Onschuldig bloed

Jeremia 19:1-9

1-2 Dit zei de HEER: ‘Koop een aarden kruik en ga met enkele oudsten van het volk en van de priesters de stad uit. Ga naar het Hinnomdal bij de Schervenpoort en verkondig daar wat Ik je zeg: 2 3 Luister naar de woorden van de HEER, koningen van Juda en inwoners van Jeruzalem. Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël: Ik zal zulk onheil over deze stad brengen dat de oren van wie ervan hoort zullen tuiten. 4 Want ze hebben Mij verlaten, ze hebben deze plaats geschonden en er wierook gebrand ter ere van andere goden, die zij, hun voorouders en de koningen van Juda nooit hebben gekend. Ze hebben deze plaats doen druipen van onschuldig bloed 5 en er offerplaatsen gebouwd om hun kinderen als offer voor Baäl te verbranden. Dat heb Ik nooit geboden, nooit gezegd en nooit gewild. 6 Daarom, de dag zal komen-spreekt de HEER -dat deze plaats niet meer Tofet of Hinnomdal wordt genoemd, maar Moorddal. 7 Daar breek Ik de plannen van Juda en Jeruzalem stuk, Ik laat hen ombrengen door hun vijanden, door allen die hun naar het leven staan. De lijken van dit volk geef Ik als prooi aan roofvogels en wilde dieren. 8 Ik maak van deze stad een voorwerp van afschuw en ontzetting. Ieder die er komt zal huiveren om het onheil dat haar getroffen heeft, ieder zal de adem in de keel stokken. 9 Ik laat de mensen het vlees van hun eigen zonen en dochters eten; men zal elkaars vlees eten-tot zo grote wanhoop zal de vijand die hun naar het leven staat, hen tijdens het beleg drijven. (NBV21)

Het is wel even schrikken. Scherpe kritiek op het volk Israël en haar leiders. Ze hebben de plaats, Jeruzalem laten druipen van onschuldig bloed. Zulke kritiek kun je in de strijd van Israël tegen de verzetsbeweging Hamas niet meer uiten. De burgerdoden in Gaza zijn bijkomende slachtoffers die niet opwegen tegen de bewust gekozen slachtoffers uit het begin van deze strijd. Volgens een enkele minister in Israël zijn ze zelfs allemaal vijanden, alle burgers van Gaza hebben het bestaan van Hamas mogelijk gemaakt. Jeremia steekt de kritiek van God niet onder stoelen of banken. De oudsten van het volk en van de priesters moeten overduidelijk getuige zijn van de kritiek van God, zij zullen het volk moeten voorgaan in de verandering die nodig is.

Ze gaan naar de Schervenpoort staat er dan, en scherven zullen er komen. Maar een poort heeft in de Bijbel een extra betekenis. Het is de plek waar recht wordt gesproken. Waar de oudsten zitten. Op hun levenservaring kun je een beroep doen. Geleerden nemen aan dat de Schervenpoort die naam had gekregen omdat de pottenbakkers van de stad daarlangs hun afval, de potscherven, naar de afvalhoop buiten de stad brachten. Het was daarmee ook een uitstekende plaats om geschillen over de kwaliteit, de levering en de prijs van aardewerk aanhangig te maken. Het verhaal dat Jeremia namens God verder vertelt is dat het volk het verbond dat God met het volk had gesloten kapot had gemaakt. Het ligt in scherven. Ze hebben er zelfs kinderoffers gebracht.

Die kinderoffers werden buiten de poort gebracht in het dal van de Hinnom. Daar brandde een eeuwig vuur dat leefde van het afval van de burgers in de stad. Ook wij kennen de vuilverbranding, maar ook Jezus van Nazareth noemde enkele eeuwen later dat vuur in het dal van de Hinnom als een afschrikwekkende plaats. In zijn tijd werden er de lijken van terechtgestelde misdadigers in het vuur geworpen. Vanwege het vermoorden van kinderen als offer aan een niet bestaande god in dat afvalvuur zal het dal waar het vuur brand het Moorddal worden genoemd. Dat dat van de Hinnom staat bij ons bekend als de hel. Voor wie in een letterlijke opstanding uit de dood geloofden was het verbranden van een lijk een verschrikkelijk beeld, dan kun je niet meer opstaan. Leven in de hel is dus niet na je dood, maar voor je dood in een voortdurende angst in dat vuur terecht te komen. Aan ons om de woorden van Jeremia te herhalen en het vergieten van onschuldig bloed, zeker ook het bloed van kinderen, te voorkomen. Dat kan en dat moet ook vandaag en van antisemitisme is dan geen sprake, integendeel.

 

Ik ken mijn wandaden

Psalm 51

1 Voor de koorleider. Een psalm van David, 2 toen de profeet Natan hem had bezocht, nadat hij met Batseba geslapen had. 3 Wees mij genadig, God, in uw trouw, U bent vol erbarmen, wis mijn wandaden uit, 4 was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden. 5 Ik ken mijn wandaden, ik ben mij steeds van mijn zonden bewust, 6 tegen U, tegen U alleen heb ik gezondigd, ik heb gedaan wat slecht is in uw ogen. Laat uw uitspraak rechtvaardig zijn en uw oordeel zuiver. 7 Ik was al schuldig toen ik werd geboren, al zondig toen mijn moeder mij ontving, 8 maar U wilt dat waarheid mij vervult, U leert mij wijsheid, diep in mijn hart. 9 Zuiver mij met majoraan, dan word ik rein, was mij en ik word witter dan sneeuw. 10 Laat mij vreugde en blijdschap horen: U hebt mij gebroken, laat mij ook juichen. 11 Sluit uw ogen voor mijn zonden en doe heel mijn schuld teniet. 12 Schep, o God, een zuiver hart in mij, vernieuw mijn geest, maak mij standvastig, 13 verban mij niet uit uw nabijheid, neem uw heilige geest niet van mij weg. 14 Red mij, geef mij de vreugde van vroeger, de kracht van een sterke geest. 15 Dan wil ik verdwaalden uw wegen leren, en zullen zondaars terugkeren tot U. 16 U bent de God die mij redt, bevrijd mij, God, van de dreigende dood, en ik zal juichen om uw gerechtigheid. 17 Ontsluit mijn lippen, Heer, en mijn mond zal uw lof verkondigen. 18 U wilt van mij geen offerdieren, in brandoffers schept U geen behagen. 19 Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten. 20 Wees Sion welgezind en schenk het voorspoed, bouw de muren van Jeruzalem weer op. 21 Dan zult U de juiste offers aanvaarden, offers in hun geheel verbrand, dan legt men stieren op uw altaar. (NBV21)

In de 40 dagen tijd zingen we vandaag mee met Koning David in een lied dat hij zong toen hij met Batseba geslapen had en daarover door Nathan de profeet was onderhouden. De 40 dagentijd is een tijd van soberheid en inkeer, vanouds een tijd waarin men zich onthoud van uitbundige feesten, maaltijden en drinkgelagen. De profeet had David de prachtige gelijkenis verteld van de rijke man die zijn omvangrijke kudde niet wilde verkleinen om een gast te eten te geven, maar het enige lam van zijn buurman liet slachten. David zingt dat hij het eindelijk snapt en dat hij een zuiver hart en een nieuwe geest nodig heeft om de Liefde voor de mensen, de liefde voor zijn volk, tot uitgangspunt voor zijn leven te maken. Zo mogen we de vastentijd in, ons bewust dat we ons lang niet altijd door de liefde laten leiden maar vooral door wat we zelf aan plezier willen. Maar ook door het besef dat ons laten leiden door de liefde oneindig veel vruchtbaarder is en dat we daar elk moment van elke dag opnieuw mee mogen beginnen. Zelfs in de vastentijd maakt dat ons aan het zingen.

De meeste mensen blijven hun hele leven houden van de muziek die ze in hun vroege pubertijd leuk hebben gevonden. Natuurlijk maken ze een ontwikkeling door in hun smaak. Maar als ze de muziek horen die ze tussen hun 12de en hun 16de mooi vonden dan verschijnt er een glimlach op hun gezicht en vragen ze vaak of het even stil kan zijn. Het is de vreugde van vroeger waar je heel je leven naar kan blijven verlangen. De tijd dat vader en moeder nog de regels stelden en ons grootbrachten tot vrijheid. Langzaam mocht je meer maar je wist dat je je steeds moest verantwoorden en dat handelen op eigen houtje zou worden afgestraft. Gehoorzaamheid werd beloond met lekker eten, schone kleren een warme kachel en af en toe wat langer opblijven. Maar in het leven van deze tijd gaat het om andere zaken. Het verlangen naar geborgenheid is goed maar daar moet je zelf aan werken. De Psalmist vraagt ook niet om terug te mogen keren naar de tijd dat er zelf niets meer te beslissen viel, de Psalmist wil terug naar de tijd voor het verdriet dat door David is aangericht in zijn begeerte naar Batseba. Naar de tijd voor het bittere lot dat hij de echtgenoot van Bathseba heeft aangedaan.

Deze Psalm is immers geschreven nadat David op zijn vingers was getikt. Hij wil weer terug naar de tijd dat hij zelf aan anderen gerechtigheid leerde, bevrijd van angst voor de dreigende dood. David had voor hij koning was getoond niet bang te zijn voor de dood. Hij spaarde het leven van Saul, de koning die naar hem op jacht was, omdat toen het doden van een medemens, een broeder, buiten de orde voor hem was. Gerechtigheid daar gaat het dus om, ook vandaag, ook in onze steden en dorpen. Niet om uiterlijk religieus vertoon maar om het centraal stellen van Liefde. Om het centraal stellen van Samen Delen, om het verheffen van de armen. Jezelf durven opofferen voor de ander. Worden de voedselbanken overbodig, en zo niet krijgen ze voldoende steun van de gemeente en leert de gemeente van hen de tekortkomingen in de zorg voor de minima? Komen er eerlijke handelsverhoudingen met de arme landen? Geven we kinderen met gelijke capaciteiten ook gelijke kansen? Sommige vragen zijn voor de regering andere voor een stadsbestuur. Maar het zijn slechts enkele vragen waar we antwoorden op mogen verwachten, antwoorden niet in de vorm van woorden maar in de vorm van de daden van Liefde. Daden die lijken op de daden van onze vaders en moeders, die ons doen gaan denken aan de vreugde van vroeger. Daarom zullen we die vragen moeten stellen, elke dag opnieuw, luid en duidelijk.

Lever ze uit aan het zwaard

Jeremia 18:13-23

13 Dit zegt de HEER: Vraag aan alle volken: Wie heeft zoiets ooit gehoord? Wat mijn volk Israël heeft gedaan-afschuwelijk! 14 Verdwijnt de sneeuw ooit van de rotsen van de Libanon? Droogt koud en stromend water uit een verre bron ooit op? 15 Maar mijn volk is Mij vergeten, het brandt wierook voor nietswaardige goden, die het lieten struikelen op van oudsher vertrouwde wegen, het op ongebaande paden lieten gaan. 16 Zo werd het land een woestenij, een voorwerp van blijvende afschuw. Ieder die voorbijkomt huivert, schudt vol ontzetting het hoofd. 17 Als de oostenwind zal Ik het volk verstrooien, Ik jaag het voor zijn vijand uit. Op de dag dat het ten onder gaat keer Ik het de rug toe, wend Ik mij af.’ 18 ‘Ze zeiden: “Laten we iets tegen Jeremia ondernemen. Want het onderricht van onze priesters, de raad van onze wijzen, de verkondiging van onze profeten zullen allerminst verdwijnen. Kom, we brengen hem in opspraak, we schenken aan zijn woorden niet langer gehoor.” 19 HEER, luister naar mij, hoor de plannen van mijn tegenstanders. 20 Mag goed met kwaad worden vergolden? Een kuil hebben ze voor mij gegraven- en dat terwijl ik voor U stond om voor hen te pleiten, om uw toorn van hen af te wenden. 21 Geef daarom hun kinderen prijs aan de honger, lever ze uit aan het zwaard. Beroof hun vrouwen van hun man en kinderen, laat hun mannen sterven door de pest, hun jongens vallen in de oorlog. 22 Laat gejammer uit hun huizen klinken, omdat U onverhoeds een bende op hen afstuurt. Want zij hebben een kuil gegraven om mij te vangen, zij hebben een strik op mijn pad gezet. 23 HEER, U kent hun moorddadige plannen tegen mij. Dek hun misdaden niet toe, wis hun zonden niet uit. Laat hen voor uw ogen bezwijken, reken met hen af als uw toorn losbreekt.’ (NBV21)

Die arme Jeremia. Slooft hij zich uit om het volk weer bij de les te krijgen, bij de dienst in de Tempel zoals die oorspronkelijk bedoeld was, lachen ze hem uit, bespotten ze hem en uiteindelijk als hij te lastig blijkt te worden dan bedreigen ze hem. Er is in de wereld nog niks veranderd. Mensen die het goede willen voor hun medemens lopen altijd gevaar, zeker in samenlevingen waar dictators aan de macht zijn of waar de goden van macht en profijt worden aanbeden. In Wit-Rusland, China en vele andere landen zitten mensen in gevangenissen of worden vervolgd alleen omdat ze er andere meningen op na houden dan de heersende machten. Maar ook door Amerika worden mensen vastgehouden alleen omdat de zittende regering vindt dat ze gevaarlijk zijn. Ze kunnen zich daar niet tegen verdedigen, geen rechter op wie ze zich kunnen beroepen.

Er is inmiddels op de wereld een organisatie die opkomt voor mensen die door hun overheid op een oneerlijke manier worden bedreigd. Dat is Amnesty International. Die organisatie is heel hard nodig. Vluchten is voor veel van de bedreigde mensen ook geen optie. Zo’n Jeremia bijvoorbeeld die in de poort van de hoofdstad misstanden aan de kaak stelde hoeft tegenwoordig niet naar Nederland te vluchten. Daar zijn te veel mensen die vinden dat het voor die vluchtelingen ook veilig kan zijn als ze hun mond houden. In Nederland lijkt er dan wel vrijheid van meningsuiting te zijn maar als je het opneemt voor vluchtelingen of als je bepaalde politieke opvattingen afwijst dan loop je de kans met de dood te worden bedreigd. En je mond open doen is nu juist de opdracht voor mensen als Jeremia. Volgens sommige ambtenaren is het bijvoorbeeld in Iran veilig voor christenen als ze hun mond houden.

Die goddeloze ambtenaren  hebben niet door dat het de opdracht van die christenen is hun mond open te doen, het hoort bij hun geloof. Inmiddels is besloten daar toch wat voorzichtiger mee om te gaan. Voor je het weet voelen ook Christenen in Nederland zich bedreigd als ze niet willen doen wat de rijken en de machtigen willen Als Christenen niet net als Jeremia hun mond open doen tegen onrecht, tegen onderdrukking van de weduwe en de wees, dan zijn ze geen christen meer, onder welk regiem ze ook leven. Jeremia heeft zoiets van wie niet horen wil moet maar voelen. Christenen staan voor recht en gerechtigheid, niet alleen voor Christenen maar voor alle mensen, dat is juist het bijzondere. Wij zouden bijvoorbeeld moeten weten dat het opzetten van mensen tegen elkaar leidt tot bittere ellende voor iedereen. In deze zomer staan er weer lange rijen voor het Anne Frankhuis in Amsterdam. Misschien moeten we daar met z’n allen binnenkort ook weer heen om het ons weer te herinneren.

Kwade plannen

Jeremia 18:1-12

1 De HEER richtte zich tot Jeremia: 2 ‘Ga naar de werkplaats van een pottenbakker, daar zal Ik laten horen wat Ik je te zeggen heb.’ 3 Ik ging naar een werkplaats, waar een pottenbakker juist op zijn draaischijf aan het werk was. 4 Als de pot die hij maakte mislukte, begon hij opnieuw en vormde hij de klei tot een andere pot, precies zoals hij zich die had voorgesteld. 5 De HEER zei: 6 ‘Volk van Israël, Ik kan met jullie hetzelfde doen als die pottenbakker-spreekt de HEER. Immers, jullie zijn in mijn handen als klei in de handen van een pottenbakker. 7 De ene keer zeg Ik tegen een volk en een koninkrijk dat Ik het zal uitrukken, verwoesten en vernietigen- 8 maar als het volk waartegen Ik gesproken heb met zijn kwalijke praktijken breekt, dan zie Ik af van het onheil waarmee Ik het wilde treffen. 9 De andere keer zeg Ik tegen een volk en een koninkrijk dat Ik het zal opbouwen en planten- 10 maar als dat volk daarna niet naar Mij luistert en doet wat slecht is in mijn ogen, dan zie Ik af van al het goede dat Ik beloofd had te doen. 11 Daarom, zeg tegen de inwoners van Juda en Jeruzalem: Dit zegt de HEER: Uit mijn hand komt onheil over jullie en Ik beraam kwade plannen. Breek met je kwalijke praktijken, beter je leven. 12 Maar ze zullen antwoorden: “Laat ons begaan, we willen onze eigen plannen volgen.” Ze zullen zeggen dat ze zich alleen willen laten leiden door hun koppig en boosaardig hart.

God als de maker van een maakbare samenleving. Dat lijkt het beeld van de pottenbakker uit de stad van Jeremia op te roepen. Als de klei zich niet vormt zoals de pottenbakker wil dan wordt er opnieuw een bal van gemaakt en begint het draaien met de schijf opnieuw. Heel lang is deze tekst uitgelegd alsof de klei willoos is en God almachtig, maar dan heb je toch het verhaal niet helemaal goed gelezen. De klei moet willen doen wat de pottenbakker verlangt. Soms wil de klei in het geheel niet en dan is het voor de pottenbakker nog een hele worsteling er iets van te maken. Het verhaal vertelt dat het ook zo met samenlevingen gaat. Doet het volk wat is afgesproken, zich aan de richtlijnen uit de woestijn houden, dan wordt het een prachtige samenleving. Doet het volk het niet dat wordt het niks met die samenleving en dan zal er overnieuw begonnen moeten worden.

Voor wie Hebreeuws kan lezen zitten er nog wel een paar verrassingen in het verhaal van Jeremia. Die klei van de pottenbakker is dezelfde als het stof waar God ooit de mens van maakte, ook die klei moet dus willen doen wat de Opperpottenbakker wil, zich houden aan de wet van de liefde. Op het land van de pottenbakker bij Jeruzalem zou veel en veel later Judas eindigen met zijn 30 zilverlingen. Dat stof, dat niks voorstelt en waar de wind overheen speelt, is het beeld voor ons leven. Gods adem brengt het tot leven, zet het in beweging. Politici denken nog wel eens dat ze van boven af een samenleving kunnen maken. Ooit werd gedacht dat je op basis van bevrijding van onderdrukking zelfs een nieuwe mens kon laten ontwaken, maar de mens moet zelf willen, de mensen moeten samen willen. Pas als mensen samen kiezen voor een samenleving van recht en rechtvaardigheid, voor een leven vanuit onvoorwaardelijke liefde voor de naaste gaat er iets moois groeien.

Niet dat alles ideaal wordt, mensen hebben steeds weer een nieuwe kans nodig, maar het kan. Dat beeld van die prachtige samenleving wordt ons ter keuze aangeboden, en kijk maar eens bij een pottenbakker, als de klei zich voegt ontstaan er de meest prachtige kunstvoorwerpen, nuttig in gebruik en prachtig om naar te kijken. Waarom zouden we ons dan niet naar Gods beeld laten voegen en samen kiezen voor een samenleving waarin iedereen mee kan doen en eerlijk samen delen voorop staat. Niemand kan dus zelf een ideale samenleving bouwen. Geen politicus, geen dictator, geen ondernemer. Geen macht of kracht op deze wereld. Zelfs God niet. God kan richtlijnen geven, heb je naaste lief als jezelf. Die liefde maakt een hele nieuwe wereld als iedereen die richtlijn volgt. Daar moeten we dus aan werken, dat mag vandaag weer beginnen.

Met eigen ogen

2 Petrus 1:12-21

12 Daarom zal ik u hieraan blijven herinneren, hoewel u dit alles wel weet en gegrondvest bent in de waarheid die u hebt leren kennen. 13 Maar het lijkt me goed u wakker te houden door het telkens opnieuw onder uw aandacht te brengen zolang ik in deze aardse tent verblijf. 14 Ik weet dat mijn tent binnenkort zal worden afgebroken-dat heeft onze Heer Jezus Christus mij te kennen gegeven-, 15 en ik doe er mijn uiterste best voor dat u zich dit alles ook na mijn heengaan steeds weer voor de geest zult kunnen halen. 16 Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels-integendeel, wij hebben met eigen ogen zijn grootheid gezien. 17 Want Hij ontving van God, de Vader, eer en luister toen de stem van de majesteitelijke luister tegen Hem zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.’ 18 Die stem hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met Hem op de heilige berg waren. 19 Ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen. U doet er goed aan uw aandacht daar steeds op gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart. 20 Besef daarbij vooral dat geen enkele profetie uit de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat, 21 want nooit is een profetie voortgekomen uit menselijk initiatief: mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest. (NBV21)

Moet waarheid worden gelegitimeerd? Kun je de waarheid bewijzen? Is waarheid niet dat wat wij voelen dat klopt? Maken we dus eigenlijk niet zelf uit wat waarheid is? De schrijver van deze brief vindt van niet. De Waarheid komt van buiten ons en de hoogste waarheid komt van God. Dat Jezus van Nazareth is verschenen aan ons berust niet op verzinsels. Allen die geloven zullen zeggen dat ze daarvan het onomstotelijk bewijs hebben meegemaakt. Petrus zou zeggen dat ze het van God zelf hebben gehoord toen ze op de berg waren waar ook Mozes en Elia verschenen om met Jezus te praten. Dat wat we weten is dat de liefde ons kan leiden. Als een lamp op onze pad. Niet de angst, niet de angst voor een komend einde van de geschiedenis of welk onheil ons ook wordt voorgehouden. De Bijbel roept voortdurend niet bang en bevreesd te zijn. God is met ons alle dagen van ons leven. Volgens de briefschrijver is er eigenlijk een bijzondere verantwoordelijkheid voor gelovigen.

Die gelovigen komen samen in de gemeente en die gemeente moet al een afspiegeling zijn van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar alle tranen gedroogd zijn. Door dat te laten zien worden mensen gewezen op de God van Liefde. Iedereen kent de kerken als plaatsen van naastenliefde. Natuurlijk zijn er veel leden van kerken die gewone mensen zijn en die ook gewoon in de fout kunnen gaan. Maar samen vormen die kerkelijke gemeenschappen toch plaatsen waar veel goeds uit gaat. Er is daar zorg voor de armen te vinden. Veel vrijwilligers in maatschappelijke organisaties zijn leden van een kerk. Je komt ze tegen bij daklozenopvang, in zieken- en verpleegtehuizen, in gevangenissen, bij voedselbanken en sportverenigingen voor jongeren. De coronatijd legde zelfs een heel bijzondere verantwoording op kerkelijke gemeenschappen. Samen zouden ze graag de last delen van de coronamaatregelen, samen zouden ze graag zorgen dat alle leden van de gemeente ook gevaccineerd kunnen worden.

Veel kerken zijn blij hun kerkgebouwen en zalen ter beschikking te kunnen stellen van het middelbaar en voortgezet onderwijs. De Protestantse Kerken in Nederland hebben toen afgezien van het samenkomen op zondag. Vanuit kerken en zalen werden kerkdiensten op Kerkdienstgemist.nl of Kerkomroep.nl gezet. Iedereen kan daar naar kijken en daardoor deel nemen aan de gemeenschap van gelovigen. Soms viert men zelfs op deze manier de gezamenlijke maaltijd ter herinnering aan de dood en opstanding van Jezus van Nazareth. God heeft ons medici, gezondheidswerkers en vaccins gegeven. Als we roep van het Bijbelgedeelte van vandaag volgen dan stelt de Liefde van God ons in staat medemensen te beschermen, medemensen te laten behandelen en hopelijk genezen en medemensen immuun te maken voor corona. Elke dag opnieuw is dat de opdracht van onze God.

Met zelfbeheersing

2 Petrus 1:1-11

1 Van Simeon Petrus, dienaar en apostel van Jezus Christus. Aan allen die dankzij de rechtvaardigheid van onze God en redder Jezus Christus hetzelfde kostbare geloof hebben ontvangen als wij. 2 Genade zij u en vrede, in overvloed, door de kennis van God en van Jezus, onze Heer. 3 Zijn goddelijke macht heeft ons alles geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van Hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. 4 Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur. 5 Span daarom al uw krachten in om uw geloof te verrijken met deugdzaamheid, uw deugdzaamheid met kennis, 6 uw kennis met zelfbeheersing, uw zelfbeheersing met volharding, uw volharding met vroomheid, 7 uw vroomheid met liefde voor uw broeders en zusters, en uw liefde voor uw broeders en zusters met liefde voor allen. 8 Als u deze eigenschappen in overvloed bezit, is uw kennis van onze Heer Jezus Christus niet nutteloos maar vruchtbaar. 9 Wie ze niet bezit is kortzichtig, ja blind, en vergeet dat hij van zijn vroegere zonden gereinigd is. 10 Span u  daarom des te meer in, broeders en zusters, om uw roeping en uitverkiezing waar te maken. Als u dit alles doet, komt u nooit ten val 11 en zal u onbelemmerd toegang worden verleend tot het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder Jezus Christus. (NBV21)

Aan het eind van het Nieuwe Testament, net voor het bekende boek Openbaring, staat een aantal kleine briefjes die worden toegeschreven aan apostelen. Er zijn er drie van Johannes, twee van Petrus en 1 van Judas. Ze zijn zo klein dat je ze zelden in hun geheel te lezen krijgt. Vandaag beginnen we aan de brief die 2 Petrus genoemd wordt. Omdat de eerste regel zegt dat de brief van Simeon Petrus afkomstig is nam men altijd aan dat de brief kwam van de apostel Petrus die in de Evangelieverhalen voorkomt. Simeon is dan het Hebreeuwse origineel van het Griekse Petrus, beiden betekenen rots. Regels uit die briefjes worden soms nog wel eens misbruikt door predikers die hun eigen fantasieën bewezen willen zien in de Bijbel. Zij pretenderen op grond van hun vermeend geloof in Jezus van Nazareth kennis te hebben die anderen ontgaan is.

Zo gaat er een blaadje rond waarin iemand beweert dat vaccinatie tegen het coronavirus het begin is van het eind der tijden. De Bijbel zelf zegt dat wie beweert het eind der tijden te kennen liegt, niemand weet wanneer het eind der tijden daar is, zelfs de Zoon niet zegt Jezus van Nazareth. Dat blaadje is van groot gevaar overigens. Het pretendeert Christendom te prediken daar waar het alleen verwarring zaait, in het eerste boek Petrus staat dat de verwarrer rondgaat als een briesende leeuw, de schrijver van dat valse blaadje gedraagt zich als die briesende leeuw. Vaccins zijn een geschenk van God, net als de wetenschap. Juist die hoofdstuk uit dit kleine briefje benadrukt dat. We weten dat volgen van Jezus liefde schenken is. Dat is de kennis waar wij op kunnen bouwen. Met die kennis maken we geen gebruik van anderen om onze lusten te bevredigen, Dat levert ons al die eigenschappen op die in dit hoofdstuk beschreven staan.

Vaccins gebruiken we dus niet om verdeeldheid te zaaien. Niet om verschil te maken tussen jong en oud, tussen weerbaar en kwetsbaar, tussen arm en rijk. De vaccins ontvangen we in dankbaarheid en het is aan ons om ook de armsten in de wereld en de meest kwetsbaren mee te laten profiteren van het geschenk dat God ons in die vaccins heeft geschonken. Pas met die liefde wordt ook de kennis over medische behandelingen vruchtbaar. Het is daarom jammer dat de leiding van de Kerken in Nederland, het moderamen van de PKN, de Bisschoppenconferentie van de Roomse Kerk, niet krachtig stelling nemen tegen de opvattingen in het blaadje dat menigeen in verwarring kan brengen en daardoor ook in gevaar voor eigen of andermans gezondheid. De liefde van Christus geeft ons in om ons te houden aan de beschermende regels van het coronaregiem en zo veel mogelijk mensen het mogelijk te maken zich te laten vaccineren. Dit geldt dus ook voor alle andere vaccinaties.

Het land van de levenden

Psalm 27

1 Van David. De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn? 2 Kwaadwilligen kwamen op mij af om mij levend te verslinden, mijn vijanden belaagden mij, maar zij struikelden, zij vielen. 3 Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. 4 Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, Hem te ontmoeten in zijn tempel. 5 Hij laat mij schuilen onder zijn dak op de dag van het kwaad, Hij verbergt mij veilig in zijn tent, Hij tilt mij hoog op een rots. 6 Daarom heft zich mijn hoofd fier boven de vijanden rondom mij, ik wil offers brengen in zijn tent, Hem juichend offers brengen, ik wil zingen en spelen voor de HEER. 7 Hoor mij, HEER, als ik tot U roep, wees genadig en antwoord mij. 8 Mijn hart zegt U na: ‘Zoek mijn nabijheid!’ Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken, 9 verberg uw gelaat niet voor mij, wijs uw dienaar niet af in uw toorn. U bent mij altijd tot hulp geweest, verstoot mij niet, verlaat mij niet, God, mijn behoud. 10 Al verlaten mij vader en moeder, de HEER neemt mij liefdevol aan. 11 Wijs mij uw weg, HEER, leid mij op een effen pad, bescherm mij tegen mijn vijanden, 12 lever mij niet uit aan mijn belagers. Valse getuigen staan tegen mij op en dreigen met geweld. 13 Mag ik niet verwachten de goedheid van de HEER te zien in het land van de levenden? 14 Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER. (NBV21)

Thuis mogen we van het dagelijks leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap dat we hier volgen weer zingen. En we zingen één van die lofzangen die de leerlingen gezongen zouden kunnen hebben toen ze vol vreugde naar Jeruzalem waren teruggekeerd nadat Jezus van Nazareth was opgenomen in de hemel. Het lied loopt voor ons dus vooruit op Pasen toen de vrouwen een leeg graf vonden nadat ze op de dag er voor, de Sabbat, onze zaterdag, de voorgeschreven rust in acht hadden genomen. Wij zingen een Psalm van David mee. De Heilige Tent heeft hem er kennelijk toe gebracht zich te beseffen dat hij geen enkele angst meer hoeft te hebben voor zijn vijanden. Als hij doet wat er in de richtlijnen staat die in die Heilige Tent worden bewaard, zorgen voor de armen, de zieken, de zwakken, de weduwen en de wees, als koning recht en gerechtigheid betrachten, dan is er in het land niets aan de hand.

Het is niet om straks na de dood in een eventuele hemel al dat geluk te verdienen maar het gaat er om hier en nu dat geluk te verwerven, in het land van de levenden. Bijgelovige Christenen spreken dezer dagen nog al eens over de hemel, en of je wel geloofd dat je daar na je dood terecht komt en dat er dan ook nog een streng oordeel staat te wachten over alles waar je verkeerd hebt gedaan in je leven. Het enige wat de Bijbel er over zegt is dat het leven een einde kent, dat je adem van God komt en na het einde van het leven weer naar God terugkeert. Hoe, wat en waar staat er niet bij en soms lijkt het wel of het ook helemaal niet belangrijk is. Wat belangrijk is is hoe het met levende mensen gaat. Met Pasen zal dat klinken als aan de vrouwen bij het graf wordt gevraagd wat ze kwamen doen, de levenden soms zoeken bij de doden ? Het heeft geen zin.

Ons gaat het om de levenden, de armen in Zuid Soedan, de hongerenden in Somalië, de zieken in Zuid-Afrika, de kinderen met Aids, de gevangenen in China, de kinderarbeiders in India en Indonesië, de vluchtelingen uit het Midden Oosten, vrouwen en kinderen in de Gaza strook, de burgers in de Oekraïne en al die andere broeders en zusters van ons, veraf en dichtbij, die worden uitgebuit, uitgehongerd, geknecht en vernederd en beroofd van de meest elementaire mensenrechten. Dat is het land van de levenden waarin wij leven en waar wij een klein stukje van wat we verstaan onder hemel op die aarde zouden moeten kunnen laten zien. Ook als we een dag vrij zijn van arbeidsverplichtingen zouden we daaraan mee kunnen werken. In Wereldwinkels, met Fair Trade, met FSC hout en met datgene wat ons beschikbaar staat. Dan staan we vandaag al op tegen alle dood in de wereld.

Deze stad

Jeremia 17:19-27

19 Dit zei de HEER tegen mij: ‘Ga in de Volkspoort staan, die de koningen van Juda plegen te gebruiken, en in de andere poorten van Jeruzalem. 20 Verkondig daar: Koningen van Juda, inwoners van Juda en Jeruzalem, jullie die door deze poorten naar binnen gaan, luister naar de woorden van de HEER. 21 Dit zegt de HEER: Als je leven je lief is, wacht je er dan voor om op sabbat goederen door de poorten van Jeruzalem naar binnen te brengen 22 en om uit jullie huizen goederen naar buiten te brengen. Verricht ook verder geen enkele bezigheid en vier de sabbat als heilige dag zoals Ik jullie voorouders geboden heb. 23 Maar zij luisterden niet, schonken Mij geen gehoor; zij waren halsstarrig en ongehoorzaam en lieten zich niet terechtwijzen. 24 Als jullie wel naar Mij luisteren-spreekt de HEER -en op sabbat geen goederen door de poorten van deze stad naar binnen brengen, de sabbat als heilige dag vieren en niet werken, 25 dan zullen Davids troonopvolgers voor altijd door de poorten van deze stad naar binnen gaan, gezeten op paarden of rijdend op wagens en vergezeld van hun raadsheren, evenals de inwoners van Juda en Jeruzalem. Dan zal deze stad altijd bewoond blijven. 26 En uit de steden van Juda, de omgeving van Jeruzalem, het stamgebied van Benjamin, het heuvelland, het bergland en de Negev zal men brandoffers, vredeoffers, graanoffers, dankoffers en wierook naar de tempel van de HEER brengen. 27 Maar als jullie geen gehoor geven aan mijn gebod om de sabbat als heilige dag te vieren, als jullie op die dag goederen door de poorten van Jeruzalem naar binnen blijven brengen, zal Ik de poorten in vlammen doen opgaan, en zal vuur de burchten van Jeruzalem verteren-en niemand die het zal blussen.’ (NBV21)

De jonge Leviet Jeremia moet om te beginnen maar eens in de poort van de stad gaan zitten. Voor ons is dat een rare plaats maar voor het volk Israël was het de plaats waar recht werd gesproken. Oude en wijze mensen en priesters die geen dienst hadden verzamelden zich daar. In onze dorpen hebben we vaak ook van die plekken. Op het marktplein, op de boulevard, bij een sluis daar staat vaak een bankje dat spottend de leugenbank wordt genoemd. In het oosten van het land heb je soms een karakteristiek dorpsplein dat de “Brink” genoemd word. Dat plein was in vroeger dagen de plaats waar de oudsten van het dorp of de regio bijeen kwamen om recht te spreken. Bij het volk Israël was die verzamelplek bij de poort een heel belangrijke. Daar legde je je geschillen voor en daar ging Jeremia dus zitten.

Het eerste dat hem opviel was dat de Sabbat geen andere dag was dan de andere. De stroom goederen die de stad inkwam bleef even groot. Onder de goddelijke richtlijnen uit de woestijn zou je verwachten dat op die ene dag in de week het rustig zou zijn. Dan zouden mensen en dieren rust kunnen nemen en zouden de mensen zich met andere zaken dan winst en profijt kunnen bezig houden. Niets was er meer van te merken. Jeremia roept op om terug te keren naar de goede gewoonten. Als iedereen alleen voor zichzelf leeft, alleen voor zichzelf zorgt dan kom je altijd op een dag in de problemen. Wij kennen dat ook. In de meeste steden zijn brandweerlieden vrijwilligers. Vanouds de winkeliers en de ambachtslieden, zij kunnen hun werk onderbreken om een brand te blussen. Sinds de winkeliers en ambachtslieden niet meer in de binnensteden wonen en ook op zondag moeten werken wordt het steeds moeilijker om vrijwilligers te vinden.

Als we doorgaan met de zogenaamde 24 uurs economie is er straks niemand meer om een brand te blussen. Jeremia herhaalt zijn waarschuwing meerdere malen. Hij weet dat iedereen een nieuwe kans verdient. Wij weten dat ook. Ons systeem van TBS maakt dat ook bij de ergste misdrijven mensen de kans krijgen zich radicaal en grondig te veranderen. Ze hoeven dat niet alleen en eenzaam te doen, ze krijgen er alle hulp bij. Het systeem staat eigenlijk altijd ter discussie, het kan immers altijd beter en we willen terecht risico’s vermijden. Maar mensen een nieuwe kans geven blijft het uitgangspunt. Dat zal zelfs het uitgangspunt moeten zijn bij een levenslange gevangenisstraf. Het is dus ook niet te laat terug te keren naar de zondagsrust. Dat is niet religieus of alleen voor kerkgangers. Het bevrijdt iedereen van de voortdurende dwang van produceren en consumeren. We werken om te leven en we leven niet om te werken. En leven doen we alleen samen, als iedereen vrij is.

 

Een struik in een dorre vlakte.

Jeremia 17:1-18

1 De zonde van de Judeeërs staat geschreven met een ijzeren stift, met een diamanten punt staat ze gegrift in hun hart en op de hoorns van hun altaren. 2 Ook hun kinderen houden hun altaren en Asjerapalen in ere, bij bladerrijke bomen en op hoge heuvels, 3 op de bergen in het veld. Jullie rijkdom, schatten en offerhoogten laat Ik plunderen, om de zonden die jullie overal hebben begaan. 4 Het land dat Ik je schonk, zul je moeten verlaten, Ik maak je de slaaf van je vijanden in een onbekend land. Want het vuur van mijn toorn is ontstoken en zal altijd blijven woeden. 5 Dit zegt de HEER: Vervloekt wie op een mens vertrouwt, wie zijn kracht ontleent aan stervelingen, wie zich afkeert van de HEER. 6 Hij is als een struik in een dorre vlakte, hij merkt de komst van de regen niet op. Hij staat in een steenwoestijn, in een verzilt en verlaten land. 7 Gezegend wie op de
HEER vertrouwt, wiens toeverlaat de HEER is. 8 Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht. 9 Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen? 10 Ik, de HEER, ben het die het hart doorgrondt, die nieren toetst, die ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft wat hij verdient. 11 Zoals een patrijs eieren uitbroedt die ze niet heeft gelegd, zo is een mens die op oneerlijke wijze rijkdom verwerft. In de bloei van zijn leven verliest hij alles, als zijn einde komt, blijkt zijn dwaasheid.’ 12 ‘Een luisterrijke troon, hoogverheven vanaf het begin, dat is ons heiligdom. 13 HEER, bron van Israëls hoop, wie U verlaten, zullen te schande staan, wie van U weggaan, zullen in het stof worden geschreven, want ze hebben de HEER, de bron van levend water, verlaten. 14 Genees mij, HEER, dan zal ik gezond zijn, red mij, dan zal ik veilig zijn. U wil ik altijd loven. 15 Ze zeggen tegen mij: “Wat komt er uit van de woorden van de HEER?” 16 Ik ben U, mijn herder, nooit ontvlucht, naar een onheilsdag heb ik nooit uitgezien. U weet wat over mijn lippen komt, al mijn woorden zijn U bekend. 17 Word niet mijn ondergang-niet U! U bent toch mijn toevlucht in tijden van nood? 18 Laat mijn achtervolgers te schande staan-niet mij! Laat hen ten onder gaan-niet mij! Breng onheil over hen, tref hen, tref hen dodelijk.’ (NBV21)

In de dagen van Jeremia had het volk ook de mode van de vele goden gevolgd. Zozeer zelfs dat de God van Israël via Jeremia had laten weten dat die God zijn handen van het volk had afgetrokken. Die God had zijn richtlijnen te geven. Houd van je naaste zoals je van jezelf. Samen delen, alles voor elkaar overhebben, voor elkaar door het vuur gaan. Een hartinfarct komt onverwacht. Chronisch hartfalen en hartritme stoornissen spelen altijd onverwacht op. Maar in de dagen van Jeremia werd er iets heel anders bedoeld als men het heeft over het hart. Wij zeggen tegenwoordig dat het gaat om waar je je zinnen op hebt gezet. Staan ze op rijkdom, hoe dan ook en met alle middelen, of staan ze op gerechtigheid, voor iedereen. Het is God die weet waar men de zinnen op heeft gezet. Als we God volgen dan weten wij dat ook best. Zij die de God van Israël volgen hebben hun zinnen gezet op recht en gerechtigheid, ze hongeren en dorsten er naar. Zij die de weg van de God van Israël niet volgen gaat het om klatergoud, om goud en zilver dat vergaat. Zelfs gestolen goed gedijt niet. Die ongelovigen maken het de jonge profeet Jeremia niet gemakkelijk. Hij heeft nog weet van die tent die het volk in de woestijn had gemaakt.

Met goud en zilver bekleed. In het centrum stond een houten kist met goud bekleed, daarop gevleugelde figuren, de cherubs, en er in de stenen tabletten met de woorden die het volk op weg hadden gezet. Jeremia kwam uit een geslacht van priesters en hij was voorbestemd om dienst te gaan doen in de tempel in Jeruzalem. De tempel was na de intocht in het beloofde land gebouwd door koning Salomo. In de tijd van Jeremia was dat al weer lang geleden. In die tempel stond ook de tafel met het brood voor de priesters, stond ook het wasbekken en de altaren die al in de woestijn waren gemaakt. Al die zaken herinnerden aan de spelregels waartoe het volk zich had verplicht. Geen andere goden aanbidden, niet vergeten dat je van slaven afstamt, mekaar niet voor gek houden in processen, niet altijd maar meer willen hebben dan een ander, niet je eigen ideeën gemakkelijk voorzien van het etiket “Gods Wil”, kortom van je naaste houden als van jezelf en recht en gerechtigheid nastreven. Maar wat levert het op werd Jeremia voor de voeten gegooid, heb je er wat aan, kom je er verder mee in de wereld.

Jeremia krijgt het er benauwd van. Het gaat helemaal niet om aanzien en eer in de wereld. Het gaat helemaal niet om het afdwingen van vruchtbaarheid, profijt en winst. Juist als je niet die richtlijnen uit de woestijn volgt sta je voor gek. Dan kunnen negatieve etiketten als egoïst gemakkelijk op je geplakt worden. Dan droogt de bron van goede ideeën op, dan wordt het leven stoffig omdat het alleen nog maar gaat om het stoffelijke. Dan gaat het niet meer om samen, maar om alleen voor jezelf. Uiteindelijk sterf je dan ook alleen. Slobodan Milosovic was daarvan een schrijnend voorbeeld. Hoeveel hij ook dacht voor zijn volk te betekenen, hij stierf in een cel en van zijn volk rouwde er bijna niemand. Door zijn eigen volk boven anderen te stellen kwam hij uiteindelijk op de onderste ladder van het aanzien in de wereld. Niets en niemand kon hem daar meer van redden. De weg van Jeremia, van het volk Israël en voor ons van Jezus van Nazareth is een betere weg. Die weg voert naar een koninkrijk met een luisterrijke troon. Die troon staat in het hart gegrift en zet ons dagelijks op weg naar onze naaste, die heeft dat verdiend.

De beker van bevrijding

Psalm 116

1 De HEER heb ik lief, Hij hoort mijn stem, mijn smeken, 2 Hij luistert naar mij, ik roep Hem aan, mijn leven lang. 3 Banden van de dood omknelden mij, angsten van het dodenrijk grepen mij aan, ik voelde angst en pijn. 4 Toen riep ik de naam van de HEER: ‘HEER, red toch mijn leven!’ 5 De HEER is genadig en rechtvaardig, onze God is een God van ontferming, 6 de HEER beschermt de eenvoudigen, machteloos was ik en Hij heeft mij bevrijd. 7 Kom weer tot rust, mijn ziel, de HEER heeft naar je omgezien. 8 Ja, U hebt mijn leven ontrukt aan de dood, mijn ogen gedroogd van tranen, mijn voeten voor struikelen behoed. 9 Ik mag wandelen in het land van de levenden onder het oog van de HEER. 10 Ik bleef vertrouwen, ook al zei ik: ‘Ik ben diep ongelukkig.’ 11 Al te snel dacht ik: Geen mens die zijn woord houdt. 12 Hoe kan ik de HEER vergoeden wat Hij voor mij heeft gedaan? 13 Ik zal de beker van bevrijding heffen, de naam aanroepen van de HEER 14 en mijn geloften aan de HEER inlossen in het bijzijn van heel zijn volk. 15 Kostbaar in de ogen van de HEER is het leven van zijn getrouwen. 16 Ach HEER, ik ben uw dienaar, uw dienaar ben ik, de zoon van uw dienares: U hebt mijn boeien verbroken. 17 U wil ik een dankoffer brengen. Ik zal de naam aanroepen van de HEER 18 en mijn geloften aan de HEER inlossen in het bijzijn van heel zijn volk, 19 in de voorhoven van het huis van de HEER, binnen uw muren, Jeruzalem. Halleluja! (NBV21)

Vandaag zingen we met de kerk een danklied mee. We zingen tenminste op het eind dat we een dankoffer willen brengen. Maar waar zijn we dan wel zo dankbaar voor. We hebben immers geleerd dat geloven in de God van Israël geen verzekering is tegen rampspoed en ongeluk. Dat kan je evengoed overkomen, maar waar moet je dan dankbaar voor zijn. Deze psalm schetst dat heel nauwkeurig. Geloof in de God van Israël bevrijdt je van de angst voor de dood. Ieder mens sterft immers, daar hoef je niet bang voor te zijn. Wat er eventueel na de dood staat te gebeuren weten we niet. In het boek van de wording van de mens, in Genesis, staat dat de mens de levensadem van God heeft gekregen en dat die levensadem terugkeert naar God als de mens sterft. Dat is een hele geruststelling. Verder gaat het er in het leven om je naaste lief te hebben als jezelf en dus te werken aan een samenleving waarin alle mensen meetellen en waar van alle mensen gehouden wordt.

Die liefde en die samenleving hangen niet van ons als individuele mensen af, dat werk erven we van onze voorouders die er ooit mee begonnen zijn en we mogen het doorgeven aan de kinderen en kleinkinderen die na ons komen. In die geschiedenis leven we dus eeuwig als we mee doen aan dat bouwen aan wat wel genoemd wordt het koninkrijk van God. Angst voor de dood hoeven we dus niet meer te hebben. En de bevrijding van de angst voor de dood maakt dat we kunnen leven alsof we eeuwig leven. Ondanks alle tegenslagen die we kunnen tegenkomen blijven we dag aan dag weer opnieuw werken aan dat nieuwe Koninkrijk, in de vaste overtuiging dat het komt. Ja zelfs op één en dezelfde dag kunnen we er weer duizend keer aan beginnen. Dat doen komt omdat we ook geloven dat het voor elk van ons elke dag ook afgelopen kan zijn. Er is geen tijd om de komst van het Koninkrijk uit te stellen. Wie het lijden van de mensen in de wereld beschouwt wil er zelfs geen moment mee wachten.

De God van Israël is een God van ontferming en daarom ontfermen wij ons over de mensen die ontferming nodig hebben. De vluchtelingen, mensen die van haard en huis verdreven zijn, de hongerigen, de armen, de zwakken, de zieken en zij die hun naasten verloren hebben, de gevangenen, de mensen die vernederd en geknecht worden, de weduwen en de wezen. Daarvoor mogen zorgen maakt je dankbaar, dat zorgen maakt dat het leven zin krijgt, want je leeft niet langer alleen, je schenkt het leven aan hen die de dood onder ogen zagen. Daarom heffen we de beker van de bevrijding, de beker die we niet alleen drinken maar delen met ieder die dat nodig heeft, daarom brengen we een dankoffer, het brood dat we breken en delen met een ieder die honger heeft. Dat maakt dat de hele wereld de Tempel wordt waar de Wet van heb uw naaste lief als uzelf wordt gevierd. Ook vandaag.