Hij die mij recht verschaft

Jesaja 50:4-11

4 God, de HEER, schoolde mijn tong als die van een leerling, zodat ik de moedeloze kan opbeuren. Elke ochtend wekt Hij mijn oor, rust mij toe om als leerling te luisteren. 5 God, de HEER, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd. 6 Ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn folteraars, wie mij de baard uittrokken, bood ik mijn wangen aan. Ik heb mijn gezicht niet verborgen toen ze mij beschimpten en bespuwden. 7 God, de HEER, zal mij helpen, daarom word ik niet gekwetst en is mijn gezicht zo onbewogen als een rots, want ik weet dat ik niet beschaamd zal staan. 8 Hij die mij recht verschaft is nabij. Wie durft tegen mij een geding aan te spannen? Laten we samen voor het gerecht verschijnen. Wie is mijn tegenstander in deze zaak? Laat hij mij tegemoet treden. 9 God, de HEER, zal mij helpen- wie zal mij dan veroordelen? Mijn belagers vallen uiteen als een kledingstuk, als een gewaad dat ten prooi is aan de motten. 10 Wie van jullie heeft ontzag voor de HEER? Wie luistert naar de stem van zijn dienaar? Hij die door de duisternis gaat en geen licht meer ziet, en die dan vertrouwt op de naam van de HEER en vertrouwen stelt in zijn God. 11 Maar jullie allen ontsteken vuur en wapenen je met brandpijlen. Ga door de gloed van dat vuur, brand je aan je eigen pijlen! Ik ben het die jullie dit laat overkomen, in vreselijke pijn zul je bezwijken. (NBV21)

We slaan vandaag weer het boek van de Profeet Jesaja open. Christenen die later dat boek gingen lezen herkenden in het hoofdstuk van vandaag ineens de martelingen die Jezus van Nazareth moest ondergaan rond Goede Vrijdag. Het boek van Jesaja gaat echter over de ballingschap. Aan het boek van Jesaja hebben meerdere mensen meegeschreven maar het beeld van een knecht van God, een dienaar van de Liefde, die, dwars tegen alle ellende, vasthoudt aan de kracht van Liefde die zal overwinnen, komt meerdere malen in het boek voor. Dit is dan de derde keer dat er over gezongen wordt, want in de oorspronkelijke tekst heeft het alles van een lied, een blues zeg maar, een slavenlied dat de vrijheid bezingt, hoop geeft en uitzicht op een leven zonder ellende. Dat dit lied achteraf doet denken aan Jezus die vele eeuwen later zou optreden is niet zo heel vreemd.

Het lied gaat over recht en gerechtigheid die vervangen worden door martelingen en vernederingen maar uiteindelijk wint het recht. Ook Jezus van Nazareth zou berecht worden en vernederd en voor de Christenen kwam ook in dat proces leugen en vernedering in plaats van het recht en de gerechtigheid zoals die in de Bijbel worden beschreven. Ook vandaag kan dat gebeuren. Elk jaar herdenken we allen die omgekomen zijn in oorlogen, door onrecht en geweld door staten gepleegd en hoe ons onze vrijheid is geschonken om dat voor anderen onmogelijk te maken. Maar ons rechtssysteem is ook niet altijd feilloos. Hoeveel politiemensen, officieren van justitie en rechters ook naar een zaak kijken, het kan zijn dat in de naam van het recht onrecht geschied. Daarom kan voor elke zaak herziening gevraagd worden als er nieuwe feiten zijn, daarom is er een commissie die een zaak nog eens opnieuw kan bekijken als er twijfel is aan de goede gang van zaken.

Maar daarmee wordt nog niet altijd recht gedaan aan al die mensen die lijden in de wereld. Sudan kan nog altijd ongestraft elke medewerking aan het Internationale Strafhof weigeren en Amerikaanse politiemensen kunnen illegaal in ons land opereren. En wie veroorzaakt nu welke onrust in de Oekraïne? Welke massamoorden worden er in Afrika nu wel en welke worden er daar nu niet bestraft? Welk onrecht zien we door de vingers vanwege onze handelsbelangen? Wat doet de wereld met de ontelbare doodstraffen die in China worden uitgedeeld? Hoe lang wordt de onderdrukking van het volk van Noord Korea nog getolereerd? Natuurlijk kunnen we er op vertrouwen dat er uiteindelijk altijd recht wordt gedaan, maar omdat we er zo op mogen vertrouwen kunnen we er ook altijd om blijven roepen, tegen alle lawaai en goedgepraat in. Ook misdadigers uit de Tweede Wereldoorlog worden nu, na ruim 80 jaar, nog steeds berecht en veroordeeld. Dat moet hoop geven en een voorbeeld zijn.

 

De kleinste

Lucas 9:37-50

37 Toen ze de volgende dag de berg afdaalden, kwam een grote menigte Jezus tegemoet. 38 Opeens begon een man in de menigte luid te roepen: ‘Meester, ik smeek U, help mijn zoon, want hij is mijn enige kind. 39 Telkens weer neemt een geest bezit van hem, en dan begint hij opeens te schreeuwen en krijgt hij stuiptrekkingen en komt het schuim hem op de mond te staan. En de geest wil hem pas loslaten wanneer hij hem bont en blauw heeft geslagen. 40 Ik heb uw leerlingen gesmeekt om hem uit te drijven, maar dat konden ze niet.’ 41 Jezus zei: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig en dwars volk, hoe lang moet Ik bij jullie blijven en jullie nog verdragen? Breng uw zoon hier.’ 42 Terwijl de jongen naar Hem toe liep, gooide de demon hem op de grond en liet hem stuiptrekken. Maar Jezus sprak de onreine geest streng toe, genas de jongen en gaf hem terug aan zijn vader. 43 Allen waren met stomheid geslagen vanwege de grootheid van God. Terwijl iedereen nog onder de indruk was van zijn daden, zei Jezus tegen zijn leerlingen: 44 ‘Onthoud wat Ik tegen jullie zeg: de Mensenzoon zal aan de mensen uitgeleverd worden.’ 45 Maar ze begrepen deze uitspraak niet; de betekenis bleef voor hen verborgen, en ze durfden Hem er niet naar te vragen. 46 Ze begonnen onderling te redetwisten over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 47 Jezus wist wat hen bezighield en Hij nam een kind bij zich, dat Hij naast zich neerzette. 48 Hij zei tegen hen: ‘Wie dit kind in mijn naam ontvangt, ontvangt Mij; en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder jullie allen is, die is werkelijk groot.’ 49 Daarop zei Johannes: ‘Meester, we hebben iemand gezien die in uw naam demonen uitdreef en we hebben geprobeerd hem dat te beletten, omdat hij U niet samen met ons volgt.’ 50 Jezus zei tegen hem: ‘Verhinder het niet! Want wie niet tegen jullie is, is voor jullie.’ (NBV21)

Een ongelovig en dwars volk zijn we vaak. Bang voor geesten en demonen, bang voor tegenwerking en mislukking, bang voor ons eigen hachje. Is er een jongen die genezing behoeft, kennelijk van een epileptische aandoening, staan we met onze handen in het haar en raken we in paniek in plaats van die jongen een eigen plaats in onze samenleving te geven. Het kwade te negeren en het goede te doen, daar komt het ook voor ons op aan. Als God liefde is dan komt de grootheid van de liefde juist tot uiting in het liefhebben van mensen. Als je werkelijk van mensen houdt dan gebeuren er dingen die je niet voor mogelijk had gehouden. Dat betekent niet dat je altijd liefjes moet zijn. Jezus spreekt het kwade in dit verhaal streng toe, dat wat kwaad is moet worden bestreden. Daar kun je natuurlijk wel weerstand van ondervinden.

Mensen die uit gemakzucht of gewinzucht het kwaad bedrijven, groot of klein, zullen dat niet snel opgeven. Daar waar God vraagt het goede te doen voor de minste onder ons blijven wij een dwars volk, ongelovig in de mogelijkheden die mensen geboden zijn en bang voor de gevolgen. Jezus roept ons op het anders te gaan doen, voor de grootheid van God. Alle mensen waren onder de indruk van wat Jezus van Nazareth had gedaan. De beweging die rondom die Jezus was ontstaan groeide en groeide. Jezus van Nazareth zelf relativeerde dat belang. Vandaag nog populair morgen in de gevangenis, zo was het Johannes vergaan zo zou het ook Jezus kunnen vergaan. Maar op het hoogtepunt van een beweging is het moeilijk voor te stellen dat er een eind aan komt, ja zelfs dat men er een afkeer van zou kunnen krijgen. Jezus van Nazareth zet echter de beweging niet centraal en zeker ook zichzelf niet. Hij zet de zwakken centraal in de samenleving.

Een kind wordt in dit verhaal als voorbeeld genomen. Als je voor een kind weet te gaan zorgen dan ben je pas belangrijk, wie zichzelf dienstbaar maakt, wie dus de kleinste is, is volgens Jezus van Nazareth pas groot. Daar kunnen ze in de Verenigde Staten van Amerika nog heel veel van leren. Iedereen is wel gelijk, maar het recht van ieder individu te streven naar geluk en voorspoed betekent ook dat iedereen dat mag doen ten koste van anderen. Het zogenaamd Christelijk karakter heeft dan ook een sterk buitenkant gehalte. Gevangenen worden niet bezocht, laat staan vrijgelaten, maar gedood, hongerigen worden niet gevoed en naakten niet gekleed aan de armen wordt niet de bevrijding verkondigd die Jezus van Nazareth zo benadrukte in zijn optreden. Voor velen zijn de Verenigde Staten van Amerika een voorbeeld Maar geen menselijke samenleving kan als voorbeeld dienen voor het Koninkrijk van God. Daar zullen alle tranen gewist zijn. Voor het zover is zullen wij ons dag in dag uit dienend moeten opstellen en ook anderen moeten oproepen daarin mee te gaan, ook onze Amerikaanse broeders en zusters.

 

Mozes en Elia

Lucas 9:28-36

28 Ongeveer acht dagen nadat Hij dit had gezegd ging Hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29 Terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden er twee mannen met Hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31 die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over zijn heengaan, de weg die Hij in Jeruzalem zou voltooien. 32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze ontwaakten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij Hem stonden. 33 Toen de mannen zich van Hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia,’ maar hij wist niet wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven die hen overdekte; toen de wolk hen omhulde werden ze bang. 35 Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar Hem!’ 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien. (NBV21)

In het Evangelie van Lucas staan de leer van Mozes en de Profeten centraal. En het is geen wonder dat Mozes en Elia hier verschijnen want van hen werd geschreven dat ze opgenomen in de hemel waren. Dat verteld het Evangelie van Lucas en de Handelingen later ook over Jezus van Nazareth. In het verhaal over de uittocht uit Egypte zoals je dat in het boek Genesis kunt lezen is het de wolk die overdag het volk beschermd, in de nacht is het een vuurkolom. Uit de wolk komt nu de stem die oproept naar Jezus te luisteren. Hij zal kennelijk de leer van Mozes en de Profeten nieuw leven inblazen. Voor ons lijken die richtlijnen voor de menselijke samenleving uit de leer van Mozes en die Profeten soms van wat minder belang. Die staan immers in wat wij noemen het Oude Testament en wij leven immers onder het Nieuwe Testament. Maar dat is toch een misvatting. Juist het Evangelie van Lucas benadrukt het belang van die leer van Mozes en de Profeten, trouwens ook van de Geschriften, met name de Psalmen worden genoemd.

Zonder de leer van Mozes en zonder de Profeten geen Jezus van Nazareth, ofwel zonder het Oude Testament kan het Nieuwe Testament helemaal niet bestaan. Het gaat in het verhaal van Jezus van Nazareth om het vervullen van de richtlijnen voor de menselijke samenleving, de richtlijnen zoals die door de Profeten steeds opnieuw aan het volk is voorgehouden. Het is de leer die in de Woestijn werd gepresenteerd, de leer van delen en van je naaste liefhebben als jezelf. Steeds als we lazen in de boeken van de Profeten, en we lazen dat van Jesaja, Jeremia, Micha, Hosea en Joël, komen we steeds weer die richtlijnen tegen als de maat waarmee de daden van het volk worden gemeten. Hoe wordt omgegaan met de zwakken, met de weduwen en de wees. Hoe doen de rijken met hun landgenoten die hun akkers zijn kwijtgeraakt, voegen zij akker aan akker samen of delen zij en weten ze de slaven te bevrijden en weer opnieuw een volwaardige plaats in hun samenleving te geven? Die bevrijding staat in het Evangelie van Lucas centraal.

Het is dus geen wonder dat je een dergelijke schijnbaar ideale samenleving wil behouden. Mozes had de richtlijnen opgeschreven en aan het volk gepresenteerd. Met vallen en opstaan had het volk geleerd de richtlijnen te respecteren en de tien regels als het Heiligste te beschouwen dat het volk had. Wie het verhaal over de Tent van de Ontmoeting, de Tabernakel, goed op zich laat inwerken zal merken dat wat het volk zag niet een beeld van de God was die het aller kostbaarste van het volk, het allerheiligste was, maar die stenen platen met de 10 regels om mee op weg te gaan stonden centraal. Het is een fundamenteel verschil met alle andere volken, die hebben het beeld van hun God in hun Tempels. Boven die Tabernakel hing een wolk als het volk in rust was, en boven het visioen van Jezus met Mozes en Elia hangt ook een wolk, juist als Petrus voorstelt om tenten te bouwen, tenten van ontmoeting. Maar niet Mozes en Elia moeten worden aanbeden. God moet worden aanbeden, de Naam van de Vader moet groot gemaakt worden zou Jezus zeggen. Dat doen we dus met die richtlijn van heb uw naaste lief als uzelf. Daarom is Jezus de uitverkorene, luister dus ook vandaag naar hem.

Dagelijks zijn kruis

Lucas 9:18-27

18 Toen Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij Hem waren, stelde Hij hun de vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ 19 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, maar anderen zeggen Elia, en weer anderen beweren dat een van de oude profeten is opgestaan.’ 20 Hij zei tegen hen: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Petrus antwoordde: ‘De door God gezonden messias.’ 21 Hij gebood hun uitdrukkelijk dat tegen niemand te zeggen. 22 Hij zei: ‘De Mensenzoon zal veel moeten lijden en door de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden worden verworpen en gedood, maar op de derde dag zal Hij uit de dood worden opgewekt.’ 23 Tegen allen zei Hij: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en Mij volgen. 24 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden. 25 Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar zichzelf verliest of schaadt? 26 Als iemand zich schaamt voor Mij en mijn woorden, zal de Mensenzoon zich ook voor hem schamen, wanneer Hij komt in de stralende luister die Hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft. 27 Ik verzeker jullie dat sommigen die hier aanwezig zijn de dood niet zullen ervaren voordat ze het koninkrijk van God hebben gezien.’ (NBV21)

Het Evangelie van Lucas is geschreven lang na de kruisiging en opstanding van Jezus van Nazareth. Maar de woorden dat je jezelf moet verloochenen en dagelijks je kruis op moet nemen achter Jezus aan hebben tot veel misverstanden geleid. Deze woorden zijn geschreven in tijden van vervolgingen die vele eeuwen doorgingen. Er was een tijd dat Christenen zingend de martelingen ondergingen die tot de dood voerden. Ze stierven immers net als Jezus van Nazareth en zouden zo het Koninkrijk dichterbij brengen, het Koninkrijk waarin geen verdriet meer zou zijn. In die tijd is het Evangelie van Lucas geschreven en die tijd ligt lang achter ons. Heeft dit gedeelte van het Evangelie van Lucas dan geen betekenis meer voor ons? Integendeel. Wie je bent of wat je doet maakt in het Koninkrijk van Jezus van Nazareth niet zoveel uit. Je bent nooit te belangrijk, te voornaam of te rijk om er aan mee te doen.

Je bent ook nooit te onbelangrijk, te gewoon of te arm om er aan mee te doen. Al die etiketten die je in de wereld opgeplakt krijgt doen niet ter zake. Het leven dat je volgens anderen leidt moet je achter je laten en zoals Johannes de Doper riep moet je een ander leven gaan leiden. Dat leven is niet gericht op succes voor jezelf. In die zin neem je een kruis op je, je zet een kruis door het streven naar succes en aanzien, je zet een kruis door alles wat er in deze wereld van je wordt verwacht. Of je wordt uitgelachen, bespot en vervolgd misschien het maakt niet uit. Vervolgd zul je in onze samenleving niet direct worden maar bespot en uitgelachen misschien wel. Wie zich bekommerd om daklozen, asielzoekers, hongerigen, naakten, gevangenen wordt nog wel eens meewarig aangekeken. Op sommige dagen hebben we het soms wat gemakkelijker daarmee.

Majoor Boshardt kon als voorbeeld opgevoerd worden. Haar unieke persoonlijkheid maakte zoveel indruk dat zo kort na de begrafenis iedereen die koos voor de weg van Jezus van Nazareth zich in haar licht mocht koesteren. Maar dat ging voorbij. Ook de inspiratie die de huidige Paus biedt zal voorbij gaan. We mogen ons koesteren in zijn pogen iedereen, ook de minsten, een plaats te geven in de samenleving. Maar blijvend zal die inspiratie niet zijn. Zeker als je om recht en gerechtigheid roept, als je ook vindt dat iedereen een plaats in onze samenleving verdient, dat Samen Werken en Samen Leven niet kan zonder Samen Delen. Dan komt het aan op volhouden, standvastig zijn hebben we pas gelezen. Het komt er op aan je niet te schamen voor de boodschap van bevrijding voor alle mensen. Die boodschap heet het Evangelie, dat lezen we niet alleen elke dag, dat dienen we ook te doen, al dienend, elke dag opnieuw

 

In groepen

Lucas 9:10-17

10 Toen de apostelen terugkeerden, vertelden ze Jezus alles wat ze gedaan hadden. Hij trok zich met hen terug in de stad Betsaïda. 11 Maar de mensen kwamen het te weten en volgden Hem. Hij ontving hen vriendelijk en sprak tot hen over het koninkrijk van God, en degenen die genezing nodig hadden maakte Hij weer gezond. 12 Toen de dag ten einde liep, kwamen de twaalf naar Hem toe en zeiden: ‘Stuur de mensen weg, dan kunnen ze naar de dorpen en gehuchten in de omtrek gaan om daar te overnachten en op zoek te gaan naar eten, want dit is een afgelegen plaats.’ 13 Maar Hij zei tegen hen: ‘Geven jullie hun te eten.’ Ze zeiden: ‘We hebben maar vijf broden en twee vissen. Moeten wij dan eten gaan kopen voor al die mensen?’ 14 Er waren ongeveer vijfduizend mensen bijeen. Jezus zei tegen zijn leerlingen: ‘Zeg dat ze in groepen van ongeveer vijftig bij elkaar moeten gaan zitten.’ 15 Ze deden wat Jezus hun opdroeg en lieten iedereen in groepen bij elkaar zitten. 16 Jezus nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel en sprak er het zegengebed over uit. Daarna brak Hij het brood en gaf het met de vissen aan zijn leerlingen om aan de menigte uit te delen. 17 De mensen aten en allen werden verzadigd; de stukken brood die overbleven werden opgehaald, twaalf manden vol. (NBV21)

In het Evangelie van Lucas staan de dingen niet zomaar. De plaats waar dit verhaal zich afspeelt is Betsaïda en dat betekent: “het huis van vis”, en vijf broden en twee vissen spelen een rol. Voor elke dag van de week is er iets te eten, er is een dagelijks brood. Maar die grote menigte mensen die achter Jezus van Nazareth aangelopen waren, het verhaal spreekt van vijfduizend, leek wel op het volk in de woestijn. Toen had Mozes het volk verdeeld in groepen van vijftig en hen vertegenwoordigers laten kiezen om met hem te overleggen. Toen had Mozes op advies van zijn schoonvader voor elke groep van vijftig een rechter aangesteld. Ook Jezus van Nazareth verdeelt de mensen in groepen van vijftig en hij geeft ze te eten. In een democratie hoort er dus altijd voor iedereen te eten te zijn. Rechtvaardigheid betekent dus dat iedereen het dagelijks brood heeft. Een zeer plastische uitleg van de leer van Mozes, maar het Evangelie van Lucas wordt ook wel gezien als een hervertelling van de Hebreeuwse Bijbel.

In het Koninkrijk waar Jezus van Nazareth over vertelde staat het delen met elkaar voorop. Alleen op die manier immers kom je de woestijn door met een grote groep mensen, alleen als je onvoorwaardelijk op elkaar kunt bouwen en bereid bent alles, zelfs jezelf, te delen met degenen die met je mee door de woestijn trekken. Dat is de kern van de Goddelijke richtlijnen die het volk op de berg Sinaï ontdekte. Het meest heilige, het meest complete en goede, dat een volk ooit kon krijgen. Die richtlijnen werden daarom eerst bewaard in de Heilige Tent die ze elke keer in de woestijn opbouwden en later, veel later, toen ze eenmaal in het beloofde land woonden bewaarden ze diezelfde richtlijnen in de Tempel in Jeruzalem. Over die richtlijnen konden Farizeeën eindeloos discussiëren. Jezus van Nazareth laat in dit verhaal zien dat het er niet om gaat om er over te praten maar om het in praktijk te brengen. Het is daarom dat er twaalf manden vol brood overbleven, op de manier die door Jezus van Nazareth werd aangegeven kan er een heel volk van mee-eten. Alle twaalf stammen van het volk kunnen gevoed worden.

Niemand hoeft tekort te komen als de Goddelijke richtlijnen zo in de praktijk worden gebracht dat er voor iedereen gerechtigheid gebeurd. Waarom hebben wij dan nog voedselbanken nodig vraag je je af. Politiek komen partijen niet verder dan de wens de voedselbanken te halveren. Bezuinigd moet er worden. Het Samen Delen maakt geen deel uit van het regeringsprogramma. De topinkomens mogen nog steeds hun inkomen onbeperkt verhogen en de laagste inkomens moeten matigen om dat mogelijk te maken. Leningen mogen weer vrijuit verstrekt worden, of dat verantwoord is of niet, zolang er maar geconsumeerd wordt. Dat je met vijf broden en twee vissen een menigte mensen gelukkig zou kunnen maken, allen werden verzadigd staat er, gaat er bij ons niet meer in. Wie mee wil gaan op de weg van Jezus van Nazareth zal in onze dagen wel een hele ommekeer moeten maken. Een leven dat volledig breekt met de gewoonten van deze dagen wordt gevraagd, maar zo’n leven is wel zo vruchtbaar en je kunt er met iedere dag opnieuw mee beginnen.

Geen extra kleren.

Lucas 9:1-9

1 Hij riep de twaalf bij zich en gaf hun macht en gezag over alle demonen, en de kracht om ziekten te genezen. 2 Daarna zond Hij hen uit om het koninkrijk van God te verkondigen en zieken te genezen. 3 Hij zei tegen hen: ‘Neem niets mee voor onderweg, geen stok, geen reistas, geen brood en geen geld, en ook geen extra kleren. 4 Blijf in het huis waar je onderdak hebt gevonden tot je van daar weer verdergaat. 5 Als ze jullie niet willen ontvangen, ga dan weg uit die stad en schud het stof van je voeten als getuigenis tegen hen.’ 6 Ze gingen op weg en trokken van de ene plaats naar de andere, terwijl ze het goede nieuws verkondigden en overal zieken genazen. 7 Herodes, de tetrarch, hoorde wat er allemaal gebeurde en raakte in grote verwarring omdat sommigen zeiden dat Johannes uit de dood was opgewekt, 8 terwijl anderen beweerden dat Elia was verschenen, en weer anderen dat een van de oude profeten was opgestaan. 9 Herodes zei: ‘Johannes heb ik laten onthoofden; wie is dan degene over wie ik dergelijke dingen hoor?’ Hij zocht naar een gelegenheid om Hem te ontmoeten. (NBV21)

De volgelingen van Jezus van Nazareth werden later volgens het boek van de Handelingen de mensen van de Weg genoemd. Zij immers volgden die bijzondere weg van Jezus van Nazareth. Volgens sommige geleerden maakten ze van het zonder thuis zijn, geen huis hebben maar rondtrekken, zelfs hun ideaal, als je volgeling van Jezus van Nazareth was dan zorgde je niet meer voor jezelf maar alleen voor anderen, je eigen onderdak deed er niet meer toe. De zendelingen die Jezus van Nazareth had uitgekozen moesten daar natuurlijk in oefenen. Apostel betekent zendeling en elk van ons kan geroepen zijn om de weg te gaan die Jezus van Nazareth gewezen heeft, al is die radicale thuisloosheid er in onze dagen niet meer bij. Die oefening bleef niet ongemerkt. Zeker, als je zieken geneest, mensen weer een plaats in de samenleving geeft, dan blijft dat niet onopgemerkt, dat gaat als een lopend vuurtje rond. Wij hebben dokters en ziekenhuizen om mensen te genezen maar we vergeten maar al te vaak om mensen die ziek waren weer een plaats in ons midden te geven.

Zo zijn er veel mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die wel willen werken maar die toch buitengesloten zijn. Vooral mensen die ouder zijn als 45 jaar komen buiten het arbeidsproces te staan, voor hen is die verhoging van de AOW leeftijd een heel merkwaardige discussie. Boven de 50 jaar werkt er eigenlijk bijna niemand meer, zelfs niet bij de huidige zeer krappe arbeidsmarkt. En wie van ons volgt de weg van Jezus van Nazareth door naar de werkgevers te stappen en te vragen om juist die buitengesloten mensen in dienst te nemen? Waar schudden de werknemers het stof van hun voeten als de werkgever weigert met hen een eindje de weg van Jezus van Nazareth te lopen en mensen die waren buitengesloten weer een plaats in de samenleving te geven? De zendelingen die Jezus had uitgezonden veroorzaakten rumoer. Was het één van de profeten, of was die Johannes die had gedoopt bij de Jordaan weer tot leven gewekt? Terloops vermeldt het Evangelie van Lucas hier dat Herodes Antipas, de viervorst en zoon van Koning Herodes de Grote, een manier zocht om Jezus van Nazareth te ontmoeten.

Wij, die de afloop kennen, weten dat die ontmoeting ooit zou plaatsvinden. Rond het proces, dat uit zou lopen op de kruisiging, werd Jezus van Nazareth ook voor Herodes geleid, dat was Herodes Antipas . De onthoofding van Johannes wijst er niet op dat Herodes goede bedoelingen had, maar dat het optreden van die groep mensen van de Weg diepe indruk had gemaakt is een boodschap die in het Evangelie van Lucas luid en duidelijk klinkt. Dat Evangelie van Lucas is geschreven voor de nieuwe gemeenten die in het Romeinse Rijk waren ontstaan. Ook zij worden hiermee op weg gestuurd, zonder geld, zonder brood, als mensen je willen ontvangen blijf daar, als mensen er niks van willen weten ga dan verder. Die opdracht is er nog steeds, dat Evangelie van Lucas is ook voor ons geschreven. Nog steeds zijn er mensen die langs de kant staan en in onze samenleving geen plaats hebben. Vandaag is het aan ons om op weg te gaan, niet voor onszelf, niet om er zelf beter van te worden, maar om met anderen opnieuw te ontdekken wat nu eigenlijk de zin van ons leven is, want dat ontdek je in het je naaste liefhebben als jezelf, zoals de Apostelen deden mogen ook wij vandaag weer doen.

 

Niet zelfzuchtig

1 Korintiërs 13:1-13

1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen-had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schallende cimbaal. 2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen-had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. 3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs om te worden verbrand -had ik de liefde niet, het zou mij niet baten. 4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet
boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. 7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze. 8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan- 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. 11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu zien we nog maar een afspiegeling, een raadselachtig beeld, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde. (NBV21)

Vandaag zingen we met de Kerk van alle tijden het beroemde lied van de liefde mee uit de eerste brief van Paulus aan de mensen in Korinthe. Dat zelfzuchtig uit de titel die we voor vandaag boven dit stukje hebben gezet heette in de Statenvertaling nog “Zij zoekt zich zelve niet” Ofwel 4 x z n. Dat was de titel van een van de eerste omroepacties in Nederland om geld in te zamelen voor de armen. Het was nog een radioactie, van de NCRV die werd geleid door Johan Bodegraven. Die actie zette de toon voor latere televisie acties, van Open het Dorp tot de Tsunami actie. Nederlanders staan op en komen in beweging om mensen in nood te helpen waar ook ter wereld. Dat in beweging komen voor anderen die zonder die beweging van mensen niet kunnen voortleven is de liefde die hier bezongen wordt. We kunnen de waarheid vertellen wat we willen. We kunnen de beste pr methoden hanteren, boekjes maken zo mooi als het kan, tv programma’s, liederen shows, documentaires noem maar op zegt het door Paulus aangehaalde lied hier, maar als we de liefde niet hebben die mensen in beweging brengt dan wordt het allemaal niks.

De Liefde steekt overal boven uit. Als alle hoop vervlogen is lijkt het leven zinloos, dan lijkt er niets meer over, dus ook hoop is belangrijk. En als je nergens meer in kunt geloven, er geen idealen meer zijn, het leven leeg en plat is geworden, als je zelfs niet meer in jezelf of in je helden kunt geloven is het leven ook niks meer, dus ook het geloof is belangrijk. Maar boven geloof en hoop stijgt de liefde uit. Zonder de liefde zijn ook het geloof en de hoop niks meer. In kerken wordt vandaag veel over het geloof gesproken, mensen wordt weer op het hart gebonden te gaan geloven en te blijven geloven. Mooie woorden worden er gesproken en fraaie muziek ten gehore gebracht. Op de TV vertellen mensen waarom ze van hun geloof zijn gevallen of wat geloof voor hen betekent. Mensen moeten van alles van hun geloof of mogen juist van alles niet van hun geloof en vinden dat anderen iets moeten of juist niet mogen van hun geloof. De meeste mensen geloven het wel als ze al die stelligheden over geloof horen.

Maar al die woorden over het geloof zijn niets waard als gemeenschappen van gelovigen niet de liefde hebben voor de verworpenen van deze aarde. Als mensen niet in beweging komen voor de kinderen die ook vandaag opgesloten zitten in onze gevangenissen. Als we geen hoop weten te geven aan gevangenen in de wereld die ten onrechte zitten opgesloten, als we niet het voedsel weten te brengen aan de hongerigen in Afrika, kleding aan de armen, troost aan de nabestaanden van oorlogsslachtoffers en slachtoffers van natuurrampen. Zonder liefde slapen de papierlozen in onze straten en niet in niet meer gebruikte kerken. Zonder liefde vergaan ouderen van eenzaamheid. Zonder liefde is er van een samenleving geen sprake meer. Daarom kan dit lied besluiten met het erkennen van het bestaan van geloof, hoop en liefde maar bezingt het als de grootste van deze drie de liefde, niet het geloof dus, niet de hoop, maar de liefde, vraag daarnaar als men spreekt over wat er allemaal van geloof moet of juist niet mag. En verspreidt de Liefde voortdurend om je heen, ook vandaag weer.

 

Bindende voorschriften

Ester 9:26b–10:3

26b Daarom-vanwege de inhoud van het schrijven van Mordechai, en vanwege alles wat ze hadden meegemaakt en wat hun was overkomen- 27 namen de Joden de verplichting op zich om deze beide dagen nooit ongemerkt voorbij te laten gaan, maar ze elk jaar te vieren op de voorgeschreven wijze en op de vastgestelde tijd. Ze wilden dit tot een vast gebruik maken voor zichzelf en voor hun nakomelingen, en voor allen die zich bij hen zouden aansluiten. 28 De herinnering aan deze dagen moest levend gehouden worden: ze moesten worden gevierd door elke generatie en door elke familie, in iedere provincie en in iedere stad. Nooit mocht de viering van deze poeriemdagen bij de Joden in onbruik raken, en ook bij hun nakomelingen mochten ze niet in vergetelheid raken. 29 Koningin Ester, de dochter van Abichaïl, stelde samen met de Jood Mordechai een tweede schrijven op om Poeriem nadrukkelijk verplicht te stellen. 30 Er werden brieven gestuurd naar alle Joden in alle honderdzevenentwintig provincies van Ahasveros’ koninkrijk, met woorden van vrede en trouw. 31 Daarin werd de viering van Poeriem op de vastgestelde tijd verplicht gesteld: ze moesten zich houden aan wat de Jood Mordechai hun had opgelegd-ook koningin Ester legde hun dit nu op-en de verplichtingen nakomen die zij voor zichzelf en voor hun nakomelingen waren aangegaan wat betreft vasten en weeklagen. 32 Esters bevelschrift bevatte bindende voorschriften voor de poeriemdagen, en de inhoud ervan werd te boek gesteld. 1 Koning Ahasveros legde zowel het vasteland als de eilanden voor de kust belasting op. 2 Al zijn machtige daden en krijgsverrichtingen zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Medië en Perzië, evenals alle bijzonderheden over de hoge positie die hij Mordechai had gegeven. 3 Mordechai, de Jood, volgde in rang immers onmiddellijk op koning Ahasveros. Hij stond bij de Joden in aanzien en was geliefd bij al zijn volksgenoten, want hij streefde het geluk van zijn volk na en zette zich in voor de vrede van allen die tot dit volk behoorden. (NBV21)

En zo komt ons Carnavalsverhaal uit de Bijbel ten einde. Koningin Ester en minister Mordechai stellen een feestdag in die voortaan door iedereen moet worden gehouden. Wie echt heeft meegelezen in het boek Ester blijft wellicht zitten met een paar vragen. Waar halen die Mordechai en Ester eigenlijk de moed vandaan om een feest voor heel hun volk in te stellen? Feesten werden toch voorgeschreven door God? In de Joodse Bijbel zijn de eerste vijf boeken vol van voorschriften over dit soort feesten en het Poerim of Carnavalsfeest staat daar niet in. Trouwens als je het boek Ester nauwkeurig leest komt die hele God waar ze het altijd over hebben in dat hele boek helemaal niet voor. Hoort dat boek dan wel in de Bijbel? Die laatste vraag is zo gek nog niet want daar hebben de geleerden eeuwen over getwijfeld. Maarten Luther bijvoorbeeld, de hervormer die de Bijbel in de landstaal vertaalde, stelde voor het boek Ester maar uit de Bijbel weg te laten.

Dat was wat moeilijk want dat boek stond niet alleen in de Christelijke Bijbel maar ook in de Joodse Bijbel en volgens de Christelijke Bijbel moet je niks uit de Joodse Bijbel weg laten. Het boek hoort dus bij het verhaal over Israël en de manier waarop we in de wereld met elkaar om moeten gaan. Dat de beschermers van het volk, de bevrijders van angst en haat in dit geval, de herinnering aan die bevrijding levend willen houden is een legitieme zaak. Voor ons is het verhaal hoogst actueel. Er wordt in ons land nog wel eens geageerd tegen politici met een zogenaamde dubbele nationaliteit. Zij zijn niet in Nederland geboren en bijvoorbeeld de Marokkaanse nationaliteit die ze nooit kunnen opgeven, Marokko verbiedt dat in de wet. Maar net als Mordechai werden zij wel dienaren van de Kroon. Onder ede verklaarden ze dat ze de Nederlandse wet zullen handhaven en de grondwet zullen respecteren, dat ze trouw zijn aan de kroon kortom.

Er is ooit wel eens gepleit voor het opnemen van de Joods-Christelijke-Humanistische traditie in onze grondwet. Die traditie laat dus volstrekt toe dat vreemdelingen die bij je eigen land zijn gaan horen daar ook hoge posten in vervullen. David had een vreemdeling als generaal in dienst, Mordechaï werd rechter als vreemdeling in ballingschap. Zo sluiten we het carnavalsverhaal over de omgekeerde wereld af. Een wereld waar de onze zich voortdurend tegen verzet maar waaraan een deel van het volk een paar dagen per jaar de herinnering levend houdt. Het moet ons inspireren om ook de rest van het jaar de bestaande wereld te blijven toetsten op het gevolg voor minderheden. Weten wij ze in vrede en vrijheid onder ons te laten leven? Of tolereren we Hamans in onze top om de minderheden te kunnen kwetsen en vervolgen?

Dagen van feestmalen en feestvreugde

Ester 9:16-26a

16-17 Ook de andere Joden, elders in de provincies van het koninkrijk, hadden zich aaneengesloten en hun leven verdedigd. Op de dertiende dag van de maand adar verzekerden zij zich van rust door vijfenzeventigduizend van hun belagers te doden; hun bezittingen echter raakten ze met geen vinger aan. Op de veertiende van die maand hadden ze rust, en ze maakten van die dag een dag van feestmalen en feestvreugde. 18 (De Joden in Susa daarentegen, die zich op zowel de dertiende als de veertiende van die maand aaneengesloten hadden, hadden rust op de vijftiende en maakten van die dag een feestdag.) 19 Zo komt het dat de Joden van het platteland, die in niet-ommuurde steden wonen, de veertiende dag van de maand adar vieren met feestvreugde en feestmalen, en elkaar op die feestdag lekkernijen sturen. 20 Mordechai stelde al deze gebeurtenissen op schrift en hij stuurde brieven naar de Joden in alle provincies van koning Ahasveros, of ze nu dichtbij woonden of ver weg. 21 Daarin verplichtte hij hen ertoe om elk jaar opnieuw zowel de veertiende als de vijftiende dag van de maand adar te vieren, 22 omdat dit de dagen waren waarop de Joden rust gekregen hadden en niet meer door hun vijanden werden bedreigd, en omdat dit de maand was waarin voor hen droefheid was veranderd in vreugde en rouw was veranderd in feest. Ze moesten er dagen van feestmalen en feestvreugde van maken, dagen waarop ze elkaar lekkernijen stuurden en geschenken gaven aan de armen. 23 De Joden gaven gevolg aan wat Mordechai hun schreef, en maakten een vast gebruik van iets waarmee ze zelf al een begin hadden gemaakt. 24 Want zo was het gegaan: Haman, de zoon van Hammedata, een nakomeling van Agag en de vijand van alle Joden, had een plan beraamd om de Joden uit te roeien. Hij had het poer, dat wil zeggen het lot, laten werpen om paniek onder hen te zaaien en hen te kunnen uitroeien. 25 Maar nadat Ester zich tot de koning had gewend, gaf deze niet alleen toestemming om een brief te schrijven, maar besloot hij ook dat het onheil dat Haman met zijn verderfelijke plan tegen de Joden had beraamd, op diens eigen hoofd zou neerkomen. Hij en zijn zonen werden aan de paal gehangen. 26 Het is naar het woord poer dat deze dagen Poeriem worden genoemd. (NBV21)

Je moet niet denken dat als je je een dagje tegen je vijanden hebt mogen verzetten je rustig bij de pakken neer kunt gaan zitten. Ja, in de provincie, waar die rare wetten niet vandaan komen, maar in de hoofdstad lopen altijd meer intriganten rond dan je verwacht. Daarom vraagt Ester om haar volk in de hoofdstad nog een dagje extra te geven. En terwijl de rest van het volk feest kan vieren ruimen de Joden in de hoofdstad de laatste haarden van haat uit. Ester heeft de koning onder de indruk weten te brengen. Dat Joodse volk was kennelijk vrij van angst. Ze durfden op te treden tegen de machtigste families uit het land. De familie van Haman was immers ook een heel machtige familie. Die Joden hoorden er zelfs niet bij. Ze waren ooit in ballingschap gevoerd uit hun eigen land. Ze hadden eigenaardige gewoonten, ze aten anders, ze kleedden zich anders en ze hadden een dag vrij in de week. En toch trokken die Joden op tegen degenen die hen zo hadden gehaat.

Daarom kreeg Ester die dag extra. En reken maar dat ook de Joden van Susan de dag er op zijn gaan feestvieren. Zo komen we tot drie dagen carnaval. Moeten wij hiervan leren? Natuurlijk. Ook onder ons lijkt de haat tegen vreemdelingen die anders geloven toe te nemen. Ook onder ons zijn hoge bestuurders die willen dat die vreemdelingen met hun vreemde voedingsgewoonten, hun andere kledij, hun gebedsgewoonten en hun vrije vrijdag uit onze samenleving verdwijnen. En we moeten kennelijk oppassen dat er op een kwade dag niet een wet wordt uitgevaardigd die hen het recht geeft zich tegen het geweld van de haters te verdedigen. Maar het is en blijft een carnavalsverhaal. Het gedeelte dat we vandaag lezen eindigt met het purim feest, het feest van het lot, het lot dat werd geworpen en dat viel in het voordeel van het volk van Israël. Het feest waarop duidelijk werd dat aan de minderheden recht werd gedaan.

Dat feest is een verkleedfeest, de deftige kleren van Haman gaan over op de Jood Mordechai, daarom hullen de kinderen zich in kleurige lappen. En als in de synagoge uit de feestrol Ester wordt gelezen dan ratelen de kinderen met hun ratels iedere keer als de naam Haman wordt gelezen zodat niemand meer die gevaarlijke naam hoeft te horen. Wordt ook bij ons een naam uitgewist? Het is niet te hopen. Voor ons is een naam als Haman ook een waarschuwing. Een waarschuwing dat wij onze minderheden recht moeten doen. Een waarschuwing dat in de Joods- Christelijke traditie staat dat we maaltijd moeten houden met de vreemdelingen die bij ons willen horen. Misschien moeten we dan wel de Hamansoren eten die ook op het Purimfeest worden gegeten. En heel misschien moeten we elke zondag wel tot een Purimfeest maken waarop we allemaal vrij zijn en de zwaksten in het middelpunt van onze samenleving zetten, samen met de vreemdelingen onder ons.

 

De wet van de koning

Ester 9:1-15

1 De dertiende dag van de twaalfde maand, de maand adar, brak aan, de dag waarop het bevel en de wet van de koning zouden worden uitgevoerd, de dag waarop de vijanden van de Joden hen in hun macht hoopten te krijgen. Maar het omgekeerde gebeurde: het waren juist de Joden die hun belagers in hun macht kregen. 2 Die dag slotende Joden zich in alle steden aaneen, in alle provincies van koning Ahasveros, om hen die op hun ondergang uit waren om het leven te brengen. Niemand hield stand tegen de Joden, want angst voor hen had zich van alle volken meester gemaakt. 3 De hoofden van alle provincies, de satrapen, de gouverneurs en de koninklijke ambtenaren steunden de Joden uit angst voor Mordechai. 4 Mordechai had immers een hoge positie in het paleis en zijn faam verbreidde zich over alle provincies; hij werd hoe langer hoe machtiger. 5 De Joden sloegen met het zwaard op al hun vijanden in en zaaiden dood en verderf, ze deden met hun belagers wat ze wilden. 6 In de burcht van Susa doodden ze niet minder dan vijfhonderd man. 7 Ook doodden ze Parsandata, Dalfon en Aspata, 8 Porata, Adalja en Aridata, 9 Parmasta, Arisai en Aridai en Waizata, 10 de tien zonen van Haman, de zoon van Hammedata, de vijand van de Joden. Maar hun bezittingen raakten ze met geen vinger aan. 11 Toen de koning die dag vernam hoeveel mensen er in de burcht van Susa gedood waren, 12 zei hij tegen koningin Ester: ‘Alleen al in de burcht van Susa hebben de Joden vijfhonderd man gedood, ook de tien zonen van Haman. Hoeveel tegenstanders zullen ze dan wel niet hebben gedood in de andere provincies van mijn rijk! Wat wilt u verder nog vragen? Het zal u gegeven worden. Wat is uw wens? Hij zal vervuld worden.’ 13 Ester antwoordde: ‘Als het de koning goeddunkt, laat hij de Joden in Susa dan toestemming geven om ook morgen te handelen volgens de wet die voor vandaag geldt. En laat de lijken van Hamans tien zonen aan een paal gehangen worden.’ 14 De koning gaf bevel dat het zo zou gebeuren. Er werd in Susa een wet uitgevaardigd, en ook werden de tien zonen van Haman opgehangen. 15 De Joden in Susa sloten zich dus ook op de veertiende dag van de maand adar aaneen en ze doodden in Susa nog eens driehonderd man. Maar hun bezittingen raakten ze met geen vinger aan. (NBV21)

Mensen die geweld willen gebruiken lijken het nooit te leren. Zelfs als de maatschappelijke wind zich tegen hen keert gaan ze met dichte ogen door. In het verhaal van Ester zijn het de Joden die zich aaneensluiten en zich weten te verdedigen. Het middenkader van de Staat had heel goed begrepen waar de juiste politieke wind vandaan kwam en steunde de Joden in hun verzet. De wet van de Koning die hen het recht gaf zich te verdedigen gaf hen ook het recht het bezit van hen die sneuvelden tot hun eigendom te maken. Maar heel uitdrukkelijk wordt gezegd dat ze die bezittingen niet aanraakten. Het geweld is een keuze voor het leven en tegen de dood. Het geweld is niet bedoeld om macht uit te oefenen of te krijgen, het is niet bedoeld om er zelf rijker van te worden.

Vandaag lijkt dat wat anders te gaan. Wie het geweld in het Midden Oosten ziet kan niet anders tot de conclusie komen dat oorlog en geweld gebruikt worden om macht uit te oefenen en bezit te vergroten. De totale verwoesting van Gaza vergroot toch niet de veiligheid van Israël, het vermeerderd nabestaanden die wraak willen nemen. De kolonisten op de Westoever schenden de verdragen over een zelfbestuur van Palestijnen en worden daarvoor beschermd door de militaire macht van Israël. In het verhaal van Ester is het Mordechai die het recht vertegenwoordigd die de wet voor elkaar krijgt die zelfverdediging toestaat, dat in tegenstelling met Haman in die alleen uit is op eigen macht. Dat ons internationaal recht zich beweegt in de richting van Mordechai en de Hamans uit deze wereld niet langer in bescherming neemt gaat nog maar heel langzaam.

Dictators in deze wereld die moorden en roven blijven maar al te vaak buiten schot. Er zijn er die voor het internationale strafhof zijn gedaagd. En het strafhof zelf is ook nog jong en belangrijke landen die beslissen over oorlog en vrede doen daaraan niet mee. Pas na de tweede wereldoorlog zijn er tribunalen ingesteld. Maar hoeveel daders van hoeveel genocides hebben het lot van Haman moeten delen? Dat zijn er nog maar heel weinig. Het verhaal van Ester is een verhaal van deze wereld omgekeerd. Niet alleen de wereld van enkele honderden jaren voor de geboorte van Christus, maar ook van de wereld van de eenentwintigste eeuw. Wij zijn nog lang niet klaar met het omkeren van onze wereld van een wereld vol geweld naar een wereld vol recht en gerechtigheid. Zolang wij de armen zichzelf laten verdedigen, valt er nog een heleboel werk te verzetten. Het is maar goed dat we er elke dag weer opnieuw aan mogen beginnen, ook vandaag weer.