Het eerste en beste deel

Deuteronomium 18:1-8

1 De Levitische priesters, ofwel de hele stam Levi, zullen geen eigen grond bezitten zoals de andere Israëlieten. Zij mogen de offergaven eten die de HEER toekomen, 2 maar eigen grond zoals de anderen hebben ze niet; zij mogen immers bestaan van de dienst aan de HEER, zoals Hij hun heeft beloofd. 3 Van de gaven van het volk komt de priesters het volgende deel toe: van het offerdier-of het nu om een rund, een schaap of een geit gaat-moeten de schouder, de wangen en de lebmaag aan de priester worden afgestaan. 4 Ook het eerste en beste deel van uw graan, wijn en olie en van de wol van uw schapen en geiten moet u hem geven. 5 Want uit uw midden heeft de HEER, uw God, de Levieten gekozen om Hem voor altijd als priester te dienen. 6 Als iemand die als Leviet ergens in het land van Israël woont zich aandient in de plaats die de HEER zal uitkiezen, dan is hij welkom. Hij mag zich wanneer het maar bij hem opkomt naar die plaats begeven 7 en daar deelnemen aan de dienst voor de HEER, zijn God, net als zijn Levitische broeders die er al dienstdoen. 8 Hij moet dan eenzelfde aandeel als zij ontvangen, ongeacht de waarde van de bezittingen die hij geërfd heeft. (NBV21)

De godsdienst van Israël is een merkwaardige godsdienst. Dat offers die aan stenen beelden worden gebracht opgegeten worden door de priesters laat zich makkelijk raden maar in de godsdiensten van de Kanaänitische volken werd gedaan of de goden zelf de offers opaten. De offers voor de God van Israël zijn nooit om die God gunstig te stemmen of wat van die God gedaan te krijgen. Die offers zijn om de dienst aan God in stand te houden. Daarom eten als eersten de priesters en levieten van die offers, ze zijn voor hen bestemd, daarom hoeven ze zelf ook geen land te hebben in Israël. Kern van het offeren van Israël is de bereidheid tot delen van wat je hebt.

De hoogfeesten zijn dan ook feesten waarbij de gemeenschappelijke maaltijd met armen, vreemdelingen, de familie en de Levieten centraal staat. Dat delen van wat je hebt is nog steeds het hart van onze godsdienst. Door Jezus van Nazareth, die zichzelf deelde, is het ook het hart van de Christelijke godsdienst. We willen overigens graag weten wat ons boven het hoofd hangt, welke beslissingen we moeten nemen, welke richting ons leven uit zal gaan. Veel mensen willen ook goedkeuring van hun ouders, ook al zijn die lang overleden, of andere vroeg gestorven geliefden. Op eigen benen staan is immers eng en of je het altijd zo goed doet is maar de vraag. In de Heidense godsdiensten van de volken rond Israël waren er velen die op grond van een godsdienst pretendeerden iets over de toekomst te kunnen zeggen.

De bereidheid tot delen van wat je hebt druk je uit in het delen met God. De regels van de Tempel, of de Tent der Ontmoeting zijn steeds dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Levieten helpen je daarbij. Zij spreken recht en hebben geen belang bij beide partijen. Dat er met hen gedeeld wordt is vanzelfsprekend. Je mag dan ook niet opgeven hoeveel je wel niet hebt gegeven van je bezit. Hoeveel het moet zijn ligt namelijk gewoon vast. Dat zal voor de een meer zijn als voor de ander maar het is voor ieder hetzelfde deel. Jezus zou er dan ook op wijzen dat je linkerhand niet moet weten wat je rechter doet. Toch is het misschien goed in je avondgebed aan God te noemen wat je gedaan hebt met hetgeen jou is toegevallen. Hoeveel hongeren heb je gevoed, naakten gekleed, armen recht gedaan een vrede heb gesticht. Wellicht kom je tot de ontdekking dat je morgen wel wat meer mag doen.