Iets te eten

Lucas 8:40-56

40 Toen Jezus terugkeerde, werd Hij door de menigte opgewacht; iedereen stond naar Hem uit te kijken. 41 Er was ook een man onder hen die Jaïrus heette, een leider van een synagoge. Hij kwam op Jezus af, viel aan zijn voeten neer en smeekte Hem mee te gaan naar zijn huis, 42 want hij had een dochter van ongeveer twaalf jaar oud die op sterven lag; ze was zijn enige kind. Toen Jezus op weg ging, begonnen de mensen van alle kanten te duwen. 43 Een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed-ze had al haar geld aan artsen uitgegeven, maar niemand kon haar genezen- 44 naderde Hem van achteren en raakte de zoom van zijn mantel aan; meteen hield de bloedvloeiing op. 45 Jezus vroeg: ‘Wie heeft Mij aangeraakt?’ Iedereen ontkende de aanraking en Petrus zei: ‘Meester, de mensen om U heen staan te duwen en te dringen!’ 46 Maar Jezus zei: ‘Iemand heeft Me aangeraakt, want Ik voelde kracht van Me uitgaan.’ 47 Toen het de vrouw duidelijk werd dat haar aanraking niet onopgemerkt was gebleven, kwam ze trillend naar voren, viel voor Hem neer en legde ten overstaan van de hele menigte uit waarom ze Hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen. 48 Hij zei tegen haar: ‘Uw geloof heeft u gered, mijn dochter, ga in vrede.’ 49 Nog voor Hij uitgesproken was, kwam er iemand uit het huis van Jaïrus tegen de leider van de synagoge zeggen: ‘Uw dochter is gestorven. Val de meester niet langer lastig.’ 50 Maar Jezus hoorde het en zei: ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.’ 51 Toen Hij bij het huis kwam, stond Hij niemand toe om met Hem naar binnen te gaan behalve Petrus, Johannes en Jakobus, en de vader en moeder van het meisje. 52 Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van verdriet op de borst. Hij zei: ‘Houd op met klagen, want ze is niet gestorven, ze slaapt.’ 53 Ze lachten Hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven was. 54 Hij nam haar hand vast en zei met luide stem: ‘Meisje, sta op!’ 55 Haar levensadem keerde terug en ze stond meteen op. Hij gaf opdracht haar iets te eten te geven. 56 Haar ouders waren verbijsterd; Hij gebood hun tegen niemand te zeggen wat er was gebeurd. (NBV21)

Ook vandaag gaan de verhalen in het Evangelie van Lucas, die we volgens het rooster van het Nederlands Bijbelgenootschap lezen, over vertrouwen. Er is een man genaamd Jaïrus die vertrouwen heeft in het vermogen van Jezus van Nazareth om iets voor zijn dochtertje te doen en er is het vertrouwen van een vrouw dat Jezus van Nazareth haar weer een plaats in de samenleving zou kunnen geven. Voor dat laatste moeten we weten wat die ziekte van bloedvloeiing had te betekenen. Die vrouw was tot de onaanraakbaren gaan behoren. Hoewel ze overal kon gaan en staan waar ze wilde maakte haar ziekte dat het aan iedereen verboden was haar aan te raken. Ook zij mocht niemand aanraken. En daardoor was ze buiten de samenleving geplaatst. Jezus van Nazareth heft dat taboe op. Hij verklaart de vrouw genezen en haar vertrouwen maakt dat ze geen straf krijgt, Jezus van Nazareth niet in een positie brengt dat hij zich moet reinigen, maar dat ze gewoon weer mee mag doen.

In het verhaal van vandaag was er een meisje dat kennelijk niet meer wilde eten. Met een modern woord noemen we dat anorexia. Daar kun je dood aan gaan, het is een vreselijke ziekte en als je er aan lijdt dan moet je weten dat er goede therapieën voor zijn om te genezen. In de psychologie wordt wel gezegd dat de ziekte ontstaat bij meisjes uit angst voor volwassenheid. De menstruatie blijft weg en ze blijven daardoor het kleine meisje dat ze waren. Dat je dat niet voor eeuwig kunt volhouden is duidelijk en naarmate de tijd verstrijkt wordt de schade groter. Waar komt die angst voor volwassenheid toch vandaan? Het kan zijn uit seksueel misbruik in de jeugd maar meestal is dat niet het geval. Angst voor een volwassen seksuele relatie kan ook komen door onbekendheid. Als er nooit over gesproken wordt, als je er niet op wordt voorbereid dan kan die maandelijkse bloeding als een schok komen. Dan ben je ineens niet meer die je was, zonder dat je weet hoe je zou kunnen zijn. De gewoonte om niet in het openbaar over seksualiteit te praten en zeker niet over menstruatie kan mensen in onze omgeving dus danig beschadigen.

Jezus van Nazareth wijst een andere weg, hij beveelt het meisje op te staan, op te staan tegen haar meisje zijn, ze moet weer eten. Ook hier geeft Jezus iemand weer een eigen plaats in de samenleving. Na de bezeten vreemdeling met zijn vele demonen, de bloedvloeiende vrouw die niet mocht aanraken en aangeraakt worden, volgt nu het meisje dat vrouw mag worden. Voor haar ouders moet dit een danige schok geweest zijn. Ineens moeten ze dat lieve meisje niet meer als lieve meisje behandelen maar als volwassen jonge vrouw. Het kan ouders nog steeds schokken als ze zich moeten realiseren dat hun kleine meisje ineens een jonge vrouw is. Als je niet uitkijkt blijven ze thuis als klein meisje doen en buiten huis als jonge vrouw. Levensgevaarlijk kan dat zijn. We moeten dus in het spoor van Jezus van Nazareth ook onze kinderen de plaats in de samenleving geven die ze verdienen op grond van wat ze zijn, niet van hoe we ze zouden willen.

Wat is je naam?

Lucas 8:26-39

26 Ze voeren verder naar het gebied van de Gerasenen, dat tegenover Galilea ligt. 27 Toen Hij aan land stapte, kwam Hem een man uit de stad tegemoet die door demonen bezeten was. Deze man droeg al geruime tijd geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven. 28 Toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor Hem neer en riep luidkeels: ‘Wat heb ik met Jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek Je, doe me geen pijn!’ 29 Jezus had namelijk de onreine geest bevolen uit de man weg te gaan. Want die had hem al heel lang in zijn macht, en gewoonlijk werd de man voor de veiligheid aan handen en voeten geboeid, maar telkens trok hij de boeien kapot en werd hij door de demon naar eenzame plaatsen gedreven. 30 Jezus vroeg hem: ‘Wat is je naam?’ Hij antwoordde: Legioen’ -er woonden namelijk veel demonen in hem. 31 Ze smeekten Hem hun niet te bevelen naar de onderwereld te gaan. 32 Nu werd er op de berghelling een grote kudde varkens gehoed, en de demonen smeekten Jezus om hun toe te staan hun intrek in de varkens te nemen. Hij stond hun dat toe. 33 Toen ze uit de man waren weggegaan, trokken ze in de varkens, waarop de kudde de steile helling afstormde, het meer in, en verdronk. 34 Toen de varkenshoeders dat zagen, sloegen ze op de vlucht en ze vertelden in de stad en in de dorpen wat er was gebeurd. 35 Vele mensen gingen op weg om met eigen ogen te zien wat er was voorgevallen. Toen ze bij Jezus kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan. Hij zat aan Jezus’ voeten, gekleed en bij zijn volle verstand, en toen ze dat zagen, werden ze door schrik bevangen. 36 Degenen die alles gezien hadden, vertelden hun hoe de bezetene was gered. 37 En de hele mensenmenigte uit het gebied van de Gerasenen verzocht Jezus hen te verlaten, want angst en ontzetting hadden hen aangegrepen. Hij stapte in de boot om terug te gaan. 38 De man bij wie de demonen waren weggegaan, vroeg Hem met aandrang bij Hem te mogen blijven. Maar Hij stuurde hem weg met de woorden: 39 ‘Ga terug naar huis en vertel alles wat God voor u heeft gedaan.’ Hij ging weg en maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem gedaan had.(NBV21)

In veel Bijbelverhalen wordt met de naam ook iets over de persoon zelf verteld. Met de naam “Jezus” is dat het geval, het betekent iets als “God bevrijdt” en ook met het land van de Gerasenen is dat het geval, het is het buitenland maar de naam betekent iets als “de beloning ligt aan het einde”. Als Jezus vraagt naar de naam van de man die zo hard roept dat hij niks met Jezus te maken wil hebben dan krijgt hij dan ook een antwoord dat iets vertelt over de man zelf, Legioen, want zo vertelt het Evangelie van Lucas, er wonen veel demonen in de man. De ontmoeting vindt plaats buiten de gemeenschap, in het buitenland, aan de overkant van het meer. Veel verder buiten de gemeenschap lijkt niet echt mogelijk. Een man zonder huis, die in grotten slaapt, zonder kleren, een man die bij de varkens verblijft, eenzamer en meer verlaten lijkt niet mogelijk.

De bezetenheid van de man mag volgens Jezus ook overgaan op de varkens, die mag je immers toch niet eten, die dienen nergens voor in Israël. In dat buitenland overigens wel, ook de Romeinen waren er dol op en het zou wellicht voedsel voor de bezetter zijn geweest dat nu de afgrond in geholpen wordt? Geen wonder dat de Gerasenen bang werden en vroegen om het vertrek van die vreemde uit Israël die hen de man weer terug had gegeven. Want nu immers kon de man die bezeten was geweest door vele demonen weer deelnemen aan de samenleving. Delen met zijn samenleving wat hem was overkomen, dat eindelijk iemand naar zijn naam had gevraagd, had gevraagd wie hij eigenlijk was. Voor ons zeggen namen niet zoveel, wij kiezen geen namen meer bij de persoonlijkheid van de mens. Zelfs onze beroepsnamen zeggen meestal niet zo veel meer.

Slechts bij enkele ambachten weten we nog wat mensen doen, maar de meeste mensen weten niet meer te vertellen dan dat ze op een fabriek, of een kantoor werken. Doorvragen naar wie je eigenlijk bent gebeurt maar weinig. Maar juist dat vragen naar wie iemand is, kan mensen van hun angsten voor de samenleving afhelpen. Wie is die moslim in onze buurt, wie is die hindoe die we tegenkwamen. Vragen we dat wel eens? Vragen we dat wel eens aan hen, of scharen wij ons achter vooroordelen van mensen die er belang hebben de angst aan te wakkeren in plaats van de angst weg te nemen en mensen een plaats in de samenleving te geven. Jezus vraag naar de naam, naar de persoon, is de inleiding tot een bevrijding van demonen. wij weten dat angst die demonen voedt, neem vandaag dus iets van die angst weg en doe mee aan de bevrijding door Jezus van Nazareth.

 

We vergaan!

Lucas 8:22-25

22 Op een van die dagen stapte Hij in een boot, samen met zijn leerlingen, en zei tegen hen: ‘Laten we naar de overkant van het meer gaan,’ en ze voeren het meer op. 23 Onderweg viel Hij in slaap. Er kwam een hevige storm opzetten, zodat de boot water maakte en dreigde te zinken. 24 Ze maakten Hem wakker en riepen: ‘Meester, meester, we vergaan!’ Hij stond op en sprak de wind en de golven bestraffend toe. Daarop ging de wind liggen en kwam het water tot rust. 25 Hij vroeg hun: ‘Waar is jullie geloof?’ De leerlingen waren geschrokken en zeiden vol verbazing tegen elkaar: ‘Wie is Hij toch, dat zelfs de wind en het water zijn bevelen gehoorzamen?’ (NBV21)

Het Evangelie van Lucas rijgt de verhalen aaneen en doordat we ze dag in dag uit in stukjes lezen lijken ze zonder verband te zijn. Dat is niet zo. De verhalen horen bij elkaar. Zo hebben we een paar dagen geleden gelezen over standvastigheid, over volhouden. Zaad dat in vruchtbare grond valt groeit niet zomaar op, maar moet vogels en distels weerstaan om vrucht te kunnen dragen. Vandaag gaat het er weer over. Hebben de volgelingen van Jezus van Nazareth goed geluisterd of dringt het nog steeds niet helemaal tot ze door. Het Griekse woord voor geloof wordt ook wel vertaald met vertrouwen. We moeten geloven dat het goed komt, we moeten er op vertrouwen dat dat Koninkrijk van God, van eerlijk delen en elkaar liefhebben, er komt en ook mogelijk is.

Maar hoeveel vertrouwen moet je hebben? Wij zijn al eeuwen bezig met dit verhaal. Overal op de wereld wordt het gelezen, wordt er gebeden, helpen mensen elkaar en wat is er dan bereikt. Veel natuurlijk. Het grote Romeinse Rijk dat mensenlevens verspilde zoals wij energie verspillen verdween nadat het Christelijk was geworden. Onder druk van het verhaal van Jezus van Nazareth werden mensenlevens steeds belangrijker. De slavernij werd afgeschaft en wordt nu actief bestreden, beschaafde landen schaften de doodstraf af en brengen die steeds opnieuw ter discussie als landen die nog steeds toepassen en elke moord of doodslag in onze samenleving is nieuws. Dat laatste kan ook want op de 19 miljoen inwoners Nederland komt er zelden meer dan één moord per dag voor.

Maar toch, een kleine storm van tegenslag en we zijn weer uit het lood. Elke onrechtvaardigheid brengt net zoveel mensen tot wanhoop als tot protest. Wanhoop aan het leven dat maar wacht en wacht op dat Koninkrijk van God, en protest tegen de wereld die het Koninkrijk van God maar niet wil aanvaarden. En dat protest brengt steeds dat Koninkrijk weer een klein stapje dichterbij, dat protest doet de stormen van tegenslag verstommen, dat protest bedwingt uiteindelijk die stormen van tegenslag. Kinderen gaan de straat op omdat we voor hen de toekomst onleefbaar dreigen te maken. Daar zullen we wat overbodige luxe voor aan de kant moeten zetten. Laten we er op vertrouwen dat we nog niet te laat zijn met het redden van een leefbaar klimaat. Dat is het meer dan waard om ook deze week aan te werken.

Iedereen die binnenkomt

Lucas 8:16-21

16 Wie een lamp aansteekt, zet hem niet onder een vat of onder een bed, maar plaatst hem op een standaard, zodat iedereen die binnenkomt het licht ziet. 17 Alles wat verborgen is, wordt openbaar; alles wat geheim is, zal bekend worden en aan het licht komen. 18 Let dus goed op hoe jullie luisteren: want wie iets heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij denkt te hebben worden ontnomen.’ 19 Zijn moeder en zijn broers kwamen naar Hem toe, maar ze konden niet bij Hem komen vanwege de menigte. 20 Zijn toehoorders zeiden tegen Hem: ‘Uw moeder en uw broers staan buiten, ze willen U spreken.’ 21 Maar Hij antwoordde: ‘Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord van God luisteren en ernaar handelen.’ (NBV21)

Ook in onze dagen gaan er elke zondag mensen naar de Kerk. Waarom eigenlijk? De kerken lopen leeg en na al die eeuwen kerkgang lijkt de wereld er nog steeds niet veel beter op geworden. Nog veel erger is dat er zo veel kerken zijn. Was er nu maar één kerk voor elk dorp en elke wijk in elke stad, maar zelfs kleine dorpen kennen meer kerkgebouwen waar groepen gelovigen heen gaan die vooral niet samen naar de kerk willen. Allemaal hebben ze iets gemeen, ze luisteren naar een voorganger die vindt dat ze goed moeten luisteren. Daarin proberen die voorgangers te lijken op Jezus van Nazareth. Die riep dat immers ook, en hij dreigde zelfs de mensen af te nemen wat ze hadden als ze niet goed luisterden. Of lezen we het dan verkeerd.

Het gevaar is altijd dat als je dat soort zinnetjes gaat gebruiken je het verhaal uit z’n verband trekt. Jezus van Nazareth had het over de goede boodschap, Evangelie genoemd, dat de armen en onderdrukten bevrijdt zouden worden, dat door een volledig andere manier van leven het leed geleden zou zijn, dat je daar zelfs tegen op zou mogen staan. De kunst was het brengen en het leven van die boodschap en door die boodschap het vol te houden tegen alles in. Dan zou dat nieuwe leven tot bloei komen, dat kon je immers niet verborgen houden. Als je het licht opsteekt verdwijnt het donker, zo zit dat in elkaar. Kunst was dus ook goed naar die boodschap te luisteren, die boodschap uitdragen is het mooiste wat er is, maar volhouden het moeilijkste.

Ook voor Jezus van Nazareth overigens. Het Evangelie van Lucas vertelt het er maar even bij. Voor Jezus van Nazareth even geen tijd voor de familie. Sommige voorgangers schilderen hem graag af als enig kind en gaan dan ook op de traditioneel heidense manier zijn moeder aanbidden. Maar Jezus van Nazareth had geen tijd voor familie, zijn moeder en broers moesten maar buiten blijven. Enig kind was hij ook al niet dus. Hij voelde zich verwant aan de mensen die net als hij hun leven in dienst van het goede hadden gesteld. Familiebanden waren geen reden om voorrang te krijgen. Nu kwam het daarmee wel goed. Zijn moeder bleef hem achtervolgen tot bij het kruis toe en zijn broer Jacobus zou het hoofd van de gemeente in Jeruzalem worden. Maar vandaag moeten ook wij luisteren, en horen dat de eerste onder ons de minste tot dienaar wil zijn, dat voortrekken van je familie er niet bij is maar dat al die gelovigen familie zijn, naar welke kerk ze ook gaan, als ze maar aan het werk gaan om de armen te bevrijden, het evangelie te brengen dus.

 

Uit eigen middelen

Lucas 8:1-15

1 Kort daarop begon Hij rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden Hem, 2 en ook enkele vrouwen die van kwade geesten en ziekten genezen waren: Maria van Magdala, bij wie zeven demonen waren uitgedreven, 3 Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna-en nog tal van andere vrouwen, die uit eigen middelen voor hen zorgden. 4 Toen zich een grote menigte verzameld had en uit alle steden mensen naar Hem toe gekomen waren, vertelde Hij deze gelijkenis: 5 ‘Een zaaier ging eropuit om te zaaien. Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en het werd vertrapt en door de vogels opgegeten. 6 Een ander deel viel op rotsachtige bodem, maar toen het opschoot, droogde het uit door gebrek aan water. 7 Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het. 8 Maar er viel ook zaad in vruchtbare aarde, en toen het was opgeschoten droeg het honderdvoudig vrucht.’ Hij voegde er met luide stem aan toe: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren.’ 9 Zijn leerlingen vroegen Hem wat deze gelijkenis betekende. 10 Hij antwoordde: ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van God te kennen, maar de anderen krijgen alles in gelijkenissen te horen, opdat ze zien zonder inzicht en horen zonder iets te begrijpen. 11 Dit is de betekenis van de gelijkenis: Het zaad is het woord van God. 12 Het zaad op de weg, dat zijn zij die geluisterd hebben, maar daarna komt de duivel en die graait het woord weg uit hun hart, om te voorkomen dat ze worden gered door te geloven. 13 Het zaad op de rotsachtige bodem, dat zijn zij die het woord vol vreugde aannemen wanneer ze het horen, maar het schiet geen wortel; voor het moment geloven ze, maar als ze op de proef worden gesteld, worden ze afvallig. 14 Het zaad dat tussen de distels valt, dat zijn zij die wel geluisterd hebben, maar door zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven worden ze gaandeweg verstikt, zodat ze geen vrucht dragen. 15 Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen. (NBV21)

In tal van verhalen over Jezus van Nazareth wordt gedaan of hij rondtrok door het land Israël vergezeld door de twaalf mannen die hij had uitgekozen. Nog afgezien van het feit dat Jezus ook af en toe de grens over ging naar het buitenland vertelt het Evangelie van Lucas ons heel uitdrukkelijk dat niet alleen die 12 mannen meegingen maar ook een aantal zeer vooraanstaande bij name genoemde vrouwen. Maria, uit het vissersplaatsje Magdala, Johanna de vrouw van een vooraanstaande hoveling en Susanna en nog anderen die zorgden dat het hele gezelschap in leven bleef. Dat waren geen armen want er staat uitdrukkelijk bij dat ze van hun eigen geld zorgden voor het gezelschap van Jezus. Het verhaal staat er niet voor niets en niet voor niets op deze manier.

Het is niet altijd eenvoudig te snappen wat nu het Koninkrijk van God is. We worden dezer dagen overstelpt met nieuws over de Navo. Daar snappen we wat van. Daar gaat het over de vraag wie de macht heeft. Hebben de Amerikanen van Trump wat meer macht, of grote landen zoals Engeland en Frankrijk, of de parlementen zodat ook de Partij voor de Vrijheid zonder democratie er over mee kan praten. Het zijn de vragen die in elke staat, elke natie en elke samenleving worden gesteld. Maar het zijn de vragen die in het Koninkrijk van God, waar Jezus van Nazareth ons voor oproept, totaal niet aan de orde zijn. Daar gaat het om wat je doet, wat je te betekenen hebt voor de armen, de zwakken en de zieken, de hongerigen, de naakten en de gevangenen, de kinderen met hiv, de ouders met aids. Groot in het Koninkrijk van God is wie groot is voor de kinderen van God, niet wie macht heeft en wetten kan uitvaardigen of oorlogen kan voeren.

Natuurlijk zijn er mensen die best mee willen doen met dat Koninkrijk van God. Die gegrepen worden door een TV uitzending over kinderen met hiv, die dan een bedrag over maken, allemaal goed. Maar dan is dat bedrag overgemaakt dan vergeten ze het weer. Dan vergeten ze dat de armoede steeds weer kinderen in Afrika in gevaar brengt, dat de manier waarop medicijnen gemaakt worden en wie er aan verdient steeds weer geld nodig maakt om zieke kinderen medicijnen te geven, dat oneerlijke handelsverhoudingen de armoede in stand houdt en dat we dus de handelsverhoudingen eerder moeten veranderen dan geld moeten geven. Het medelijden verdwijnt weer als zaad door vogels van de weg gepikt. En ook als we vaker geven, misschien een automatische machtiging afgeven, dan komt de zomervakantie en de wintermode en dan verstikken onze goede voornemens als graan dat opgroeit tussen distels en dorens. Alleen wie dag in dag uit zonder ophouden jaren achtereen blijft vragen om een anders ingerichte wereld, anders globalist wil zijn, waar recht en rechtvaardigheid heerst en oneerlijke handelsverhoudingen zijn uitgebannen, heeft iets geproefd van het Koninkrijk van God waar die Jezus van Nazareth zo meeslepend over kon vertellen. Die vraagt ook om een ander Europa, een Europa waar ook Afrika en de armen van de wereld bij mogen horen.

 

Ga in vrede.

Lucas 7:36-50

36 Een van de farizeeën nodigde Hem uit om te komen eten, en toen Hij het huis van de farizeeër was binnengegaan, ging Hij aanliggen voor de maaltijd. 37 Een vrouw die in de stad bekendstond als zondares had gehoord dat Hij bij de farizeeër thuis zou eten, en ze ging naar het huis met een albasten flesje met geurige olie. 38 Ze ging achter Jezus staan, aan zijn voeteneinde; ze huilde en zijn voeten werden nat door haar tranen. Ze droogde ze met haar haar, kuste ze en zalfde ze met de olie. 39 Toen de farizeeër die Hem had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Hij een profeet was, zou Hij weten wie de vrouw is die Hem aanraakt, dat ze een zondares is. 40 Maar Jezus zei tegen hem: ‘Simon, Ik heb je iets te zeggen.’ ‘Meester, spreek!’ zei hij. 41‘Er was eens een geldschieter die twee schuldenaars had: de een was hem vijfhonderd denarie schuldig, de ander vijftig. 42 Omdat ze het geld niet konden terugbetalen, schold hij beiden hun schuld kwijt. Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen?’ 43 Simon antwoordde: ‘Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.’ Hij zei tegen hem: ‘Dat is juist geoordeeld.’ 44 Toen draaide Hij zich om naar de vrouw en vroeg aan Simon: ‘Zie je deze vrouw? Ik ben in jouw huis te gast, en je hebt Me geen water voor mijn voeten gegeven; maar zij heeft met haar tranen mijn voeten natgemaakt en ze met haar haar afgedroogd. 45 Jij hebt Me niet begroet met een kus; maar zij heeft, sinds Ik hier binnenkwam, onophoudelijk mijn voeten gekust. 46 Jij hebt mijn hoofd niet met olie gezalfd; maar zij heeft met geurige olie mijn voeten gezalfd. 47 Daarom zeg Ik je: haar zonden zijn haar vergeven, al waren het er vele, want ze heeft veel liefde betoond; maar wie weinig wordt vergeven, betoont ook weinig liefde.’ 48 Toen zei Hij tegen haar: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ 49 De andere gasten dachten bij zichzelf: Wie is Hij, dat Hij zelfs zonden vergeeft? 50 Hij zei tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’ (NBV21)

Er wordt van Jezus van Nazareth wel verteld dat hij omging met hoeren en tollenaars maar in het verhaal van vandaag lezen we hoe het hem vergaat als hij bij keurige mensen op visite gaat. Hij gaat bij een Farizeeër op bezoek. Nou klinkt de titel Farizeeër bij ons inmiddels een beetje hetzelfde als huichelaar, iemand die zich keurig voordoet maar het niet is. Dat is bij de Bijbelse Farizeeërs niet terecht. Op heel veel punten kwamen de opvattingen van Jezus van Nazareth en de Farizeeën overeen. De beweging van de Farizeeën had ook de synagoge uitgevonden. In elke plaats, in elk dorp en elke stad, stond een gebouw waar de rollen met de boeken uit de Bijbel werden gelezen en bewaard en waar men samenkwam om te leren over het verhaal van Israel en wat daarvan in het leven van alle dag toe te passen.

De Tempel in Jeruzalem was vanouds ver weg en wekelijks, of soms dagelijks, bij elkaar komen rond het oude verhaal in plaats van een paar keer per jaar leverde meer op. Jezus van Nazareth sprak vaak in de synagogen en later ging ook Paulus van Tarzus naar de synagogen die hij tegen kwam. Het grote verschil was dat bij de Farizeeën alleen de keurige burgers mee mochten doen terwijl Jezus van Nazareth er de nadruk op legde dat iedereen de weg van Liefde voor de naaste, het leven van delen, moest volgen en daarmee een plaats kreeg in de samenleving. Ook in het verhaal van vandaag wordt dat duidelijk. Een vrouw die kennelijk uitgestoten is uit de samenleving herkent in Jezus van Nazareth de mogelijkheid om weer een gerespecteerd en gewaardeerd lid van de samenleving te worden. Voor iemand die altijd met de nek wordt aangekeken en naar de rand van de samenleving wordt gedwongen een geweldige ervaring.

Deze vrouw brengt dat tot uitdrukking door Jezus van Nazareth zijn voeten te wassen en vervolgens te zalven. Daarmee wordt die Jezus van Nazareth de Christus, de gezalfde. Overigens niet als een koning die op het hoofd gezalfd wordt maar als een geliefde die de voeten worden gezalfd. Die zalfjes van Christenen, zoals de volgelingen van Jezus later genoemd zullen worden, stellen zich dus kennelijk niet als koningen op, maar als mensen van de Liefde. Het geloof dat dat voor je mogelijk is, wat je ook hebt gedaan je kunt altijd anders, maakt dat het goed kan komen. Ondanks de wrede bezetting, ondanks het geweld in de samenleving mag je in dat geloof in het goede in vrede je weg vervolgen. Dat geeft mensen hoop, hoe zwaar de oorlog in Oekraïne is er komt vrede. Hoe wreed de onderdrukking in Myanmar ook is er komt bevrijding. Hoe misdadig de wraak in Gaza ook is er komt een toekomst. Zo mogen we van dag tot dag leven. Ook vandaag.

 

Het wuiven van het riet

Lucas 7:18-35

18 Johannes kreeg van zijn leerlingen bericht over al deze gebeurtenissen. Hij riep twee van zijn leerlingen bij zich 19 en stuurde hen naar de Heer, aan wie ze moesten vragen: ‘Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?’ 20 Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden ze: ‘Johannes de Doper stuurt ons om U te vragen: “Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?”’ 21 Hij genas toen juist veel mensen van ziekten en allerlei aandoeningen en van kwade geesten, en Hij gaf tal van blinden het gezichtsvermogen terug. 22 Hij antwoordde: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden zien en verlamden lopen, mensen die onrein zijn door een huidziekte worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. 23 Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt.’ 24 Toen de afgezanten van Johannes vertrokken waren, begon Hij met de menigte over Johannes te spreken: ‘Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar het wuiven van het riet in de wind? 25 Wat zijn jullie dan gaan zien? Een mens die zich in fraaie gewaden hulde? Welnee, want wie voorname kleding draagt en in weelde leeft, woont in een paleis. 26 Maar wat zijn jullie dan wel gaan zien? Een profeet? Jazeker, zeg Ik jullie, en zelfs meer dan een profeet. 27 Hij is degene over wie geschreven staat: “Let op, Ik zend mijn bode voor Je uit, hij zal een weg voor Je banen.” 28 Ik zeg jullie: van allen die geboren zijn uit een vrouw is niemand groter dan Johannes, maar in het koninkrijk van God is de kleinste nog groter dan hij. 29 Alle mensen die naar hem geluisterd hebben, ook de tollenaars, hebben Gods rechtvaardigheid erkend, want zij hebben zich door Johannes laten dopen. 30 Maar de farizeeën en wetgeleerden hebben het plan van God verworpen: zij hebben zich immers niet door hem laten dopen. 31 Waarmee zal Ik dan de mensen van deze generatie vergelijken, waarop lijken ze? 32 Ze lijken op kinderen die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen: “Toen we voor jullie op de fluit speelden, wilden jullie niet dansen, toen we een klaaglied zongen, wilden jullie niet treuren.” 33 Want Johannes de Doper is gekomen, hij eet geen brood en drinkt geen wijn, en jullie zeggen: “Hij is door een demon bezeten.” 34 De Mensenzoon is gekomen, Hij eet en drinkt wel, en jullie zeggen: “Kijk toch eens, wat een veelvraat, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.” 35 En toch is de Wijsheid door al haar kinderen in het gelijk gesteld.’ (NBV21)

Het publieke optreden van Jezus van Nazareth was begonnen toen hij zich liet dopen door Johannes in het water van de Jordaan. Een volkomen ander leven zou beginnen. Een leven zoals het bedoeld was volgens het verhaal van de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn en de ontdekking van de leer van Mozes midden in die woestijn. Daarom sprak Johannes aan de rand bij de rivier die liep tussen de woestijn en het beloofde land. Maar was die Jezus van Nazareth, die Jezus van de Bergrede nu de bevrijder die opnieuw de mensen naar een land overvloeiende van melk en honing zou brengen? Ooit had een profeet in het boek van de profeet Jesaja geschreven wat je dan te zien zou krijgen. En daar staat precies hetzelfde als in het verhaal dat Lucas vandaag vertelt. Met die boodschap mogen de leerlingen van Johannes terug. Vertel hem wat je ziet. Als ze hem dat vertellen zal hij denken dat je uit het boek van de profeet Jesaja voorleest. daardoor zal hij weten dat de bevrijder gekomen is, dat je inderdaad mensen kunt oproepen een volkomen ander leven te gaan lijden.

Een leven dat vol staat van liefde, dat alle mensen weer mee laat doen en een plek in de samenleving geeft. Dan zorg je dat blinden kunnen zien, verlamden weer kunnen lopen, dat melaatsen niet langer worden gemeden maar worden genezen, dat de doven weer kunnen horen, dat de armen hun plek aan tafel krijgen en geen honger meer hoeven lijden, dat mensen die voor dood zijn achtergelaten weer opstaan en mee mogen gaan in het leven. Waarom staan die tollenaars er eigenlijk ook bij? Ze staan er om ons duidelijk te maken waarover dit Bijbelgedeelte gaat. Die tollenaars zijn een soort douaniers. Ze stonden niet alleen aan de grenzen van het land maar overal waar goederen in en uitgevoerd werden. Langs alle wegen en bij de toegangen van steden en dorpen. Ze werkten niet zoals de douaniers van vandaag volgens de regels van de staat maar hadden het heffen van tol gepacht. En dan is de regel dat hoe meer je heft hoe meer je verdient. De armsten worden daarvan het eerst slachtoffer. Die tollenaars uit het verhaal van vandaag hadden zich laten dopen door Johannes. Zij hadden hun leven veranderd en waren weer gaan leven vanuit de regel dat je je naaste moet liefhebben als jezelf.

Maar het is niet goed of het deugt niet. Jezus van Nazareth wordt er kennelijk wanhopig van. Als je beantwoordt aan de ouderwetse opvatting van Profeet, de man uit de woestijn, die roept aan de rand van de rivier dat alles anders moet en zich voedt met wat hij onderweg vindt, dan spoor je niet. Als je gewoon met iedereen om wil gaan en iedereen bij de samenleving wil betrekken, dan ben je een veelvraat en ga je met de verkeerde mensen om. Er is wat dat betreft nog niet veel veranderd. Als je probeert wat goeds voor de mensen te bereiken dan zijn er snel allerlei redenen waarom dat niet deugt. Of je maakt mensen afhankelijk door ze een goede uitkering te geven, of je buit ze uit door ze voor een veel te laag loon alvast werkervaring op te laten doen zodat ze beter kunnen doorstromen zonder in een armoedeval te hoeven trappen. Volgens Jezus van Nazareth was de Wijsheid in het gelijk gesteld. Een op het oog merkwaardig zinnetje na zijn verzuchtingen. Maar het begin van de Wijsheid is het ontzag voor God, is het je laten leiden door de Liefde. En dat gebeurt op de manier van Johannes de Doper en ook op de manier van Jezus van Nazareth. Hoe je het doet maakt dus kennelijk niet veel uit als je het maar doet. Elke dag mag je er opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

 

Nu het geloof gekomen is

Galaten 3:15-29

15 Broeders en zusters, zoals algemeen bekend, is een testament rechtsgeldig als het door een mens bekrachtigd is; niemand kan het ongeldig verklaren of er iets aan toevoegen. 16 Net zo gaf God zijn beloften aan Abraham en zijn nakomeling. Let wel, er staat niet ‘nakomelingen’, alsof het velen betreft, maar het gaat er om één: ‘je nakomeling’ -en dat is Christus. 17 Ik bedoel dit: de wet, die vierhonderddertig jaar na de belofte is gekomen, maakt het testament dat door God bekrachtigd is niet ongeldig. De wet kan de belofte niet ontkrachten. 18 Immers, als de erfenis afhankelijk zou zijn van de wet, zou ze niet afhankelijk zijn van de belofte, maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken. 19 Waarom dan toch de wet? De wet is later toegevoegd om onze overtredingen aan het licht te brengen, tot de komst van de nakomeling aan wie de belofte was gedaan, en werd door engelen uitgevaardigd bij monde van een bemiddelaar. 20 Maar bemiddeling is niet nodig wanneer er maar één is die handelt, en God is één. 21 Is de wet daarom in strijd met Gods beloften? Absoluut niet. Als er een wet gegeven was die leven kon brengen, dan zouden we inderdaad rechtvaardig verklaard kunnen worden op grond van de wet. 22 Maar de Schrift heeft alles in de macht van de zonde gelegd, zodat de belofte kon worden gegeven op grond van geloof in Jezus Christus, aan wie op Hem vertrouwen. 23 Voordat dit geloof kwam, werden we door de wet bewaakt; we leefden in gevangenschap tot het geloof geopenbaard zou worden. 24 Kortom, de wet hield ons onder toezicht totdat Christus kwam, opdat we rechtvaardig verklaard zouden worden op grond van geloof. 25 Maar nu het geloof gekomen is, staan we niet langer onder toezicht, 26 want door dit geloof bent u allen kinderen van God, in Christus Jezus. 27 U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. 28 Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen-u bent allen één in Christus Jezus. 29 En omdat u Christus toebehoort, bent u nakomelingen van Abraham, erfgenamen volgens de belofte. (NBV21)

Heeft U zich wel eens afgevraagd waar toch de namen Oude en Nieuwe Testament vandaan komen? Ze komen uit deze passage uit de brief aan de Galaten. Als we het over een testament hebben dan bedoelen we de laatste wilsbeschikking van iemand, al of niet al overleden. In dat testament regel je wie je erfenis krijgt en wie niet. Maar als we aan het woord testament de bijvoeglijke naamwoorden “oude” of “nieuwe” toevoegen dan hebben we het direct over de Bijbel. De Hebreeuwse Bijbel is dan het Oude Testament en wat de Christenen er later aan hebben toegevoegd heet samen het Nieuwe Testament. Het is de beeldspraak van Paulus in zijn strijd tegen het opleggen van de Joodse wetten en regeltjes aan de Heidenen die mee willen doen aan de bouw van het Koninkrijk van Recht en Liefde, het Koninkrijk van God.  Paulus beroept zich daarbij op de belofte van God aan Abraham.

In de tijd van Abraham was er nog geen leer van Mozes en waren er zeker nog geen wetten en regeltjes zoals die in de dagen van Jezus van Nazareth door het Joodse volk werden nageleefd. Het enige dat Abraham had was zijn vertrouwen dat hij op een nieuwe manier een volk zou moeten stichten. Niet rond vruchtbaarheidsgoden, niet rond goden die aan grond waren gebonden, niet rond maan of zonnegoden, niet rond natuurgoden maar met een God die met je meetrok en die je kon aanspreken op recht en rechtvaardigheid. Die God beloofde dat eens zelfs de dood niet meer zou tellen als het ging om de liefde voor de mensen. Voor Paulus ging die belofte in vervulling bij Jezus van Nazareth. Daarom noemt hij het “het testament van Abraham”. Abraham heeft de belofte nagelaten als erfenis voor de nakomeling die dat wist te volbrengen. Daarmee is het Oude Testament dus niet het verouderde testament waar sommigen het voor verslijten maar het testament dat vanouds ook onze erfenis bepaalt en laat zien wat onze weg is.

Het Nieuwe is dan dat, in de belofte van Jezus van Nazareth, ook wij Heidenen mee mogen doen met de armen bevrijding aanzeggen, met de bouw van dat Koninkrijk van God. Voor Abraham was die God al niet de God van een stukje grond ergens op de aarde, maar was die God op de hele bewoonde wereld aanwezig. Die belofte gold en geldt dus voor de hele bewoonde wereld. Voor Abraham was er geen verschil tussen mensen met en mensen zonder zijn God, voor Paulus geldt dat dus ook in de nieuwe gemeenten van de mensen van de Weg. Daarom is het ook dat als wij het over de armen hebben we de armen van de hele bewoonde wereld op het oog hebben. Juist in deze tijd waarin de economieën van alle landen met elkaar samenhangen, globalisering noemen we dat, moeten we ons bewust zijn dat we dringend onze samenleving zo moeten inrichten dat daar geen mensen aan dood gaan van honger en armoede, waar ook ter wereld. Die erfenis dragen we ook met ons mee.

 

Kinderen van Abraham

Galaten 3:1-14

1 Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen? Ik heb u Jezus Christus toch openlijk en duidelijk als de gekruisigde bekendgemaakt? 2 Ik wil maar één ding van u weten: hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven of door te geloven wat u hebt gehoord? 3 Bent u werkelijk zo dwaas dat u, terwijl u met de Geest begon, nu weer uitkomt bij het aardse? 4 Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Dat kan toch niet! 5 Geeft God u de Geest en laat Hij zijn kracht in u werkzaam zijn omdat u de wet naleeft, of omdat u gelooft wat u hebt gehoord? 6 Van Abraham wordt gezegd: ‘Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.’ 7 U ziet dus dat zij die geloven kinderen van Abraham zijn. 8 En de Schrift, die voorzag dat God ook de andere volken door geloof rechtvaardig zou verklaren, verkondigde het evangelie al lang tevoren aan Abraham: ‘In jou zullen alle volken gezegend worden.’ 9 En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend. 10 Maar wie zijn vertrouwen stelt in het naleven van de wet, leeft onder een vloek, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is eenieder die zich niet houdt aan alles wat in het boek van de wet geschreven staat.’ 11Dat niemand voor God als rechtvaardig geldt omdat hij de wet naleeft, is volkomen duidelijk, want ‘de rechtvaardige zal leven door geloof’. 12 Bij de wet daarentegen gaat het niet om geloof, want er staat: ‘Wie doet wat de wet voorschrijft, zal leven.’ 13 Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons vervloekt te worden, want er staat geschreven: ‘Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.’ 14 Zo zouden in Christus Jezus alle volken delen in de zegen van Abraham en zouden wij, zoals is beloofd, door geloof de Geest ontvangen. (NBV21)

Het is misschien een voor de hand liggende vraag. Leef je fatsoenlijk en houd je je aan de regels en omgangsvormen of laat je je leiden door de Geest van de Liefde en doe je daarbij wel eens iets dat eigenlijk niet hoort of zelfs niet mag maar doe je dat uit Liefde voor je naaste en omdat je uit Liefde voor die naaste eigenlijk niet anders kan? Het zijn de vragen die Paulus stelt, het zijn de vragen die binnen het Gereformeerde verzet in de Tweede Wereldoorlog leefden. Mag je verzet plegen tegen een misdadige overheid? Natuurlijk is een ordelijke samenleving te verkiezen boven een samenleving waarin ieder maar doet wat goed is in eigen ogen. In het verkeer weten we dat het beste, we rijden allemaal rechts want als de een rechts en de ander links gaat rijden komen er grote ongelukken. Die ongelukken komen er dan soms ook als mensen zich vergissen en we vertrouwen er zo sterk op dat de regels worden nageleefd dat we die mensen spookrijders zijn gaan noemen. Toch reden er mensen aan de verkeerde kant van de weg omdat er in een sneeuwstorm een file was ontstaan en mensen van warme drank en wat eten moesten worden voorzien. De regels voor de menselijke samenleving beginnen in de woestijn, bij de afstammelingen van Abraham.

Abraham wordt gezien als de vader van alle gelovigen. Joden en Islamieten geloven dat ze rechtstreeks van Abraham afstammen. Hun besnijdenis is daarvan het bewijs. Maar Christenen wijzen op Paulus die in deze brief aan de Turken in Galatië schreef dat niet de besnijdenis de verdienste van Abraham was maar zijn geloof. Iedereen die gelooft dat de armen werkelijk bevrijd worden, dat de Liefde van God door de dood heen is gedragen door Jezus van Nazareth en dat wij met hem uit de dood van deze wereld mogen opstaan en gaan werken aan zijn Koninkrijk hoort bij Abraham. Als je je door wetten en regeltjes laat leiden en niet door de Liefde dan loop je een groot risico. Die liefde maakt dat je er desnoods duizend keer per dag opnieuw mee mag beginnen, maar die wetten en regeltjes zijn zomaar te overtreden en dat valt niet meer goed te maken. Het is juist de Liefde van God waar je altijd een beroep op mag doen door je naaste lief te hebben als jezelf. Het gaat dus aan te blijven werken aan het voeden van de hongerigen, het kleden van de naakten en het bezoeken van de gevangenen, het herbergen van de vreemdelingen.

Je kunt niet alles, je kunt zeker niet de hele wereld op je nek nemen dus moet het samen. Dus moet het ook komen van ons volk, moeten we ons samen in de wereld sterk gaan maken voor de zwaksten in de wereld. Onze welvaart is voor een gedeelte gebaseerd op oneerlijke handelsverhoudingen. Die handelsverhoudingen zijn zo oneerlijk dat ze miljoenen in Afrika, Azië en Latijns Amerika tot bittere armoede dwingen. Ook daar zijn rijken die dat in stand willen houden. Dat sommige jongeren verleid worden tegen die rijken in arme landen in het geweer te komen is jammer. Wij willen immers dat de wereld er op een andere manier gaat uitzien. Niet macht en geweld en het recht van de sterkste moeten gelden maar het recht van elk mens op een menswaardig leven. Dat is de rechtvaardigheid die Abraham deed kiezen voor bondgenootschappen met zijn buren en een leven in de bergen, de vruchtbare vlakten aan de anderen overlatend. Als volgelingen van Abraham zullen we hem moeten volgen in rechtvaardige bondgenootschappen met de andere volken in de wereld, daar worden we allemaal beter van.

 

Dat ik een overtreder ben.

Galaten 2:15-21

15 Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, 16 weten we dat iemand niet rechtvaardig verklaard wordt door de wet na te leven, maar door geloof in Jezus Christus. Daarom stellen ook wij ons vertrouwen in Christus Jezus, opdat wij rechtvaardig verklaard worden door het geloof in Hem en niet door het naleven van de wet. Want geen mens wordt rechtvaardig verklaard door de wet na te leven. 17 Uit ons streven om door geloof in Christus rechtvaardig verklaard te worden, blijkt dat ook wijzelf zondaars zijn. Betekent dit dan dat Christus in dienst staat van de zonde? Natuurlijk niet. 18 Maar als ik weer aanneem wat ik had verworpen, laat ik zien dat ik een overtreder ben. 19 Want de wet werd mijn dood, maar ik, dood voor de wet, leef voor God. Met Christus ben ik gekruisigd: 20 ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Mijn leven hier op aarde leef ik in het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft prijsgegeven. 21 Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn. (NBV21)

Het is mooie beeldspraak die Paulus gebruikt, ik ben gestorven maar Christus leeft in mij. Elders zegt hij dat hij elke dag wel duizend keer sterft om ook duizend keer met Christus op te staan. Die beeldspraak is niet onbelangrijk. Voortdurend dien je er kennelijk op uit te zijn je naaste lief te hebben als jezelf. Dat is niet gemakkelijk want uiteindelijk hoor je ook jezelf lief te hebben. Jezus van Nazareth is daarbij de grote voorganger. Hij hield die liefde vol door de dood heen. In zijn geest, de geest van God, moet je dus alles doen. Dat moeten is overigens geen opgelegde dwang, maar als je eenmaal die liefde hebt leren kennen dan kun je niet anders. Dat hier het moeten geen dwang is probeert Paulus ons ook duidelijk te maken. Het gaat hier niet om regeltjes uit een wetboek waarin staat wat je allemaal niet mag en wel moet.

Dat soort wetten doen voor Christenen niet ter zake. En nu niet denken dat de oude Joodse Wet was afgeschaft en vervangen was door een nieuwe Christelijke Wet, die wet bestaat niet. Er bestaat maar één wet, de Wet van de Woestijn, de leer van Mozes, de Goddelijke richtlijnen voor een menselijke samenleving. Dat geldt voor Joden en Heidenen en met die richtlijnen kunnen ze samen Christen zijn. Die Wet is dat God liefhebben boven alles, je naaste liefhebben als jezelf is. Daar komt alles vandaan en daar gaat alles op terug. Dat je dus als Christen veel dingen niet zou mogen is onzin. Mensen die je dat willen wijsmaken willen macht over je uitoefenen. Wie voor jou uitmaakt wat goed en wat slecht is heeft macht over je. En dat is in strijd met wat de Bijbel zegt over macht. Daarin is er slechts één Heer en dat is God, er is één die bepaald wat je wel en niet wilt doen en dat is de geest van Jezus van Nazareth.

Er is één maatstaf om uit te maken wat wel of niet goed is en dat is het effect dat het heeft op de armen, de zieken, de gehandicapten, de mensen die geen plek hebben in de samenleving. Rechtvaardig betekent in de Bijbel de mensen recht doen, de mensen die krom moeten liggen, om een deel van leven te hebben, mogen opstaan en weer recht door het leven gaan. Jezus van Nazareth ging ons daarbij voor door de dood heen. Dat we daarin mee mogen doen heet in de woorden van Paulus genade. Geen straf voor al die keren dat we eerder aan onszelf dachten dan aan onze naaste, maar de mogelijkheid duizend keer op een dag opnieuw te mogen beginnen. Zo zwak en eenzaam als we zijn hebben we kennelijk een God aan onze zijde die ons telkens weer laat werken aan zijn Koninkrijk, die wereld waar geen tranen meer zijn, waar alle mensen een plaats hebben. Als je dat tot je door laat dringen wil je geen moment meer wachten er mee aan de slag te gaan.