2 Kronieken 1:18–2:9
18 Zeventigduizend van hen stelde hij aan als sjouwers, tachtigduizend als steenhouwers in het gebergte en zesendertighonderd als opzichters om leiding te geven aan het werkvolk. 1 Toen begon Salomo met de bouw van de tempel voor de HEER, in Jeruzalem, op de Moria, waar zijn vader David een verschijning had gehad, op de dorsvloer van de Jebusiet Ornan, die David als bouwplaats had aangewezen. 2 Salomo begon met de bouw op de tweede dag van de tweede maand in het vierde jaar van zijn regering. 3 Het grondplan dat Salomo bij de bouw van de tempel voor God volgde, mat zestig el in de lengte en twintig el in de breedte (volgens de oude maat). 4 In het verlengde van de tempel was er een voorhal over de volle breedte van het gebouw, twintig el breed en onderdtwintig el hoog, vanbinnen overdekt met zuiver goud. 5 De grote zaal liet hij bekleden met cipressenhout, dat werd overtrokken met zuiver goud en versierd met palmetten en ketens. 6 Als extra versiering liet hij de wanden met edelstenen bezetten; het goud was afkomstig uit Parwaïm. 7 De hele zaal werd met goud overdekt, niet alleen de wanden en deuren, maar ook de balken en kozijnen, en op de wanden werden reliëfs van cherubs aangebracht. 8 Het allerheiligste besloeg de hele breedte van de tempel. Deze ruimte was twintig el diep en twintig el breed en werd eveneens met zuiver goud overdekt, zeshonderd talent in totaal. 9 Voor de klinknagels werd vijftig sjekel goud gebruikt. Ook de bovenvertrekken waren met goud overdekt. (NBV21)
De Bijbel heeft verschillende boeken waarin wel over dezelfde gebeurtenissen wordt verteld maar op een heel verschillende manier. Je krijgt dan de neiging om de twee verhalen te gaan vergelijken en de overeenkomsten en verschillen te duiden. Maar dat is de bedoeling van de Bijbel niet. De verschillende boeken waarin over dezelfde gebeurtenissen wordt verteld laten zich niet vergelijken met twee kranten die op eigen wijze verslag doen van hetzelfde en waar de verschillen tekenend zijn voor de opvattingen die je gewoonlijk in die kranten te vinden zijn. De boeken van de Bijbel hebben een boodschap over hoe mensen met God en God met mensen omgaat. Dat is ook het geval met de boeken Koningen en Kronieken het geval. De schrijver van de boeken Koningen ging op zoek naar het antwoord op de vraag hoe het zover had kunnen komen dat Israël het beloofde land verspeelde en in ballingschap moest. De schrijver van de Kronieken ging op zoek hoe het volk zich zou moeten gedragen als ze van het land en vooral van Jeruzalem weer een stad zou willen maken die schitterde voor alle volken.
Eén van de antwoorden op de vragen van de schrijver van Kronieken is dat je dan een heel verstandige Koning nodig hebt, wijsheid en inzicht staan voorop. Dat is wat anders dan een regeringsslimheid, slimme oordelen van de Koning vind je bij Kronieken dan ook niet terug. Het begin van alle wijsheid is de vreze voor God zegt de schrijver van het Spreukenboek. En er wordt nog wel eens aangenomen dat het Salomo zelf is die dat boek geschreven heeft. Het draait dus om het nakomen van het verbond. Daar heeft Salomo de Tempel voor nodig. Het centrum van het volk moet niet alleen een paleis zijn maar vooral een Tempel. De rijkdom en een lang leven komen dan vanzelf wel. Je moet, zoals in het gedeelte van vandaag staat, wel even moeten uitleggen wat het begrip Tempel voor jou betekent. Die Tempel is dus niet voor de God van Israël maar voor de Naam van die God. Voor ons zou dat iets zijn als “Ik zal er zijn” maar die Naam spreken we nooit uit omdat we die naam niet leeg en zonder eerbied willen gebruiken. De Naam zegt genoeg.
Het gaat dan ook niet om een Tempel waar een fraai beeld van God staat en waar het volk de gunst van die God kan afsmeken. Het volk heeft een verbond met die God gesloten dat inhoud dat voor een menselijke samenleving niemand aan zijn of haar bezit moet hechten. Dat breng je tot uiting in het brengen van offers, dat wat je hebt heb je van God gekregen, je deelt met God maar je deelt in dat verbond tegelijk met de armsten, met de vreemdelingen, met slaven en knechten. In Israël hoef je die God niet in leven te houden maar je moet het verbond in leven houden. God doet dat in wie God is, de Naam brengt dat tot uiting. Salomo vraagt hulp bij de bouw van zijn Tempel, want juist als je je niet verheft boven een ander is hulpvragen eigenlijk heel gewoon. Hij vraagt om een kunstenaar. Niet om een mooi beeld van die God te maken maar om uitdrukking te geven aan de opvatting dat dat verbond, dat die richtlijnen voor de menselijke samenleving het mooiste is wat op aarde bestaat. Die richtlijnen bestaan nog steeds en elke dag weer mogen wij zelf laten zien dat ze het mooiste zijn dat de wereld zou kunnen overkomen.