Keer terug, mensenkind.

Psalm 90

1 Een gebed van Mozes, de godsman. Heer, U bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht. 2 Nog voor de bergen waren geboren, voor U aarde en land had gebaard- U bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. 3 U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’ 4 Duizend jaar zijn in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht. 5 U vaagt ons weg als slaap in de morgen, als opschietend gras 6 dat ontkiemt in de morgen en opschiet, en ’s avonds verwelkt en verdort. 7 Wij komen om door uw toorn, door uw woede bezwijken wij. 8 U hebt onze zonden vóór u geleid, onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat. 9 Al onze dagen gaan heen door uw woede, wij beëindigen onze jaren in een zucht. 10 Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als wij sterk zijn. Het beste daarvan is moeite en leed, het gaat snel voorbij en wij vliegen heen. 11 Wie kent de kracht van uw toorn, wie vreest oprecht uw woede? 12 Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult. 13 Keer u tot ons, HEER -hoe lang nog? Ontferm u over uw dienaren. 14 Vervul ons in de morgen met uw liefde, laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen. 15 Geef ons vreugde, vergoed de dagen dat U ons kwelde, de jaren dat wij ellende doorstonden. 16 Toon uw daden aan uw dienaren, maak uw glorie bekend aan hun kinderen. 17 Laat ons uw genade zien, Heer, onze God. Bevestig het werk van onze handen, het werk van onze handen, bevestig dat. (NBV21)

Het boek van de Psalmen wordt vaak toegeschreven aan de zingende en spelende koning David van wie wordt verteld dat hij als herder op de harp leerde spelen. Maar een aantal van de 150 Psalmen die in dit liedboek zijn verzameld zijn van anderen en dat staat er dan ook bij. Deze psalm 90 wordt toegeschreven aan Mozes. De man die opgroeide in Egypte, moest vluchten naar de woestijn en er uiteindelijk in slaagde het volk uit Egypte te leiden en in het hart de woestijn van God de richtlijnen kreeg waarom het uiteindelijk allemaal draaide. In deze Psalm wordt geen mooi leven beloofd. De beste jaren van ons leven zijn moeite en leed. Heel langzaam wordt de leeftijd die we kunnen bereiken wel wat hoger maar 70 en voor de sterken 80 klinkt nog steeds mooi als je jong bent. Die hoge leeftijd is overigens alleen te bereiken als je een klein beetje aan je gezondheid denkt. Een half uur per dag bewegen, niet roken, matig met alcohol, twee stuks fruit en 200 gram groente en weinig vet en zout. Het is allemaal zo moeilijk niet.

De moeite en leed waarover Mozes het heeft gaat over het volgen van die richtlijnen, het inrichten van een samenleving waarin iedereen mee kan doen. Een samenleving waar gedeeld wordt met de armen, waar recht wordt gedaan aan de minsten, waar de weduwe en de wees worden beschermd. Dat lukte uiteindelijk ook Mozes zelf niet. Van een ander houden als van jezelf is behoorlijk moeilijk als die ander zeer irritant is en het bloed onder je nagels vandaan haalt. Blijf dan maar eens vriendelijk en het echte belang van die ander in de gaten houden. Dat gezond leven om wat ouder te worden is er overigens ook om van jezelf te houden. En als je zo leeft en voor jezelf zorgt is het ook wat gemakkelijker om dat voor een ander te doen. Stiekem toch een sigaretje, of een vette hap doen alleen jezelf de das om. Daar kan je je dan weer schuldig over voelen of last van krijgen. Deze psalm beschrijft het allemaal. Het mooie is natuurlijk dat je elke dag, ja elke minuut weer overnieuw mag beginnen. Daarom kan Mozes vragen om vreugde, het lukt je vast wel een keertje, en ieder die weet wat het is echt wat goeds voor een ander te kunnen doen kent ook de diepe vreugde die dat kan geven.

Het werk van je handen wordt dan bevestigd heet dat in deftige taal. Gaaf, het werkt, het is gelukt zeggen we tegenwoordig. En al is er moeite en leed voor nodig, het is het dubbel en dwars waard. Het is zoveel waard dat het de moeite loont om iedereen op de hele wereld er in mee te krijgen. Het volk Israël was uitgekozen om een voorbeeld te zijn voor alle volken en iedereen kan in het verhaal over het volk van Israël lezen waar en wanneer het goed ging en waar en wanneer het fout ging. Uiteindelijk kwam de hele toen bekende wereld onder Romeinse bezetting. Dat was het teken dat het verhaal van de God van Israël over de hele wereld kon worden uitgedragen. Jezus van Nazareth gaf het laatste voorbeeld dat nog nodig was. Ondanks de moeite en het lijden blijft de liefde toch doorgaan. Die absolute en onzelfzuchtige liefde komt nog het meest tot uitdrukking in zijn weigering een opstand te ontketenen en zijn aanvaarding van de dood aan het kruis. Daardoor kon hij de dood overwinnen en ons tot leven brengen. Elke dag kunnen we ons daarbij aansluiten, ook vandaag weer.

Een profetes

Lucas 2:36-40

36 Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, 37 en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. 38 Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem. 39 Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret.(NBV21)

De beweging van Jezus van Nazareth is niet zomaar uit de lucht komen vallen. Al in de dagen dat hij geboren werd waren er velen in Israël die de komst van een bevrijder verwachten. Er waren dan ook al de nodige opstandjes geweest en er liepen regelmatig mensen rond die zich uitgaven voor de beloofde messias. Mensen met gelijke verwachtingen en overtuigingen zochten elkaar ook op. Uit opgravingen na de Tweede Wereldoorlog weten we ook dat mensen de bestaande samenleving verlieten en in de woestijn in communes gingen wonen. Ook over Johannes de Doper vertelde Lucas al eerder dat hij in de woestijn ging wonen. Over Simeon, waarover we gister lazen, en Hanna, waar we vandaag over lezen, wordt juist uitdrukkelijk verteld dat ze in de Tempel in Jeruzalem verbleven. Dat is de plaats waar zij de messias verwachten en zij herkennen in het kind, dat op de akker van David in Bethlehem geboren was, de beloofde bevrijder van Israël. Daarom ook vertelde Hanna aan allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem over dit kind.

Over die Hanna weten we verder niet zoveel. Ze was uit de stam van de gezegenden, dat betekent Aser, één van de tien stammen die na de ballingschap als zodanig niet meer was teruggekeerd, ze was de dochter van het gelaat van God, want dat betekent de naam Fanuël, haar eigen naam betekent genade. Ze was profetes en weduwe van beroep. Dat laatste klinkt hard maar de vermelding van haar leeftijd en haar naar verhouding korte huwelijk staan er niet voor niets. De familie van haar man had voor haar moeten zorgen, daar had een man gevonden moeten worden die haar had willen trouwen. In de oude wetten van Mozes staat precies hoe ze dat hadden moeten doen. Maar in een paar woorden weet Lucas ons te vertellen dat die wetten voor die familie niets te betekenen hadden gehad en dat de wet van Mozes haar in elk geval geen bescherming had geboden. Nu maakte ze kennis met jonge mensen die alle risico’s genomen hadden met het wel weer gaan leven of de leer van Mozes nog steeds de geldende richtlijn voor het leven in Israël was. Daar mocht zij bevrijding uit haar benarde situatie van verwachten. Dat zou de bevrijding van Jeruzalem dichterbij brengen.

Want Jeruzalem was nu eenmaal de stad waar die oude richtlijnen voor de menselijke samenleving bewaard werden. Waar mensen naar toe kwamen om zich rond die leer te scharen en door met elkaar een maaltijd te delen weer te oefenen in de betekenis van die grondregel: heb uw naaste lief als uzelf. Daarom is de toepassing van de wet zoals Maria en Jozef dat hadden gedaan van belang voor de hele bewoonde wereld. Bevrijding van Jeruzalem betekende voor Hanna dat die leer weer tot gelding gebracht zou worden. Daar was die nieuwe koning uit het geslacht van David voor geboren, daar was de gezalfde, de Messias, de christus, voor op aarde gekomen. Zo mogen wij ons voegen in dit verhaal. Weer oog en oor krijgen voor de weduwe, zorgen voor mensen die lang afhankelijk zijn van hulp en bijstand, zorgen dat mensen weer zelf verder kunnen. Wij mogen er voor zorgen dat de grondregel van Heb-Uw-Naaste-Lief-Als-Uzelf weer in het middelpunt van de wereld komt te staan. Zodat iedereen er bescherming van kan genieten. Daar mogen wij vandaag weer mee beginnen

Een teken zijn

Lucas 2:22-35

22 Toen de tijd van hun onreinheid volgens de wet van Mozes ten einde was, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven. 25 Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden: 29 ‘Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U hebt beloofd. 30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien 31 die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: 32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’ 33 Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over Hem werd gezegd. 34 Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël vanwege Hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat weersproken wordt, 35 en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’ (NBV21)

Dat Maria en Jozef de leer van Mozes zeer serieus namen was al gebleken uit hun reis van Nazareth naar Bethlehem. Want wie zou onder een wrede Romeinse bezetting het bevel van de Koning durven trotseren en in plaats van thuis te blijven een lange reis te ondernemen? Maar in het verhaal van Lucas speelt de Hebreeuwse Bijbel nu eenmaal een belangrijke rol. Jezus van Nazareth was niet alleen een afstammeling van David, geboren op de akker die aan de familie van David was toegewezen, maar hij was opgenomen en opgevoed in de godsdienstige traditie van het volk Israël. Jozef en Maria hielden hun eerstgeboren zoon daarom niet zelf maar brachten hem naar de tempel, zoals was voorgeschreven voor een eerstgeboren zoon. Ooit was ook het verhaal van Koningen van Israël en dus ook het verhaal van Koning David begonnen met een moeder die haar kind naar de Tabernakel bracht. Die moeder was Hanna en dat kind was Samuel die later als priester en profeet de koningen van Israël zou zalven.

Toen Maria bij Elisabeth op bezoek was had ze nog het lied gezongen van Hanna, over machtigen die van de troon gestoten zullen worden en onvruchtbaren die vruchtbaar zullen zijn. Maria en Jozef nemen twee duiven mee, het voorgeschreven offer voor de armen, iedereen kan immers iets delen, hoe arm je ook bent. En ook in de Tempel klinkt een bijzonder lied voor het kind van Bethlehem. Er staat een profeet, Simeon, die niet eerder zou sterven dan dat hij de bevrijder van Israël zou hebben gezien. Dat klinkt als een eeuwig leven maar voor Simeon gaat het niet om zijn leven maar om het leven van alle mensen op de wereld. Die worden gered van oorlog en ellende, de wrede bezetting van alle volken zal voorbijgaan, het kind dat buiten alle regels om werd geboren is daarvan het teken. Ook Simeon put uit de liederen van het Oude Testament, vooral uit het boek Jesaja. De vader en moeder van Jezus van Nazareth waren verbaasd over alweer een lied en nu van een oude man. Maar ook hier geen romantiek, geen herdertjes en engeltjes die door het luchtruim zweven. Geen warme stal, geen grootse ontvangst in de Tempel. Nee, dat kind krijgt al het stempel mee van een dubieus optreden, een teken dat betwist zal worden.

Een teken dat nog steeds betwist is. Nu al spreken mensen er schande van dat de kerk zich op werpt als beschermer van kinderen die hier geworteld zijn door ze asiel in kerken te verlenen. In alle toonaarden wordt liever het kleine kindje, zijn zielige ouders, de arme herdertjes en de zwevende engeltjes bezongen. Maar in alle talen kwamen voorgangers vertellen dat we vooral lief voor elkaar moeten zijn en dankbaar dat God de wereld zo lief had dat hij een kindje geboren liet worden tegen alle verwachting in. Over het feit dat Maria als door een zwaard doorstoken zou worden praat men buiten de kerk niet. Over het feit dat we aan de slag moeten om heel de wereld te veranderen geen woord. Dat er geen zielige herdertjes zijn maar onderdrukten die recht gedaan moet worden is met Kerstmis meestal vergeten. Dat God ook aan de armsten een bestaan heeft beloofd en als ze dat bestaan niet hebben er rijken zijn die ze van dat bestaan hebben beroofd geen woord. Dat kind zou de belofte van Liefde voor de minsten in absolute geweldloosheid zelfs door de dood heen dragen. Daarom bestaat dat verhaal ook vandaag nog. Daarom klinkt ook nu nog de roep om mee te gaan op de weg van Jezus van Nazareth door te houden van je naaste als van jezelf, door te letten op de minsten op aarde, door de hongerigen te voeden, de armen recht te doen en de vluchtelingen te herbergen. Aan het werk dus.

 

Gekroond met glans en glorie

Psalm 8

1 Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Een psalm van David. 2 HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. Uw luister aan de hemel wordt bejubeld 3 door de mond van kinderen en zuigelingen. Tegen uw vijanden hebt U een macht gebouwd om hun wraak en verzet te breken. 4 Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door U daar bevestigd, 5 wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind dat U naar hem omziet? 6 U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, 7 hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd: 8 schapen, geiten, al het vee, en ook de dieren van het veld, 9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee en alles wat trekt over de wegen der zeeën. 10 HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. (NBV21)

Zo, het kindje is geboren en morgen vieren we het feest van de verscheining van de Heer. Hebben we dan twee Goden? Met Pinksteren komt daar dan nog een Heilige Geest bij. De psalm van vandaag zingt over het maken van goden. Hoe zit dat. In veel kerken wordt ieder jaar op de eerste zondag na Pinksteren een feest gevierd dat een moeilijk theologisch thema heeft. In het Latijn heet het Zondag Trinitatis en het gaat over de drie-eenheid waarin veel christenen geloven. De God van Abraham, Izaäk en Jacob, Jezus van Nazareth en de Heilige Geest die op het Pinksterfeest werd uitgestort zijn één en dezelfde God. Er was immers volgens het verhaal van Israël en volgens het verhaal van Jezus van Nazareth maar één God. Ja die God wilde zelfs geen andere goden naast zich hebben. Het kerkelijke leerstuk van de drie-eenheid is een van de meest ingewikkelde. Want hoe breng je iets onder woorden wat je wel vermoed, maar dat helemaal niet kan. Er is maar één God of er zijn er drie. God is toch geen mens, en God is zeker niet de geest die ons mensen drijft.

Gelukkig hoeven gelovigen in het dagelijks leven niet zo veel met de theorie, het gaat immers om de praktijk. En daar begrijpen we ineens veel meer van die drie-eenheid. In het verhaal van Israël heette het dat mensen geschapen waren naar het beeld van God, bijna een god gemaakt heet het in de psalm die we vandaag zingen. Die God had mensen onvoorwaardelijk lief en wilde het steeds opnieuw met die mensen wagen, steeds weer met die mensen op weg gaan. Je lijkt dus het meest op God als je inderdaad je naaste liefhebt als jezelf. Jezus van Nazareth deed dat tot aan het kruis toe. Hij bleef van de mensen houden wat hem ook overkwam. Hij noemde zich de zoon des mensen maar hij leefde als de zoon van God, zo leek hij op die God van Liefde. Zelf zei hij daarover volgens het verhaal dat mensen die het niet zo snapten maar naar hem moesten kijken want zoals hij het deed moest het vast bedoeld zijn.

En daar komt die Geest ook van pas, want pas in de geest van Jezus, zoals hij het deed dus, kun je echt onvoorwaardelijk en onbaatzuchtig van de armsten in de wereld gaan houden, alles wat je hebt delen met hen die het nodig hebben. Wie hen bevrijdt van de armoede zal de armen een zorg zijn, als het maar gebeurt. Wij gewone gelovigen weten dat we, zonder dat verhaal over die God en zonder de ervaring dat die God in dat verhaal altijd weer met je meegaat, nooit aan de liefde voor de naaste zouden zijn begonnen. Het is dus die God die redt. En in die ervaring vallen God, Jezus van Nazareth en de Heilige Geest samen. Ze vallen samen in de Liefde voor de mensen, niet in een theorie dus maar in de praktijk van alle dag. In het voeden van hongerigen, het kleden van de naakten, het bezoeken van de gevangenen, het verzorgen van de zieken, in het brengen van recht en gerechtigheid. In dan is die God inderdaad de machtigste op de hele aarde, die kracht wil Hij delen met alle mensen, van elke tong en taal heet het dan. Elke dag opnieuw, ook in het nieuwe jaar.

Goden van niets

Psalm 97

1 De HEER is koning-laat de aarde juichen, laat vreugde heersen van kust tot kust. 2 In wolk en duisternis is Hij gehuld, zijn troon rust op recht en gerechtigheid. 3 Vuur gaat voor Hem uit, rondom verterend wie tegen Hem opstaan. 4 Zijn bliksems verlichten de wereld, de aarde ziet het en beeft. 5 De bergen smelten als was voor de HEER, voor de Heer van heel de aarde. 6 De hemel vertelt van zijn gerechtigheid, alle volken aanschouwen zijn majesteit. 7 Beschaamd staan zij die beelden aanbidden en zich beroemen op goden van niets. Voor Hem moeten alle goden zich buigen. 8 Sion hoort het en verheugt zich; de steden van Juda juichen om uw rechtspraak, HEER. 9 U, HEER, bent de hoogste op heel de aarde, boven alle goden hoog verheven. 10 U die de HEER bemint: haat het kwade. Hij behoedt het leven van wie Hem trouw zijn, uit de greep van de goddelozen bevrijdt Hij hen. 11 Licht is gezaaid voor de rechtvaardige, vreugde voor de oprechten van hart. 12 Verheug u, rechtvaardigen, in de HEER, en breng hulde aan zijn heilige naam. (NBV21)

Dit is nu eens een psalm met een verstrekkende maatschappelijke betekenis. Tot in onze dagen kan het zingen van deze psalm grote gevolgen hebben. Het idee. dat je God ook je Koning is, is al heel oud. Het omgekeerde kwam ook voor maar dat een menselijke Koning, of Keizer zoals bij de Romeinen, God geworden was, werd in elk geval door het volk van Israël verworpen. Maar in veel godsdiensten was er een dag dat de gelovigen hun God tot koning gingen kronen. Dat moest ook wel want zo’n God moest de verdwijnende zon weer terugbrengen. Als de dagen korter worden en de nachten langer, als de oogst in de grond ligt te wachten tot het lente wordt moet je maar afwachten of je de winter door komt en er dan weer een lente aanbreekt waarin het gewas weer gaat groeien en de voedselvoorraad kan worden aangevuld.

De God van Israël hield zich hier niet mee bezig. Die had hemel en aarde zo geschapen dat het ene seizoen het andere vanzelf zou opvolgen. Daar had je geen God voor nodig en daarvoor hoefde je God ook niet te aanbidden, laat staan tot Koning te verklaren. Waarom dan deze Psalm? Omdat in dit lied de werkelijke betekenis van het Koningschap van God wordt bezongen. De troon van deze God stoelt op recht en gerechtigheid staat er. En recht en gerechtigheid is in de Bijbel de uitdrukking voor het tot hun recht laten komen van mensen, van alle mensen, de minsten allermeest. Als mensen dus tot hun recht komen dan is God de Koning. Als mensen vernederd worden, geweld wordt aangedaan, vervolgd worden, tot honger gedreven en naakt opgejaagd dan woedt er een oorlog met de Heer van heel de aarde.

Wie ook een God aan zijn kant verklaart die kan gemeten worden aan de effecten van zijn daden. Worden de armen bevrijdt van angst en onderdrukking, worden de hongerigen gevoed en de naakten gekleed, gaan de blinden zien en de lammen lopen, worden de bedroefden getroost? Dat is nog eens wat anders dan de boerengoden die winst beloven op aandelenmarkten, die succes en glanzende carrières voorspiegelen aan hun volgelingen, die enkelingen in de schijnwerpers zetten en schijnbaar genezen van vermeende ziekten. Die God van Israël, de God die in deze psalm wordt bezongen heeft een maatschappelijke betekenis. Niet zozeer voor ons individueel, niet voor ons eigen dorp of onze eigen stad, maar voor heel de aarde. Voor die God gaat alles aan de kant. De liefde van die God zal uiteindelijk alles en iedereen regeren. Dat is nu al te merken in liefde die mensen onbaatzuchtig voor elkaar tonen. Daarom is de liefde van God niet de beloning voor het goede dat we doen, maar mogen we het goede doen en niet dan het goede omdat die God de Heer van de wereld is en wij niet anders kunnen dan die God dienen, al zingend.

 

Naar recht en wet.

Psalm 98

1 Een psalm. Zing voor de HEER een nieuw lied: wonderen heeft Hij verricht. Zijn rechterhand heeft overwonnen, zijn heilige arm heeft redding gebracht. 2 De HEER heeft zijn overwinning bekendgemaakt, voor de ogen van de volken zijn gerechtigheid onthuld. 3 Hij heeft gedacht aan zijn liefde en trouw voor het volk van Israël. De einden der aarde hebben het gezien: de overwinning van onze God. 4 Juich de HEER toe, heel de aarde, juich en jubel, zing het uit. 5 Zing voor de HEER bij de lier, laat bij de lier uw lied weerklinken. 6 Blaas op de ramshoorn en de trompetten, juich als de HEER, uw koning, verschijnt. 7 Laat bruisen de zee, met alles wat daar leeft, laat juichen de wereld met haar bewoners. 8 Laten de rivieren in de handen klappen en samen met de bergen jubelen 9 voor de HEER, want Hij is in aantocht als rechter van de aarde. Rechtvaardig zal Hij de wereld berechten, de volken oordelen naar recht en wet. (NBV21)

Vandaag zingen we mee met de Psalm die als enige in het boek Psalmen het opschrift Psalm draagt. Alle andere kennen een toevoeging daaraan, als leerdicht en zo. Deze niet. Het is een lied op zich dat geen nadere toelichting behoeft, dit kun je kennelijk altijd wel zingen. De Psalm zingt dan ook over bevrijding, niet alleen een bevrijding voor één iemand of voor een bepaald volk maar bevrijding voor de hele bewoonde wereld. Die bevrijding, de overwinning van God werd tot aan het einde der aarde gezien. Daarom moet je dat feest van de bevrijding ook niet alleen vieren maar met de hele aarde. Dat is niet altijd even leuk. Vandaag op tweede kerstdag blijven veel kerken dicht. Aleen in Kampen gaat de kerkdienst dag en nacht door. Maar nadat de Herders blij de wereld in trokken mag de kerk op Tweede Kerstdag het gaan hebben over de stenen waarmee de diaken Stephanus werd gedood. U vindt dat verhaal in het zesde hoofdstuk van het boek Handelingen De geboorte van Jezus bracht zijn volgelingen geen welvaart maar laat ze opstaan tegen onrecht en onderdrukking. Soms gaat dat met geweld gepaard.

Soldaten uit de hele wereld kwamen ooit naar Europa om het kwaad, van het doden omdat je een geloof aanhangt, te bestrijden en het regiem dat die moorden pleegde te verdrijven. Dat regiem sprak van een internationale samenzwering van de aanhangers van dat geloof als rechtvaardiging om hen te bestrijden. Dat geloof zou een verderfelijk geloof zijn dat onze beschaving bedreigde. Toen we eenmaal bevrijd waren van dat regiem en de laatste slachtoffers waren bevrijd hebben de mensen elkaar beloofd dat er nooit meer een regering mocht komen, waar ook ter wereld, die een onderscheid zou maken tussen mensen op grond van hun geloof en de ene gelovige anders zou mogen behandelen dan de andere gelovige. Ook in de samenleving mochten mensen niet verschillend worden behandeld omdat ze een verschillend geloof hadden. Elk jaar op 4 mei herdenken we de slachtoffers van dat door en door foute regiem en de mensen die zich in de strijd daartegen hebben opgeofferd. Op 5 mei vieren we dan dat we vrij zijn van die overheersing. En daarom mogen we hardop meezingen met de Psalmen van dat volk dat ooit dreigde te worden uitgeroeid.

Maar wie goed luistert naar de gesprekken op radio en televisie en wie de kranten leest weet dat we maar zo weer een regering hebben die onderscheid gaat maken tussen burgers op grond van wat ze geloven, of zelfs van wat hun ouders en grootouders hebben geloofd. De angst voor aanhangers van een bepaald geloof wordt ook ons aangepraat. Er is zelfs een politieke partij voor die in de Kamer alles mag zeggen wat ook voor de bevrijding in 1945 werd gezegd en die dreigt de grootste te worden. Als wij dan zingen over de overwinning van de ene Heer die wij erkennen en zingen dat alle volken geoordeeld worden naar de wet van heb-je-naaste-lief-als-jezelf moeten we dus onthouden dat die bevrijding niet vanzelf komt en niet van buiten komt. We zullen allemaal in verzet moeten komen tegen iedereen die ons wil wijsmaken dat aanhangers van welk geloof dan ook ons kunnen bedreigen. En dan is er een partij die nu al iedereen bedreigd die in het openbaar vertelt het niet eens te zijn met wat die partij vertelt. Met die partij hoeft geen discussie meer plaats te vinden. Journalisten zijn leugenaars en leden van de oppositie kunnen genegeerd worden omdat de bewindspersonen van die partij zichzelf als het juiste beleid bestempelen., Verzet is meer dan nodig.

 

Hij is de messias

Lucas 2:1-21

1 In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. 2 Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. 3 Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. 4-5 Ook Jozef ging op weg om zich te laten inschrijven. Samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was, reisde hij van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde. 5 6 Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, 7 en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het gastenverblijf. 8 Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. 9 Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door de stralende luister van de Heer, zodat ze hevig schrokken. 10 De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen dat grote vreugde betekent voor heel het volk: 11 vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer. 12 Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt.’ 13 En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: 14 ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft.’ 15 Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ 16 Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. 17 Toen ze het zagen, vertelden ze wat hun over het kind was gezegd. 18 Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, 19 maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. 20 De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. 21 Toen er acht dagen verstreken waren en Hij besneden zou worden, kreeg Hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat Hij in de schoot van zijn moeder was ontvangen. 22 Toen de tijd van hun onreinheid volgens de wet van Mozes ten einde was, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.

Vertalen is verraden. Dat is zeker zo bij de vertaling die de NBV21 ons bij Lucas 2 levert. De vertaling volgt de opvattingen uit de Middeleeuwen. Toen wist men niet beter. De jaartelling moest beginnen met de geboorte van Jezus. En dus heeft iemand uitgerekend, teruggerekend wanneer die geboorte plaatsvond. Daarbij is een rekenfout gemaakt en zo komt het dat Jezus niet in het jaar 0 is geboren maar een paar jaar eerder. En daar begint het eerste misvertand. Jezus werd geboren toen Herodes de Grote nog koning over Israël was, een koning onder toezicht van de Keizer in Rome. Die Koning stierf in het jaar 4 voor het begin van onze jaartelling. Zijn zonen kregen de macht in delen van Israël. Maar de zoon die Jeruzalem kreeg was nog wreder dan zijn vader en werd op verzoek van de Priesters in Jeruzalem weggepromoveerd naar Gallië. Om de zaken die hij had achter gelaten werd generaal Quirinius gestuurd, die tegelijk de volkstelling organiseren. Die Quirinius kwam in het jaar 6 na het begin van onze jaartelling.

En dan zitten we met een probleem lijkt het. Want Jezus kan niet geboren zijn toen en Herodes en Quirinius het voor het zeggen hadden. Dat is ook niet zo. Een nauwkeurige herberekening van het geboortejaar van Jezus komt uit in het jaar 6 voor onze jaartelling. Toen regeerde Herodes de Grote dus nog. Lucas schrijft in zijn bijzondere Grieks dan ook uitdrukkelijk dat de geboorte van Jezus plaatsvond voor Quirinius landvoogd werd. En dus is de vraag wat gebeurde er in het jaar 6 BC dat Jozef en Maria deed optrekken naar Bethlehem. Lucas beschrijft dat niet met zoveel woorden maar wie de geschiedenis kent herkent in zijn verhaal wat er gebeurd is. Zacharia had niet voor niets geschreven dat niet de Koning God moest worden maar dat God de Koning moest worden. Nu had Herdodes bedacht dat hij die telling wel even zou uitvoeren en van iedereen een eed van trouw aan keizer Augustus kon eisen. Met die eed erkende men de goddelijkheid van de Keizer.

De priesters in Jeruzalem waren verbijsterd. Trouw zweren kon alleen aan de God van Israël, die was trouw aan zijn beloften, liet nooit varen het werk dat zijn hand begon en daar kon je alleen maar dankbaar op vertrouwen. In plaats van thuis te blijven om geteld te worden en trouw te zweren aan de Keizer moesten de gelovigen laten zien dat zij vertrouwden op de beloften van God. Nu had Jozua heel lang geleden het land verdeeld onder de families die mee waren getrokken door de woestijn. Daar moesten gelovigen weer heen want elke 50 jaar zou de familie dat stukje land weer terugkrijgen. Daarom gingen Jozef en Maria naar Bethlehem. Daar lag het stukje land van Isaï, de vader van David. Daar kon dus ook de nieuwe koning geboren worden. Een koning die zijn doodskleed direct aantrok en als graankorrel in de voederbak werd gelegd. Pas bij het lege graf na Pasen vertelt Lucas werden de doeken opgevouwd in het lege graf teruggevonden. Het plan van Herodes viel daarom in duigen en wij mogen blijven vertrouwen op de belofte van God dat er een aarde komt die slechts vrede kent en mensen die in elkaar een welbehagen hebben. Regen te over om dat in het donkerste deel van het jaar te vieren.

 

Liefdevolle barmhartigheid

Lucas 1:67-80

67 Zijn vader Zacharias werd vervuld van de heilige Geest en sprak deze profetie: 68 ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, Hij heeft zich over zijn volk ontfermd en het verlost. 69 Een reddende kracht heeft Hij voor ons opgewekt uit het huis van David, zijn dienaar, 70 zoals Hij van oudsher heeft beloofd bij monde van zijn heilige profeten: 71 bevrijding uit de hand van onze vijanden, uit de greep van allen die ons haten. 72 Zo toont Hij zich barmhartig jegens onze voorouders en herinnert Hij zich zijn heilig verbond: 73 de eed die Hij gezworen had aan Abraham, onze vader, 74 dat wij, bevrijd van onze vijanden en vrij van angst, Hem dienen zouden, 75 oprecht en toegewijd, ons leven lang. 76 En jij, mijn kind, jij zult genoemd worden: profeet van de Allerhoogste, want voor de Heer zul je uit gaan om de weg voor Hem gereed te maken, 77 en om zijn volk bekend te maken met hun redding door de vergeving van hun zonden. 78 Dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel zich over ons ontfermen 79 en schijnen over allen die in duisternis verkeren, in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede.’ 80 Het kind groeide op en werd gesterkt door de Geest. Johannes leefde in de woestijn tot de dag aanbrak waarop hij zich kenbaar maakte aan het volk van Israël. (NBV21)

Zacharias begint in het gedeelte van vandaag een lied te zingen. Als een profetie staat er. Daarmee verbindt de schrijver van het Lucas evangelie ook dit lied heel uitdrukkelijk met het Oude Testament. Zacharias begint dan ook zoals veel psalmen beginnen door de God van Israël te begroeten als een koning. Niet de Keizer in Rome of de Koning in Jeruzalem begroeten als een God maar de God van Israël begroeten als een Koning. Geen andere Heer is er voor deze priester dan de God van Israël. Want het volk Israël wordt bevrijd van zijn vijanden. Het kind dat zojuist geboren is is daarvan het teken. Opnieuw kan een profeet in Israël opstaan, opnieuw zal een gezalfde bevrijder, een Messias, op kunnen staan. In het Grieks heet zo’n gezalfde de Christus en later zal Jezus van Nazareth met deze titel worden aangesproken. Die belofte van een volk dat in vrijheid en vrede in een land zal wonen dat overvloeit van melk en honing, waar alle volken zich naar zullen buigen werd al aan Abraham gedaan.

Die belofte is ook te horen in de naam Elisabeth, dat betekent “God heeft gezworen”. Als in een psalm herhaalt Zacharias de oude beloften en laat merken dat ze voor hem op die dag vervuld zijn. Want zijn zoon zal genoemd worden “profeet van de allerhoogste” Zo was het gezegd in het visioen dat Zacharias in de Tempel had gekregen. Nu hebben we wel meer visioenen, we denken wel meer aan een aarde zoals die zou moeten kunnen zijn, een wereld zonder voedselcrisis, zonder oorlogen, zonder bedreiging van het klimaat, zonder honger en ziekten, zonder het ruimen van gezonde dieren in rijke landen, zonder leed en ellende voor eenvoudige mensen. Een wereld waar iedereen mee kan doen en niemand wordt uitgesloten op grond van geloof, geaardheid, afkomst, of wat dan ook. Een wereld zonder oorlog, zonder vluchtelingen. Maar is zo’n visioen louter een dagdroom, een droom die vervliegt met de wolken aan de hemel, of durven wij het met die droom aan? Durven wij het aan met een Schepper van een aarde die beantwoord aan dat visioen?

Volgens Zacharias zal de liefdevolle barmhartigheid van die God een stralend licht uit de hemel doen opgaan, zoals in het begin van de Bijbel als gezegd wordt: “God sprak, er zij licht, en er was licht”. Dat begin van de Bijbel ligt dus niet achter ons maar voor ons. Zacharias durfde het met dat visioen aan in een tijd dat de bezetting van zijn land een inktzwarte periode was. Hij durfde zijn pasgeboren zoon aan dat visioen toe te vertrouwen. Een zoon die hij pas op hoge leeftijd had gekregen en die daardoor extra kostbaar was. Meer kansen op nageslacht waren er niet. Maar ook Abraham en Sara waren oud toen Izaäk werd geboren en ook Abraham durfde zijn zoon toe te vertrouwen aan dat visioen van een aarde zonder mensenoffers. Een feest dat door de Moslims nog ieder jaar wordt gevierd. Als we de oude verhalen over de beloften van de God van Israël opnieuw vertellen, en opnieuw vertellen in onze tijd, de tijd van voedselcrisis en economische crisis, de tijd van uitsluiting en verdeling van groepen in onze samenleving, dan kunnen we niet anders dan vertellen dat ook onze samenleving zich zal moeten omkeren. Dat we samen onze voeten moeten en kunnen zetten op de weg van de vrede. En die weg kunnen we al vandaag opgaan.

 

Er is niemand

Lucas 1:57-66

57 Toen de dag van haar bevalling was aangebroken, bracht Elisabet een zoon ter wereld. 58 Haar buren en verwanten hoorden hoe barmhartig de Heer voor haar was geweest, en ze verheugden zich samen met haar. 59 Op de achtste dag kwamen ze het kind besnijden, en ze wilden het Zacharias noemen, naar zijn vader. 60 Maar zijn moeder zei: ‘Nee, Johannes zal hij heten!’ 61 Ze zeiden tegen haar: ‘Er is niemand in je familie die zo heet.’ 62 Ze beduidden zijn vader te laten weten hoe hij het kind wilde noemen. 63 Hij vroeg om een schrijftablet en schreef erop: ‘Johannes is zijn naam.’ Iedereen was verbaasd. 64 En meteen werd zijn tong losgemaakt en zijn mond geopend, en hij begon te spreken en God te loven. 65 Alle omwonenden waren diep onder de indruk, en in heel het bergland van Judea werden deze gebeurtenissen besproken. 66 Ieder die het hoorde bleef erover nadenken en vroeg zich af: Hoe zal het verdergaan met dit kind? Want de hand van de Heer steunde hem. (NBV21)

Het is tijd voor de geboorte van het kind van Elisabet, Maria is net weer naar huis gegaan zegt het verhaal. Ook nu volgt Lucas de verhalen van het Oude Testament. De aankondiging van de geboorte is bijna letterlijk hetzelfde als het verhaal over Rebekka die twee kinderen kreeg. En ook hier gaat het immers om een nieuw begin voor het volk Israël. En natuurlijk moet de nieuwgeboren jongen besneden worden, op de achtste dag zoals de wetten van Mozes het hadden voorgeschreven. De geboorte en de opname in het volk van Israël zijn geen zaak meer van de ouders alleen. Iedereen uit de buurt bemoeit zich er mee. Iedereen uit de buurt deelt in de vreugde die de geboorte van een kind meebrengt. Als je vandaag de dag hoort over kinderen die achtergelaten zijn, te vondeling of zelfs gedood zijn vlak na de geboorte dan vraag je je wel eens af of we mensen niet al te vaak alleen laten en in hun eigen sop laten gaarkoken. De vreugde van de komst van een kind, de vreugdevolle zwangerschap die niet voor niets “in verwachting” heet, wordt soms niet of te weinig gedeeld, kan soms niet gedeeld worden omdat de zwangere wordt afgewezen of genegeerd.

Elk verhaal over een dode baby of een te vondeling gelegd kind moet ieder van ons doen afvragen of ook in onze omgeving een jonge vrouw kan voorkomen die ongemerkt zwanger is en dat alleen moet dragen. Iedere moeder kent de advent, de tijd van verwachting van nieuw leven, maar elke advent moet uit kunnen lopen op samen vreugde delen met de omgeving. Zoals Maria de vreugde van de geboorte van haar kind later in het verhaal zal delen met de herders. In het verhaal van vandaag gaat het nog om de naamgeving. Elisabet wil dat de jongen “God is een genadig gever”, Johannes, gaat heten. Maar kennelijk hoort dat niet zo. Er zijn, ook op het gebied van naamgeving, nu eenmaal gewoonten en tradities. Volgens de omgeving moet het kind naar zijn vader genoemd worden. Maar zijn vader zwijgt en het zal de bedoeling zijn dat het kind gaat spreken. Dat was aangekondigd in het visioen in de Tempel. Nu komt het er op aan of Zacharias op dat visioen durft te vertrouwen, het aandurft om ook zijn kind aan dat visioen toe te vertrouwen. En dat doet hij.

Hij erkent dat zijn vrouw terecht als eerste heeft gesproken over de naam van het kind. In die naamgeving komt het buitengewone van zwangerschap en geboorte tot uiting en de erkenning van dat buitengewone maakt dat Zacharias weer kan spreken. Dat buitengewone is het vertrouwen dat die God ook met dat kind zal meetrekken, zoals hij met Elisabet en Zacharias is meegetrokken is. De geboorte van dat kind bevestigt ook weer de naam van de God die beloofde er te zullen zijn en die er was toen zijn volk bevrijd moest worden uit de slavernij in Egypte. De bezetting door de Romeinen maakte het eens te meer nodig dat die God er ook zou zijn voor zijn volk. De geboorte van een kind, nog wel uit ouders die er eigenlijk te oud voor waren, maakt dat het vertrouwen opnieuw bevestigd wordt. Geen wonder dat mensen zich afvroegen hoe het verder zou gaan met dit kind. Ze konden weer gaan geloven aan de komst van die nieuwe aarde, waar geen angst en verdrukking meer zal zijn. Dit verhaal vertelt ons dat ook wij daar weer in mogen gaan geloven. God zal het ons ook geven dat honger en dorst zijn verdwenen van de aarde, als we er nog vandaag aan gaan werken in het vertrouwen dat zijn woord waarheid is.

 

Wie gering is

Lucas 1:39-56

39 Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda, 40 waar ze het huis van Zacharias binnenging en Elisabet begroette. 41 Toen Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest 42 en riep luid: ‘De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot! 43 Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? 44 Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. 45 Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.’ 46 Maria zei: ‘Mijn ziel prijst en looft de Heer, 47 mijn hart juicht om God, mijn redder: 48 Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares. Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen, 49 ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan, heilig is zijn naam. 50 Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht, voor al wie Hem vereert. 51 Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, 52 heersers stoot Hij van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien. 53 Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen. 54-55 Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid.’ 56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis. (NBV21)

We hebben geleerd om de begroeting van Maria door Elisabet als een vrome tekst te lezen. De Rooms Katholieke kerk heeft er zelfs een gebed van gemaakt. Maar de schrijver van het Lucas evangelie vertelt eigenlijk voortdurend het Oude Testament na. Kijk eens hoe dat wat God met het volk Israël en de wereld heeft gedaan ook nu gebeurt. Vrouwen die tegen alle verwachting in zwanger worden komen op vele plaatsen in het Oude Testament voor. Maar deze groet is een bijzonder citaat. Je kunt het vinden in het vijfde hoofdstuk van het boek Rechters, vers 24 om precies te zijn. Daar wordt Jael op deze manier aangesproken. Jael had generaal Sisera met een tentpin door zijn hoofd geslagen en zo het volk bevrijdt van een sterke vijand. De zwangere en nog steeds ongehuwde Maria wordt hier dus niet als een zacht en dienstbaar meisje aangesproken maar als een sterke strijdster die in opstand is gekomen tegen de heersende machten.

Dat maakt ook het lied duidelijk dat Maria als antwoord Elisabeth toezingt. Daar gaat het immers om de grote dingen die de machtige aan zijn dienstmeisje in lage staat heeft gedaan. Niemand zal ooit meer dit meisje vergeten dat besloot ondanks de zwartste bezetting van haar land toch haar zwangerschap te dragen in de verwachting dat elk kind opnieuw de kans zou krijgen dat het de bevrijder van haar volk zou zijn. Haar kind zou immers wel eens de pin van Jael kunnen worden waarmee de slaap van de bezetters doorboord zou kunnen worden. Dit meisje jubelt het uit dat heersers van de troon worden gestoten en dat hongerigen overladen worden met gaven en rijken heengezonden worden met lege handen. Het is een overwinningslied zoals dat werd aangeheven door zangeressen als Debora, Mirjam de zuster van Mozes en Hanna de moeder van Samuël. En geen wonder dat het lied eindigt bij Abraham want net als Sara op hoge leeftijd is ook Elisabeth zwanger geworden.

Ook Elisabeth heeft besloten haar zwangerschap te dragen, ook al moet je daar in kringen waar mannen het voor het zeggen hebben over zwijgen. Dat zwijgen laten de beide vrouwen maar over aan Zacharias. Het zal duidelijk zijn dat de pogingen om Maria en Elisabeth als vrome, gedienstige en gehoorzame vrouwen af te schilderen falen als je het verhaal van Lucas leest als vervolg op en hervertelling van het Oude Testament. Het verzet van Debora, de vreugde na de doortocht door de Rode Zee van Mirjam en de toewijding aan de dienst van de Heer van Hanna klinken hier door. Een vast vertrouwen op een nieuwe aarde waarin elk mens tot haar recht komt, waar hongerigen zijn gevoed en bedroefden getroost, waar vrouwen zich niet meer hoeven schamen als ze een kind willen krijgen en waar niet de willekeur van mannen maar de eigen keus van vrouwen bepaalt of er wel of geen kinderen worden geboren. Daarom is dit verhaal van Maria en Elisabeth ook een verhaal van vandaag. Daar waar vrouwen niet tot hun recht komen, daar waar zij afhankelijk worden gehouden van oordelen van mannen, daar zal bevrijding moeten plaatsvinden, door henzelf en door ieder die wil leven in de dienst van de God van Israël en de liefde van Jezus van Nazareth.