Wie de Zoon niet eert

Johannes 5:14-29

14 Later kwam Jezus hem tegen in de tempel en toen zei Hij tegen hem: ‘U bent nu gezond; zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.’ 15 De man ging aan de Joden vertellen dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. 16 Het was omdat Jezus zulke dingen deed op sabbat, dat de Joden Hem wilden vervolgen. 17 Maar Jezus zei: ‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe Ik dat ook.’ 18 Dat was voor de Joden een reden te meer om Hem te willen doden, want niet alleen ondermijnde Hij de sabbat, maar bovendien noemde Hij God zijn eigen Vader, en stelde zichzelf zo aan God gelijk. 19 Jezus reageerde hierop met de volgende woorden: ‘Werkelijk, Ik verzeker u, de Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. 20 De Vader heeft de Zoon immers lief en laat Hem alles zien wat Hij doet. Hij zal Hem nog grotere dingen laten zien, u zult verbaasd staan! 21 Want zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie Hij wil. 22 De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar Hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. 23 Dan zal iedereen de Zoon eer betuigen zoals men de Vader eert. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft. 24 Werkelijk, Ik verzeker u, wie luistert naar wat Ik zeg en Hem gelooft die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven; over hem wordt geen oordeel uitgesproken, hij is van de dood overgegaan naar het leven. 25 Werkelijk, Ik verzeker u, er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat de doden de stem van Gods Zoon zullen horen en dat wie Hem horen, zullen leven. 26 Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft ook de Zoon leven in zichzelf; dat heeft de Vader Hem gegeven. 27 En omdat Hij de Mensenzoon is, heeft de Vader Hem ook gezag gegeven om het oordeel te vellen. 28 Wees hierover niet verwonderd, er komt een moment waarop alle doden zijn stem zullen horen 29 en uit hun graf zullen komen: wie het goede gedaan heeft staat op om te leven, wie het slechte gedaan heeft staat op om veroordeeld te worden. (NBV21)

Het beeld van de gelovige die zich ziet als een kind van God komt ook in het Oude Testament veelvuldig voor. Zeker in de Psalmen roepen de dichters God regelmatig aan als zijn kinderen. In dit gedeelte eigent Jezus van Nazareth zich dat beeld als het ware toe. De Farizeeën verwijten hem zich op één lijn te stellen met God als hij zijn werk op de Sabbath vergelijkt met het werk van zijn Vader, de God van Israël, die dag en nacht in de weer is voor zijn kinderen. Maar een Zoon die werkelijk zoon van God wil zijn kan niet anders dan gaan lijken op de vader en dus ook doen wat de Vader doet. Dat zelfde geldt natuurlijk voor een dochter van de vader, maar Jezus van Nazareth betrekt het heel direct op zichzelf. De vraag blijft natuurlijk of wij als volgelingen van Jezus van Nazareth dat dan ook zomaar mogen doen. Daarvoor moeten we wat dieper in het conflict duiken dat ons hier wordt verteld.
We kennen natuurlijk nog het verhaal uit Genesis over Adam en Eva die beloofd werd dat ze zouden zijn als God, kennende goed en kwaad als ze zouden eten van de boom van kennis van goed en kwaad.

Kennis van goed en kwaad is dus bij uitstek de zonde waarvoor mensen kunnen vallen. De verlamde man die genezen was en op weg ging met zijn mat werd, toen hij in de Tempel kwam, nog eens door Jezus van Nazareth vermaand niet meer te zondigen. Ook hij had een conflict gehad met de Farizeeën toen ze hem hadden verweten op de Sabbath te werken. Maar je kunt niet aannemen dat Jezus van Nazareth hem hetzelfde verwijt maakte. Juist niet, het verwijt van Jezus van Nazareth is juist dat hij moet ophouden zich zorgen te maken over wat verkeerd zou kunnen gaan maar zich uitsluitend bezig houden met het goede. En daar zit ook het conflict over de Vader Zoon verhouding. Als in de Joodse cultuur een zoon weigerde te doen wat zijn vader hem had opgedragen dan zei men dat die zoon zich gelijk stelde aan zijn vader, hij wist het immers even goed, zo niet beter. Jezus van Nazareth laat zien dat gelijk stellen ook het tegendeel kan betekenen. Doen wat de Vader zegt maakt je een evenbeeld van de Vader.

Daar gaat ook dat stukje over dat spreekt over leven en levend maken. Er wordt in de Bijbel en vooral in het nieuwe Testament, op twee manieren gesproken over “doden”. Meestal gaat het niet over gestorven en begraven mensen maar over mensen die in zo’n onderdrukte situatie zijn dat er niets meer van hun eigen persoonlijkheid over is en dat ze dus net zo goed dood kunnen zijn. Denk daarbij aan slaven, gevangenen, gehandicapten, hongerigen en slachtoffers van geweld. Die komt Jezus van Nazareth in overvloed tegen en daartegen heeft hij de boodschap: “Sta op” en ze staan op. Ook in onze dagen kan een beeld als hier bedoeld troostend werken. Maar we mogen nooit de eerste manier van spreken over “dood”en leven vergeten. Mensen die nu al zitten in een situatie waarin ze net zo goed dood zouden kunnen zijn moeten de boodschap “sta op” te horen krijgen, moeten worden bevrijdt van de dood. Daar kunnen wij levenden aan werken, elke dag weer, ook vandaag.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *