Wee jullie

Lucas 11:37-44

37 Toen Hij uitgesproken was, nodigde een farizeeër Hem uit voor de maaltijd. Eenmaal binnen ging Hij meteen aanliggen. 38 Toen de farizeeër dat zag, verwonderde hij zich erover dat Hij zich niet eerst gewassen had voor de maaltijd. 39 Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ach jullie farizeeën! De buitenkant van de beker en de schotel reinigen jullie, maar jullie eigen binnenkant is vol roofzucht en slechtheid. 40 Dwazen, heeft Hij die de buitenkant gemaakt heeft niet ook de binnenkant gemaakt? 41 Geef liever de inhoud van beker en schotel als gift aan de armen, dan is niets meer onrein voor jullie! 42 Maar wee jullie farizeeën, want jullie geven tienden van munt, wijnruit en andere kruiden, maar gaan voorbij aan de gerechtigheid en de liefde tot God; je zou het een moeten doen zonder het andere te laten. 43 Wee jullie farizeeën, want jullie zitten graag op een ereplaats in de synagoge en willen eerbiedig begroet worden op het marktplein. 44 Wee jullie, want jullie zijn als ongemarkeerde graven, waar de mensen overheen lopen zonder het te weten.’ (NBV21)

Vandaag kan er weer eens flink op de Farizeeën gescholden worden. We kennen ze en ze staan in onze taal in een kwade reuk. Ze krijgen in dit Schriftgedeelte door Jezus van Nazareth ongezouten de waarheid gezegd. Maar mogen wij blij zijn geen Farizeeën te zijn? Dat is nog maar de vraag. Farizeeën probeerden de leer van Mozes onder het hele volk levend te houden. Zij waren de uitvinders van de Synagogen waar Jezus van Nazareth zo vaak kwam om uit de boeken van Mozes en de Profeten voor te lezen en er uitleg over te geven. Maar die Farizeeën hadden het over een soort religie dat voorbij ging aan de maatschappelijke werkelijkheid. Een “ieder voor zich en God voor ons allen geloof” Als elke gelovige zich nu maar netjes zou gedragen en zich aan de geboden uit de leer van Mozes zou houden dan kwam het wel goed met het volk.  Dat ondertussen het volk bezweek onder de bezetting van de Romeinen kwam niet ter sprake. Dat de armen werden uitgeperst en velen zonder huis en tot bedelarij veroordeeld waren was een straf voor hun zonden of die van hun ouders. Moesten ze zich maar beter aan de wetten van Mozes houden.

Jezus van Nazareth verwijt de Farizeeën dat ze alleen letten op uiterlijkheden. Als hij vermoeid en uitgeput aan tafel gaat liggen, en iedereen lag in die tijd aan tafel, dan is er geen vraag naar het waarom, geen belangstelling voor zijn persoon, maar alleen een verwijt dat hij zich niet aan de regels houdt. Het samen eten, het samen delen van eten ontbreekt in dit verhaal. Op deze manier is er nooit te delen met de armen, dan blijft het bij een aalmoes aan de enkeling die langs de kant van de weg de hand ophoudt maar werkelijk veranderen is er niet bij. Is er dan veel veranderd sinds de dagen van Jezus van Nazareth?  Heeft bijvoorbeeld de politieke discussie over normen en waarden iets opgeleverd voor bijstandsmoeders, hun kinderen? Had het effect voor de armen in onze samenleving? Wat waren de gevolgen voor de toeslagslachtoffers en de slachtoffers van aardbevingen in Groningen. Zijn er schulden kwijtgescholden, onrechtvaardige tolmuren gesloopt? Hebben producten uit arme landen betere kansen gekregen op onze binnenlandse markten, is de concurrentie met boeren in arme landen gestopt?

Is onze samenleving rechtvaardiger geworden als het gaat om de armen in de wereld? Letten onze militairen inmiddels als eerste op de slachtoffers die er in de oorlog vallen en staan zij naast die slachtoffers, vriend of vijand? Misschien zouden we wat meer Farizeeën moeten worden maar dan ook doen wat ze zouden zeggen en wat er in het verhaal van Israël staat. Niet de nette pakken en de mooie jurken, niet de fraaie hoeden en de uniformen bepalen of normen en waarden gehaald moeten worden. Ook niet de mooie woorden die machtigen en rijken kunnen spreken, maar de Liefde voor de minsten in onze samenleving bepaalt de juiste normen en waarden. Netjes doen, je fatsoen houden, is niet verkeerd, maar zonder rechtvaardigheid voor de armen betekent het niets, zonder dat de samenleving zelf er door verandert, zonder dat het de Wet van het volk en voor het volk wordt is het zelfs antichristelijk, houdt het af van de komst van het Koninkrijk van God.

 

De lamp van het lichaam

Lucas 11:29-36

29 Toen er steeds meer mensen toestroomden, zei Hij: ‘Dit is een verdorven generatie! Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van Jona. 30 Zoals Jona een teken was voor de inwoners van Nineve, zo zal de Mensenzoon een teken voor deze generatie zijn. 31 Op de dag van het oordeel zal de koningin van het Zuiden samen met de mensen van deze generatie opstaan en hen veroordelen, want zij was van het uiteinde van de aarde gekomen om te luisteren naar de wijsheid van Salomo, en hier zien jullie iemand die meer is dan Salomo! 32 Op de dag van het oordeel zullen de Ninevieten samen met deze generatie opstaan en haar veroordelen; want zij waren na de prediking van Jona tot inkeer gekomen, en hier zien jullie iemand die meer is dan Jona! 33 Wie een lamp aansteekt, zet hem niet weg in een donkere nis of onder een korenmaat, maar plaatst hem op de standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. 34 Het oog is de lamp van het lichaam. Als je oog helder is, is je hele lichaam verlicht. Maar als het troebel is, verkeert je lichaam in duisternis. 35 Let dus op of het licht dat in je is, niet verduisterd is. 36 Als je hele lichaam verlicht is, zonder dat ook maar een deel in duisternis verkeert, dan is het zo licht als wanneer een lamp je met zijn stralen verlicht.’ (NBV21)

Wie oren heeft om te horen, die hore. We kennen de uitspraak wel. Maar luisteren we er ook naar? In dit gedeelte besluit Jezus van Nazareth met het beeld van het oog. Het oog is de lamp van het lichaam klinkt het hier. Wij beschouwen onze ogen vaak als ramen naar de buitenwereld. Daarmee moeten we immers alles waarnemen en beschouwen. Maar het oog dat kijkt in de Geest van Jezus van Nazareth ziet ook naar binnen. Schijnt het licht van het goede wel in ons, en door ons? Zijn we helder genoeg van Geest om de naaste waar te nemen? Zijn we niet verduisterd door angst, durven we ons te verplaatsen in de positie van de slachtoffers. Hebben we echt wel genoeg aan het brood dat we vandaag nodig hebben of zijn onze ogen verblind door glitter en schitter van mooi en kostbaar?

Zien we de ander wel als gelijke of trekken we de wenkbrauwen op uit arrogantie en hoogmoed? Kijken we omhoog ons verplaatsend in de positie van de minste, of kijken we omlaag om te zien over wie we nog macht kunnen uitoefenen? In dit Bijbelgedeelte wordt Jona genoemd. Wij kennen Jona van de grote vis die hem verzwolg toen hij vluchtte voor de opdracht van God. Maar het verhaal van Jona gaat over een God die steeds opnieuw met mensen wil beginnen. Jona werd opnieuw op pad gestuurd en de inwoners van de stad die hij de ondergang moest aanzeggen besloten voortaan op een nieuwe manier met elkaar om te gaan waardoor de stad niet ten onder ging. Als we het nog niet snappen moeten we het zelf maar weten zegt Jezus van Nazareth.

Elk moment kunnen we opnieuw beginnen. Voor ons is het niet ver reizen, zoals voor die Koningin die uit donker Afrika naar Salomo kwam om van hem de grondregel te leren dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Voor ons is die wet vlak bij, voor het grijpen. Er zijn geen ingewikkelde rituelen voor nodig om er mee te beginnen. Een helder oog. een open oor, een uitgestoken hand zijn genoeg. We hebben Fair Trade en wereldwinkels om boodschappen te doen, wie nog een vakantie moet plannen kan vrijwilligersorganisaties vinden die handen zoeken om enkele weken of een enkele week te helpen. Kinderen zwerven over straat en zoeken opvang in timmerdorpen of speeltuinen vol vrijwilligers. Overal zijn mensen nodig die het goede willen doen en niet dan het goede. Als je op vakantie bent in de buurt van Kampen stap dan eens de Open Hof kerk binnen en help als bezoeker bij het Kerkasiel. Zorg dus dat het licht gaat schijnen in je omgeving. Het duister van de wereld gaat dan tenminste een beetje weg, maar als we met genoeg zijn verdwijnt het duister voorgoed.

Op orde

Lucas 11:24-28

24 Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden, op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, zegt hij: “Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb.” 25 En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het schoongemaakt is en op orde gebracht. 26 Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, slechter dan hijzelf, en ze nemen daar blijvend hun intrek. En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen.’ 27 Terwijl Hij dit zei, verhief een vrouw uit de menigte haar stem en riep tegen Hem: ‘Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten waaraan U gedronken hebt!’ 28 Maar Hij zei: ‘Gelukkiger zijn zij die naar het woord van God luisteren en ernaar leven.’ (NBV21)

Het hebben van een overtuiging, het doen van het goede, het deelhebben aan een samenleving zijn voorwaarden voor het gezond blijven van lichaam en vooral ook van geest. We zien dat ook aan de zogenaamde verwarde personen. In de Bijbel zijn ze bezeten door demonen en zijn er mensen als Jezus nodig om die demonen uit te drijven. Hij had al 72 mensen er op uitgestuurd om demonen uit te drijven en de bevrijding van de armoede te verkondigen. Maar het moet niet bij die uitdrijving, bij het bestrijden van symptomen blijven.

In onze geestelijke gezondheidszorg komt dat nog al eens voor. Een verward persoon krijgt medicijnen en via een aantal gesprekken inzicht in de problematiek en leert vervolgens te leven met medicijnen en dat inzicht. Maar dan begint het leven pas. En leven betekent veranderde omstandigheden, nieuwe uitdagingen, nieuwe bedreigingen. Heb je daar antwoord op? Het zal duidelijk zijn dat alleen de eerste symptoombehandeling niet zal helpen. Een stevige omgeving die helpt, waar iemand toe kan behoren zijn voorwaarden om gezond te blijven. En bij die omgeving kunnen we allemaal horen.

Bewondering voor knappe genezers en uitvinders van goede medicijnen is dan ook niet voldoende. De moeder van Jezus die hier zo duidelijk wordt verheerlijkt omdat ze een genezer als Jezus ter wereld had gebracht en had gevoed en opgevoed doe eigenlijke helemaal niet ter zake. Waar het in het verhaal over boze geesten en verwarde personen om gaat zijn mensen die gehoord hebben van het liefhebben van de naaste als van zichzelf, die zich altijd afvragen van wie ze de naaste zouden moeten zijn, die dag en nacht klaar staan om te helpen. Die een stut en luisterend oor willen zijn voor hen die niet langer beheerst willen worden door stemmen en boze geesten. Om hen, dus om ons, draait het.

 

Wie niet met Mij is

Lucas 11:14-23

14 Hij dreef een demon uit die niet kon spreken. Toen de demon verdreven was, begon de stomme te spreken en de mensenmenigte stond verbaasd. 15 Maar enkelen van hen zeiden: ‘Dankzij Beëlzebul, de vorst der demonen, kan Hij demonen uitdrijven.’ 16 Anderen verlangden van Hem een teken uit de hemel om Hem op de proef te stellen. 17 Maar Hij kende hun gedachten en zei tegen hen: ‘Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is gaat te gronde, en huis na huis stort in. 18 Als ook Satan innerlijk verdeeld is, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Toch zeggen jullie dat Ik dankzij Beëlzebul demonen uitdrijf! 19 Als Ik inderdaad dankzij Beëlzebul demonen uitdrijf, door wie drijven jullie eigen mensen ze dan uit? Zij zullen dan ook jullie rechters zijn! 20 Maar als Ik door Gods hand demonen uitdrijf, dan is het koninkrijk van God bij jullie gekomen. 21 Wanneer een sterk, goed bewapend man zijn domein bewaakt, dan zijn zijn bezittingen veilig. 22 Maar zo gauw iemand die sterker is hem aanvalt en hem overwint, dan neemt die sterkere hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde af en verdeelt hij de buit. 23 Wie niet met Mij is, is tegen Mij, en wie niet met Mij samenbrengt, drijft uiteen. (NBV21)

We hebben het al vaker gezegd, van het goede kan alleen het goede komen, van het kwade komt het kwade. Wij geloven in het goede, in de God van Liefde en in Jezus van Nazareth die dat goede heeft volgehouden zelfs door de dood heen. In de duivel, of het kwade, of de Beëlzebub, zoals de bijgelovigen de heerser van de duivels en demonen noemden, geloven we dus niet. In sommige discussies lijkt het er op dat je niet in de God van Liefde en in Jezus van Nazareth kunt geloven als je niet in de duivel of diens trawanten gelooft. Maar die kwade machten hebben uiteindelijk geen macht. Dat blijkt als Jezus ze overwint, dat zal waar worden als het Koninkrijk komt.

Maar zo is het natuurlijk niet. Er is één God, de God die in mensen gelooft en met de minsten onder ons meetrekt. Daar komt het goede vandaan en aan ons het goede te doen en niet dan het goede. Wie dus niet de weg wil volgen die Jezus van Nazareth heeft gewezen gaat dus de weg van het kwade, houdt het kwade in deze wereld in leven, houdt het kwade in stand. Zelf zegt Jezus van Nazareth in dit verhaal uit het Evangelie van Lucas dat wie niet samenbrengt uiteen drijft. Die uiteendrijvers kennen we in onze dagen maar al te goed. Vreemdelingen zijn onder ons gaan wonen die een sterk geloof hebben in wat zij zien als de God van Abraham.

De God die aan Abraham beloofde dat die de vader van vele volken zou worden. Volgens het verhaal van Israël werd ook de andere zoon van Abraham, Ismaël uitdrukkelijk in deze belofte betrokken. En de Moslims geloven dat, via de afstamming van Ismaël, ook zij hebben kennis gemaakt met de God van Abraham. In ons parlement wordt dat geloof afgedaan als een achterlijk geloof. Elke poging van weldenkende en christelijke mensen een brug te slaan tussen onze traditie en het nieuwe geloof dat onder ons is gekomen wordt aangevallen en weggehoond.

 

Je zult vinden

Lucas 11:1-13

1 Eens was Jezus aan het bidden, en toen Hij zijn gebed beëindigd had, zei een van zijn leerlingen tegen Hem: ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes het zijn leerlingen geleerd heeft.’ 2 Hij zei tegen hen: ‘Wanneer jullie bidden, zeg dan: “Vader, laat uw naam geheiligd worden en laat uw koninkrijk komen. 3 Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben. 4 Vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is. En breng ons niet in beproeving.”’ 5 Daarna zei Hij tegen hen: ‘Stel dat iemand van jullie een vriend heeft en midden in de nacht naar hem toe gaat en tegen hem zegt: “Wil je mij drie broden lenen, 6 want een vriend van me is na een reis bij mij gekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.” 7 En veronderstel nu eens dat die vriend dan zegt: “Val me niet lastig! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al naar bed. Ik kan niet opstaan om je te geven wat je vraagt.” 8 Ik zeg jullie, als hij al niet opstaat en het hem geeft omdat ze vrienden zijn, dan zal hij wel opstaan omdat zijn vriend onbeschaamd aandringt, en hem alles geven wat hij nodig heeft. 9 Daarom zeg Ik jullie: vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. 10 Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. 11 Welke vader onder jullie zou zijn kind, als het om vis vraagt, in plaats van een vis een slang geven? 12 Of een schorpioen, als het om een ei vraagt? 13 Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen!’ (NBV21)

Vandaag vragen wij ons af hoe je moet bidden. Jezus van Nazareth gaf daarin volgens het Evangelie van Lucas les op verzoek van zijn leerlingen. Het gedeelte dat we uit de Bijbel lezen vandaag eindigt niet met het beroemde Onze Vader in de versie van het Evangelie van Lucas, het begint er mee. Het leert ons ook wat bidden eigenlijk is. Bidden is vragen, maar dan vragen naar wat je echt nodig hebt. Voor eten hebben we eigenlijk niet meer nodig dan brood. En om een beetje vrede te hebben weten we eigenlijk best dat we mensen om ons heen de fouten moeten vergeven waarvan we willen dat zij ze ons ook zouden vergeven. Natuurlijk mag je die noemen. Maar je mag ook zelf aan die mensen om je heen die vergeving vragen. Want meestal weten mensen hun eigen fouten het eerst, en de eerste zijn die om vergeving vraagt maakt dat mensen mild gestemd worden en ontvankelijker worden voor het noemen van hun eigen fouten, zeker als die vergeven worden.

Vergeving is dan ook niet zoiets als “zand erover”, maar veel meer “we beginnen opnieuw maar dan op andere manier”. Van vergeving groei je, zeiden ze vroeger wel eens, maar Paulus waarschuwde in een van zijn brieven dat je er niet maar op los moet leven zodat je veel meer vergeving krijgt voor alles wat je verkeerd doet. Het goede brengt het goede voort leren we. Natuurlijk, een vader die zijn kinderen liefheeft geeft ze geen oneetbare dingen als maaltijd. Wie dit leest en een vader, moeder of verzorger heeft en wel geslagen en vernederd wordt en dat niet durft te zeggen moet echt de kindertelefoon bellen., of er met iemand over praten. Ook die vader, moeder of verzorger kan vergeven worden voor de fouten die ze maken maar dat opnieuw beginnen kan alleen als iemand er over durft te spreken. Als iedereen snapt dat je kinderen het goede moet geven hoeveel meer kan het goede zelf dan voortbrengen.

Daarom moet je ook niet je mond houden bij het kindergehuil bij de buren, daarom moet je ook spreken over de blauwe plekken bij de buurvrouw of buurman, daarom moet je iets zeggen als de vrienden en vriendinnen van je eigen kinderen weer eens dronken zijn. Vergeven kan alleen beginnen als duidelijk is wat er vergeven moet worden, als we bereid zijn om het samen anders te gaan doen, het kwade te gaan weren en het goede toe te laten in ons leven. Dat is pas bidden en dan geldt zeker dat, als je bidt, je ook gegeven zal worden. Niet om rijkdom en aanzien valt er te bidden, niet om te zeggen hoe goed we wel niet zijn, maar om de Geest van God, want in die geest willen we werken en leven, niet voor onszelf maar voor onze naaste. Wij bidden dat het Koninkrijk van God zal komen, waar iedereen aan mee mag doen. Wij zelf hebben aan brood genoeg.

Mijn hart jubelde

Psalm 28

1 Van David. U, HEER, roep ik aan, mijn rots, houd u niet doof. Als U blijft zwijgen, word ik een dode met de doden in het graf. 2 Hoor mijn smeekbede als ik U om hulp roep, als ik mijn handen ophef naar het hart van uw heiligdom. 3 Ruk mij niet weg met de kwaadwilligen, met hen die onrecht doen, die hun vrienden vrede wensen, maar in hun hart zinnen op kwaad. 4 Geef hun wat ze verdienen, vergeld hun naar hun daden, naar het werk van hun handen, laat hen voor hun misdrijven boeten. 5 Voor de daden van de HEER hebben ze geen oog, noch voor het werk van zijn handen. Daarom zal Hij hen afbreken en nooit meer opbouwen. 6 De HEER zij geprezen, Hij heeft mijn smeekbede gehoord. 7 De HEER is mijn kracht en mijn schild, op Hem vertrouwde mijn hart, ik werd geholpen en mijn hart jubelde, Hem wil ik loven in mijn lied. 8 De HEER is de kracht van zijn volk, een burcht van redding voor zijn gezalfde. 9 Red het volk dat U toebehoort, zegen het, wees zijn herder en draag het voor eeuwig.(NBV21)

We zoeken de Schriftgedeelten die we dagelijks hier lezen en bespreken niet zelf uit. We volgen het leesrooster van het Nederlands Bijbelgenootschap dat op de site van de PKN is te downloaden en dat in heel veel kerken dagelijks gelezen wordt. Toch valt het op hoe vaak de keuze van het Bijbelgedeelte aansluit bij de actualiteit van het leven. Vandaag zingen we van Psalm 28. In deze Psalm wordt God aangeroepen als een Rots, een rots waarop je kunt bouwen. In een tijd van financiële en economische crisis, als alles om je heen onzeker is kun je zo’n rots wel gebruiken. Want wat zal de toekomst brengen? Heb je nog wel werk na de zomer? Komt er wel pensioen als je uitgewerkt bent? Is er een uitkering als je door ziekte of ongeval ongeschikt wordt om te werken? Blijf je wel verzekerd tegen alle risico’s van ziekte ook voor degenen die van jou afhankelijk zijn? Wordt het vinden van een huis straks mogelijk of nog moeilijker?

Voor heel veel mensen is het leven heel wat onzekerder geworden en dan kan je zo’n rots wel gebruiken. Maar we moeten oppassen van het geloof in de God van Israël geen vluchtweg voor ellende te maken. Als je in die God geloofd ben je niet verzekerd tegen ellende. Het overkomt je even goed. Alleen die ellende is wat beter te dragen. Christenen wijzen graag op het kruis en het lijden van Jezus van Nazareth. Dat is bijna altijd erger dan wat ons kan overkomen. Maar daar had de dichter van deze Psalm geen weet van. Hij is bang weggerukt te worden met de kwaadwilligen, met hen die onrecht doen, die hun vrienden vrede wensen, maar in hun hart zinnen op kwaad. Je moet het dus zoeken bij het tegendeel van het kwaad, het tegendeel van onrecht. De liefde voor de naaste kan je door het diepste dal heen helpen. Niet eens zozeer de liefde die mensen voor jou hebben als je het moeilijk hebt. Dat kan een hele steun zijn, maar soms ook een last.

Mensen zijn soms oppervlakkig, denken dat een enkel woord al genoeg is om het lijden weg te nemen. Ze glimlachen je alvast toe maar jouw pijn blijft, ja het lijkt er soms op dat ze je verbieden je pijn te tonen. Die liefde kan helpen maar daar moet je niet te vast op rekenen. Wat echt helpt is zelf je naaste lief te hebben als jezelf. Dat begint met het liefhebben van jezelf. Ook al wordt je werkloos, ook al verlies je bezit en aanzien, je blijft evenveel waard als je waard was. Wie afhankelijk wordt van ambtelijke instanties loopt de kans diep vernederd te worden. Je laten vernederen door ambtelijke instanties is nog erger, dan doe je het jezelf ook nog een keer aan. Er tegen opstaan kan jou helpen maar ook anderen, niemand is immers door eigen schuld werkloos. En ook als je nog werk hebt dan kun je je bewust worden van het feit dat je zusters en broeders gemakkelijk vernederd worden en onrecht wordt aangedaan. Kleine foutjes hebben voor armen vaak grote gevolgen. Doe mensen recht en heb ze lief. Dat is de rots waarop een samenleving gebouwd kan worden, dat is het gebod van onze God, ook vandaag, ook in deze dagen.

 

Niet uitbuiten.

Deuteronomium 23:16-26

16 U mag een slaaf die bij u zijn toevlucht zoekt, niet uitleveren aan zijn meester. 17 U moet hem opnemen en hem een plaats gunnen in de stad die hij uitkiest. U mag hem niet uitbuiten. 18 Geen enkele Israëlitische vrouw of man mag zich wijden aan een afgod. 19 U mag in het heiligdom van de HEER, uw God, geen hoerenloon of schandegeld gebruiken voor het inlossen van een gelofte, want de HEER, uw God, heeft van beide een afschuw. 20 U mag geen rente vragen als u iets aan een volksgenoot leent, of het nu gaat om geld of voedsel of wat u ook maar tegen rente te leen kunt geven. 21 Van een buitenlander mag u wel rente heffen, maar niet van iemand uit uw eigen volk. Als u zich hieraan houdt zal de HEER, uw God, u zegenen in alles wat u onderneemt in het land dat u in bezit zult nemen. 22 Als u de HEER, uw God, een gelofte doet, los die dan ook spoedig in. Want Hij zal zijn aanspraak zeker laten gelden, en dan wordt uw laksheid u als zonde aangerekend. 23 Als u echter helemaal geen gelofte doet, valt u niets aan te rekenen. 24 Maar als u uw woord gegeven hebt, moet u het nakomen; u hebt zelf, uit eigen vrije wil, de HEER, uw God, een gelofte gedaan. 25 Als u door andermans wijngaard loopt mag u zo veel druiven eten als u maar wilt, tot u genoeg hebt, maar u mag ze niet ergens in meenemen. 26 En wanneer u door andermans korenveld loopt mag u wel aren plukken met de hand, maar niet de sikkel in zijn koren slaan. (NBV21)

Het volk Israël heeft een direct verbond met zijn God. Dat was een God die het volk uit het slavenhuis van Egypte had geleid. Daarom ga je een slaaf die ontvlucht is niet opnieuw in slavernij brengen maar neem je die op in het volk van bevrijdde slaven en beschouw je die als een volksgenoot en buit je die dus ook niet uit. Die God van Israël was een jaloers God die geen andere goden voor zijn aangezicht duldde. Dus ga je jezelf of je kinderen ook niet aanbieden als tempelprostituees, die zijn er immers ten dienste van andere goden. Als er geld mee verdiend wordt dan gebruik je dat zeker niet om plichten in de Tempel van de God van Israël te voldoen, daarvoor is die God veel te jaloers.

De God van Israël had maar één echt gebod, alle andere regels laten zich daarin samenvatten: “Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf”. Israël was daarvoor als voorbeeld voor de volken uitgekozen. Daarom vraagt een Israëliet geen rente aan een volksgenoot, of er nu geld of voedsel is uitgeleend. Rente als vergoeding voor een lening is de motor van ons financiële systeem, maar de rente op leningen is tevens de valkuil van dat systeem en een bron van ellende voor heel veel mensen. Alleen in de Islam lijkt het verbod op het vragen van rente nog bewaard gebleven. Misschien moeten ook wij nog eens studeren op een verbod voor banken om rente te vragen op leningen. Wie de naaste lief heeft leert van Israël dat men in elk geval geen rente vraagt op leningen, leningen in geld of in voedsel.

Betrouwbaarheid is ook een kenmerk van iemand die zijn naaste liefheeft. Een belofte moet daarom nagekomen worden, niet pas na zeer lange tijd als iedereen het eigenlijk al weer vergeten was maar zo snel mogelijk, als teken van betrouwbaarheid en liefde. En omdat het leven nu eenmaal draait om het delen van elkaar kun je in een wijngaard gerust van de druiven eten en in een korenveld van het koren. Niet dat je daar moet gaan oogsten om zelf winst te maken met de producten van een ander, maar delen voor jezelf wordt uitdrukkelijk toegestaan. Zo zijn er tal van manieren om de naaste lief te hebben als jezelf, delen, geen rente vragen, bevrijden, niet uitbuiten. En elke dag kun je ook zelf manieren vinden om je naaste lief te hebben als jezelf, ook vandaag weer.

 

Het kamp rein houden

Deuteronomium 23:2-15

2 Mannen bij wie de zaadballen zijn geplet of het lid is afgesneden, moet de toegang tot de gemeenschap van de HEER worden ontzegd. 3 Ook bastaards en hun nakomelingen tot in het tiende geslacht wordt de toegang ontzegd. 3 4 Hetzelfde geldt voor Ammonieten en Moabieten: nooit ofte nimmer zullen ze tot de gemeenschap van de HEER worden toegelaten, 5 omdat ze u op uw tocht uit Egypte niet van voedsel en water hebben voorzien, en omdat ze Bileam, de zoon van Beor, uit Petor in Aram-Naharaïm hebben ingehuurd om u te vervloeken. 6 Maar omdat de HEER, uw God, u liefhad, heeft Hij Bileam geen gehoor geschonken en de vervloeking in een zegening omgezet.7 Draag dus, zolang u leeft, in geen enkel opzicht bij aan hun voorspoed en geluk. 8 Edomieten moet u echter met respect behandelen, want dat zijn uw broeders. Ook Egyptenaren moet u respectvol behandelen, want u hebt als vreemdeling in hun land gewoond. 9 En wat hun nageslacht betreft: vanaf de derde generatie kunnen ze worden toegelaten tot de gemeenschap van de HEER. 10 Tijdens een veldtocht tegen de vijand moet u zich in acht nemen voor alles wat ongepast is. 11 Zo moet een man die ’s nachts door een zaadlozing onrein is geworden het legerkamp uit gaan en buiten blijven.12 Tegen het vallen van de avond moet hij zich baden; na zonsondergang mag hij dan het kamp weer binnenkomen.13 Verder moet er buiten het kamp een gelegenheid zijn waar u uw behoefte kunt doen. 14 U moet een tentpin bij uw uitrusting steken, die u kunt gebruiken om een gat te maken waar u boven hurkt, en om uw uitwerpselen te bedekken. 15 Want de HEER, uw God, is tijdens zo’n veldtocht in uw midden, om u te beschermen en u te laten zegevieren over uw vijand. Daarom moet u het kamp rein houden, opdat Hij niets onbetamelijks bij u aantreft en Hij zich niet van u afkeert. (NBV21)

Er zijn twee begrippenparen die steeds in de Bijbel terugkomen. Dat zijn rechtvaardig en onrechtvaardig en rein en onrein. Rechtvaardig en rein horen bij God en onrechtvaardig en onrein horen niet bij God en moeten daarvan verre gehouden worden. Als je dus bij de God van Israël wil horen dan moet je rechtvaardig en rein zijn en je ook als rechtvaardig en rein gedragen. Je wordt niet zomaar rechtvaardig en rein. Rechtvaardig wordt je als je andere mensen tot hun recht laat komen, je naaste dus liefhebt als jezelf en rein wordt je doordat je jezelf reinigt van onreinheid. Die twee begrippen horen bij elkaar. Onrechtvaardigheid maakt je onrein en als je onrein blijft dan verwaarloos je dus de geboden van God. Door jezelf te reinigen bepaal je je ook weer bij de geboden en zul je het gebod van rechtvaardigheid, van je naaste liefhebben als je zelf ook weer gaan onderhouden.

In het gedeelte dat we vandaag lezen gaat het met name om wat we tegenwoordig in het Christendom, de kerk, de gemeente zouden noemen, daar waar de dienst aan God gevierd werd. In Israël dus in de Tabernakel of de Tempel. Daar waren de mensen van uitgesloten die niet bij de God van Israël hoorden. Bastaarden, kinderen van tempelprostituees, gecastreerden, die daardoor aan een andere god gewijd waren, hoorden er niet bij. Maar ook niet de Ammonieten en Moabieten, de volken die geweigerd hadden met Israël te delen en integendeel daarvan met Israël waren gaan vechten. Wie andere goden dient, wie niet wil delen maar oorlog voert, hoort dus niet bij de God van Israël.

In Israël heeft men vanouds raar aangekeken tegen datgene wat er bij mannen en vrouwen uit de genitaliën kan komen. Dat klopt niet, wat het lichaam zo verlaat kan niet bijdragen aan het leven en is dus onrein. Als het leger van de God van Israël optrekt om vijanden van het volk te bestrijden dan moet het leger dus rein zijn en rein blijven. Dit soort reinheid kennen we tegenwoordig als zeer verstandig omdat het ziekten voorkomt, maar Israël kende ook een aantal wetten die er voor zorgden dat verslagen vijanden soms menselijk werden behandeld. De reinheid van het leger maakte dat ook die wetten gehandhaafd werden. Onverschilligheid jegens het eigen lichaam leidt direct tot onverschilligheid jegens de naaste. Dat geldt ook vandaag nog, zorg dat je zelf gezond blijft, gezond leeft en je krijgt vanzelf oog voor wat een ander nodig heeft om gezond te leven en wat die ander daarin tekort komt, een tekort waarin je de naaste wellicht moet helpen, ook vandaag weer.

Verhef je niet

Psalm 75

1 Voor de koorleider. Op de wijs van Verdelg niet. Een psalm van Asaf, een lied. 2 Wij loven, God, wij loven U, uw naam is ons nabij, uw wonderen gaan van mond tot mond. 3 ‘Ja, Ik bepaal of de tijd is gekomen, Ik zal oordelen naar recht en wet. 4 Al beeft de aarde met haar bewoners, Ik heb haar op zuilen vastgezet. sela 5 Tot de hoogmoedigen zeg Ik: Wees niet hoogmoedig, tot de trotse zondaars: Verhef je niet, 6 verhef je niet tegen de hemel, spreek niet op hoge toon.’ 7 Niet uit het oosten, niet uit het westen, niet uit de woestijn komt verheffing, 8 het is God die rechtspreekt en de een vernedert, de ander verheft. 9 In zijn hand houdt de HEER een beker met wijn, schuimend en bitter gekruid, Hij schenkt hem uit aan de zondaars op aarde, zelfs de droesem moeten zij drinken. 10 Ik wil er altijd over spreken, erover zingen voor de God van Jakob: 11 ‘De trots van de zondaar zal Ik breken, maar de rechtvaardige zal Ik verheffen.’ (NBV21)

We zingen vandaag een loflied. God lof, er is weer een nieuw begin mogelijk. Het is een lied waarin we ons laten gezeggen door God zelf, het lijkt zelfs wel of God ons vandaag zelf toezingt. We wensen elkaar zo gemakkelijk een goede morgen, goede middag of goede avond, het is tegenwoordig vaak versleten door een gedachteloos uitgesproken goedendag. Deze Psalm herinnert ons er aan dat het beste ook vandaag komt van de God van Israël. Niet je eigen grote borst opzetten, niet je eigen trucjes om je concurrenten te verslaan en de beste te worden in je vak, je straat, de baas in je gezin of je familie, de voortdurende winnaar in je sportwedstrijden maken dat je groot bent of nog groter wordt. Of je boven de middelmaat uitsteekt wordt bepaald door de God van Israël en wanneer je boven de middelmaat uitsteekt wordt ook bepaald door de God van Israël.

Al die zelfverheffing is volgens de Psalmist maar een bitter gebeuren. Het smaakt wel als wijn, het ziet er zo uit en het ruikt ook zo, maar het is bitter gekruid. Je bent het zelf die je groot maakt, de Prediker zou zeggen dat het lucht en leegte is en dus najagen van wind. Wie echt zal worden verheven, en dat zal ook vandaag zo zijn, is de rechtvaardige. En we weten dat de rechtvaardige anderen tot hun recht zal laten komen. Niet zomaar anderen, idolen hebben we niet en zelfgemaakte grootheden lopen we niet na. Het zijn de mensen die niet groot zijn, de minsten, de zieken, de gehandicapten, de mensen langs de kant van de weg, de vreemdelingen, die door de gelovigen recht worden gedaan. Ze gaan in de gelovige gemeenschap weer meetellen. Daar valt de afkomst, het bezit, het geslacht weg als het gaat om onderscheid. Het enige onderscheid dat telt is het onderscheid tussen rechtvaardige en onrechtvaardige, tussen gelovige en ongelovige. Doe je mee in die bijzondere gemeenschap of leef je alleen voor jezelf?

Denk nu niet dat het alleen om individuen gaat, of dit achter voordeuren kan worden opgesloten. Ook tegenwoordig zal het er om gaan om de samenleving zo in te richten dat iedereen weer meetelt. Dat de voedselbanken de mensen voldoende kunnen helpen maar ook dat we inkomen en welvaart zo gaan verdelen dat de voedselbanken overbodig worden. We zullen ook af moeten van de papierlozen. Mensen zijn niet illegaal, mensen zijn broeders en zusters en in elk geval broeders en zusters van de gelovigen hier in ons land. We zullen ook de moeilijkst te plaatsen papierlozen een plaats moeten geven waar ze weer mee kunnen tellen, waar ze weer een aandeel kunnen leveren aan de wereldsamenleving. We zullen ook rekening moeten houden met de kinderen van papierlozen die hier vaak al jaren wonen en als Nederlandse kinderen geworteld zijn. De psalm van vandaag zingt dat het kan, dat het moet, maar ook dat het zal gebeuren.

 

Veroordelen

Kolossenzen 2:16–3:4

16 Laat u daarom door niemand iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. 17 Dit alles is slechts een schaduw van wat komt-de werkelijkheid is van Christus. 18 Laat u niet veroordelen door mensen die opgaan in zelfvernedering en engelenverering, zich verdiepen in visioenen of verblind door hun eigen bedenksels menen heel wat te zijn. 19 Zulke mensen richten zich niet naar het hoofd, van waaruit God het hele lichaam, door gewrichtsbanden en pezen ondersteund en bijeengehouden, doet groeien. 20 Als u met Christus dood bent voor de machten van de wereld, waarom laat u zich dan geboden opleggen alsof u nog in de wereld leeft? 21 ‘Niet aanraken! Niet proeven! Afblijven!’ – 22 het zijn menselijke voorschriften en instructies over zaken die door het gebruik vergaan. 23 Dat moet allemaal voor wijsheid doorgaan, maar het is zelfbedachte vroomheid, zelfvernedering en verachting van het lichaam; het heeft geen enkele waarde en dient alleen maar tot eigen bevrediging. 1 Als u nu met Christus tot leven bent gewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. 2 Richt u op wat boven is, niet op wat op aarde is. 3 U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God. 4 En wanneer Christus, uw leven, verschijnt, zult ook u in luister verschijnen, samen met Hem. (NBV21)

Het woord “spiritualiteit” komt niet in de Bijbel voor. De Bijbel heeft het over de Geest en zowel in het Hebreeuws als in het Grieks is daar een helder woord voor dat levensadem betekent. De vraag is dus niet hoe jouw spiritualiteit er uit ziet, maar wat is jouw levensadem. Wat adem je in en wat brengt jouw adem jou tot spreken. Want juist door je adem spreek je, in woorden en in daden. Toch zijn er heel veel mensen die menen naast hun spreken en handelen er een aparte vorm van godsdienst, religie, op na te moeten houden. In onze dagen is er een grote verscheidenheid. De engelenverering waarover aan de gemeente in Kolosse wordt gesproken kennen we ook in onze dagen, dominees weten er aardige boeken over te schrijven om die verering gestalte te geven en in sommige kringen worden feestdagen van engelen gevierd. Ook zelfvernedering, spreken over visioenen die mensen ontvangen of eigen bedenksels zijn reden voor aparte religies. Er is zelfs een stroming ontstaan uit een science fiction boek.

Er is bij dit Bijbelgedeelte nog wel eens sterk gewezen op de tegenstelling tussen het “aardse” en het “hogere”. In Kolosse moet men zich niet bezig houden met het aardse maar met wat boven is wordt hen geschreven. Dat aardse kennen we, dat is onze concrete werkelijkheid, de wereld waarin we leven en die beheerst wordt door geweld, gelijk en hebzucht. Er wordt ons dan voorgehouden dat we dat hogere niet kennen. Dat ligt achter de wolken, dat is waar God woont en die is zelfs in de ruimte bij de sterren niet te vinden. Maar dat kan nooit aan de gemeente in Kolosse geschreven zijn. Allereerst wordt er geschreven dat de gelovigen bevrijdt zijn van de machten in de wereld. Voor de gelovigen in de dagen toen deze brief geschreven werd waren dat niet alleen de Keizer in Rome en zijn vertegenwoordigers, maar ook onzichtbare machten aan wie je moest offeren of waartegen je je moest beschermen met amuletten. De zogenaamde “geestelijke” wereld die ons nog al eens wordt voorgehouden als tegenstelling met de concrete wereld viel voor de gelovigen in Kolosse volstrekt met elkaar samen.

In Kolosse had zich een andere werkelijkheid voorgedaan. De werkelijkheid van Liefde en de vrijheid die dat met zich meebracht. Dat was de werkelijkheid van de Christus, de bevrijder, en de werkelijkheid van zijn Vader. Ze hadden een weggelopen slaaf niet ter dood gebracht zoals de wereld dat wilde maar opgenomen in hun gemeenschap zoals ze dat van Christus hadden geleerd. Dat was een breuk met het denken in wetten en regels die ongekend was. De manier van denken in wetten en regels was ook onder Farizeeën en Judeeërs gewoon geworden. Aan de gemeente in Kolosse wordt dan ook allereerst geschreven dat men in vrijheid met de richtlijnen voor de menselijke samenleving moest omgaan en zich niet moest laten oordelen zoals in het Romeinse Recht geoordeeld werd. De liefde voor mensen gaat boven de liefde voor regels. Ook in onze dagen brengt het gelovigen tot een radicaal andere houding in de wereld dan de wereld van ons verwacht. Mensen die zonder papieren in ons land aan het zwerven zijn gezet omdat ze volgens de regels moesten verdwijnen worden opgevangen en krijgen een nieuwe plaats in onze samenleving. Gelovigen die de Liefde voor de naaste voorop stellen zijn spreekbuis geworden voor de mensen die op deze manier monddood, uitgeprocedeerd, zijn gemaakt. Die Liefde is het hogere, is het hoogste, daarin te leven is pas leven, al het andere is de dood.