn en voortdurend roepen om naleving van deze wetten. Ook wij hongeren en dorsten immers naar gerechtigheid.

 

Volg steeds de weg

Deuteronomium 5:22-33

22 Deze woorden heeft de HEER tot u gesproken toen u daar bijeen was, en Hij heeft er niets aan toegevoegd. Met een geweldig stemgeluid kondigde Hij op de berg zijn geboden af, vanuit vuur en donkere wolken, en Hij schreef ze op twee stenen platen en gaf die aan mij. 23 Toen u die stem had gehoord vanuit de duisternis, terwijl de berg in vuur en vlam stond, zijn uw stamhoofden en oudsten bij mij gekomen 24 met de woorden: ‘Zojuist heeft de HEER, onze God, ons zijn luister en zijn grootheid laten zien en hebben we zijn stem uit het vuur gehoord. We hebben vandaag ondervonden dat God met mensen spreekt zonder dat het hun het leven hoeft te kosten. 25 Maar moeten we ons leven nu opnieuw op het spel zetten? Dit enorme vuur zal ons levend verbranden! Als we de stem van de HEER, onze God, nogmaals horen, zullen we zeker sterven. 26 Want er is toch geen mens die net als wij de stem van de levende God vanuit het vuur heeft horen spreken en zijn leven heeft behouden? 27 Kunt u niet gaan om te horen wat de HEER, onze God, zeggen wil? Als u zijn woorden dan aan ons overbrengt, zullen wij luisteren en ernaar handelen.’ 28 Toen de HEER hoorde wat u me vroeg, zei Hij tegen mij: ‘Ik heb gehoord wat het volk tegen je zei; ze hebben goed gesproken. 29 Hadden ze altijd maar zo’n verlangen om Mij te vereren en mijn geboden na te leven; voor eeuwig zou het hun en hun kinderen goed gaan.’ 30 En Hij vervolgde: ‘Stuur hen nu maar terug naar hun tenten. 31 Maar jij moet hier blijven, bij Mij, dan zal Ik jou alle geboden, wetten en regels bekendmaken die je hun moet leren en die zij moeten naleven in het land dat Ik hun in bezit zal geven.’ 32 Het is nu aan u om ze in acht te nemen, zoals de HEER, uw God, u heeft opgedragen; wijk er op geen enkele manier van af. 33 Volg steeds de weg die Hij u heeft gewezen, dan zult u in leven blijven; het zal u goed gaan en u zult lang wonen in het land dat u in bezit krijgt. (NBV21)

Waarom staan die tien geboden eigenlijk op stenen tafelen? Zijn ze zo hard en onveranderlijk? Of is er een andere reden? Die stenen tafelen hebben altijd een diepe indruk gemaakt. De tien geboden zijn daardoor in de geschiedenis apart komen te staan van de overige geboden. Dat is niet helemaal terecht. Ze zijn een zekere samenvatting en uitwerking van de hoofdregel dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Waarom ze op stenen tafelen terecht zijn gekomen wordt in dit Bijbelgedeelte nog eens uitgelegd. God had ze in de woestijn immers zelf aan het volk meegedeeld. In onweer, vuur en storm hadden die geboden geklonken. Maar het volk was er bang door geworden, bang dat het iets verkeerd zou kunnen hebben begrepen. Dit klonk allemaal zo eenvoudig, terwijl het toch zo goddelijk was dat er meer nodig was dan een stem van de berg.

De oudsten zijn daarop bij Mozes gekomen en hebben gevraagd of hij de tolk van God wilde zijn. De God van Israël kan dan wel direct spreken tot mensen zonder dat mensen hoeven sterven maar angstig blijft het. De Godsdienst van Israël heeft in zijn meest eenvoudige vorm dan ook geen Priesters nodig, ook een Tabernakel was in het begin niet nodig. Het bijzondere begint met een verzoek van het volk zelf aan Mozes om God afstand te laten maken en hem als tolk te laten optreden. En daar komen de stenen platen vandaan. Niemand kan meer om die eenvoudige regels van niet moorden, niet stelen en mensen niet als object beschouwen heen. Er is één God, daar maak je geen beeld van en die gebruik je niet om je eigen zaken te rechtvaardigen. Die God heeft het volk uit de slavernij gered en die afkomst mogen ze nooit vergeten. Ze mogen het mee sjouwen door de woestijn. Bij elke stap die ze zetten gaan die regels met ze mee.

Na de tijd van Jezus van Nazareth zal Paulus schrijven aan zijn gemeente dat hij hoopt dat de Wet niet meer op stenen platen in de Tempel in Jeruzalem geschreven zal staan maar in de harten van de gelovigen. De Wetten die het volk in de Woestijn had gehoord, had ontdekt en had meegekregen, waren dan ook een bevrijding. Veel later in Babel zouden ze ook stenen ontdekken met Wetten er op voor het volk van Babel. Dat waren hoge zuilen die dicht beschreven waren met voorschriften. Israël had het daar iets gemakkelijker mee. Zij hadden een eenvoudige stel regels die op stenen stonden. Die stenen hoefden ze niet meer te zien omdat hun priesters ze de regels wel konden vertellen. Want dan kon gelijk verteld worden hoe in de actuele situatie de Wetten moesten worden toegepast. Die Wet is niet als een grenspaal die langs de weg de grens van het gedrag markeert, maar die Wet wordt ook hier omschreven als een Weg die God heeft gewezen. Een Weg die leidt naar een ideale samenleving, het land overvloeiende van melk en honing, het land dat je in bezit krijgt. Daarom markeert die Wet van de Woestijn ook eeuwen later de Weg die we moeten gaan, omdat nog steeds niet voor iedereen op de wereld die samenleving, dat land van belofte, is bereikt. Ook vandaag dus op Weg.

 

Ook voor vreemdelingen

Deuteronomium 5:5b-21

5 Dit zei de HEER: 6 ‘Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. 7 Vereer naast Mij geen andere goden. 8 Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. 9 Kniel er niet voor neer en vereer ze niet, want Ik, de HEER, uw God, duld geen ontrouw. Als ouders Mij haten en zondigen, roep Ik hun kinderen daarvoor ter verantwoording, tot in het derde en vierde geslacht; 10 maar als ze Mij liefhebben en doen wat Ik gebied, bewijs Ik mijn trouw tot in het duizendste geslacht. 11 Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat Hij niet vrijuit gaan. 12 Neem de sabbat in acht, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden; het is een heilige dag. 13 Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, 14 maar de zevende dag is de sabbat, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw runderen, uw ezels en al uw andere dieren, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen; want uw slaaf en slavin moeten evengoed rusten als u. 15 Bedenk dat u zelf slaaf was in Egypte totdat de HEER, uw God, u met sterke hand en opgeheven arm bevrijdde. Daarom heeft Hij u opgedragen de sabbat te houden. 16 Toon eerbied voor uw vader en uw moeder, zoals de HEER, uw God, u heeft geboden. Dan zult u lang leven en zal het u goed gaan in het land dat de HEER, uw God, u geven zal. 17 Pleeg geen moord. 18 Pleeg geen overspel. 19 Steel niet. 20 Leg over een ander geen vals getuigenis af. 21 Zet uw zinnen niet op de vrouw van een ander, en laat evenmin uw oog vallen op zijn huis, of op zijn akker, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’ (NBV21)

Wetten beperken mensen. Veel mensen in ons land zijn tegen de regels die in onze overheid democratisch zijn afgesproken om onze ingewikkelde samenleving zo eerlijk en rechtvaardig mogelijk in stand te houden. Die regels knellen vaak. Nu knellen ze vaak ook meer voor mensen die alles wel voor zichtzelf willen hebben en alleen voor zichzelf lijken te leven dan voor mensen die bereid zijn alles te delen wat ze bezitten. Maar als je het over wetten en regels hebt dan praat je bijna direct mee over knellen en inperken van menselijke vrijheid. In de Bijbel gaat het ergens anders om. Vlak voor het volk Israël het beloofde land, het land overvloeiende van melk en honing, binnentrekt, herinnert Mozes het volk nog eens aan de regels die ze met hun God hebben afgesproken toen ze in het hart van de woestijn waren. Een deel van het land hadden ze nu veroverd op de Amorieten. Tijd om de laatste stap te zetten, de woestijn uit het vruchtbare land in.

Tijd om je de spelregels, de richtlijnen, voor een goed leven nog eens in herinnering te brengen. Ze staan ook in het boek Exodus maar hier staan ze nog eens op een iets andere manier geformuleerd. Het gaat dus niet om het soort juridisch zorgvuldig bij elkaar gezochte formuleringen waaraan elk gedrag op dezelfde manier getoetst kan worden. Het gaat dus niet om het soort wetten die in dikke wetboeken zijn gevat en waarmee onze rechters zich mee bezig houden. Het gaat om de spelregels voor een goed leven. Het gaat dus om spelregels van bevrijding. Het volk wordt bevrijdt van de last te overleven in de woestijn, het volk werd bevrijdt van de slavernij om met en door deze wetten te kunnen genieten van de vrijheid in het beloofde land. Het begint dan ook met de bevrijding van het volk uit de slavernij in Egypte. En aan die bevrijding zijn geen andere goden te pas gekomen. Alleen de God van Israël trok met de slaven mee door de woestijn nadat hij ze had bevrijdt uit de slavernij.

Alleen de God van Israël zorgde voor de levensleer waarmee het volk de vrijheid kon genieten in het beloofde land. Als je je heil zoekt bij andere goden en goden met je eigen handen denkt te kunnen maken dan oogst je onheil, dan vergaat het je slecht. De gevolgen daarvan zullen ook je kinderen, je kleinkinderen en je achterkleinkinderen ondervinden. De hoofdregels waarmee hier begonnen zijn kun je ook niet lezen los van de rest van de geschiedenis. Want als je het land verliest dat voor jouw familie is bestemd en waardoor je onafhankelijk bent krijgen je nazaten dat land pas na vijftig jaar weer terug zodat de familie weer opnieuw kan beginnen met het land dat God heeft gegeven en dat je bevrijd heeft van de slavernij. Wie in onze dagen het leven heeft ingericht op het houden van je naaste als van jezelf herkent die bevrijding, daarin verdwijnt zelfs de angst voor de dood en wordt je bevrijdt van het slavenbestaan van altijd maar meer en beter van moeten en dwang. In de zorg voor de minsten begint het leven pas, ook vandaag weer.

Luister, Israël

Deuteronomium 4:41–5:5a

41 Toen wees Mozes in het gebied ten oosten van de Jordaan drie steden aan 42 waarheen iemand kon uitwijken die zonder opzet en zonder hem ooit te hebben gehaat een ander had gedood. Zo iemand kon in leven blijven als hij naar een van die steden vluchtte. 43 Voor de stam Ruben was het Beser op het onontgonnen deel van de hoogvlakte, voor Gad Ramot in Gilead, en voor Manasse Golan in Basan. 44 Dit is het onderricht dat Mozes de Israëlieten heeft gegeven. 45 Hier volgen de bepalingen, wetten en regels die Mozes ten overstaan van de Israëlieten heeft afgekondigd nadat ze uit Egypte weggetrokken waren. 46 Dat gebeurde aan de overkant van de Jordaan, in het dal tegenover Bet-Peor, in het land dat had toebehoord aan Sichon, de koning van de Amorieten, die in Chesbon zetelde en die evenals koning Og van Basan door Mozes en de Israëlieten op hun tocht uit Egypte verslagen werd, 47 waarbij het hele gebied van deze twee Amoritische koningen ten oosten van de Jordaan door hen in bezit werd genomen, 48 vanaf Aroër op de rand van het Arnondal tot aan de Sirjon, ofwel de Hermon, 49 met de hele vallei aan de oostkant van de Jordaan tot waar de rotskloven van de Pisga in de Dode Zee afdalen. 1 Mozes riep het hele volk van Israël bijeen en sprak het als volgt toe: Luister, Israël, naar de wetten en de regels die ik u vandaag bekendmaak. Maak ze u eigen en leef ze strikt na. 2 De HEER, onze God, heeft bij de Horeb een verbond met ons gesloten. 3 Niet met onze voorouders heeft Hij dit verbond gesloten, maar met ons, zoals wij hier nu levend en wel bij elkaar zijn. 4 De HEER heeft zich daar vanuit het vuur rechtstreeks tot u gericht. 5 Ik stond toen tussen Hem en u in om zijn woorden aan u door te geven, want uit angst voor het vuur was u de berg niet op gegaan. (NBV21)

We spreken in de Kerk graag over de Wetten van Mozes. Als we de wetten kennen dan weten we wat we verkeerd hebben gedaan. Maar de eerste boeken van de Bijbel zijn geen wetten. Hier, al vrij in het begin van het boek Deuteronomium staat het al duidelijk. Het gaat om een onderricht. Er wordt het volk iets aangeleerd en sinds Jezus van Nazareth mogen wij mee studeren in het onderricht dat de God van Israël heeft gegeven en dat door Mozes een samenhang en een praktische betekenis heeft gekregen. Het is namelijk een onderricht in hoe je een menselijke samenleving kunt inrichten. En als we om ons heen kijken dan moeten we daar nog heel erg veel over leren, zeker in deze dagen. Wij zetten gezinnen op straat die hierheen gevlucht zijn voor armoede, geweld, onderdrukking, vervolging soms zelfs om hun etnische afkomst of levensovertuiging. Wij nemen deel aan oorlogen waar mensen ook aan sterven door de bommen die we leveren met geschut en vliegtuigen.

Mozes en zijn volk hadden ook moeten vechten om bij dat beloofde land te komen. Ze hadden moeten vechten tegen volken die hen niet wilden laten passeren, zoals de Amorieten en het volk van Basan onder koning Og. Ze waren het volk Israël in de rug aangevallen en hadden het voorzien op de rijkdom die het volk bij de bevrijding uit Egypte had meegenomen. Maar het meest hadden ze nog moeten vechten tegen zichzelf. Het volk dat aan de oever van de Jordaan stond te wachten om het beloofde land binnen te gaan was de tweede generatie. Geen van hen had het meegemaakt dat Mozes het volk uit de slavernij in Egypte had geleid. Als kinderen en jonge mensen hadden ze wel de ontdekking bij de Horeb meegemaakt. Daar was in donder en bliksem, in vuur op de berg, de God verschenen die Mozes naar Egypte had gestuurd om zijn volk te bevrijden. Ze hadden die God als soeverein over hun volk erkent en een bijbehorend verdrag gesloten. De regels van dat verdrag, vroeger noemden we dat een verbond, die moesten nog eens in herinnering gebracht worden, moesten nog eens onderwezen worden voor het beloofde land binnengegaan kon worden.

Dat het opnieuw beleven nodig is komt omdat niemand de slavernij had meegemaakt. Ook Mozes zal het beloofde land niet binnengaan. Ook hij was er niet in geslaagd om in vrede het volk te leiden zoals God hem had opgedragen. In woede had hij op de rotsen geslagen toen het volk weer eens klaagde over een gebrek aan water. Het water hoorde niet te komen door de woede van Mozes maar door de goedgunstigheid van de God van Israël. Het eerste dat we dus leren van zelfs dit gedeelte dat alles wat we hebben, alles wat we kregen, alles wat we nog zullen verdienen, ons is toegevallen uit de hand van een God die ons liefheeft. Als we wat verliezen, zelfs als we geliefden verliezen, dan is het die God die het teruggenomen heeft. Dat verbond heeft die God dan ook niet alleen gesloten met een volk dat heel lang geleden door een verre en dorre woestijn sjouwde maar volgens de Christelijke Bijbel, heeft die God dat verbond gesloten met iedereen op de wereld die wil geloven dat er een einde kan komen aan dood en ellende. Jezus van Nazareth heeft ons dat geleerd. Daarom heet die Christelijke Bijbel het nieuwe Testament. Ten onrechte noemen we die Hebreeuwse Bijbel waar het verhaal van Mozes in staat het Oude Testament, beter was om te spreken van het oorspronkelijke Testament. Daar moeten we ons naar richten, daar staan ook nu de spelregels in waarmee ook wij een menselijke samenleving kunnen inrichten. Elke dag opnieuw kunnen we daarmee beginnen, zeker vandaag weer.

Deze verdorven generatie!

Handelingen 2:37-47

37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ 38 Petrus antwoordde: ‘Kom tot inkeer en laat u allen dopen in de naam van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, 39 want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ 40 En met nog veel meer woorden legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit deze verdorven generatie!’ 41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze wijdden zich trouw aan het onderricht dat de apostelen gaven, aan de onderlinge gemeenschap, het breken van het brood en het gebed. 43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die tot geloof gekomen waren, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten hun eigendommen en bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit; steeds meer mensen werden gered. (NBV21)

Dat was een mooie preek van Petrus. Hij had duidelijk gemaakt waar al die vurige inzet van de volgelingen van Jezus van Nazareth vandaan kwam. En als de dood geen gevolg meer is van een vorm van verzet tegen de Romeinse overheersing dan wordt dat volgen van die Jezus in eens toch aantrekkelijk. Dus is de vraag hoe nu verder. Petrus valt terug op Johannes de doper. Heel het volk had zich laten dopen, ook Jezus was daarbij geweest. En Johannes had opgeroepen anders te gaan leven, weer volgens de richtlijnen die Mozes had gekregen en aan het volk had doorgegeven. De Tora, het hart van het Joodse geloof. Maar dat was een dood geloof geworden, als je op tijd je belasting betaalde en regelmatig aalmoezen gaf dan hoorde je al bij het volk van de God van Israël. Johannes had het anders voorgehouden. Als je twee mantels had geef er dan één aan iemand die er geen heeft.

De Tora staat vol met richtlijnen hoe je met de armen, de weduwen en de wees moet omgaan. Jezus van Nazareth was daarin zo mogelijk nog verder gegaan. Die had de liefde centraal gesteld. Je moest zelfs je vijanden lief hebben. En een gemeenschap van liefde was onverslaanbaar. Daar kon een overheerser nooit greep op krijgen. De kruisiging van Jezus had dat bewezen. Hij had geweigerd om zijn volgelingen een oorlog te laten beginnen. Een vijand die gewond was geraakt had hij zelfs genezen. Aan het kruis had hij zijn Vader gebeden om het zijn vervolgers niet aan te rekenen. En de gemeenschap die angstig bij elkaar was gekropen had hem opnieuw leren kennen. Zijn liefde had hen bij elkaar gehouden. Zijn liefde was zelfs de opdracht geworden alle mensen op de hele wereld er bij te betrekken. Zo kun je een gemeenschap vormen. Als symbool met het leven van Jezus van Nazareth brood breken en delen en een beker wijn delen. Alles bij elkaar brengen en dat gemeenschappelijk gebruiken.

Het onderscheid tussen man en vrouw, armen en rijken, allochtonen en autochtonen, jong en oud zou in die nieuwe gemeenschap verdwijnen. Rijk werd je er niet van. Maar dat vonden ze prima. Aan een eenvoudige maaltijd, samen bidden in de Tempel en daar ook de Tora bestuderen was hen genoeg. De rijkdom ligt zo in het aantal mensen dat zich liet dopen en op die manier ook gingen leven. De zorg die ze hadden voor de armsten, de bedelaars, de mensen die uitgestoten waren, de zieken, de slaven en de knechten maakte dat ze bij het hele volk in aanzien kwamen. Niet de macht van enkelingen bepaalde voortaan het handelen maar de liefde voor elkaar. Het klinkt heel aantrekkelijk. Dat is het ook voor mensen die meer willen dan eigen gewin. Door de geschiedenis heen zijn er altijd mensen geweest die de preek van Petrus centraal stelden. Ook nu hoor je nog in de kerken dat de liefde voor elkaar en voor de armen centraal behoort te staan. Eigenlijk zou op een dag als vandaag het hele volk zo’n toekomst als doel moeten stellen. Het kan elke dag beginnen.

Ik wankel niet.

Handelingen 2:25-36

25 David zegt immers over Hem: “Steeds houd ik de Heer voor ogen, Hij is aan mijn zijde, ik wankel niet. 26 Daarom verheugt zich mijn hart en jubelt mijn tong van blijdschap. Vervuld van hoop rust mijn lichaam, 27 want U zult mij niet overleveren aan het dodenrijk en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. 28 U hebt mij de weg naar het leven getoond, uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.” 29 Volksgenoten, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de messias voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. 32 Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest ontvangen, zoals beloofd was. Die Geest heeft Hij over ons uitgegoten, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, 35 tot Ik van je vijanden een bank voor je voeten heb gemaakt.’” 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.’ (NBV21)

Het vervolg van de Pinksterpreek van Petrus lezen we vandaag. Die preek was bedoeld voor de mensen in Jeruzalem die op het traditionele Pinksterfeest ineens een geluid hadden gehoord als van een geweldige ademwind, zonder dat de storm was opgestoken, en een groep mensen hadden gezien die wel op een stel brandende braambossen leken. Met Pinksteren vierden ze ook dat het volk de Tora had gekregen tijdens de reis door de woestijn. Op de plek waar Mozes God had leren kennen in een brandende braambos. Sommige toeschouwers dachten daarom zelfs dat ze dronken waren zo op de vroege morgen roepend over de bevrijding die was gekomen door te leven in de Geest van God die ze hadden leren kennen en gekregen door hun voorganger Jezus van Nazareth. Petrus legt hier uit wat het allemaal te betekenen heeft. Het gaat om vertrouwen op God.

De Romeinse overheersing was ondraaglijk geworden. Die volgelingen van Jezus van Nazareth konden er over mee praten. Die Jezus was immers door de Romeinen aan een kruis gehangen. De vraag was wat nu? Neem je met geweld wraak voor de moord of is er een andere weg. Petrus komt met een andere weg, een weg die ze van die Jezus hadden geleerd. De weg terug naar het oude geloof in de God die met je meegaat door de woestijn, die je vijanden aan je voeten zal leggen als je je houdt aan de richtlijnen voor de menselijke samenleving, de richtlijn voor breken en delen, de oproep tot zorgen voor elkaar. Ooit waren mensen geschapen naar Gods beeld, ooit had Mozes de bevrijder God ontmoet in een brandende braambos in het hart van de woestijn en ooit had de grootste Koning van Israel, David gezegd dat als je God als Heer erkent je Heer je nooit verslagen of gedood kan worden. De Liefde, die God is, sterft nooit en nergens

Zo waren de 120 volgelingen van Jezus bij elkaar gekomen en zo nodigden ze iedereen uit om er aan mee te gaan doen. Een eigen gemeenschap die niet onderdrukt kon worden door de Romeinen. Die Romeinen konden de mensen doden, maar nooit de Liefde, nooit de gemeenschap. Je moet dan wel durven op een radicaal andere manier te gaan leven. Geen baas en geen heerser heeft het dan meer te vertellen. Alleen de liefde voor de zwakste, voor de naaste, alleen delen van wat je hebt telt nog. Na die indrukwekkende preek van Petrus lieten 3000 mensen zich dopen als teken dat ze echt het oude leven van zich afspoelden en het nieuwe leven begonnen. In één klap was die kleine groep van 120 volgelingen een grote groep geworden. En vandaag en morgen kunnen ook wij ons er, misschien opnieuw, bij aansluiten. Je kunt je zelfs laten dopen als je nog niet gedoopt bent, bel maar een dominee in de buurt, overal is er één.