Onze boodschap

Handelingen 14:8-20

8 In Lystra zat een man op straat die geen kracht in zijn voeten had; hij was al sinds zijn geboorte verlamd en had nooit kunnen lopen. 9 Toen deze man naar een toespraak van Paulus luisterde, keek Paulus hem strak aan en zag dat hij geloofde dat hij genezen kon worden. 10 Daarom riep hij hem toe: ‘Kom overeind en ga op uw voeten staan!’ De man sprong op en begon te lopen. 11 Toen de mensen zagen wat Paulus had gedaan, verhieven zij hun stem en ze zeiden in het Lykaonisch: ‘De goden zijn in mensengedaante naar ons afgedaald!’ 12 Ze noemden Barnabas Zeus en Paulus Hermes, omdat hij de woordvoerder was. 13 De priester van Zeus, wiens tempel vlak buiten de stad lag, bracht met bloemenkransen getooide stieren naar de stadspoort, die hij en het volk wilden offeren. 14 Maar toen de apostelen Barnabas en Paulus merkten wat de bedoeling was, scheurden ze van ontzetting hun kleren, drongen zich door de menigte heen en riepen: 15 ‘Wat doet u toch? Wij zijn mensen, net als u. Onze boodschap is nu juist dat u zich moet afkeren van de afgoden om u te bekeren tot de levende God, die de hemel en de aarde en de zee heeft geschapen en alles wat daar leeft. 16 Hij heeft in het verleden alle volken hun eigen weg laten gaan, 17 maar heeft toch blijk gegeven van zijn goedheid: vanuit de hemel heeft Hij u regen geschonken en vruchtbare seizoenen, Hij heeft u overvloedig te eten gegeven en u zodoende vreugde gebracht.’ 18 Door deze woorden slaagden ze er met moeite in de mensenmenigte ervan te weerhouden om aan hen een offer te brengen. 19 Na verloop van tijd kwamen er echter Joden uit Antiochië en Ikonium die de mensen ompraatten. Ze stenigden Paulus en sleepten hem vervolgens de stad uit, in de veronderstelling dat hij dood was. 20 Maar toen de leerlingen om hem heen waren gaan staan, kwam hij overeind en ging de stad weer in. De volgende dag vertrok hij met Barnabas naar Derbe. (NBV21)

Dat verblijf in Lystra liep nog maar net goed af voor Paulus. We maken graag afgoden van mensen die we groot en machtig vinden. Of het nu artiesten zijn, filmsterren, politici, pausen en weldoeners, mannen en vrouwen, als ze opvallen dan lopen we er graag achteraan. Er is zelfs een bonte verzameling weekbladen die niet anders doen dan berichten over het wel en wee van onze afgoden, vooral het wee overigens. In al die eeuwen sinds het optreden van Paulus en Barnabas is er nog steeds niks veranderd. Nu hadden zij een arme bedelaar bevrijd van zijn armzalig bestaan door hem te laten opstaan en in beweging te zetten. Mensen vinden dat een wonder, terwijl het toch de bestemming van mensen is om zelf een bijdrage te leveren aan de samenleving in plaats van afhankelijk te blijven van de aalmoezen van anderen. Ook in onze dagen is het onze plicht er voor te zorgen dat mensen mee kunnen blijven doen als ze dreigen aan de kant te komen zitten. Daar moeten wij onze politici op aanspreken. In de samenleving waar Paulus en Barnabas optreden is dat zeer ver buiten de orde van alle dag.

Nu waren er in de mythen over de goden van Grieken en Romeinen allerlei verhalen over goden die in de gedaante van mensen of dieren zich tussen de stervelingen hadden begeven om zich daar te vermaken of stervelingen op de proef te stellen. De daad van Paulus en Barnabas werd als goddelijk gezien en zo werden zij tot goden bestempeld. Barnabas werd de oppergod Zeus en Paulus zijn boodschapper Hermes. De priester van Zeus maakte de gebruikelijke offers al klaar, stieren met bloemenkransen getooid. Maar Barnabas en Paulus waren van een volk dat geen andere goden wilde nalopen, laat staan mensen die zich als goden voordeden. Hun optreden was dus kennelijk buiten elke orde van hun eigen godsdienst geweest, daarom werden de kleren gescheurd als waren ze in rouw. Het gaf het wel de kans om te vertellen over de God van Israël, de God die de zon laat opgaan en het laat regenen voor gelovigen en ongelovigen gelijk. Juist in dat geloof ligt de bevrijding van het veelgodendom. Regen en droogte, het weerkeren van de seizoenen, de vruchtbaarheid van het veld en het vee hoeven niet verkregen te worden door offers aan goden, door handelingen in Tempels, door aanbidding en overgave, maar wordt aan alle volken om niet gegeven uit de goedheid van de God van Israël.

Die God is zelfs goed als je niet in die God gelooft, maar zorg nooit dat je je uitgeeft voor ook een god. Al dat aanbidden van Goden zoals ook bij ons gebeurd, al dat nalopen van die schijnfiguren uit weekbladen en tv programma’s is lucht en leegte, nutteloos en zonder inhoud. Bevrijding daarvan en het gaan letten op verlamde mensen, mensen die langs de kant zijn komen te staan, die het niet meer zien zitten, de armen en de hongerigen zou ook in de dagen van Paulus tot onrust en revolutie geleid hebben. Uit de steden die daarmee al ervaring hadden kwamen ze dan ook om Paulus en Barnabas te stenigen. Toch waren er, ondanks al die onrust en teleurstelling, ondanks al die tegenwerking, ook in Lystra leerlingen die Paulus uiteindelijk weer op de been hielpen en zorgden dat hij kon doorreizen naar Derbe. Voor ons moet dat hoop geven en moed om door te gaan. Ook in onze dagen is er roddel en achterklap, worden mensen zwart gemaakt die de armen willen helpen, maar ook in onze dagen zijn er velen die zich inzetten voor die betere wereld die ons beloofd is en samen kunnen we ook vandaag weer verder op weg naar die wereld.

 

Een vijandige stemming

Handelingen 13:44–14:7

44 De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van de Heer te luisteren. 45 Bij het zien van de mensenmenigte werden de Joden jaloers en begonnen ze de woorden van Paulus in een kwaad daglicht te stellen. 46 Maar Paulus en Barnabas zeiden onomwonden: ‘De boodschap van God moest het eerst onder u worden verkondigd, maar aangezien u die afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig acht, wenden we ons tot de andere volken. 47 Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot een licht voor alle volken, om redding te brengen tot aan de uiteinden van de aarde.”’ 48 Toen de niet-Joden dit hoorden, verheugden ze zich en spraken ze vol lof over het woord van de Heer, en allen die voor het eeuwige leven bestemd waren kwamen tot geloof. 49 Het woord van de Heer verspreidde zich over de hele streek. 50 De Joden hitsten echter de vrome vrouwen uit de hogere kringen op, evenals de vooraanstaande burgers van de stad, en wisten hen zover te krijgen dat ze zich tegen Paulus en Barnabas keerden, zodat die uit het gebied werden verdreven. 51 Maar zij schudden het stof van hun voeten als getuigenis tegen hen en vertrokken naar Ikonium. 52 De achterblijvende leerlingen waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest. 1 Ook in Ikonium bezochten ze de synagoge van de Joden, en ook daar kwam een groot aantal mensen, Joden zowel als Grieken, door hun verkondiging tot geloof. 2 Maar er waren ook Joden die niets van hun boodschap wilden weten; zij deden hun best om bij de niet-Joden een vijandige stemming jegens de gelovigen te kweken. 3 Paulus en Barnabas bleven geruime tijd in de stad en spraken vrijmoedig over Gods woord, vol vertrouwen in de Heer, die de verkondiging van zijn genade kracht bijzette door hen tekenen en wonderen te laten verrichten. 4 Er ontstond echter verdeeldheid onder de inwoners van de stad, van wie sommigen partij kozen voor de Joden en anderen voor de apostelen. 5 Toen Paulus en Barnabas merkten dat Joden en niet-Joden samen met hun leiders op het punt stonden om geweld te gebruiken en hen wilden stenigen, 6 vluchtten ze naar Lykaonië, waar ze in de steden Lystra en Derbe en omstreken 7 het evangelie verkondigden. (NBV21)

Soms staan er merkwaardige verhalen in de Bijbel. Verhalen waarin elke logica lijkt te ontbreken. Neem nu dat verhaal over het bezoek dat Paulus en Barnabas brengen aan de synagoge in het Pisidische Antiochië, in het hart van het huidige Turkije. Paulus preekt daar op zijn eigen bijzondere manier, waarbij de hele Hebreeuwse Bijbel ter sprake komt en ook de jongste geschiedenis van Johannes de Doper tot aan de kruisiging en opstanding van Jezus van Nazareth. In de Synagoge waren naast de Joden ook Heidenen die wel meevoelden met de Joden, graag naar hun verhalen luisterden en soms ook zelf Jood werden. Die Heidenen werden Jodengenoten genoemd. Was het nu omdat Paulus benadrukte dat in Jezus van Nazareth het heil van God voor alle volken toegankelijk werd? Paulus en Barnabas werden in elk geval gevraagd de week er op terug te komen om er verder over te praten en dan gebeurt er iets vreemds, de hele stad loopt uit om dat verhaal te horen. Een verhaal dat begonnen is bij de bevrijding van een groep slaven uit Egypte.

Nu was ook de Romeinse samenleving gebaseerd op slaven dus het leggen van de verbinding tussen die bevrijding en de heerschappij van die God over alle volken was wat je noemt revolutionair. Het bevrijden van slaven in het Romeinse Rijk was het omverwerpen van de hele samenleving. Toch loopt een hele stad uit om die boodschap te horen. Het is geen wonder dat de leiding van de Joodse Synagoge spaans benauwd wordt en dat ze uit alle macht proberen bij de elite van de stad Paulus en Barnabas in diskrediet te brengen en duidelijk te maken dat zij daar niet bij horen. Die elite van de stad, met name de voorname vrouwen, had te veel profijt van hun slaven om hen zomaar te laten gaan. De rest van de samenleving had echter in toenemende mate last van de slaven. Hoe meer slaven er te werk konden worden gesteld hoe minder werk er over bleef voor de vrijen die betaald moesten worden. Bevrijding van slaven betekende dus direct ook bevrijding van de vrijen, bevrijding van de armen had Lucas al eens verteld was dat wat Jezus van Nazareth zijn volgelingen had opgedragen. Maar Paulus en Barnabas doen wat Jezus van Nazareth zijn volgelingen had opgedragen als ze ergens niet welkom bleken, ze schudden het stof van hun voeten en vertrokken.

Over de via Sebaste reisden Paulus en Barnabas van het Pisidisch Antiochië naar Ikonium in Turkije. Een stad die je ook vandaag de dag nog kunt bezoeken al heet de stad nu Konya. De via Sebaste was een van die grote Romeinse wegen die dwars door het hele Rijk liepen. Ikonium lag tussen dat Antiochië en Lystra en Derbe in en de keus van Barnabas en Paulus was dus niet zo vreemd. In elke stad die ze tegenkwamen konden ze het recept van Antiochië herhalen, ze gingen naar de Synagoge om na de lezing uit de Tora hun verhaal over Jezus van Nazareth te vertellen en probeerden dan een gemeente te stichten. En ook in Ikonium lijken ze succes te hebben. Joden en Grieken kwamen tot geloof Voor de Romeinen vormden die Christenen aanvankelijk een Joodse sekte. Het was de Joden er daarom er veel aan gelegen om duidelijk te maken dat zij niet bij die Christenen hoorden. Een beweging die de slavernij wilde afschaffen, die vrede tussen de volken wilde op basis van gelijkheid tussen de mensen, die iedereen wilde oproepen om de bestaande goden af te zweren en voortaan voor elkaar te zorgen bracht zoveel onrust in de samenleving en taste zo fundamenteel de bestaande verhoudingen aan dat een Romeinse overheid wel tot vervolging zou moeten overgaan. Mensen die het goede in de wereld willen brengen worden snel verdacht gemaakt, daar mogen wij in onze dagen ook wel eens beter op letten.

 

Geen enkele grond

Handelingen 13:26-43

26 Volksgenoten, nakomelingen van Abraham, en ook u allen die God vereert, ons werd het nieuws over deze redding bekendgemaakt. 27 De inwoners van Jeruzalem en hun leiders hebben niet alleen Jezus miskend, maar ook de uitspraken van de profeten die elke sabbat worden voorgelezen. Door Jezus te veroordelen hebben ze deze uitspraken in vervulling doen gaan. 28 Ofschoon ze geen enkele grond voor een doodvonnis konden vinden, drongen ze er bij Pilatus op aan Hem terecht te stellen. 29 Toen ze alles ten uitvoer hadden gebracht wat er over Hem geschreven staat, haalden ze Hem van het kruishout en legden Hem in een graf. 30 Maar God heeft Hem opgewekt uit de dood; 31 gedurende ettelijke dagen is Hij verschenen aan degenen die met Hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken en die nu onder het volk van Hem getuigen. 32 Wij verkondigen u het goede nieuws dat God zijn belofte aan onze voorouders 33 in vervulling heeft doen gaan ten behoeve van hun kinderen-ten behoeve van ons-doordat Hij Jezus tot leven heeft gewekt. Daarover staat in de tweede psalm geschreven: “Jij bent mijn Zoon, Ik heb Je vandaag verwekt.” 34 Dat Hij Jezus uit de dood heeft doen opstaan en Hem niet weer aan de ontbinding zal prijsgeven, heeft Hij aangekondigd met deze woorden: “Ik zal jullie schenken wat Ik David plechtig beloofd heb.” 35 In verband hiermee wordt in een andere psalm gezegd: “Het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan.” 36 Wat David betreft, hij is, nadat hij de mensen uit zijn eigen tijd had gediend, overeenkomstig Gods wil gestorven en met zijn voorouders verenigd; hij is tot ontbinding overgegaan, 37 maar Hij die door God tot leven is gewekt, is niet tot ontbinding overgegaan. 38-39 U moet dus weten, volksgenoten, dat het dankzij Hem is dat aan u de vergeving van de zonden verkondigd wordt; ieder die gelooft wordt door Hem vrijgesproken van alles waarvan hij geen vrijspraak kon krijgen op grond van de wet van Mozes. 40 Zorg daarom dat op u niet van toepassing wordt wat door de profeten is gezegd: 41 “Let op, spotters, sta verbaasd en ga te gronde, want Ik zal in jullie tijd een daad stellen, iets dat je niet zult geloven als het je wordt verteld.”’ 42 Toen Paulus en Barnabas de synagoge verlieten, kregen ze het verzoek om de volgende sabbat opnieuw over dit onderwerp te spreken. 43 Na afloop van de samenkomst liep een groot deel van de Joden en de vrome proselieten met Paulus en Barnabas mee, die hen toespraken en hen aanspoorden te blijven vertrouwen op Gods genade. (NBV21)

Nadat Paulus de geschiedenis van Israël heeft samengevat, van de uittocht tot en met het optreden van Johannes de Doper, begint hij de betekenis van Jezus van Nazareth te schetsen. Uitgangspunt daarbij is dat de kruisdood en de opstanding van Jezus van Nazareth al vooraf in de Hebreeuwse Bijbel, de schriften, werd voorspeld. Het belangrijkste citaat komt daarbij uit Psalm 16, vers 10 waar volgens Paulus staat :”Hij die door God tot leven is gewekt is niet tot ontbinding overgegaan”. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat in Psalm 16: 10 “U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat Uw trouwe dienaar het graf niet zien”. Dat lijkt anders maar we moeten ons realiseren dat Paulus citeert uit de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel en dat de Nieuwe Bijbelvertaling het Oude Testament, dus ook de Psalmen, vertaald heeft uit het Hebreeuws en het Nieuwe Testament vertaald heeft uit het Grieks. Er zijn mensen die willen dat je zo’n Bijbelcitaat op beide plaatsen letterlijk hetzelfde vertaalt maar de vraag is of je dan vertaalt wat er staat. We moeten immers de Bijbel niet altijd letterlijk nemen maar naar haar bedoeling.

Het is duidelijk dat Paulus wil vertellen dat de afstammeling van David die de mensheid gaat redden en tot God zal kunnen brengen niet in het graf kon blijven maar zijn leerlingen met een levende Messias de wereld in zou sturen totdat alle volken zijn volgelingen zouden zijn. Paulus spreekt in een taal die wij ook na vertaling maar met moeite kunnen begrijpen. Wat moeten we aan met de Wet van Mozes en een vrijspraak die je niet op grond van de Wet van Mozes zou kunnen begrijpen? Dat is typisch een verhaal dat je aan de Joden in de tijd van Paulus kunt voorhouden. Zij geloofden immers, zo werd het hun voorgehouden, dat als je het zou kunnen alle 163 geboden uit de Tora, die de Wet van Mozes werden genoemd, te houden je een rechtvaardige voor God zou zijn en het eeuwige leven zou kunnen hebben. Dat werd eigenlijk voor iedereen een teleurstelling want niemand kon al die geboden een heel leven lang houden. Steeds veranderden de omstandigheden, de uitdagingen in het leven, het geluk en het ongeluk in het leven en steeds weer moest je dus op een andere manier de Wet van Mozes toepassen en houden.

De Rabbijnen leerden dat er voor elk gebod wel zeventig manieren waren om dat gebod uit te leggen en dat elk van die zeventig manieren de juiste was. Jezus van Nazareth was een andere weg ingeslagen. Niet het uitpluizen van elk wetje en elk regeltje was de opgave maar de vraag hoe je de leer van Mozes tot voordeel kon laten zijn voor de zwaksten en de minsten in de samenleving. Niet jij met jouw streven de Wet te houden moest behouden worden, maar de zieke, de arme, de hongerige, de slaaf, de vreemdelingen, de weduwe en de wees. Dat kon alleen door de samenvatting van de leer centraal te stellen: heb Uw naaste lief als Uzelf. Dat, zelfs door de dood heen volhouden, bracht de redding van de wereld. Want we zijn allemaal in staat om samen er voor te zorgen dat iedereen te eten heeft, dat aan alle mensen recht wordt gedaan en dat niemand langs de kant van de weg hoeft te blijven zitten. Jezus van Nazareth heeft het ons voorgedaan en wij mogen hem daarin navolgen, ook vandaag weer.

 

Een bemoedigend woord

Handelingen 13:13-25

13 Paulus en zijn reisgenoten scheepten zich in Pafos in om naar Perge in Pamfylië te reizen. Daar verliet Johannes de beide anderen, en hij keerde terug naar Jeruzalem. 14 Paulus en Barnabas trokken van Perge verder naar Antiochië in Pisidië. Na aankomst gingen ze op sabbat naar de synagoge; daar namen ze plaats. 15 Na de voorlezing uit de Wet en de Profeten werd hun namens de leiders van de synagoge gezegd: ‘Broeders, als u voor de mensen een bemoedigend woord hebt, ga dan uw gang.’ 16 Paulus stond op en gebaarde dat hij wilde spreken. Hij zei: ‘Israëlieten en alle anderen die God vereren, luister naar wat ik u te zeggen heb. 17 De God van het volk van Israël heeft onze voorouders uitverkozen; Hij heeft hen, toen ze als vreemdelingen in Egypte woonden, groot en machtig gemaakt. Met opgeheven arm heeft Hij onze voorouders weggeleid uit Egypte, 18 en ongeveer veertig jaar lang heeft Hij hen in de woestijn geduldig verdragen. 19 In Kanaän roeide Hij zeven volken uit, en hun land gaf Hij in bezit aan onze voorouders. 20 Dit alles vond plaats in ongeveer vierhonderdvijftig jaar. Vervolgens stelde Hij rechters aan, die heersten tot de tijd van de profeet Samuel. 21 Daarna vroeg het volk om een koning, en God gaf hun Saul, de zoon van Kis, een man uit de stam Benjamin, die veertig jaar regeerde. 22 Toen stootte God hem van de troon en maakte David koning, van wie Hij getuigde: “In David, de zoon van Isaï, heb Ik een man naar mijn hart gevonden, die geheel naar mijn wil zal handelen.” 23 En uit Davids nageslacht heeft God, overeenkomstig zijn belofte, een redder voor Israël voortgebracht, Jezus. 24 Voor zijn komst had Johannes het hele volk van Israël opgeroepen om zich te laten dopen en tot inkeer te komen. 25 Toen zijn levenswerk ten einde liep, heeft Johannes gezegd: “Wie jullie denken dat ik ben, ben ik niet. Maar let op: na mij komt iemand anders, en ik ben het niet waard om zelfs maar zijn sandalen los te maken.” (NBV21)

Vandaag lezen we een preek van Paulus. De eerste preek die in de Bijbel van Paulus bewaard is gebleven. Samen met Barnabas en Johannes Marcus waren ze van Cyprus vertrokken. Ze waren naar het toenmalige Pamfilië gegaan, een Romeinse provincie die in het huidige Turkije lag. Ze voeren naar Perge, vlak bij het huidige Murtana en daar besloot Johannes Marcus terug te gaan naar Jeruzalem. Ze waren al zo’n 15 kilometer de rivier de Cestrus opgevaren en Paulus en Barnabas bleven ook niet in Perge kunnen we in de brief van Paulus aan de Galaten lezen omdat Paulus ziek werd, het klimaat in Perge was kennelijk ongezond. Paulus en Barnabas reisden door naar het koelere hoogland in Turkije en kwamen in Antiochië in de provincie Pisidië. In deze Romeinse kolonie woonde een aanzienlijk aantal Joden. Daarom konden Paulus en Barnabas op de Sabbat naar de Synagoge gaan. In de Synagoge werd elke week een stuk uit de Tora gelezen, de eerste vijf boeken van Mozes, en een gedeelte uit de profeten. Welke gedeelten werden gelezen toen Paulus en Barnabas er waren vermeld het verhaal niet maar Paulus en Barnabas werden wel uitgenodigd om die Sabbat de preek te houden, ze werden kennelijk als voorname gasten beschouwd, mannen broeders zelfs.

Paulus begint gelijk met het veranderen van de gewoonten, de prediker in de Synagoge bleef gewoonlijk zitten, Paulus ging staan en sprak de aanwezigen aan met “Israëlieten en alle anderen die God vereren”. Joden en Heidenen, die laatsten zijn de Jodengenoten, worden hier gelijkelijk aangesproken als gelovigen in de God van Israël. Paulus gaat ook niet in op de gelezen gedeelten maar vat de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel, samen door de geschiedenis van het volk Israël vanuit de Uittocht tot het optreden van Johannes de Doper samen te vatten. Paulus en Barnabas zijn mensen van de Weg, de Weg van Jezus van Nazareth, en zoals Paulus de geschiedenis presenteert was het volk Israël vanouds al het volk van de Weg, de Weg van de God van Israël. En langs die Weg, dat was voor de toehoorders natuurlijk duidelijk, stonden de richtingaanwijzers van de God van Israël, de geboden die mensen op de goede weg moesten brengen. Paulus geeft de geschiedenis van het volk overigens ook weer zoals die in zijn tijd in het Grieks verteld werd. Dat Koning Saul veertig jaar geregeerd zou hebben lezen we niet in de Bijbel maar wel bij de Joodse historicus Flavius Josephus, een tijdgenoot van Paulus.

Uiteindelijk loopt het verhaal uit op de komst van de Messias, de bevrijder van Israël, volgens Paulus niemand anders dan Jezus van Nazareth. Paulus beroept zich daarbij op de verklaring van Johannes de Doper, daar had heel het volk achteraan gelopen maar Johannes had zich de wegbereider genoemd en Jezus van Nazareth aangewezen als de uiteindelijke Messias voor wie hij de Weg moest bereiden. Met Johannes de Doper eindigt het tijdperk van de belofte en begint het tijdperk van de vervulling. Nu is het mogelijk van je naaste te houden als van jezelf. Nu is het pas echt mogelijk maaltijd te houden met de armen en de vreemdelingen zoals de Tora al had geboden. In de Messiaanse gemeente, de Christelijke gemeente, konden Joden en Heidenen samen aan het Avondmaal, samen de maaltijd van de bevrijding vieren in gedachtenis aan Jezus van Nazareth, samen konden ze de beker drinken omdat zijn bloed was vergoten en hij door de dood heen de liefde van God had weten te dragen. Dat kunnen ook wij doen in onze dagen, samen met armen en vreemdelingen het brood breken, delen wat nodig is en een samenleving opbouwen van gelijkheid en vrede. Daar mogen we vandaag ook weer aan werken.

 

Een gewetenloze oplichter

Handelingen 13:1-12

1 Er waren in de gemeente van Antiochië profeten en leraren, onder wie Barnabas, Simeon, die Niger werd genoemd, Lucius de Cyreneeër, Manaën, een jeugdvriend van de tetrarch Herodes, en Saulus. 2 Op een dag, toen ze aan het vasten waren en een samenkomst hielden voor de Heer, zei de heilige Geest tegen hen: ‘Stel Mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die Ik hun heb toebedeeld.’ 3 Nadat ze gevast en gebeden hadden, legden ze hun de handen op en lieten hen vertrekken. 4 Zo werden Barnabas en Saulus uitgezonden door de heilige Geest. Ze gingen eerst naar Seleucië en van daar per schip naar Cyprus, 5 waar ze aankwamen in Salamis. Daar verkondigden ze Gods boodschap in de synagogen van de Joden. Johannes was met hen meegegaan om hen te helpen. 6 Ze reisden het hele eiland rond tot ze in Pafos kwamen, waar ze een Joodse magiër aantroffen, een valse profeet die Barjesus heette 7 en tot het gevolg behoorde van Sergius Paulus, de proconsul. Sergius Paulus, een verstandig man, liet Barnabas en Saulus bij zich komen omdat hij meer wilde horen over het woord van God. 8 Maar Elymas, zoals Barjesus ook wel werd genoemd-want Elymas betekent ‘magiër’ -,stelde zich tegen hen teweer en probeerde de proconsul van het geloof af te houden. 9 Daarop keek Saulus (die ook bekendstond als Paulus) hem strak aan, en vervuld van de heilige Geest 10 zei hij: ‘U bent een bedrieger, een gewetenloze oplichter, een kind van de duivel en een vijand van elke vorm van gerechtigheid. Hoe durft u de rechte wegen van de Heer te veranderen in kronkelpaden? 11 Let op: de hand van de Heer zal u treffen, u zult blind zijn en voorlopig geen zonlicht meer zien.’ Onmiddellijk werd alles donker om hem heen, zodat hij tastend zijn weg moest zoeken en anderen moest vragen of ze hem wilden leiden. 12 Toen de proconsul dit zag, kwam hij tot geloof, diep onder de indruk als hij was van wat hij over de Heer had geleerd. (NBV21)

Het boek Handelingen vertelt het verhaal hoe de boodschap van Jezus van Nazareth van Jeruzalem naar Rome is gekomen. Dat ging niet rechtstreeks, soms met grote omwegen, maar het leert ons iets over hoe wij dat verhaal in onze dagen in onze geschiedenis en onze omgeving zouden kunnen doen landen. Vandaag lezen we over het begin van de eerste reis van Saulus, ook wel bekend als Paulus. Die was vanuit Jeruzalem naar Antiochië in Syrie gereisd. Daar was hij de jaren daarvoor ook opgeleid tot verkondiger van die boodschap van Jezus van Nazareth. In Jeruzalem was de gemeente van de Weg, de volgelingen van Jezus van Nazareth, steeds kleiner geworden door de vervolging en de vlucht van Christenen die daarop volgde. In Antiochië was geen vervolging en daar was een sterke groep van aanhangers van de Weg gegroeid. Er waren mensen van allerlei afkomst en achtergrond lid van die gemeente.

Het verhaal noemt er een paar en in die kleine groep wordt de grote verscheidenheid al duidelijk. We hadden al kennis gemaakt met Barnabas, die was met Saulus naar Jeruzalem gereisd om een gift te brengen van de gemeente van Antiochië. Zij hadden de executie van Jacobus de broer van Johannes meegemaakt en de bevrijding en de vlucht van Petrus. Samen met Johannes Marcus waren ze teruggekeerd naar Antiochië. Maar er was ook een neger, een zwarte Afrikaan, Simon heette die, en Lucius een Romein uit Cyrene in Noord Afrika, zo ook Manaën een relatie van de viervorst Herodes die stierf toen die god genoemd werd. Een bont gezelschap. Uit dat gezelschap gingen Barnabas en Saulus weer op reis en opnieuw namen ze Johannes Marcus met zich mee. Ze gingen uiteindelijk naar Cyprus, de plaats waar Barnabas oorspronkelijk vandaan kwam. Ze gaan, als vrome Joden, eerst naar de Synagoge om daar te vertellen over Jezus van Nazareth en zijn Weg om de Heer te dienen en de wetten van Mozes te vervullen. Dan reizen ze door naar de hoofdstad van Cyprus, Pafos, om daar Sergius Paulus te bezoeken die namens de Romeinen de baas was op Cyprus.

Als een echt Romeins heerser had deze een magiër of voorspeller in dienst. Romeinse heersers deden weinig zonder dat een deskundige de afloop van hun handelen had voorspeld. Zoals tegenwoordig mensen hun horoscoop laten trekken of een reading laten doen. Met die man komt Saulus in conflict. Hij noemt hem een bedrieger en zorgt er voor dat deze ziener niets meer kan zien. Dat brengt zelfs de Romeinse consul tot geloof en nu Saulus ook een prediker is geworden van de Romeinen, de Heidenen, verandert in het verhaal ook zijn naam in Paulus, een meer Romeins klinkende naam. Al eerder werd die naam genoemd want uiteindelijk toen de lezers voor het eerst dit verhaal van de Handelingen lazen hadden ze al lang kennis gemaakt met de brieven van diezelfde Paulus. Paulus had geen magische tekenen of hulpmiddelen nodig om duidelijk te maken hoe de verhoudingen er uit zien. Geen sterren of readings, dat is allemaal bedrog. Waar het om gaat zijn de rechte wegen van de Heer, dat zijn de wegen waarin mensen tot hun recht komen. Dat is de weg die rechters als de proconsul moeten bewandelen, maar dat is de weg die ook wij kunnen bewandelen, elke dag opnieuw en ook vandaag.

 

 

Breng hem bij Me.

Marcus 9:14-29

14 Toen ze terugkwamen bij de andere leerlingen, zagen ze een grote menigte om hen heen staan. Er waren ook schriftgeleerden bij, die met hen aan het discussiëren waren. 15 De mensen waren verbaasd toen ze Hem zagen, en liepen meteen naar Hem toe om Hem te begroeten. 16 Hij vroeg hun: ‘Waarover zijn jullie met hen aan het discussiëren?’ 17 Iemand uit de menigte antwoordde: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar U gebracht omdat hij door een geest bezeten is en niet kan praten; 18 steeds wanneer de geest hem overweldigt, gooit die hem op de grond, en dan komt het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en wordt helemaal stijf. Ik zei tegen uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar dat konden ze niet.’ 19 Hij zei tegen hen: ‘Wat zijn jullie toch een ongelovig volk, hoe lang moet Ik nog bij jullie blijven? Hoe lang moet Ik jullie nog verdragen? Breng hem bij Me.’ 20 Ze brachten de jongen bij Hem. Toen de geest Hem zag, deed hij de jongen meteen stuiptrekken, en met het schuim op de lippen viel hij op de grond en rolde heen en weer. 21 Jezus vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang heeft hij hier al last van?’ Hij antwoordde: ‘Al vanaf zijn vroegste jeugd, 22 en hij heeft hem zelfs vaak in het vuur gegooid en in het water met de bedoeling hem te doden; maar als U iets kunt doen, heb dan medelijden met ons en help ons.’ 23 Toen zei Jezus tegen hem: ‘Of Ik iets kan doen? Alles is mogelijk voor wie gelooft.’ 24 Meteen riep de vader van het kind uit: ‘Ik geloof! Kom mijn ongeloof te hulp.’ 25 Toen Jezus zag dat er een grote groep mensen toestroomde, sprak Hij de onreine geest streng toe en zei: ‘Geest die doof en stom maakt, Ik gebied je: ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ 26 Onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen bleef voor dood achter, zodat de mensen zeiden dat hij was gestorven. 27 Maar Jezus pakte hem bij de hand om hem overeind te helpen en hij stond op. 28 Hij ging een huis in, en toen ze weer alleen waren, vroegen zijn leerlingen Hem: ‘Waarom konden wij die geest niet uitdrijven?’ 29 Hij antwoordde: ‘Dit soort kan alleen door gebed worden uitgedreven.’ (NBV21)

Geloven dat het Goede je de weg wijst in alle situaties is natuurlijk mooi. Maar weet je dan ook overal raad op? “Gods plan leren kennen” wordt vaak als heel belangrijk afgeschilderd. “Als Jezus maar in je hart woont dan weet je overal raad op” wordt vaak beweerd. Dat het dus niet zo is blijkt hier in dit verhaal maar weer. Het antwoord op een epileptische jongen moeten de volgelingen van Jezus van Nazareth schuldig blijven. Daar is kennelijk het gebed van de vader voor nodig. Zo lang met een ziek kind rondzeulen maakt soms dat genezing onbestaanbaar wordt. Nog steeds zijn er ouders die de neiging hebben alle behandelingen van artsen maar te staken als er steeds weer nieuwe therapieën worden geprobeerd en hun ernstig zieke kinderen nieuwe martelingen moeten doormaken in de hoop op genezing van een ernstige ziekte. Hulp bij de twijfel in de mogelijkheden op genezing en begrip voor de twijfel is dan geboden.

Een luisterend oor en een hand op de schouder zijn in een modern ziekenhuis echter soms ver te zoeken ook bij op zich goedwillende artsen. We hebben van de gezondheidszorg een markt gemaakt. Artsen en verpleegkundigen moeten daardoor genezing produceren, zorg voor mensen hoort daar meestal niet bij, daar staat geen vergoeding tegenover en dus is er ook geen tijd voor. Gelukkig zijn er vrijwilligers die in vrijwilligersorganisaties steun en toeverlaat voor patiënten en verwanten willen zijn. Volgelingen van Jezus van Nazareth kunnen hier hun geloof in het onmogelijke laten zien. Steun lijkt onmogelijk maar dat is het juist niet. Gebedsgenezing, daar moet je voorzichtig mee zijn. Te gemakkelijk wordt een niet genezen aan ongeloof, of een te weinig geloof toegeschreven. Spontane genezingen op gebed, als een soort wonderen, zijn niet de genezingen waarvoor Jezus van Nazareth reclame heeft gemaakt. Integendeel hij verbood steeds de mensen er over te praten.

Waar hij voor zorgde was voor begrip voor mensen, voor nieuwe kracht waardoor mensen met hun leven verder konden, voor de steun en het begrip dat ieder van ons aan een ander kan schenken. De geest, die doof en stom maakt, moet vaker bij de omstanders worden uitgedreven dan bij de patiënten zelf. En daar kunnen we zelf een heleboel aan doen. Uiteindelijk sprak die vader in zijn gebed misschien zijn ongeloof in een God uit die zijn kind zo liet lijden maar hij bleef geloof houden in het kind zelf. Geloof vrijwaart ons niet van ziekte en ellende, geloof is geen levensverzekering waarmee de dood is uitgesloten. Maar het geloof in de mensen om ons heen kan hen op de been houden en dokters en verpleegkundigen de gelegenheid geven hun moeilijke werk te doen. Het kan mensen ook helpen afscheid te nemen van elkaar en toch te weten dat het goed is. Aan ieder van ons om ook in de gezondheidszorg de mensen voorop te blijven plaatsen. Ook daar is het lot van de zwaksten de maat voor de kwaliteit, ook daar is nog veel werk te doen dus.

 

Helder wit glanzen

Marcus 9:2-13

2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, 3 zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen. 4 Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus. 5 Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten maken, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ 6 Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd. 7 Toen kwam er een wolk, die hen overdekte, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’ is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’ 8 Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond. 9 Toen ze de berg afdaalden, zei Hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan. 10 Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat Hij bedoelde met deze opstanding uit de dood. 11 Ze vroegen Hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ 12 Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat Hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden? 13 Ik zeg jullie: Elia is al gekomen, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat.’ (NBV21)

We willen graag alles begrijpen, alles vasthouden en alles voorzien. Dat zit nu eenmaal in onze aard. En als het gaat om aardse zaken is het ook zo gek nog niet. Ruimteschepen vliegen af en aan naar het ruimtelaboratorium ISS. Een prestatie van formaat. Er zijn medicijnen die zorgen dat mensen die besmet zijn met HIV geen AIDS meer kunnen krijgen. Een groot deel van de kankerpatiënten geneest tegenwoordig en ook behandelingen tegen Alzheimer komen langzaam in zicht. We bestrijden een wereldwijde pandemie met vaccinaties. De studie over menselijk samenleven en de vrede bewaren mag nog wel wat geïntensiveerd worden maar het is eigenlijk meer jammer dat bestuurders en machthebbers zo weinig kennis nemen van de wetenschappelijke resultaten op dit gebied. Als het gaat om de Bijbel is dat willen weten, meten, verklaren en voorzien wat minder vruchtbaar.

We weten dat aan alles een eind komt. Sterren storten in tot zwarte gaten, ooit was er een grote knal waarmee alles begon en ooit zal alles ineenstorten tot een groot zwart gat. We geloven dat God er dan iets mee te maken heeft, dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal komen waar geen pijn en geen verdriet meer is. Dat geloof zet ons in beweging om pijn en lijden te bestrijden. Zoals Mozes niet ging wachten op de nieuwe aarde maar zijn volk uit Egypte leidde en Elia zijn mond niet hield maar de misstanden in de samenleving luidkeels aan de kaak stelde wachtte ook Jezus niet tot God ingreep maar begon hij brood te breken en mensen weer bij de samenleving te betrekken. Dat is mooi en dat willen we vastleggen. Zo zijn er veel zogenaamde Christenen die zich voortdurend bezig houden met de eindtijd en de tekenen die daar op zouden kunnen wijzen.

Maar juist vastleggen en nameten is niet aan de orde. Het verhaal van Jezus is een verhaal van beginnen en opnieuw beginnen, telkens weer. In de ogen van de wetenschap een bespottelijk verhaal, maar voor wie er in mee wil doen een glanzende werkelijkheid van bevrijding uit de slavernij van alle dag en het aan de kaak stellen van het kwade in de wereld. Ondanks de voortdurende nieuwe inzichten van de wetenschap gelooft men toch dat alles in de wetenschap vast ligt. Jezus neemt in het verhaal van vandaag de leer van Mozes en het verhaal van de profeten met zich mee. Dat geeft hem glans. Een glans waarvan de betekenis pas duidelijk wordt na de opstanding. Maar die glans kunnen we vandaag ook weerspiegelen daar kun je mee rekenen, en als er een morgen is dan begint het gewoon weer als nieuw.

 

Prent ze uw kinderen in

Deuteronomium 11:18–12:1

18 Houd mijn woorden dus in gedachten, maak ze u eigen, draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 19 Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 20 Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. 21 Dan zullen u en uw kinderen lang mogen wonen in het land dat de HEER uw voorouders onder ede heeft beloofd, zolang de hemel boven de aarde staat. 22 Wanneer u alle geboden die ik u geef zorgvuldig naleeft, en u de HEER, uw God, liefhebt, Hem bent toegedaan en de weg volgt die Hij wijst, 23 dan zal Hij ter wille van u al die volken, die groter en machtiger zijn dan u, verdrijven en hun land aan u in bezit geven. 24 Elk stuk grond dat u zult betreden is voor u. Uw gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de rivier de Eufraat tot aan de zee in het westen. 25 Er zal niemand zijn die tegen u kan standhouden. De HEER, uw God, laat in het land dat u binnengaat iedereen van angst voor u beven, zoals Hij u heeft beloofd. 26 Besef goed, vandaag stel ik u voor de keuze tussen zegen en vloek. 27 Zegen, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEER, uw God, zoals ik ze u vandaag voorhoud. 28 Vloek, als u zijn geboden niet gehoorzaamt en afwijkt van de weg die ik u vandaag wijs en achter andere goden aan loopt die u eerst niet kende. 29 Wanneer u straks door zijn toedoen in het land aankomt dat u in bezit zult nemen, moet u op de Gerizim de zegen uitspreken, en op de Ebal de vloek. 30 (Deze bergen liggen ten esten van de Jordaan, ter hoogte van Gilgal, vlak bij de eiken van More. Ze zijn te bereiken over de weg die door het gebied van de Kanaänieten in de Jordaanvallei naar het westen loopt.) 31 Straks steekt u de Jordaan over om het land binnen te gaan dat de HEER u zal geven. Wanneer u het in bezit hebt genomen en er woont, 32 leef dan alle wetten en regels die ik u vandaag voorhoud strikt na. 1 Dit zijn de wetten en regels waaraan u zich moet houden zolang u leeft in het land dat de HEER, de God van uw voorouders, u in bezit geeft. (NBV21)

Voor wat hoort wat zou je bijna zeggen in dit gedeelte uit de afscheidstoespraak van Mozes. Als het volk zich aan de regels houdt dan krijgt het het beloofde land. Maar van voor wat hoort wat is eigenlijk geen sprake. God heeft Israël niet gekozen om met dat volk te handelen. Nee dat volk is gekozen om alle volken in de wereld te laten zien wat het leven van een volk volgens de richtlijnen van God zou kunnen betekenen. Dan komt er een land waar het overvloeit van melk en honing. Er is in ons land ook een “Bond tegen het vloeken” maar die gaat over heel iets anders dan waar de vloek in het gedeelte dat we vandaag lezen over gaat. Hier vloekt God zelf. Als het volk niet geschikt is om dat licht voor alle volken te zijn dan mislukt het plan van God. Volgens dit Bijbelgedeelte is een vloek daarom het niet volgen van de richtlijnen van de God van Israël, het is een zegen om die geboden wel te houden. Nu weten we dat het gebod van de God van Israël zich laat samenvatten als “Heb Uw naaste Lief als Uzelf”. Doe je dat niet dan vloek je dus. Een “Bond tegen het vloeken” zou dus moeten gaan over het opsluiten van onschuldige kinderen met gedragsproblemen in gevangenissen, over het tegengaan van eerwraak en vrouwenhandel, over het op straat zetten van gezinnen omdat ze hun woonlasten niet kunnen betalen, over het achterstellen van vreemdelingen, over eerlijke handelsverhoudingen met de armste landen in de wereld.

Maar daar gaat die “Bond tegen het vloeken” niet over, die gaat over taalgebruik en daarmee moet je oppassen want voor je het weet vervloek je de mensen die zich niet aan de geboden van de God van Israël houden en maak je zo duidelijk dat ze niet kiezen voor zegenen maar voor vloeken. Die zegen en die vloek gaan heel het land aan. Als je in het land Israël met je gezicht naar het Oosten gaat staan, daar waar de zon opkomt, dan ligt de Gerizim aan je rechterhand en de Ebal aan je linkerhand in het midden van het land Palestina. De plaats aan je rechterhand geldt in de Bijbel als de meest voorname plaats, die aan je linkerhand als de minst voorname plaats. Het voornaamste in het land behoort dus het houden van het gebod van de God van Israël te zijn, het omgekeerde komt ook voor maar hoort een veel mindere plaats in te nemen. Die berg Gerizim ligt bij de eiken van More, misschien wel Mamre. Dat was de eerste plaats waar Abraham zich vestigde in het land Kanaän. Die berg en die zegen herinnert dus ook aan de belofte die God heeft gedaan aan Abraham om hem een groot nageslacht te geven, een machtig volk. De zegen op de berg Gerizim is dus verleden heden en toekomst tegelijk. De belofte uit het verleden, de verovering in het heden en het volgen van de richtlijnen in de toekomst. De Gerizim zou daarom ook heel lang een belangrijke plaats in blijven nemen in Israël.

Het werd uiteindelijk de Tempelberg voor de Samaritanen. Die werden na de ballingschap wel niet erkend door de Joden als echte Joden maar ze hadden wel degelijk iets met de richtlijnen van de God van Israël. Ze kenden wel niet alle boeken uit de Hebreeuwse Bijbel, ons Oude Testament, maar hielden wel vast aan de eerste vijf boeken, de Tora, de leer van Mozes. De Samaritaanse Bijbel speelt voor ons nog altijd een rol in de vertaling van de Hebreeuwse Bijbel in het Nederlands. Ook op de Ebal werd een altaar opgericht, maar we leren uit de boeken van verschillende kleine profeten dat daar al heel snel een afgodendienst ontstond. Geen wonder dus dat uiteindelijk die berg het symbool werd van de vloek, andere goden achterna lopen is immers het verlaten van het gebod van de God van Israël. Hebben wij dan nu nog wat met die keuze tussen zegen en vloek? Het is natuurlijk goed te weten dat beide altijd voorkomen in een land, ook in een land als het onze. We zullen dag in dag uit vele malen de keuze moeten maken tussen zegen en vloek. Lastig is het als het niet met taal te maken heeft maar met zorg voor de naaste. Mooie woorden zijn niet genoeg, te vaak wordt daarin eigenbelang verpakt en het afwenden van de zorg voor de naaste. Vervloekingen kunnen ons soms attent maken op het onrecht dat onze naaste wordt aangedaan en waar we tegen hebben op te komen. Let dus niet te veel op de woorden maar veel meer op het effect op de armsten, de zwakken in de samenleving. Dat kunnen we ook vandaag tot zegen voor ons land zijn, door te houden van onze naaste als voor onszelf.

Getuige zijn geweest

Deuteronomium 11:1-17

1 Heb daarom de HEER, uw God, lief en houd u aan uw verplichtingen tegenover Hem. Leef zijn wetten, regels en geboden elke dag na. 2 Wees u ervan bewust dat uw kinderen geen getuige zijn geweest van het onderricht dat de HEER u gaf, en niet met eigen ogen zijn grootheid hebben gezien, zijn sterke hand en opgeheven arm. 3 Wat weten zij van de wonderen en daden die Hij in Egypte verrichtte, ten koste van de farao en zijn hele volk? 4 Of van wat Hij met het leger van Egypte en al zijn paarden en wagens heeft gedaan, hoe Hij ze liet verdwijnen in het water van de Rietzee toen ze u achtervolgden, waarmee Hij hun macht heeft gebroken tot op de dag van vandaag? 5 Uw kinderen weten toch niet wat Hij in de woestijn voor u heeft gedaan voordat u hier aankwam? 6 En wat Hij ten overstaan van het hele volk deed met Datan en Abiram, de zonen van de Rubeniet Eliab: hoe de aarde haar mond opensperde en hen opslokte met hun families, hun tenten en al het vee dat ze bezaten? 7 U daarentegen hebt al die machtige daden die de HEER verrichtte met eigen ogen gezien. 8 Daarom moet u alle geboden die ik u vandaag voorhoud naleven. Daaruit zult u de moed putten om het land aan de overkant binnen te gaan en het in bezit te nemen. 9 Dan zult u lang leven in het land dat de HEER onder ede aan uw voorouders en hun nageslacht heeft beloofd, het land dat overvloeit van melk en honing. 10 Want het land dat u in bezit zult nemen is heel anders dan Egypte, waar u vandaan komt. Daar moest u de akkers na het zaaien kunstmatig bevloeien als een groentetuin. 11 Maar het land aan de overkant is een land met bergen en dalen, dat zijn dorst lest met het water uit de hemel. 12 Het is een land waaraan de HEER, uw God, veel zorg besteedt en waarover Hij waakt, het hele jaar door, van de eerste tot de laatste dag. 13 Als u de geboden gehoorzaamt die ik u vandaag voorhoud, en de HEER, uw God, liefhebt en Hem met hart en ziel dient, 14 belooft de HEER: ‘Ik zal jullie land op de juiste tijd regen geven, in het najaar en in het voorjaar. Je zult je oogst binnenhalen, graan, wijn en olie, 15 en Ik zal groene weiden geven voor je vee. Je zult er volop te eten hebben.’ 16 Maar pas op: laat u er niet toe verleiden van de juiste weg af te wijken, voor andere goden neer te knielen en ze te vereren. 17 Want dan zal de HEER in woede tegen u ontsteken en de hemel sluiten. Er zal geen regen meer vallen en de hele oogst zal mislukken, en u zult spoedig verdreven worden uit het goede land dat de HEER u zal geven. (NBV21)

Er is nu een verbond, tussen God en het slavenvolk dat al veertig jaar door de woestijn heeft gezworven. Eigenlijk al veel langer want pas de tweede generatie van het volk dat uit de slavernij in Egypte was bevrijdt staat nu op de grens van de woestijn en dat beloofde land. Mozes kent natuurlijk de wijsheid dat wie de geschiedenis verwaarloosd gedoemd is dezelfde fouten te maken. En deze jonge generatie die geen andere omgeving kent als de woestijn moet toch weten waarom je zo nauwkeurig de geschiedenis van het volk moet kennen. Alleen maar God loven is niet genoeg. Dat verbond met die God moet een onderdeel van je leven worden en dat is niet gemakkelijk omdat je maar een deel van de geschiedenis kent.

Ook in onze dagen speelt dat. Wie zich bewust is van de verschrikkingen in de Tweede Wereldoorlog past wel op om met een gele ster in een demonstratie mee te lopen die zich richt tegen een democratisch ondersteund besluit van de regering. Ooit was de gele ster een toegangsbewijs voor de gaskamers of in elk geval voor de dood. Wij hebben geen gaskamers, wij hongeren geen mensen uit door ze te weinig eten te geven en te zware arbeid te laten verrichten. In onze dagen is er soms een spoor van de discriminatie die uiteindelijk tot die gaskamers heeft geleid.

Het klinkt dan: “Buitenlanders pakken ons werk af, buitenlanders nemen onze kansen op huisvesting af, buitenlanders eten ons belastinggeld op.” Het zijn de angsten die mensen tot een sterke leider laten leiden als ze bang zijn datgene dat ze aan vrijheid hebben gekregen weer kwijt te raken. Dat je zelf grenzen kunt stellen aan je gedrag en als het nodig is dat samen met anderen kan doen maakt je vrijheid alleen maar sterker. Ook daarvoor moet je de geschiedenis kennen, weten wanneer je voorouders verkeerd handelden en wat het gevolg was. Mozes schetst nog eens een aantal situaties waarin dat voorkwam. Wij zouden beter moeten letten op de verhalen van overlevenden, en ze doorvertellen in plaats van ze te bagatelliseren.

 

Vrede sluiten

Handelingen 12:18-25

18 Bij het aanbreken van de dag ontstond er enorme opschudding onder de soldaten, die zich afvroegen wat er met Petrus gebeurd kon zijn. 19 Herodes liet tevergeefs naar hem zoeken. Na de bewakers verhoord te hebben, gaf hij bevel hen terecht te stellen. vervolgens reisde hij van Judea naar Caesarea, waar hij enige tijd bleef. 20 Destijds was Herodes de inwoners van Tyrus en Sidon vijandig gezind. De beide steden stuurden gezamenlijk enkele afgezanten naar het hof, waar ze Blastus, de kamerheer van de koning, voor hun zaak wisten te winnen. Ze wilden vrede sluiten omdat hun gebied voor de voedselvoorziening afhankelijk was van dat van de koning. 21 Op de overeengekomen dag nam Herodes in zijn koninklijke gewaad plaats op zijn troon en sprak het volk toe. 22 De mensen riepen luidkeels: ‘Hier spreekt een god, geen mens!’ 23 Onmiddellijk werd Herodes geveld door een engel van de Heer omdat hij God niet de verschuldigde eer had bewezen, en door wormen aangevreten blies hij de laatste adem uit. 24 Het woord van God verspreidde zich en vond steeds meer gehoor. 25 Barnabas en Saulus keerden terug uit Jeruzalem na daar hun gift overhandigd te hebben. Ze namen Johannes Marcus met zich mee. (NBV21)

Humor in spannende tijden kan een belangrijk wapen zijn om te overleven. Je kunt van een levende keizer niet zeggen dat het belachelijk is dat hij zich god noemt, hij kan je ter dood laten brengen. Maar een koning die onverwacht dood neerviel nadat het volk hem als god had toegeroepen kun je natuurlijk wel belachelijk maken. Voor Christenen in het Romeinse Rijk moet zo’n kort verhaal over Koning Herodes lachen geweest zijn, God straft onmiddellijk. En een ruzie binnen het Romeinse Rijk tussen machthebbertjes maakte het natuurlijk nog leuker. Herodes had zijn eigen zeehaven Ceasarea, die concurreerde met Tyrus en Sidon. Het lijkt er in het verhaal op dat Herodes kans had gezien om een blokkade van Tyrus en Sidon voor elkaar te krijgen. Dat was knap want de beide steden lagen in de Romeinse provincie Syrië en de Romeinen waren er niet dol op dat plaatselijke machthebbers hun eigen steden te na kwamen.

Om aan de blokkade te ontkomen stuurden Tyrus en Sidon afgezanten naar het hof van Herodus en daar wisten ze een hoge ambtenaar van de Koning gunstig voor hun zaak te stemmen. Hoe ze dat gedaan hebben vertelt het verhaal niet, maar wie bekend is met de wegen van de machtigen en hoe hen gunstig te stemmen kan vermoeden hoe het gegaan is. Wie daar niet mee bekend is heeft vast wel eens van begrippen als smeergeld, corruptie en omkoping gehoord en van die zaken is in het Romeinse Rijk voldoende opgetekend om ook in dit geval te kunnen vermoeden dat de manier waarop Blastus gunstig werd gestemd onder deze begrippen ondergebracht zou kunnen worden maar we weten het niet en moeten niet oordelen zonder de feiten te kennen. Feit is dat die Blastus genoeg invloed had om ook de Koning gunstig te stemmen en het voor elkaar te krijgen dat er vrede gesloten wordt. Dat gaat dan gepaard met de plechtige ondertekening of bevestiging van een vredesverdrag. In al die eeuwen is er op dat punt niks veranderd. Mannen in deftige pakken, Herodes in zijn koninklijk gewaad in dit geval, houden plechtige toespraken en laten zich toejuichen door het volk. Ook hier is dat het geval.

Maar tot verbijstering van de aanwezige Judeeërs roept het volk van Tyrus en Sidon samen met het volk van Caesarea dat die Herodes een god is. Dat is voor de Joden een gruwel, dat was voor de Christenen ook een gruwel maar de Heidenen onder de Christenen waren er wat meer aan gewend. Bij de Joodse schrijver Flavius Josephus krijgt de dood van Herodes dan ook heel wat meer aandacht dan bij Lucas. Kennelijk vond Lucas het een goede grap en een goede wraak voor de dood van Jakobus de broer van Johannes. Het gevolg was wel dat steeds meer mensen de Christelijke weg gingen volgen. Het geld dat Saulus en Barnabas hadden ingezameld op hun voorgaande reis voor de vervolgde gemeente in Jeruzalem was dan ook meer dan welkom. Beiden gingen terug naar Antiochië. Christenen in de hoop achterlatend dat het al die zelfbenoemde godheden zou vergaan als Herodes, ze konden doodvallen. En ook dat is niet anders dan toen. Of al die deftige mannen in hun mooie pakken met hun fraaie toespraken echt vrede zullen brengen moeten we maar afwachten. En in de tijd dat we wachten kunnen we beter doen wat de mensen van de Weg, de Christenen, ook deden, de hongerigen voeden, delen met de armen en je naaste lief hebben als jezelf. Ook vandaag weer.