Met het zwaard

Handelingen 12:1-17

1 Omstreeks die tijd nam koning Herodes enkele leden van de gemeente gevangen en mishandelde hen. 2 Jakobus, de broer van Johannes, liet hij met het zwaard ter dood brengen. 3 Toen hij zag dat de Joden hier gunstig op reageerden, liet hij ook Petrus aanhouden-dat was tijdens het feest van het Ongedesemde brood. 4 Na de arrestatie sloot hij hem op in de gevangenis, waar hij hem door vier groepen soldaten van steeds vier man liet bewaken, met de bedoeling hem na het pesachfeest ten overstaan van het volk te berechten. 5 Terwijl Petrus onder zware bewaking zat opgesloten, bleef de gemeente vol vuur voor hem bidden tot God. 6 In de nacht voordat Herodes hem zou laten voorkomen, lag Petrus te slapen tussen twee soldaten, aan wie hij met twee kettingen was vastgeketend. Ook voor de deur van de kerker stonden bewakers. 7 Toen bewakers. 7 Toen verscheen er plotseling een engel van de Heer en een stralend licht vulde de hele ruimte. De engel stootte Petrus aan om hem wakker te maken en zei: Vlug, sta op.’ Meteen vielen de ketenen van zijn handen. 8 De engel zei tegen hem: ‘Doe je gordel om en trek je sandalen aan.’ Dat deed hij. Daarop zei de engel: ‘Sla je mantel om en volg mij.’ 9 Petrus volgde de engel naar buiten, maar zonder te beseffen dat de dingen die de engel liet gebeuren werkelijk plaatsvonden; hij meende een visioen te zien. 10 Toen ze de eerste en tweede wachtpost voorbij waren, kwamen ze bij de ijzeren poort die toegang gaf tot de stad. De poort ging vanzelf voor hen open, en toen ze buiten waren gekomen liepen ze nog één straat verder, waarna de engel Petrus opeens alleen achterliet. 11 Nadat Petrus weer tot zichzelf gekomen was, zei hij: ‘Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden om me uit de handen van Herodes te bevrijden en me te behoeden voor wat het Joodse volk hoopte dat gebeuren zou.’ 12 Toen dit tot hem was doorgedrongen, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus, waar een groot gezelschap bijeen was gekomen om te bidden. 13 Nadat hij op de deur van het voorportaal had geklopt, kwam er een dienstmeisje, dat Rhode heette, om open te doen, 14 maar toen ze de stem van Petrus herkende, was ze zo blij dat ze vergat de deur te openen en naar binnen rende om te zeggen dat Petrus voor de poort stond. 15 ‘Je bent niet goed wijs,’ zeiden ze tegen haar, maar ze bleef volhouden dat het echt zo was. ‘Dan moet het zijn engel zijn,’ zeiden ze ten slotte. 16 Intussen stond Petrus nog steeds aan de poort te kloppen. Toen ze dan toch opendeden, zagen ze tot hun grote verbazing dat hij tot hun grote verbazing dat hij het was. 17 Hij gebaarde dat ze moesten zwijgen en legde uit hoe de Heer hem uit de gevangenis had bevrijd. Daarna zei hij: Stel Jakobus en de anderen hiervan op de hoogte.’ Toen vertrok hij naar elders. (NBV21)

Daar juicht een toon, daar klinkt een stem die galmt door gans Jeruzalem. Dat is de eerste zin van een oud Paaslied dat de vreugde uitdrukt over het feest van de opstanding. Maar dat is in dit verhaal al weer een tijdje geleden en hoe zou het nu verder gaan met dat groepje achterblijvers dat drie jaar lang met Jezus van Nazareth was opgetrokken? In het boek Handelingen wordt het verhaal opgepakt als het opstandingsfeest al weer een jaar geleden is. En dan blijkt dat er van die juichende toon niet zoveel meer over is. Koning Herodes, kleinzoon van de Koning Herodes uit het verhaal over de kindermoord in Bethlehem en neef van de Koning Herodes die een rol had gespeeld in de kruisiging van Jezus van Nazareth, kon er toch slecht tegen dat er Joden waren die nog steeds over Jezus van Nazareth spraken als over de Koning van de wereld. Hij ging die volgelingen van Jezus van Nazareth vervolgen, liet ze arresteren en mishandelde ze. Hij zag de jonge beweging van de mensen van de weg, zoals ze werden genoemd, kennelijk als een politieke bedreiging.

Ook veel Judeeërs die aanhanger waren gebleven van de elite rond de Tempel ergerden zich aan die fanatiekelingen die dag in dag uit rond de Tempel dat verhaal over Jezus van Nazareth liepen te verkondigen. De arrestatie en onthoofding van een van de meer belangrijke leden van die sekte viel dan ook bij veel mensen in goede aarde. Die onruststokers moeten aangepakt worden. Meer Tempelpolitie en direct terechtstellen dat tuig was de opvatting. Je hoort het tegenwoordig ook nog wel eens roepen als het gaat om andersgelovigen die hun eigen godsdienst willen beleven. Toen het gelukt was een belangrijke voorman uit te schakelen kwam er natuurlijk ook ruimte om de meest vooraanstaande woordvoerder van de nieuwe beweging aan te pakken. Dat was Simon Petrus, die al een vooraanstaande positie had ingenomen toen Jezus van Nazareth nog rondtrok als een zeer populaire prediker. Maar die Simon Petrus was bij een groot aantal mensen zeer geliefd en het lag voor de hand dat een Koning van het formaat Herodes bang was dat die volgelingen hun voorganger zouden bevrijden. De gemeente van Jezus van Nazareth liet zich echter niet de mond snoeren. Ze waren vol vuur aan het bidden staat er en dat bidden was niet met de handen gevouwen en de ogen dicht.

Dat bidden was werken en proberen wegen te vinden om de gevangenen te bevrijden zoals Jezus van Nazareth hen nog had opgedragen. En kennelijk is er iemand geweest die een weg heeft gevonden. Lucas vertelt het verhaal of er een bevrijding heeft plaatsgevonden zoals het volk Israël uit de slavernij in Egypte werd bevrijd. Met een Engel die de deur opent, met Petrus die de lendenen omgorden moet en sandalen moet aantrekken, dat moest het volk Israël ook want dan konden ze harder lopen. Pas als ze buiten zijn en zich van de gevangenis hebben verwijderd beseft Petrus wat er is gebeurd. God heeft mensen, boodschappers dus engelen gezonden, om zijn knecht te bevrijden. Petrus doet dan verslag aan het gezelschap dat hij bij de moeder van Johannes Marcus had aangetroffen en dat zeer geschrokken was, vroeg hij om het verhaal aan Jacobus de broer van Jezus te melden, Jacobus was de leider van de gemeente in Jeruzalem, en vluchtte hij. En dat was hem geraden ook, want de soldaten die hem hadden moeten bewaken werden ter dood gebracht. Bevrijding van gevangenen is dus één van de eerste taken van de christelijke gemeente. In onze dagen sluiten we ons daarvoor aan bij Amnesty International en daar kun je elke dag op eenvoudige wijze voor in actie komen, bidden heet dat in Bijbelse termen, zoek ze maar eens op en doe mee.

 

Voor het eerst christenen

Handelingen 11:19-30

19 De leerlingen die verdreven waren als gevolg van de onderdrukking die na de dood van Stefanus was begonnen, trokken naar Fenicië, Cyprus en Antiochië, maar verkondigden Gods boodschap uitsluitend aan de Joden. 20 Enkele Cyprioten en Cyreneeërs onder hen, die naar Antiochië waren gereisd, maakten daar echter ook de Griekse bevolking bekend met het evangelie van de Heer Jezus. 21 De hand van de Heer steunde hen, zodat veel mensen tot geloof kwamen en zich bekeerden tot de Heer. 22 Het nieuws over hun optreden bereikte de gemeente in Jeruzalem, waar men besloot Barnabas naar Antiochië te zenden. 23 Toen hij daar was aangekomen en zag wat God in zijn goedgunstigheid had bewerkt, verheugde hij zich en spoorde hij iedereen aan om standvastig te zijn en trouw te blijven aan de Heer. 24 Hij was een voortreffelijk en diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest. Een groot aantal mensen werd voor de Heer gewonnen. 25 Hierna vertrok Barnabas naar Tarsus om Saulus te zoeken, 26 en toen hij hem gevonden had, nam hij hem mee naar Antiochië. Een heel jaar lang kwamen ze met de gemeente daar bijeen en gaven ze onderricht aan tal van mensen. Het was in Antiochië dat de leerlingen voor het eerst christenen werden genoemd. 27 In diezelfde tijd kwamen er vanuit Jeruzalem profeten naar Antiochië. 28 Een van hen, die Agabus heette, voorspelde door de Geest dat de wereld door een grote hongersnood zou worden getroffen, iets dat tijdens de regering van Claudius inderdaad gebeurd is. 29 De leerlingen besloten dat de broeders en zusters in Judea ondersteund moesten worden. Ze droegen elk naar vermogen bij 30 en lieten hun gift door Barnabas en Saulus naar de oudsten brengen. (NBV21)

Van Geuzen weten we dat het een scheldnaam was die erenaam werd. De edelen uit de Nederlanden werden met het Franse scheldwoord voor bedelaars, Geux, verwelkomt toen zij hun smeekschrift voor gewetensvrijheid overhandigden. Zij die zich verzetten tegen de Spaanse pogingen de Rooms Katholieke Kerk het alleenrecht in de Nederlanden te geven noemden zich voortaan Geuzen. Waarom de volgelingen van Jezus van Nazareth gezalfden, of misschien zalfjes, werden genoemd is niet helemaal duidelijk. Het gebeurde in Antiochië en in het Grieks heet het Christenen. Het werd de erenaam voor allen die mee willen doen met dat nieuwe Koninkrijk van Jezus van Nazareth.

Misschien is het een politieke bijnaam. Met Monarchisten worden in een republiek de aanhangers van een Koninkrijk aangeduid. De volgelingen van Jezus van Nazareth hielden vol dat die Jezus de enige Heer, de enige Keizer was, als Heer van de wereld was hij gezalfd en daarom werd hij de Christus, de gezalfde, genoemd. Bij de vervolging van de Christenen door de Romeinse Keizers zou de erkenning van die keizers een grote rol spelen. Die keizers hadden zichzelf een goddelijke status toegekend en offeren aan de keizers was een vorm van eerbetoon. Christenen weigerden die goddelijke status te erkennen en werden daarom gedood of gevangen gezet. In Antiochië is in het verhaal een nieuwe fase in de groei van de beweging begonnen. Werden hier en daar aarzelend enkele niet Joden toegelaten tot de beweging, in Antiochië werden openlijk Joden en Grieken gelijk geworven voor de beweging.

In Jeruzalem maakte men zich daarover zorgen en Barnabas werd er op uit gestuurd. In plaats van orde op zaken te stellen sloot Barnabas zich aan bij die nieuwe gemeente. Hij herinnerde zich de Romeinse Jood die hij bij de apostelen had gebracht. Daarom ging hij tegen de instructies naar Tarsus en haalde die Saulus op om samen met hem de gemeente in Antiochië vorm te geven. Maar zo’n gemeente staat niet alleen. Het delen valt niet alleen te doen binnen de gemeente. Toen men lucht kreeg van een hongersnood die er zou komen werd er een collecte gehouden en stuurde men Barnabas en Saulus met de opbrengst naar Jeruzalem. Gelukkig dat die traditie is behouden. In de kerken is op zondag altijd de collecte, Eén van de collecten is voor de diaconie en heel vaak is de opbrengst daarvan bestemd voor de allerarmsten in de wereld, in Afrika, Azië of Latijns-Amerika. Ook wij delen met de hele bewoonde wereld, net als die Christenen in Antiochië en zonder kerkgemeenschap is er geen diaconie.

Het nieuwe leven

Handelingen 11:1-18

1 De apostelen en de gemeenteleden in Judea hoorden dat ook niet-Joden Gods woord hadden aanvaard. 2 Toen Petrus terugkwam in Jeruzalem, spraken de Joodse gelovigen hem hierover aan 3 en verweten hem dat hij onbesnedenen had bezocht en samen met hen had gegeten. 4 Daarop zette Petrus uiteen wat er precies gebeurd was. Hij zei: 5 ‘Toen ik in Joppe aan het bidden was, werd ik gegrepen door een visioen: een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek, werd aan vier punten uit de hemel neergelaten tot vlak bij mij. 6 Ik keek er aandachtig naar en zag de lopende en kruipende dieren van de aarde, en ook de wilde dieren en de vogels van de hemel. 7 En ik hoorde een stem tegen me zeggen: “Ga je gang, Petrus, slacht en eet.” 8 Maar ik antwoordde: “Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit gegeten van iets dat verwerpelijk of onrein is.” 9 Maar voor de tweede keer kwam er een een stem uit de hemel: “Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.” 10 Dat gebeurde tot driemaal toe; daarna werd alles weer omhooggetrokken naar de hemel. 11 Precies op dat moment
kwamen er bij het huis waar wij verbleven drie mannen aan; ze waren uit Caesarea naar mij toe gestuurd. 12 De Geest zei tegen me dat ik zonder aarzelen met hen mee moest gaan. Deze zes medegelovigen hebben me vergezeld, en samen zijn we het huis binnengegaan van de man die ons had laten komen. 13 Hij vertelde ons dat hij in zijn huis een engel had zien staan, die tegen hem zei: “Stuur iemand naar Joppe om Simon, die ook Petrus wordt genoemd, te halen. 14 Hij zal je vertellen hoe jij en al je huisgenoten kunnen worden gered.” 15 Ik was nog maar nauwelijks begonnen te spreken of de heilige Geest daalde op hen neer, zoals destijds ook op ons. 16 Ik herinnerde me dat de Heer tegen ons zei: “Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden met de heilige Geest.” 17 Als God hun wegens hun geloof in de Heer Jezus Christus hetzelfde geschenk wilde geven als ons, hoe had ik Hem daar dan van kunnen weerhouden?’ 18 Toen ze dat gehoord hadden, waren ze gerustgesteld en loofden ze God met de woorden: ‘Dan geeft God het dus ook aan mensen uit andere volken om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen.’ (NBV21)

We moeten het verhaal van vandaag lezen tegen de achtergrond van conflicten waarover we lezen in de brieven van Paulus. Die schrijft verschillende malen dat de jonge gemeenten die hij had gesticht of waar zijn medewerkers bij betrokken waren zich niets moesten aantrekken van Joden die wilden dat alle Heidenen die waren toegetreden tot de beweging van de Weg zich moesten laten besnijden. Besnijdenis was iets voor Joden, zij die uit een Joodse moeder geboren waren, en niet voor de Heidenen. Het ging niet langer om een Wet op de stenen tafelen zou staan, maar om de richtlijn voor de menselijke samenleving die als liefde in je hart staat gebeiteld. Lucas neemt de gelegenheid te baat om in zijn geschiedschrijving van de beweging van de Weg nog eens aan te geven waar die uitbreiding van de beweging nu eigenlijk is begonnen. De beschrijving van die geschiedenis was hij begonnen met zijn Evangelie. En je leest hier eigenlijk de eerste etappe van de reis die de boodschap van Jezus van Nazareth uiteindelijk over de hele wereld zou maken. Die eerste etappe loopt van Jeruzalem naar Caesarea, van de Tempel naar de zetel van het Romeinse bestuur.

En op die etappe kom je mensen tegen, overal vandaan, die het gebod van je naaste lief te hebben als je zelf al volgen, of ze nu Jood zijn of Heiden. Het gaat daarbij om de Geest waarin je al die dingen doet, de Heilige Geest. Uiteindelijk zou dat Evangelie over de hele wereld verkondigd worden en zouden we bijna vergeten dat er een serieus conflict ten grondslag heeft gelegen aan het feit dat de meesten van ons onbesneden, maar gedoopt, deel kunnen hebben aan dat nieuwe leven dat Jezus van Nazareth voor ons heeft ontsloten. Wij zijn in de geschiedenis maar al te vaak vergeten dat het geloof in dat nieuwe leven haar oorsprong vond in dat rare volk aan de rand van de Middellandse Zee, tussen de zee en de woestijn. Dat volk dat in de woestijn had geleerd dat je onvoorwaardelijk op elkaar moest kunnen bouwen wil je overleven en dat die les voor elke samenleving zou moeten gelden, ja voor elk volk in de hele wereld.

De oorsprong van die les, de God van Israël gaat daarbij elk verstand te boven. Die God wil geen beelden maar liefde voor de naaste, die God beroept zich niet op de grootheid van het volk Israël maar op het feit dat het bevrijde slaven zijn. Cornelius, de Heidense officier, had iedereen bij zich thuis genodigd, het kan dus ook niet anders dan dat daar ook slaven bij geweest zijn. Willen wij dezelfde weg als Petrus en Cornelius volgen dan zullen ook wij niet mogen schromen iedereen uit te nodigen om samen die samenleving van recht en vrede op te bouwen, zelfs als je niet altijd precies hetzelfde gelooft. Elkaar uitschelden en verketteren levert in onze dagen maar alibi’s op voor verknipte figuren om molotof cocktails te gooien naar vreedzame burgers, om wild om zich heen te gaan schieten, of een ander dood te steken. Niet alleen in buitenlanden maar het gebeurt ook onder ons. Uit angst voor de lafhartige schreeuwers die zich tot in ons parlement hebben genesteld schenken we er maar weinig aandacht aan. We hebben volgens de Bijbel maar één Weg om dat tegen te gaan, samen eten, samen thee drinken. Gelukkig dat we er elke dag weer opnieuw aan mogen werken, ook vandaag weer.

Wat mensen willen.

Marcus 8:27–9:1

27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij aan zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ 28 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat U een van de profeten bent.’ 29 Toen vroeg Hij hun: ‘En jullie, wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias.’ 30 Hij verbood hun uitdrukkelijk om met iemand hierover te spreken. 31 Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat Hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; 32 Hij sprak hierover in alle openheid. Toen nam Petrus Hem apart en begon Hem fel terecht te wijzen. 33 Maar Hij draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Ga terug, Satan, achter Mij! Jij denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat mensen willen.’ 34 Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Mij volgen. 35 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, zal het behouden. 36 Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? 37 Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven? 38 Als iemand zich tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd schaamt voor Mij en mijn woorden, zal de Mensenzoon zich ook voor hem schamen, wanneer Hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader.’ 1 En Hij eindigde met de woorden: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen de dood niet ervaren voordat ze het koninkrijk van God hebben zien komen in al zijn kracht.’ (NBV21)

Christendom is soms net Haarlemmer Olie. In vroeger dagen geloofden mensen dat Haarlemmer Olie je kon genezen van alle soorten kwalen. Was je ziek dan had je maar een paar eetlepels Haarlemmer Olie te nemen en je werd er beter van. Dat werkte natuurlijk niet echt maar als je er in gelooft kan het helpen. Veel huis tuin en keuken kwaaltjes verdwijnen vanzelf na een paar dagen en als je dan die paar dagen Haarlemmer Olie hebt geslikt dan schrijf je de genezing gemakkelijk toe aan dat medicijn. Zo is het ook als je tijdens zo’n lichte ongesteldheid hebt gebeden om genezing. Ja het helpt, je geneest. Maar ook dat gebed heeft net zomin geholpen als de Haarlemmer Olie. Toch hoor je sommige voorgangers en evangelisten nog wel eens verkondigen dat je geneest van je ziekten, dat je problemen worden opgelost, dat zelfs je schulden verdwijnen als je maar gaat geloven in Jezus van Nazareth als je Messias, je bevrijder van alle aardse ellende. Want Messias, in het Grieks Christos, betekent toch “bevrijder” en de discipelen hadden het toch bij het rechte eind toen ze Jezus van Nazareth aanwezen als hun Messias?

Natuurlijk, maar dat wilde toen niet zeggen dat alle ellende voorbij was en dat wil het nog steeds niet zeggen. Jezus van Nazareth zelf zou de eerste zijn die de dood onder ogen moest zien omdat hij zijn liefde voor mensen door de dood heen wilde volhouden. Maar ook daarmee zou het lijden voor zijn leerlingen niet de wereld uit zijn. Integendeel, ook zij moesten bereid zijn hun kruis op zich te nemen. Zo moeten ook wij bereid zijn het lijden van onszelf te dragen en het lijden van de wereld onder ogen te zien. Het Christen zijn voorkomt niet dat je kinderen kunnen omkomen bij brand of ongeval of sterven door ziekte. Het Christen zijn betekent niet dat je gevrijwaard bent voor seksueel, zinloos of huiselijk geweld. Christen zijn voorkomt niet dat je ziek wordt en arbeidsongeschikt, of gehandicapt raakt. Christen zijn betekent wel dat je een open oog hebt voor anderen die dat overkomt en die jouw hulp en steun nodig hebben. Christen zijn betekent dat je een open oor hebt voor die mensen die om hulp roepen.

Christen zijn betekent dus niet dat je minder met lijden te maken hebt maar het betekent dat je ook nog te maken wil hebben met het lijden van anderen. Want alleen als we bereid zijn te maken willen hebben met het lijden van de minsten in de wereld dan kunnen we een weg vinden om alle lijden de wereld uit te helpen. Daarvoor moeten we bereid zijn om het lijden desnoods door de dood heen te dragen. Die weg is een onvoorwaardelijke liefde voor mensen, onvoorwaardelijk afzien van geweld maar blijven kijken en luisteren naar de zwaksten. Niet om er zelf iets voor terug te krijgen, want liefde zoekt zichzelf niet heeft Paulus ons geleerd maar om onze samenleving er rijker door te maken. Het meest merkwaardige is dat die last niet een zware last is, als we werkelijk willen werken aan een wereld zonder lijden dan zal die last licht blijken te zijn. We kunnen dat kruis vandaag nog op ons nemen zoals elke dag opnieuw.

Giften van barmhartigheid

Handelingen 10:23b-48

23b. De volgende dag ging hij samen met hen op weg, en enkele gelovigen uit Joppe gingen met hem mee. 24 Een dag later kwam hij in Caesarea aan, waar hij werd opgewacht door Cornelius, die zijn familieleden en zijn naaste vrienden bijeen had geroepen. 25 Toen Petrus het huis wilde binnengaan, kwam Cornelius hem tegemoet, en hij wierp zich in aanbidding neer aan zijn voeten. 26 Maar Petrus hielp hem overeind en zei: ‘Sta op. Ik ben ook maar een mens.’ 27 Al pratend met Cornelius ging hij naar binnen, waar hij een groot aantal mensen aantrof. 28 Hij zei tegen hen: ‘U weet dat het Joden verboden is met niet-Joden om te gaan en dat ze niet bij hen aan huis mogen komen, maar God heeft me duidelijk gemaakt dat ik geen enkel mens als verwerpelijk of onrein mag beschouwen. 29 Daarom heb ik me niet verzet toen ik naar u toe werd gestuurd. Mag ik weten waarom u mij hebt laten komen?’ 30 Cornelius antwoordde: ‘Vier dagen geleden zei ik op ditzelfde tijdstip in mijn huis het namiddaggebed toen er opeens een man in een stralend gewaad voor me stond, 31 die me als volgt toesprak: “Cornelius, je gebed is verhoord en God heeft je giften van barmhartigheid aanvaard. 32 Stuur daarom iemand naar Joppe om Simon, die ook Petrus genoemd wordt, te laten komen; hij verblijft bij Simon, de leerlooier, in een huis aan zee.” 33 Ik heb meteen een paar mannen naar u toe gestuurd, en het is goed dat u gekomen bent. We zijn hier ten overstaan van God bijeen om te luisteren naar alles wat u door de Heer is opgedragen.’ 34 Daarop nam Petrus het woord en zei: ‘Nu begrijp ik pas goed dat God geen onderscheid maakt tussen mensen, 35 maar zich het lot aantrekt van iedereen, uit welk volk dan ook, die Hem vereert en rechtvaardig handelt. 36 God heeft aan de Israëlieten bekendgemaakt dat Hij door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede is komen brengen. Deze Jezus is de Heer van alle mensen. 37 U weet wat er in heel het Joodse land is gebeurd, hoe het begon in Galilea, hoe God, na de doop waartoe Johannes opriep, 38 Jezus van Nazaret met de heilige Geest heeft gezalfd en met kracht heeft bekleed. Hij trok als weldoener door het land en genas iedereen die in de macht van de duivel was, want God stond Hem bij. 39 Wij zijn de getuigen van alles wat Hij gedaan heeft, in het land van de Joden en ook in Jeruzalem. Zeker, ze hebben Hem gedood door Hem aan een kruishout te hangen, 40 maar God heeft Hem op de derde dag weer tot leven gewekt en Hem aan de mensen laten verschijnen, 41 niet aan het hele volk, maar aan enkele getuigen die daartoe van tevoren door God waren aangewezen, aan ons namelijk, die samen met Hem gegeten en gedronken hebben nadat Hij uit de dood was opgestaan. 42 Hij heeft ons opgedragen daarvan getuigenis af te leggen en aan het volk bekend te maken dat Hij het is die door God is aangesteld als rechter over de levenden en de doden. 43 Van Hem getuigen alle profeten dat iedereen die in Hem gelooft door zijn naam vergeving van zonden krijgt.’ 44 Terwijl Petrus nog aan het woord was, daalde de heilige Geest neer op iedereen die naar zijn toespraak luisterde. 45 De Joodse gelovigen die met Petrus waren meegekomen, zagen vol verbazing dat ook niet-Joden het geschenk van de heilige Geest ontvingen, 46 want ze hoorden hen in klanktaal spreken en God prijzen. Toen merkte Petrus op: 47 ‘Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen?’ 48 En hij gaf opdracht hen te dopen in de naam van Jezus Christus. Daarna vroegen ze hem of hij nog enkele dagen wilde blijven.

Als je je dromen over een betere wereld met elkaar deelt dan komt die betere wereld dichterbij. Dat is wat we vandaag mogen leren uit het verhaal over Cornelius en Petrus. Want het staat er zo eenvoudig, Cornelius was bezig met het middaggebed toen hij de boodschap kreeg dat hij Petrus moest laten komen. Maar die Cornelius was wel een op en top Romein, officier in het Italiaanse regiment in de regeringshoofdstad van de Romeinse bezetting Caesarea, genoemd dus naar de Keizer van Rome, de heer van de toenmalige wereld. Dat middaggebed was niet voor Jupiter of Mars, dat middaggebed was aan de God van Israël gericht. En ondanks dat middaggebed mochten de Joden, de kinderen van de God van Israël niet bij deze Romein binnengaan.

Petrus krijgt een visioen dat deze regel moest worden doorbroken. Wat hij met Pinksteren had meegemaakt was ook bij deze Romeinse officier en zijn huisgenoten te zien. Ook zij maakten deel uit van de beweging van de weg. De nieuwgevormde gemeente blijft wel de Hebreeuwse Bijbel trouw. Petrus beroept zich op de profeten van Israël als hij schetst hoe Jezus van Nazareth de Messias werd. In de Nieuwe Bijbelvertaling duikt ineens het kruishout op, maar in het Grieks staat alleen maar “hout” en dan wordt het een citaat uit het boek Deuteronomium. En door de Joden werd veel in citaten uit de Hebreeuwse Bijbel gesproken, dat blijft ook zo in de gemeenten van de beweging van de Weg. Ook de vertaling van het woord met “klanktaal” brengt ons op een dwaalspoor als het gaat om de betekenis van wat er hier wordt verteld. We hebben hier duidelijk te maken met een parallel met het Pinksterverhaal.

Bij Johannes was heel het volk Israël te hoop gelopen om zich te laten dopen, maar om nu alle Heidenen ook maar te dopen was wel wat veel gevraagd. Het gaat dan ook niet om alle Heidenen, voorwaarde is wel dat de Heidenen gaan geloven dat er één God is en dat je op die God moet gaan willen lijken door te gaan doen als Jezus van Nazareth. Zorgen voor zieken en zwakken, delen met de minsten, vrede brengen, niemand uitsluiten, samen een samenleving opbouwen van vrede en gerechtigheid. Als je gelooft dat het kan, dat er eigenlijk niks anders op zit, dan hoor je er bij, dan mag je vandaag nog beginnen om dat Koninkrijk van God op te bouwen. Petrus en Cornelius begonnen er mee op die bewuste dag in Caesarea, centrum van Romeins bestuur en godsdienst. Daar werd nu die Jezus van Nazareth als Heer beleden, op dezelfde hoogte gezet als de Romeinse Keizer. Van daaruit zou Paulus zijn reis naar Rome beginnen. Die reis is pas afgelopen als de hele bewoonde wereld Jezus van Nazareth als Heer erkent Daar mogen wij elke dag aan werken, ook vandaag weer.

Zonder aarzelen

Handelingen 10:1-23a

1 Een van de inwoners van Caesarea was een centurio van de Italiaanse cohort, die Cornelius heette. 2 Hij was een vroom man die, samen met zijn huisgenoten, God vereerde. Hij gaf uit barmhartigheid veel geld aan het volk en bad veelvuldig tot God. 3 Op een dag kreeg hij omstreeks het negende uur een visioen, waarin hij duidelijk zag hoe een engel van God zijn huis binnenkwam. Hij hoorde hem zeggen: ‘Cornelius!’ 4 Hij staarde de engel verschrikt aan en vroeg: ‘Wat is er, heer?’ De engel antwoordde: ‘Je gebeden en giften zijn door God opgemerkt. 5 Stuur daarom een paar van je mannen naar Joppe om een zekere Simon te halen, die ook wel Petrus wordt genoemd. 6 Hij verblijft bij een leerlooier die eveneens Simon heet en in een huis aan zee woont.’ 7 Toen de engel die met hem had gesproken was weggegaan, liet Cornelius twee dienaren bij zich komen en een vrome soldaat uit zijn gevolg. 8 Nadat hij had uitgelegd waar het om ging, stuurde hij hen naar Joppe. 9 De volgende dag, nog voordat de afgezanten van Cornelius in Joppe waren aangekomen, ging Petrus omstreeks het middaguur naar het dak van het huis om daar te bidden. 10 Maar hij kreeg honger en wilde iets eten. Terwijl er eten voor hem werd klaargemaakt, werd hij gegrepen door een visioen. 11 Hij zag hoe vanuit de geopende hemel een voorwerp dat op een groot linnen kleed leek aan vier punten op de aarde werd neergelaten. 12 Op het kleed bevonden zich alle lopende en kruipende dieren van de aarde en alle vogels van de hemel. 13 Hij hoorde een stem zeggen: ‘Ga je gang, Petrus, slacht en eet.’ 14 Maar Petrus antwoordde: ‘Nee, Heer, in geen geval, want ik heb nog nooit iets gegeten dat verwerpelijk of onrein is.’ 15 En voor de tweede maal hoorde hij de stem: ‘Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen.’ 16 Tot driemaal toe hoorde hij de stem, en direct daarna werd het voorwerp weer in de hemel opgenomen. 17 Petrus vroeg zich verbijsterd af wat de betekenis kon zijn van het visioen dat hij had gezien. Juist op dat moment arriveerden de afgezanten van Cornelius bij de poort, nadat ze overal navraag hadden gedaan naar het huis van Simon. 18 Ze trokken door geroep de aandacht van de bewoners en vroegen of Simon Petrus in dit huis verbleef. 19 Terwijl Petrus nog nadacht over het visioen, zei de Geest tegen hem: ‘Er zijn hier drie mannen die naar je op zoek zijn. 20 Ga meteen naar beneden en ga zonder aarzelen met hen mee, want Ik heb hen gezonden.’ 21 Petrus ging naar beneden en zei tegen de mannen: ‘Ik ben degene die u zoekt. Wat is de reden van uw komst?’ 22 Ze antwoordden: ‘Cornelius, een centurio, een rechtvaardig man die God vereert en bij het hele Joodse volk in aanzien staat, heeft van een heilige engel opdracht gekregen u naar zijn huis te laten komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.’ 23 Daarop nodigde Petrus de mannen uit om binnen te komen en bood hun onderdak. (NBV21)

In de Bijbel staat ergens dat gelovigen die onder druk staan dromen zullen dromen en vergezichten zullen zien. Vandaag gaat het daar in het gedeelte dat we lezen ook over. Want hoe verander je een wereldrijk zonder geweld? Dan moet je in elk geval de mensen die het met je eens zijn niet buitensluiten. En daar gaat dit verhaal over. De spanningen tussen Joden en Romeinen liepen na de dood van Jezus van Nazareth steeds verder op. Uiteindelijk zou dit uitlopen op de grote opstand van het jaar 70 die door de Romeinen bloedig werd neergeslagen en als resultaat had dat de Tempel in Jeruzalem verwoest werd. Nu bestond een deel van het Joodse volk uit bekeerlingen, mensen die vanuit het Heidendom overgegaan waren tot het Jodendom, met besnijdenis en al. Dat zou later nog de nodige spanningen veroorzaken in de jonge Christelijke gemeenten.

Maar er waren ook een heleboel mensen die de God van Israël als enige God aanvaard hadden, met de Joden mee de grote feesten vierden en de eigen goden hadden afgezworen. Godvrezenden noemden ze die, maar die waren geen Joden geworden, ze hadden zich niet laten besnijden. Deze Cornelius, hoofdman van de Italiaanse cohort uit Caesarea, was zo iemand. Door de Rabbijnen werden deze godvrezenden later niet als Heidenen, afgodendienaars, gezien. Dat waren ze ook niet. Maar onder het toenemende nationalisme was er natuurlijk wel de vraag hoe met elkaar om te gaan. Die vraag leefde bij Cornelius en die vraag leefde bij Petrus. En beiden kregen een droom over hoe het zou kunnen gaan. Voor Cornelius was de manier waarop de Joodse regels bij de volgelingen van Jezus van Nazareth werden beleefd, vanuit liefde voor de mensen, veel aantrekkelijker dan de juridische beleving die steeds meer opgeld deed in de synagogen. Met die Petrus moest hij dus een woordje spreken.

Voor Petrus was het van belang juist die mensen niet af te stoten die het eigenlijk met de Joden eens waren, maar dan moest je ook met hen eten en bij hen over huis komen. En hij in zijn droom ontdekt hij dat alles wat mensen kan voeden van God afkomstig is en dat de liefde voor de minste je kan verenigen in God. Zo komen twee dromen bij elkaar. Het is een verhaal dat ook wij ons kunnen aantrekken in de discussie over inburgering. Er zijn veel Moslims die inmiddels volgens dezelfde gewoonten en gebruiken leven die ook wij vanouds kennen. Maar waarom moeten die over één kam geschoren worden met ultra conservatieven. De meesten van ons willen toch ook niet vereenzelvigd worden met ultraconservatieve protestanten of ultraconservatieve Rooms-Katholieken? Om de gewenste nuances aan te brengen in de omgang en met elkaar in gesprek te raken waar dat nodig is zullen ook wij bereid moeten zijn bij elkaar over de vloer te komen en samen de maaltijd te nuttigen. Die boodschap kregen Petrus en Cornelius in hun dromen mee. Laten ook wij dromen van een samenleving waarin we niet tegenover elkaar staan. Aan zo’n samenleving mogen we elke dag opnieuw gaan werken, ook vandaag weer.

Ze opende haar ogen

Handelingen 9:32-43

32 Toen Petrus door het land reisde, kwam hij ook bij de heiligen die in Lydda woonden. 33 Hij trof daar een man aan die Eneas heette en al acht jaar verlamd op bed lag. 34 Petrus zei tegen hem: ‘Eneas, Jezus Christus geneest u! Sta op en breng nu zelf uw bed in orde.’ Onmiddellijk stond hij op. 35 Alle inwoners van Lydda en van de Saronvlakte zagen wat er gebeurd was en bekeerden zich tot de Heer. 36 In Joppe woonde een leerlinge die Tabita heette, in onze taal is dat Dorkas. Ze deed veel goeds voor anderen en gaf vaak geld aan de armen. 37 Maar juist in die tijd werd ze ziek en stierf. Ze werd gewassen en in het bovenvertrek opgebaard. 38 Omdat Lydda dicht bij Joppe ligt, stuurden de leerlingen, die gehoord hadden dat Petrus daar was, twee mannen naar hem toe met het dringende verzoek om direct te komen.
39 Petrus ging meteen met hen mee. Na zijn aankomst werd hij naar het bovenvertrek gebracht, waar de weduwen om hem heen kwamen staan en hem huilend de tunica’s en mantels lieten zien die Dorkas nog maar pas gemaakt had. 40 Petrus stuurde iedereen weg, waarna hij knielde om te bidden. Na het gebed draaide hij zich om naar het lichaam en zei: ‘Tabita, sta op!’ Ze opende haar ogen, en toen ze Petrus zag ging ze rechtop zitten. 41 Hij nam haar bij de hand en hielp haar opstaan, en toen hij de heiligen en de weduwen weer binnengeroepen had, liet hij hun zien dat ze weer leefde. 42 Dit voorval werd in heel Joppe bekend en velen kwamen tot geloof in de Heer. 43 Petrus bleef nog enige tijd in Joppe, bij een zekere Simon, een leerlooier. (NBV21)

Het boek Handelingen is bekend om de geschiedenissen van Paulus, zijn bekering, zijn opleiding en zijn zendingsreizen. Maar er zijn ook een aantal verhalen over andere apostelen. Over Petrus worden een aantal opstandingsverhalen verteld. Op de grens nog wel van Israël en de rest van de wereld. Eerst in Samaria waar al Joden woonden die niet echt als Joden werden geaccepteerd. Daar woonde ook ene Eneas. zijn naam is gelijk aan de Romeinse Aeneas. Over die laatste was in de tijd van het verschijnen van het boek Handelingen ook net een boek verschenen, van de schrijver Vergilius. Aan die Aeneas werd de stichting van Rome toegeschreven. De oorsprong van Rome lag echter al een tijdje verlamd op bed. Handig natuurlijk want als je dat acht jaar doet dan zijn er allerlei mensen die voor je zorgen. Opstaan dus, de liefde van Jezus van Nazareth maakt immers dat jij voor andere mensen zorgt en niet meer voor je laat zorgen dan strikt noodzakelijk is.

De mensen die het boek van de Handelingen voor het eerst lazen wisten al dat uiteindelijk dat hele Romeinse Rijk doordrongen zou worden van mensen die op de manier van Jezus van Nazareth wilden gaan leven. Dat werd volgens dit verhaal over Eneas dus een heel nieuw rijk. Petrus gaat tot aan de grens van Israël, hij is aan het hele Romeinse Rijk nog niet toe. Joppe is de havenstad waar ooit de profeet Jona scheep ging. Een havenstad waar je een dubbel paspoort kunt hebben en namen in verschillende talen. Dorcas woonde daar en zorgde voor de weduwen van de stad zoals er voor weduwen gezorgd moet worden. Maar Dorcas ging dood. Zou de liefde van Jezus van Nazareth echt door de dood heen volgehouden kunnen worden? Petrus blijft bij zijn eigen taal en spreekt haar aan bij haar Aramese naam en niet in het Grieks. Maar opstaan doen die Christenen, tegen de dood in. In Jeruzalem was het Jezus van Nazareth, aan de grens van Israël was het Dorcas.

Wij kennen de naam Dorcas van de hulporganisatie uit Andijk waar Christenen samen mensen in nood gingen helpen en tot hun eigen verbazing er achter kwamen dat al die goederen die ze over hadden de bron werden van een organisatie die jaren en jaren zou blijven werken. Opstaan tegen de ellende in de wereld kunnen we dus allemaal. Zeker in onze dagen nu elke stad en elk dorp in ons land moet helpen bij de opvang van vluchtelingen, tijdelijk soms in noodopvang, wat langer in een asielzoekerscentrum zodat er een fatsoenlijk onderzoek naar hen gedaan kan worden en later als buurman en buurvrouw die dan als statushouders worden aangeduid. Of ze kunnen inburgeren, er bij mogen horen in onze samenleving hangt van ons af. Zijn er Dorcassen onder ons die ze helpen bij kleding, zijn er mannen die ze helpen bij de inrichting van het huis, zijn er christenen die brood en wijn met ze willen delen. De organisaties voor de opvang van armen in de wereld en vluchtelingen elders vragen of wij onze welvaart delen. Petrus leert ons dat we ook onze eigen mogelijkheden mogen delen.

 

Ga met ons mee.

Zacharia 8:18-23

18 En de HEER van de hemelse machten richtte zich tot mij: 19 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: De vastendagen in de vierde en de vijfde maand en de vastendagen in de zevende en de tiende maand zullen voor Juda veranderen in blijde feestdagen vol vreugde en vrolijkheid. Maar let wel: houd de vrede en de waarheid in ere! 20 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Er zullen opnieuw mensen komen uit allerlei landen en steden. 21 De inwoners van de ene stad zullen naar de volgende stad gaan en zeggen: “Ga met ons mee. Wij zijn op weg om de HEER van de hemelse machten om raad te vragen en zijn gunst af te smeken.” 22 Grote en machtige volken zullen naar Jeruzalem komen om daar de HEER van de hemelse machten te raadplegen en zijn gunst af te smeken. 23 En dit zegt de HEER van de hemelse machten: Als die tijd is gekomen, zullen tien mannen uit volken met verschillende talen een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: “Wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is.”’ (NBV21)

Tijdens de ballingschap in Babel hadden de Israëlieten besloten te gaan vasten in de maand dat de Tempel in Jeruzalem was verwoest. Voor velen was daarmee het laatste restje hoop op herstel van het land Israël verdwenen. De lieren werden aan de wilgen gehangen en ze zaten te treuren bij de stromen in Babylon. Maar God had zich over hen ontfermd en ze waren teruggekeerd en hadden Jeruzalem en de Tempel opnieuw opgebouwd. Toen waren er mensen gekomen die vroegen of ze niet konden ophouden met vasten. Het eerste antwoord dat ze kregen was dat het betonen van gerechtigheid belangrijker was dan het vasten. Al voor de ballingschap hadden profeten het uiterlijk vertoon bij het vasten aan de kaak gesteld. Vasten doe je om beter te kunnen delen, beter te kunnen zorgen voor de minsten en niet om er zelf beter van te worden. Je bespaart en stijgt in aanzien, maar zo wil God het niet.

Daarom vandaag het antwoord. Alle vastendagen worden feestdagen. Niks treuren om verlies, maar besparen om de winst. Iedereen mag meedelen. De God van Israël zal er door in aanzien stijgen. Ineens kunnen de armen naar de Tempel, hoeven de armen zich geen zorgen meer te maken over de dag van morgen. Ineens wordt de rechtspraak weer toegankelijk voor mensen zonder geld. Je zult een samenleving zien waar geen onderscheid meer wordt gemaakt op grond van afkomst, rijkdom, sekse, geaardheid en noem maar op. Iedereen mag horen bij het volk van God. Het nooit gedachte wordt werkelijkheid. Natuurlijk profeten hadden gezegd dat het volgen van de richtlijnen van God zou uitlopen op de deelname van gemeenschappen uit alle volken aan de dienst in de Tempel, maar tot dan waren de Heidense volken vijanden geweest die macht over het volk en de Tempel wilden uitoefenen. Daarom wordt het volk nog eens vermaand de vrede en de waarheid in ere te houden.

Zo grijpen de feestdagen terug op de oorspronkelijke bedoeling van de dagen die bestemd waren voor de God van Israël. De bekendste is de Sabbat. Op die dag is iedereen bevrijdt van de dwang van de arbeid. Mensen en zelfs ook de dieren hebben rust. Niets en niemand is meer verplicht te werken. Wij kennen dat niet meer. Als we vrij zijn dan staat dat in het teken van consumeren, hoe meer hoe beter. Daarvoor moet ook op onze zogenaamde vrije dagen gewerkt worden. De winkels zijn open en de fabrieken blijven draaien. Het zal niet lang meer duren of ook de overheid zal haar kantoren op de Zondag openstellen en de ambtenaren gewoon door laten werken. Heel het volk is dan onder het slavenjuk van de arbeid gebracht. Er moet immers brood op de plank komen. Maar mensen leven niet bij brood alleen maar leven door het Woord van God. Tijd dus om ons te laten bevrijden van de slavernij van de arbeid door onze feestdagen weer te vieren. Te beginnen met de Zondag, organiseer maar vieringen en feesten, gaat iedereen vanzelf weer mee doen

Houd vol!

Zacharia 8:9-17

9 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Nu jullie deze woorden uit de mond van de profeten hebben gehoord, moeten jullie volhouden. Het huis van de HEER van de hemelse machten is nu gegrondvest; de herbouw van de tempel is begonnen. 10 Eerst bracht de arbeid van mens en dier niets op, en wie maar een voet buiten de deur zette werd belaagd, want Ik had iedereen tegen iedereen opgezet. 11 Maar nu behandel Ik jullie niet meer als vroeger-spreekt de HEER van de hemelse machten. 12 Nu is het zaad gezegend: de wijnstok zal vrucht dragen, de aarde zal haar opbrengst geven, de hemel zal zijn dauw afstaan. Dit alles zal Ik schenken aan wie er van dit volk nog over zijn. 13 Vroeger golden jullie bij de andere volken als vervloekt, Juda en Israël, maar nu Ik jullie te hulp kom, zullen ze jullie als gezegend beschouwen. Wees dus niet bang en houd vol! 14 Want dit zegt de HEER van de hemelse machten: Toen jullie voorouders mijn toorn opwekten, nam Ik me voor dit volk kwaad te doen-zegt de HEER van de hemelse machten-,en dat heb Ik ook gedaan, zonder erop terug te komen. 15 Maar nu heb Ik me voorgenomen om het goede te doen voor het volk van Jeruzalem en Juda. Wees dus niet bang. 16 Hier moeten jullie je aan houden: Spreek de waarheid tegen elkaar, bewaar de vrede door eerlijk en rechtvaardig recht te spreken in de poort; 17 wees er niet op uit om een ander kwaad te doen en laat je niet verleiden tot meineed, want daar heb Ik een afkeer van-spreekt de HEER.’ (NBV21)

Het gaat niet vanzelf, de opbouw van een nieuwe samenleving. Dat was in de tijd van Zacharia, Ezra en Nehemia zo, dat is vandaag de dag niet anders. Ooit hebben onze voorouders slavenhandel bedreven en de slavernij afgeschaft, maar de afschaffing van de slavernij heeft voor de nakomelingen van tot slaaf gemaakten tot in onze dagen niet de gelijkheid gebracht die voor de kinderen van de slavenhandelaren zo vanzelfsprekend is. Zoals de teruggekeerde ballingen geen last meer hebben van concurrerende buurvolken hebben wij geen last meer van opstanden en bevrijdingsoorlogen. Maar pas als we de richtlijnen van de God van Israël volgen dan zullen we blijvend een licht kunnen worden voor anderen.

In dit gedeelte staat de veranderlijkheid van de God van Israël centraal. Eerst is die God woedend op dat volk en zet deze God de buurvolken tegen ze op en dan gaat die God datzelfde volk redden en neemt zich voor het volk zelfs goed te doen. Wij horen vaak dat God onveranderlijk is. God is heden en gisteren dezelfde. We hebben al eens eerder gehoord dat die God ook berouw kan hebben. In het verhaal over Noach had die God zelfs berouw over zijn hele schepping. Wat we uit dit gedeelte ook kunnen leren is dat de God van Israël tegelijk veranderlijk en onveranderlijk kan zijn. Toen de hele wereld onder bevel stond van de Keizer in Rome zond die God zelfs zijn zoon om daar verandering in te brengen. Die God is namelijk onveranderlijk trouw in zijn liefde voor de mensen.

Waar moeten we ons aan houden? Aan het prijzen van God? Aan een regelmatige kerkgang? Aan het exclusief houden van mede gelovigen? Aan het kritiekloos volgen van de regering van de staat Israël? De God van Israël heeft het er niet over. Integendeel de eerste die kritiek krijgen zijn de gelovigen, is het volk Israël. We moeten elkaar de waarheid durven zeggen, we moeten eerlijk en rechtvaardig recht spreken. Dat betekent dat we heel voorzichtig moeten zijn met oordelen, ook over misdadigers. De politie arresteert verdachten en geen criminelen. Die verdachten worden pas criminelen als een onafhankelijk rechter in een eerlijk proces dat etiket er op plakt. We moeten dus geen kwaad doen aan een ander en zeker geen vals getuigenis voor een rechtbank afleggen. Samengevat betekent dat dat je God pas liefhebt als je je naaste liefhebt als jezelf. En daar kunnen we elke dag opnieuw mee beginnen.

 

Onwankelbare trouw.

Zacharia 8:1-8

1 Maar nu luidt het woord van de HEER van de hemelse machten: 2 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik brand van liefde voor Sion; met vurige liefde neem Ik het voor haar op. 3 Dit zegt de HEER: Ik keer terug naar de Sion en kom in Jeruzalem wonen. Jeruzalem zal Stad van trouw heten, en de berg van de HEER van de hemelse machten Heilige berg. 4 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mannen en vrouwen zitten, elk met een stok in de hand vanwege hun hoge leeftijd, 5 en de straten zullen krioelen van de spelende jongens en meisjes. 6 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ook al lijkt het jullie, die van dit volk nog over zijn, nu onmogelijk, waarom zou het voor Mij onmogelijk zijn? -spreekt de HEER van de hemelse machten. 7 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik zal mijn volk bevrijden uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat 8 en hen naar Jeruzalem brengen. Daar zullen ze wonen. Zij zullen mijn volk zijn en Ik hun God, in onwankelbare trouw. (NBV21)

Het gedeelte dat we vandaag lezen maakt duidelijk waarom er zo uitdrukkelijk is gesproken over de tijd waarin Zacharia het Woord van de Heer te horen kreeg. In het vierde jaar van Koning Darius. Dus niet in 1948 of vandaag de dag. De liefde voor Jeruzalem en Sion komt dus niet door de nederzettingen politiek of het beleid van de huidige regering van de staat Israël. Dat is wel eens lastig, want Christenen zijn immers onopgeefbaar verbonden met Israël, maar we moeten de Bijbel niet vervalsen door te doen of het over ons gaat. Wij kunnen er veel van leren maar we zijn zelf verantwoordelijk voor het naleven van de richtlijnen van de God van Israël. Deze liefdesverklaring voor Jeruzalem en Sion komt voort uit de herbouw en de vraag die aan de Priesters in de Tempel werd gesteld. Het volk bekommerd zich weer om de richtlijnen van de God van Israël. Ze gaan weer naar de Tempel om te vragen hoe ze die richtlijnen in hun eigen stad of dorp moeten toepassen.

Wat hoort er wel en wat hoort er niet bij. Jeruzalem is daarbij een voorbeeld. Een stad die zo dichtbij de Tempel is dat het daar niet moeilijk zou moeten zijn om de richtlijnen van God op een goede wijze uit te voeren. De berg waar de Tempel op is gebouwd, de berg Sion, is daarom een Heilige Berg, daar gaat het alleen nog over het verbond met God. Daar laten de Israëlieten zien dat wat ze gekregen hebben van God niet als hun eigen verdienste wordt gerekend maar dat ze het delen, met God in offers, in maaltijden met de armen en de vreemdelingen zoals dat voorgeschreven is. Maar het volgen van de God van Israël is niet gemakkelijk. Ezra en Nehemia beschrijven ook vijanden die zich verzetten tegen de nieuwe samenleving die aan het ontstaan is. Geleerden noemen die samenleving wel eens de Tora-staat, in dat land, bij dat volk is er geen andere wet dan de wet van God. Zacharia schetst wat het gevolg is van een land dat je op die manier inricht.

Sommigen zullen dat luchtfietserij noemen maar volgens Zacharia zullen op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten steunend op hun stok vanwege hun hoge leeftijd, niemand zal sterven voor zijn tijd sprak Jesaja al. Er zullen talrijke kinderen spelen in de straten van Jeruzalem, geen kind zal meer sterven zei Jesaja al. Als alle ballingen nu eens terug keren, als iedereen de richtlijnen van God volgt dan gaat dat gebeuren. Door Jezus van Nazareth en de Geest van God die hij heeft gebracht is het voor ons ook mogelijk geworden. Ook wij kunnen de hongerenden te eten geven, de naakten kleden, de vreemdelingen huisvesten, de gevangenen bezoeken, de weduwen en de wezen een eerlijk leven geven, de rechtspraak toegankelijk maken ook voor de armen. We kunnen dat elke dag weer, ook vandaag.