Zacharia 11:10-17
10 Toen nam ik mijn staf Vriendelijkheid en sloeg hem aan stukken om het verbond te verbreken dat ik gesloten had met alle volken, 11 en daarmee was het verbroken. De veehandelaars, die goed op mij letten, begrepen dat ik dit deed in opdracht van de HEER. 12 Ik zei tegen hen: ‘Als u tevreden bent, keer me dan mijn loon uit; zo niet, laat het dan maar.’ En ze betaalden mij mijn loon uit, dertig sjekel zilver. 13 Toen zei de HEER tegen mij: ‘Bied het de smelter maar aan, dat vorstelijke loon dat zij Me waard vinden.’ Dus bood ik de smelter dat zilver aan en smeet het bij hem in de tempel neer, 14 en ik sloeg ook mijn andere staf, Eenheid, in stukken, om de broederschap tussen Juda en Israël te verbreken. 15 Toen zei de HEER tegen mij: ‘Rust je nogmaals toe als een herder, als een die niet deugt. 16 Ik zal immers in dit land een herder laten optreden die zich om het verdoolde schaap niet bekommert en het afgedwaalde niet zoekt, die het gekwetste niet geneest en het gezonde niet verzorgt, maar die het vlees van de vette dieren opeet en afkluift tot op het bot.’ 17 Wee de nietsnut van een herder die de kudde in de steek laat! Moge het zwaard zijn rechterarm treffen en zijn rechteroog uitsteken. Moge zijn arm verschrompelen en het licht in zijn oog doven. (NBV21)
Zacharia verkleedde zich nog een keer als herder maar nu als de herder die niet deugt. Geen Vriendelijkheid of Eenheid meer als staf, maar de herder die het er goed van neemt, de vette schapen slacht en opeet en de magere schapen laat lopen. Het was een profetie in beeld, een toneelspel dat uitbeeld wat gezegd zou moeten worden. Hij neemt niet langer verantwoordelijkheid maar verhuurd zich. Het loon is daarom niet voor zichzelf maar voor de Tempel, daar kwam men te kort. Zo kwam het ook tot de scheiding tussen Israël en Juda.
Nu moet Zacharia eerst recht een slechte herder spelen. Eén die zelf de schapen opeet en zeker niet op pad gaat als er een schaap verdwaalt. Zo blijft er in korte tijd niets van de kudde over en het gedeelte van vandaag eindigt dan ook met een vervloeking. Het zijn de leiders die vervloekt worden, aan ons om die leiders op tijd bij te sturen en te zorgen dat ze oog krijgen voor de zwaksten in de samenleving. Er blijft er een belofte over en een liedje.
De belofte is dat er een herder komt die de zwakke schapen verwaarloost, de vette schapen slacht en het vlees opeet en afkluift tot op het bot. Het lied is het laatste vers, daar in wordt de slechte herder de wacht aangezegd. Soms kijken mensen om zich heen en zeggen dan dat toch niet langer gaat. Zo was het niet bedoeld toen God de mens naar zijn beeld vormde. God immers is de herder die de mens aan levend water leidt, waar er eten in overvloed is en rust en veiligheid heersen. Jezus van Nazareth zou het later ook over dit gedeelte van Zacharia hebben. Hij liet zien wat de goede herder was en hoe wij goede herder kunnen worden. Kijk maar eens naar onze herders en waar die bij horen.