De omgeving van Tyrus

Marcus 7:24-30

24 Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam Hij zijn intrek in een huis, en hoewel Hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het Hem niet onopgemerkt te blijven. 25 Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over Hem gehoord had naar Hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. 26 Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte Hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. 27 Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.’ 28 De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.’ 29 Hij zei tegen haar: ‘Omdat u dit zegt …  Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.’ 30 En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn. (NBV21)

Als je in eigen land geen rust krijgt, als de mensen ze je zo lastig vallen dat je met je leerlingen zelfs geen tijd krijgt je handen te wassen voor het eten dan moet je iets anders verzinnen om tot rust te komen. Het buitenland is dan een goed alternatief. Alleen was er in de tijd van Jezus van Nazareth geen echt buitenland voorhanden. Alles waar ze heen konden behoorde tot het Romeinse Rijk. Het leek wel een beetje op het Europa van tegenwoordig. Je kunt er doorheen rijden zonder een douane of grenscontrole tegen te komen. Dat je in een ander land bent merk je aan de vorm van de huizen, de verkeersborden en de taal die er gesproken wordt. Dat was in de omgeving van Jezus van Nazareth niet anders. Alleen spraken ze daar in de buurt allemaal Aramees of Grieks. Geschreven werd er in het Grieks en in dat Grieks kennen we ook het Evangelie van Marcus.

Maar zouden die buitenlanders Jezus van Nazareth ook met rust laten? Marcus laat ons weten dat het niet het geval was. Ook buitenlanders hoorden er bij. Niet zomaar, de Goddelijke richtlijnen waren immers gegeven aan het volk Israël en de vruchten van die richtlijnen waren dan ook voor hen bestemd. Maar daar waar in overvloed gegeten wordt vallen kruimels van de tafel waar anderen nog heel goed van mee kunnen eten. Zo komen er ook buitenlanders naar ons land om hier mee te eten van de kruimels die bij ons van tafel vallen. Ze houden over het algemeen niet hun hand op maar doen het werk waar bij ons geen mensen meer voor te porren zijn. Het is alleen jammer dat er zo verkrampt angstig op wordt gereageerd. In onze tuinbouw is er veel werk voor veel mensen voor maar een paar manden per jaar, de oogst.

Daarvan kun je hier geen bestaan opbouwen en als je dat werk gaat doen veroordeel je jezelf tot jaren uitkering, onderbroken door af en toe een paar maanden werk. Er zijn arme landen waar mensen wonen die best een heel jaar zouden kunnen leven van wat hier in een paar maanden in de oogst te verdienen valt. We durven het alleen niet aan om dat te organiseren. We laten ons regeren door angst en het geschreeuw van een paar laffe angsthazen die een vreemde godsdienst als excuus aanvoeren voor hun geschreeuw. Geloven in de macht van de God van Israël doen ze niet.  Als ze werkelijk zouden geloven dan zouden ze zich inspannen om van onze wereld een wereld te maken waar honger en dorst zijn uitgebannen, waar armoede verdwenen is en overal de vrede is uitgebroken. De Bijbel noemde dat soort gelovigen de mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Voorlopig zullen we nog wel even honger moeten lijden maar we mogen geloven dat het uiteindelijk de richting uit zal gaan die de Bijbel beloofd. Aan het werk dus.

Hoogmoedig worden

Deuteronomium 8:7-20

7 Straks brengt de HEER, uw God, u naar een goed land, een land van beken, bronnen en waterstromen, die ontspringen in de valleien en op de bergen, 8 een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappelbomen, een land van olijven en honing, 9 een land waar u niet slechts schamel brood zult eten, maar waar het u aan niets zal ontbreken, een land waar u ijzer vindt in het gesteente en waar u koper delft uit de bergen. 10 Wanneer u daar volop te eten hebt, dank de HEER, uw God, dan voor het goede land dat Hij u gegeven heeft. 11 Zorg ervoor dat u Hem niet vergeet, waardoor u zijn geboden, wetten en regels, die ik u vandaag voorhoud, zou veronachtzamen.12 Wanneer u volop te eten hebt en mooie huizen bouwt om in te wonen, 13 wanneer u steeds meer runderen, schapen en geiten krijgt, steeds meer goud en zilver, wanneer uw hele bezit toeneemt, 14 mag u daardoor niet hoogmoedig worden en de HEER, uw God, niet vergeten. Was Hij het niet die u uit de slavernij in Egypte bevrijdde; 15 die u veilig door die grote, verschrikkelijke woestijn leidde, dat dorre land waar geen water te vinden is en waar giftige slangen en schorpioenen huizen; die voor u water liet ontspringen uit de steenharde rots; 16 die u in de woestijn manna te eten gaf, voedsel dat uw voorouders nog nooit hadden gezien-en dat alles om u te laten buigen voor zijn macht en u op de proef te stellen, zodat Hij u later zou kunnen zegenen? 17 En dan zou u bij uzelf denken: Al die voorspoed hebben we op eigen kracht verworven!? 18 Nee, u moet beseffen dat het de HEER, uw God, is die u in staat stelt om die welvaart te verwerven, omdat Hij zijn verbond gestand wil doen, alles wat Hij uw voorouders onder ede heeft beloofd. Zo heeft Hij dat gedaan, tot op de dag van vandaag. 19 Maar als u de HEER, uw God, toch vergeet en achter andere goden aan loopt, ze vereert en voor ze neerknielt-ik waarschuw u op voorhand dat u dan zeker zult omkomen. 20 Het zal u net zo vergaan als de volken die de HEER ter wille van u uitroeit: u zult omkomen omdat u niet naar Hem hebt geluisterd. (NBV21)

Als je nu zo ongeveer je hele leven in de woestijn hebt rondgesjouwd moet zo’n opsomming van het goede land toch wel een hele bijzondere betekenis hebben. Van alle bevrijde slaven uit Egypte was er niemand meer overgebleven, het volk bestond uit leden van de tweede generatie die nooit anders dan de woestijn had gekend. Voor ons, die leven in een rijk land, lijkt het zelfs wat overdreven met die beken, bronnen en waterstromen in de valleien en op de bergen. Maar voor volken die in de woestijn leven is een overvloed aan water het eerste vereiste voor rijkdom, voor tarwe en gerst, wijnstokken en vijgenbomen, granaatappelbomen, olijven en honing. Maar die rijkdom is gevaarlijk. IJzer en koper in de bodem zodat je wapens kunt smeden, gras in overvloed zodat het vee zal toenemen, je kunt het zelfs verkopen zodat je een hoeveelheid goud en zilver kan verzamelen en mooie huizen kunt bouwen. Want je vergeet zo gemakkelijk dat je ooit een volk van slaven was dat echt bevrijd moest worden, want zelf kon je het niet. Je vergeet zo gemakkelijk dat je door de woestijn bent getrokken waar iedereen aangewezen was op de ander. Als het je zelf goed gaat en je rijkdom steeds toeneemt kun je je bijna niet meer voorstellen dat een ander tegenslagen heeft, misoogsten tegenkomt, ziekte en verkeerde beslissingen kent, waardoor de rijkdom van die ander afneemt in plaats van toeneemt.

Het leven zelf kan een dorre woestijn lijken dat niets te bieden heeft. Dan ben je eens te meer aangewezen op de saamhorigheid van anderen. Dan kom je pas tot je recht als anderen je tot je recht laten komen. En alleen als iedereen beseft dat die rijkdom niet door eigen verdienste is gekomen, maar van God afkomstig is, is er de kans dat net als toen in de woestijn mensen bereid zijn alles met elkaar te delen, desnoods zichzelf. Ook in onze dagen zien we de uitwassen van wat er kan gebeuren als mensen de voorspoed waarin ze leven aan zichzelf toeschrijven. Bankdirecteuren die vergeten dat hun banken alleen bloeien als de gebouwen schoon gehouden worden, als de telefoon op tijd wordt opgenomen, als de beveiliging bewaakt, als de software loopt en de computers functioneren. Daar hebben ze mensen voor aan laten nemen door afdelingen personeelszaken, tegenwoordig de afdeling menselijke bron genoemd. Daar zijn mensen voor opgeleid door bekwame scholers. En al die mensen die gewerkt hebben voor die bankdirecteuren doen dat niet alleen om het geld dat hen als loon in het vooruitzicht is gesteld maar omdat ze van dat werk houden, omdat ze er een eer in stellen dat werk goed te doen en met zoveel mogelijk resultaat.

Geen bankdirecteur kan zijn personeel verleiden om zich maximaal in te zetten zonder bereid te zijn zijn eigen beloning te delen. Wie doet alsof de winst van een bedrijf alleen aan de directie of de leiding te danken is maakt een grote vergissing en heeft geen oog voor de zwaksten in de wereld. In elk bedrijf zijn het de zwaksten die het succes van het bedrijf bepalen. Hun inzet levert uiteindelijk dat op wat het bedrijf aanzien geeft. Daar waar dat vergeten wordt gaat een bedrijf ten onder. Een bedrijf dat leeft van dienstverlening voor klanten, een bank bijvoorbeeld, en die klanten alleen als objecten van winst ziet, gaat ook ten onder. Op korte termijn zal er veel winst binnen lijken te komen, op de lange termijn zal blijken dat die klanten snel zijn uitgeput en bezwijken onder de last die hen is opgelegd in plaats van door de dienstverlening zo te zijn gesterkt dat ze nog meer kunnen opleveren. Daarom moet je nooit vergeten dat alles wat je inzet en ijver oplevert ook door een ander is voortgebracht. Niets heb je alleen en is alleen door je eigen verdienste verworven. Natuurlijk mag je blij en trots zijn op wat je zelf aan aandeel hebt maar je kunt pas echt blij zijn als je weet te delen met hen die  het niet voor elkaar gekregen hebben. Dat is de Weg van de God van Israël die onze God ook in een land van overvloed van ons vraagt om te gaan, dat is de Weg naar een ideale samenleving, elke andere weg loopt dood.

 

Zoals een vader zijn kind

Deuteronomium 8:1-6

1 Leef alle geboden die ik u vandaag voorhoud strikt na. Dan zult u in leven blijven, in aantal toenemen en het land dat de HEER uw voorouders onder ede heeft beloofd, binnengaan en het in bezit nemen. 2 Denk aan de tocht die de HEER, uw God, u door de woestijn heeft laten maken, veertig jaar lang. Hij wilde u laten buigen voor zijn macht en u op de proef stellen, om te ontdekken wat er in uw hart leefde: gehoorzaamheid aan zijn geboden of niet. 3 Hij hééft u voor zijn macht laten buigen: Hij liet u honger lijden en gaf u toen manna te eten, voedsel dat u nooit eerder had gezien en uw voorouders evenmin. Zo maakte Hij u duidelijk dat een mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat de mond van de HEER voortbrengt. 4 Veertig jaar lang raakten uw kleren niet versleten en zwollen uw voeten niet op. 5 Laat ieder van u dan beseffen dat de HEER, uw God, u tuchtigt zoals een vader zijn kind. 6 Leef daarom zijn geboden na door de weg te volgen die Hij u wijst en door ontzag voor Hem te tonen. 7 Straks brengt de HEER, uw God, u (NBV21)

“Een mens leeft niet van brood alleen maar van alles wat de mond van de Heer voortbrengt”, staat er in het stuk dat we vandaag lezen. Maar wat brengt de mond van de Heer dan wel voort? Heel vaak wordt er dan gezegd dat het iets geestelijks is. Iets dat je nauwelijks onder woorden kan brengen en dat je zeker niet kunt vastpakken. Zoiets als de wind, of het vuur dat geen vorm heeft. Maar als je kijkt waar dit gedeelte over gaat dan wordt het toch een heel stuk tastbaarder. Dit gedeelte gaat over de richting die God heeft aangegeven. Die richting laat zich onder woorden brengen in het “heb Uw naaste Lief als Uzelf”, die kant moet het op met onze samenleving. Pas als je onvoorwaardelijk op elkaar weet te bouwen dan kun je de woestijn overleven. Dat bleek al bij het manna dat het volk in de woestijn vond. Als Mozes niet geweten had wat het was en dat je het zou kunnen eten dan zou het volk verhongerd zijn. Maar vertrouwen op iemand als Mozes lag niet voor de hand. Telkens was het volk tegen zijn leiding in opstand gekomen. Telkens ook had het het voortbestaan van het volk in gevaar gebracht. Vaak waren er doden bij gevallen.

Toch, na 40 jaar, op de grens van het beloofde land zijn de lessen van de woestijn duidelijk geworden. Pas als je als volk onvoorwaardelijk op elkaar kunt bouwen, alles voor elkaar over hebt en de kennis en vaardigheden van elk lid van het volk respecteert, waardeert en benut dan kun je zo’n tijd in de woestijn overleven. Dan raken je kleren niet versleten omdat er mensen zijn die weten hoe je kleren kunt maken van wol en andere dierenhuiden, dan zwellen je voeten niet op omdat er nooit verder gelopen wordt dan de zwakste leden van het volk aankunnen. Dat is de geest van de God van Israël waarin alles gedaan wordt. Laat elk mens tot zijn en haar recht komen, zorg voor de zwaksten en de minsten, de weduwe en de wees. Dat maakt het volk Israël tot een voorbeeld, tot een licht voor alle volken. Maar nu staat het volk op de drempel van het beloofde land, het land waarheen ze 40 jaar lang op weg waren geweest. Dat land was het land overvloeiende van melk en honing. In dat land zou je verwachten dat iedereen zichzelf wel zou kunnen redden. In zo’n land is er altijd voor iedereen werk en hoeft niemand armoede te lijden. Dat hoor je ook zo vaak over ons land vertellen. Al die zorg door de samenleving maakt mensen maar afhankelijk, net zo afhankelijk als het volk Israël in de woestijn van het manna was geworden.

Maar juist op de drempel van het beloofde land wordt het volk Israël nog eens de Weg van de God van Israël ingescherpt. Juist in een land dat overvloeit van melk en honing heb je de kracht nodig die er uit gaat van de Weg van de God van Israël. Als iedereen mee mag doen, als er voor iedereen gezorgd wordt, als niemand bang hoeft te zijn voor de toekomst van zichzelf of het gezin waarvoor gezorgd moet worden, dan durft iedereen ook alles op te offeren, inclusief zichzelf, als dat nodig is om het land te verdedigen. Angst zal de samenleving in het beloofde land aantasten. De neiging om alles zelf te gaan doen, om op je eentje oplossingen te vinden voor problemen wakkert de angst alleen nog maar aan. Samen leven, samen werken en samen delen lijkt moeilijk. Het boek Deuteronomium bestrijdt dat. Niet de sterksten bepalen de kracht van het volk maar de zwaksten. Pas als iedereen tot zijn of haar recht is gekomen is er gerechtigheid geschied. De waarschuwing van Mozes mogen wij ons daarom ook aantrekken. Zeker nu we nadenken over delen in de toekomst. Ook bij ons zijn de zwaksten de maat voor goed of slecht. Blijf dus kijken naar hen, blijf geloven in de Weg van de God van Israël en blijf op weg naar de samenleving die ons door die God in het vooruitzicht is gesteld.

Vruchteloze praktijken

Efeziërs 5:3-20

3 Ontucht en zedeloosheid, in welke vorm dan ook, of hebzucht mogen bij u zelfs niet ter sprake komen-deze dingen horen niet bij heiligen. 4 Ook dubbelzinnige, oppervlakkige en platvloerse taal is ongepast-spreek liever woorden van dank. 5 Want u moet goed weten dat iemand die in ontucht leeft, zedeloos of hebzuchtig is-dat is allemaal afgoderij-geen deel kan hebben aan het koninkrijk van Christus en van God. 6 Laat u door niemand met loze woorden misleiden, want wie God ongehoorzaam is, wordt getroffen door zijn toorn. 7 Gedraag u dus niet zoals zij, 8 want eens was u duisternis maar nu bent u licht, nu u de Heer toebehoort. Ga de weg van de kinderen van het licht. 9 Het licht brengt niets dan goedheid voort en gerechtigheid en waarheid. en gerechtigheid en waarheid. 10 Onderzoek wat de wil van de Heer is. 11 Neem geen deel aan de vruchteloze praktijken van de duisternis maar ontmasker die juist, 12 want wat daar in het verborgene gebeurt, is te schandelijk voor woorden. 13 Maar alles wat door het licht ontmaskerd wordt, wordt openbaar, 14 en alles wat openbaar wordt, is zelf licht. Daarom staat er: ‘Ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood, en Christus zal over u stralen.’ 15 Let er dus goed op welke weg u bewandelt, gedraag u niet als dwazen maar als verstandige mensen. 16 Gebruik uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd. 17 Wees daarom niet onverstandig, maar probeer te begrijpen wat de Heer wil. 18 Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen, maar laat de Geest u vervullen 19 en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer 20 en dank God, die uw Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus. (NBV21)

Als je zomaar dit gedeelte uit de brief van Paulus leest dan zul je ongemerkt wensen dat het eens waar zou kunnen zijn. Natuurlijk, oppervlakkige en platvloerse taal kan onder omstandigheden leuk lijken maar wie van andere mensen houdt weet dat het eigenlijk alleen vervelend is. Echte humor is opbouwend, kan een spiegel voorhouden en brengt de waarheid aan het licht. En over het licht gaat het ook in dit stuk. Het licht brengt goedheid voort en gerechtigheid en waarheid zegt Paulus. En dan gaat het om wat wij tegenwoordig transparantie noemen. Doorzichtigheid. Waarom neemt men die beslissing over jou die zo onrechtvaardig aanvoelt? Waarom is de situatie van die vreemdeling geen schrijnend geval? Waarom is het ene kind van vreemde afkomst wel ingeburgerd en het andere hier geboren kind niet? Onze Raad van State heeft bijvoorbeeld over de toepassing van het criterium schrijnend vastgesteld dat dat nagemeten moet kunnen worden.

Het moet duidelijk zijn voor iedereen wanneer iets wel of iets niet schrijnend is en dat een minister of staatssecretaris niet naar willekeur of eigen smaak moet kunnen handelen maar op grond van objectieve rechtsregels moet handelen. Die transparantie, dat in het licht houden van beslissingen is dus wat Paulus hier bedoeld. Meewerken aan onrechtvaardige praktijken noemt Paulus in één adem goddeloos. Paulus roept ons ook op  klokkenluiders te zijn. Mensen die kennis hebben van onrechtvaardige praktijken en die naar buiten brengen, aan het licht brengen, ontmaskeren dus, zijn mensen die hun zogenaamde Christenplicht vervullen. In onze samenleving moeten we ook zo veel jaar na de brief van Paulus nog leren om klokkenluiders serieus te nemen en te beschermen tegen de gevolgen.

Dus als we zelf geen onrechtvaardige situaties kennen die aan het licht moeten worden gebracht kunnen we in elk geval bondgenoten worden van klokkenluiders. Als iemand iets aan het licht brengt de samenleving vragen om die persoon te belonen en in bescherming te nemen, via ingezonden brieven in kranten en druk op het parlement. Daarom is ook de onafhankelijke pers die bronnen kan beschermen zo belangrijk. Die pers is een instrument dat wij hebben om antwoord te geven op de oproep van Paulus de vruchteloze praktijken van de duisternis aan het licht te brengen. Troost moet het ons wel geven te weten dat we nog steeds in een slechte tijd leven en dat drank geen oplossing biedt. Niet in de tijd van Paulus en niet vandaag de dag. Genoeg om weer aan te kunnen werken vandaag. En zing gerust onder het werk.

Loze denkbeelden

Efeziërs 4:17–5:2

17 Op gezag van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet langer de weg van de heidenen met hun loze denkbeelden. 18 In hun geest heerst duisternis en ze zijn vervreemd van het leven met God, omdat ze Hem niet kennen en hun hart voor Hem gesloten hebben. 19 Afgestompt als ze zijn geven ze zich gretig over aan losbandigheid en allerlei zedeloze praktijken. 20 Maar zo hebt u Christus niet leren kennen! 21 U hebt toch over Hem gehoord, u hebt toch onderricht over Hem gekregen? U kent de waarheid toch die in Jezus aan het licht komt? 22 Geef dus uw vroegere levenswandel op en leg de oude mens af, die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerten; 23 laat u voortdurend vernieuwen in uw geest en uw denken 24 en trek de nieuwe mens aan, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid. 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij zijn elkaars ledematen. elkaar, want wij zijn elkaars ledematen. 26 Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, 27 geef de duivel geen kans. 28 Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken, zodat hij iets weg kan geven aan wie het nodig heeft. 29 Laat geen verderfelijke taal over uw lippen komen, maar alleen goede en waar nodig opbouwende woorden, die goeddoen aan wie ze hoort. 30 Maak Gods heilige Geest niet bedroefd, want Hij is het stempel waarmee u gemerkt bent voor de dag van de verlossing. 31 Laat alle wrok en drift en boosheid varen, alle geschreeuw en gevloek, en alle kwaadaardigheid. 32 Wees goed voor elkaar en vol medeleven; vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft. 1 Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die Hij liefheeft, 2 en ga de weg van de liefde, zoals Christus deed, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God. (NBV21)

Die keurige Paulus is natuurlijk wel erg saai. Zo te keer te gaan tegen losbandigheid. De boog kan toch niet altijd gespannen blijven? En dat nieuwe Koninkrijk van Jezus van Nazareth waar hij zo bevlogen over kan schrijven was toch een koninkrijk van louter vreugde en niet van bekrompenheid? Maar waar heeft Paulus het hier over. Over de losbandigheid van de wereld. We kennen dat toch. Daar zijn andere mensen net voorwerpen. Die neem je in je hand en die gebruik je zoals het jou goed dunkt. In die nieuwe samenleving kan geen ander mens een object, een voorwerp van plezier, zijn. Daar is een ander mens om van te houden als van jezelf. Daar is het hoogste plezier die ander het hoogste plezier te bezorgen. Dan hoeft de boog inderdaad niet altijd gespannen te blijven. Dan gaat het er niet om wat er allemaal wel niet mag en hoe je de grenzen daarvan opzoekt. Dan gaat het er om wat je samen allemaal wel niet aan goeds kunt bereiken.

En gaat het om te beleven hoe je het goede vermeerderd en nog eens vermeerderd tot er niets dan goeds overblijft. Daar is dus niets saai aan. Het is dan ook een avontuur waarvoor je jezelf voortdurend zult moeten vernieuwen, voortdurend weer opnieuw in dienst moeten stellen van de liefde voor de ander. Ook als het lijkt of je zelf er niks voor terug krijgt. Was het maar zo eenvoudig, niet meer liegen, niet meer stelen, niet meer boos worden, maar goed zijn voor elkaar en vol medeleven. Paulus roept op om het voortaan anders te gaan doen, maar velen zullen zeggen dat Paulus wel erg kort door de bocht is. Let op, Paulus schrijft aan de gemeente in Efeze, nu ja aan elke gemeente van Christenen. Die zijn dus al een nieuwe weg in hun leven ingeslagen, de weg van de liefde. En dan gaat het er alleen nog om op te bouwen en niet af te breken en te veroordelen. Dan gaat het om vergeven. Niet dat vergeven van zand er over en we vergeten het maar het vergeven van samen gaan we er voor zorgen dat het niet meer kan gebeuren. Want er is meer nodig.

Economische rechtvaardigheid ook op internationaal niveau om maar eens wat te noemen. Er is nu eenmaal een verband tussen onze rijkdom en overconsumptie en de armoede en het lijden in de zuidelijke landen. Europese exportsubsidies en importtarieven moeten daarom zo snel mogelijk worden afgeschaft. Zo ben je betrokken op elkaar. Dan zijn vermaningen geen uitingen van boosheid maar pogingen om vrede te bewaren. In onze dagen wantrouwen we het als mensen op elkaar betrokken raken. De ander heeft toch niks met mij te maken? De ander hoeft mij toch niet de weg te wijzen en zich te bemoeien met mijn beslissingen? In de hulpverlening is daardoor de term bemoeizorg ontstaan. Als iemand dreigt te vereenzamen, te verwaarlozen, te vervreemden van het leven, dan zullen er mensen moeten zijn die dat opmerken en daar wat aan doen. Paulus ziet een samenleving als een lichaam, daar is een hoofd dat denkt, een mond die voet en handen en voeten om voor het lichaam te zorgen. Zo mogen wij met onze naaste omgaan, elke dag opnieuw.

 

De stem

Psalm 29

1 Een psalm van David. Erken de HEER, o goden, erken de HEER, zijn macht en majesteit, 2 erken de HEER, de majesteit van zijn naam, buig u voor de HEER in zijn heilige glorie. 3 De stem van de HEER boven de wateren, de God vol majesteit doet de donder rollen, de HEER boven de wijde wateren, 4 de stem van de HEER vol kracht, de stem van de HEER vol glorie. 5 De stem van de HEER splijt ceders, de HEER splijt de ceders van de Libanon. 6 Opspringen doet Hij de Libanon als een kalf en de Sirjon als het jong van een wilde stier. 7 De stem van de HEER ontbrandt in vurige vlammen, 8 de stem van de HEER brengt de woestijn tot beven, beven doet de HEER de woestijn van Kades. 9 De stem van de HEER doet de hinden kalven en de geiten hun jongen werpen. ‘Majesteit!’ roept heel zijn paleis. 10 De HEER heeft zijn troon boven de vloed, ten troon zit de HEER als koning voor eeuwig.11 De HEER zal macht aan zijn volk verlenen, de HEER zal zijn volk zegenen met vrede. (NBV21)

Vandaag zingen we mee met een Psalm die begint met een oproep aan de goden. Zijn die er dan? We geloven toch dat er maar één God is? Vertalers hebben het dan ook lang moeilijk gehad met de vertaling van het Hebreeuwse origineel. In de Statenvertaling gaat de oproep uit naar de “kinderen der machtigen”, in de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uit 1951 staat “hemelingen”, ook leest men wel “zonen van God” of “zonen van goden” en in de Groot Nieuws Bijbel zelfs “leden van het hemelse hof”. Maar zoals een dominee uit Zeeland eens treffend opmerkte: je hoeft niet in een god te geloven om die god te aanbidden. Wij kennen vele goden, de goden van winst en profijt voorop. Wat aan die goden allemaal wel niet geofferd moet worden. En dan zijn er nog de geesten en machten met wie we denken te kunnen communiceren via geestenfluisteraars en mediums. Ook maken we onze carrière soms tot een god, of ons bezit, of ons huis, of zelfs onze auto.

De psalmdichter heeft dat haarfijn aangevoeld en roept ons op om al die zogenaamde goden in dienst te stellen van de God van Israël. Want niet die goden hebben macht over ons, uiteindelijk hebben wij macht over al die zogenaamde goden. Die macht krijgen we pas echt als we de God van Israël als Heer erkennen. Dan zien we in dat wij zelf die goden maken die ons leven beheersen. De god van de agenda, de god van de telefoon, de god van de sociale media die ons elke ogenblik vertellen waar ons mee bezig te houden, de god van meer en hoger en beter. Wij zijn de baas over die goden. Want de God van Israël geeft ons de macht om alles wat we bereiken te delen met de mensen die het in het leven niet kunnen bereiken. Die God geeft ons de macht onze naaste lief te hebben als onszelf.

En zeg nu zelf, van al die goden die we in de samenleving tegenkomen gaat toch geen liefde uit? Die goden maken mensen tot slaven, die drijven mensen voort, die maken mensen kapot als het nodig is, die goden leiden alleen tot de dood. De God van Israël bevrijdt ons daarvan. Die wil niet meer en niet anders van ons dan dat we onze handen uitsteken naar de mensen die het nodig hebben. Dat we luisteren naar de roep van hongerenden, de klacht van de verdrukten in de wereld, de klop op onze deur van vluchtelingen. De beelden die we in deze Psalm tegenkomen zijn beelden die ook voorkomen in liederen die in de volken werden gezongen die Israël omringden. Daar werd gezongen over de angst voor het onweer, daar werd gezongen over de noodzaak de god van de vruchtbaarheid gunstig te stemmen. Die angst is overbodig, de God van Israël bevrijdt van die angst voor de natuur, voor vreemdelingen en voor je vijanden. Vruchtbaarheid krijg je pas als je deelt. Daarom kunnen we altijd deze Psalm meezingen, zelfs als het donker is.

 

In de beerput

Marcus 7:14-23

14 Nadat Hij de menigte weer bij zich had geroepen, zei Hij: ‘Luister allemaal naar Mij en kom tot inzicht. 15 Niets dat van buitenaf in de mens komt kan hem onrein maken, het zijn de dingen die uit de mens naar buiten komen die hem onrein maken.’ 16 17 Toen Hij een huis was binnengegaan, weg van de menigte, vroegen zijn leerlingen Hem om uitleg over deze uitspraak. 18 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen ook jullie het dan nog niet? Zien jullie dan niet in dat niets dat van buitenaf in de mens komt, hem onrein kan maken 19 omdat het niet in zijn hart, maar in zijn maag komt en in de beerput weer verdwijnt?’ Zo verklaarde Hij alle spijzen rein. 20 Hij zei: ‘Wat uit de mens komt, dat maakt hem onrein. 21 Want van binnenuit, uit het hart van de mensen, komen slechte gedachten, ontucht, diefstal, moord, 22 overspel, hebzucht, kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, laster, hoogmoed, dwaasheid; 23 al deze slechte dingen komen van binnenuit, en die maken de mens onrein.’ (NBV21)

Je handen wassen voor het eten is een gezonde regel. De Farizeeën wijzen er dus kennelijk niet ten onrechte op dat de leerlingen van Jezus zich daar niet aan houden. Maar ze kijken niet naar het waarom van dit breken van de wet. Die leerlingen hadden het druk. Overal waar Jezus van Nazareth kwam stroomden mensen bij elkaar en werden talloze mensen genezen. Soms hadden ze geen tijd zelfs om fatsoenlijk te eten. De richtlijnen van God laten zich samenvatten in het heb je naaste lief als jezelf. In onze dagen speelt het handenwassen een belangrijke rol. Via de handen kan je zomaar onbedoeld een dodelijk virus overbrengen. En ook in de dagen van Jezus was het vuil om je heen een goede reden om voor het eten de handen te wassen.

Maar hebben die Farizeeën het nog wel over handen wassen? In het Grieks staat dat de handen gewassen worden met de vuist. Een rare uitdrukking maar bedoeld om duidelijk te maken dat het gaat om rituele wassingen, geen echte. De Farizeeën wasten ritueel alle heidendom van het eten af. Daarmee lieten ze zien beter te zijn dan anderen. God liefhebben is zorgen voor mensen, niet jezelf beter vinden dan een ander. Dat is ook de achtergrond van die Korban. Als je alles wat je hebt bestemd voor de Tempel kan je er niemand meer mee helpen, als het na je dood naar de Tempel gaat dan lijk je wel heel vroom maar je leeft er des te beter van.

De bedoeling van Marcus met zijn Evangelie was om verhalen over Jezus van Nazareth te vertellen die de pas gevormde gemeenten van gelovigen, konden helpen om het geloof in Jezus van Nazareth en zijn manier van leven vast te houden. Ook in dit gedeelte gaat het over zaken die na de verwoesting van de Tempel belangrijker zouden worden. De komst van grotere aantallen niet Joden, Heidenen als wij, leverden een probleem op. Moesten die ook mee gaan doen met de ingewikkelde spijswetten van de Joden? Uiteindelijk hadden de apostelen na veel strijd besloten dat die dwang nu juist in strijd was met de Weg van Jezus van Nazareth. Daarvan vindt je hier de weerslag. Niet wat de mens binnen gaat maakt onrein maar wat uit de mens komt. Voor ons lijkt dat vanzelfsprekend te zijn. De Weg van Jezus van Nazareth was de armen en verdrukten als maatstaf te nemen, werd hen recht gedaan dan gaat het goed, werden zij het slachtoffer dan gaat het slecht. Laten we dat vandaag ook doen, uit de mens komen slechte dingen, zie X en wees gewaarschuwd.

Mooi is dat

Marcus 7:1-13

1 Ook de farizeeën en enkele van de schriftgeleerden die uit Jeruzalem waren gekomen, hielden zich in zijn nabijheid op. 2 En toen ze zagen dat sommige leerlingen brood aten met onreine handen, dat wil zeggen, met ongewassen handen 3 (de farizeeën en alle andere Joden eten namelijk pas als ze hun handen gewassen hebben, omdat ze zich aan de traditie van hun voorouders houden, 4 en als ze van de markt komen, eten ze pas als ze zich helemaal gewassen hebben, en er zijn nog allerlei andere tradities waaraan ze zich houden, zoals het schoonmaken van bekers, kruiken, ketels en bedden), 5 toen vroegen de farizeeën en de schriftgeleerden Hem: ‘Waarom houden uw leerlingen zich niet aan de tradities van onze voorouders en eten ze hun brood met onreine handen?’ 6 Maar Hij antwoordde: ‘Hoe treffend is de profetie die Jesaja heeft uitgesproken over huichelaars als u! Er staat immers geschreven: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij; 7 tevergeefs vereren ze Mij, want wat ze onderwijzen zijn voorschriften van mensen.” 8 De geboden van God geeft u op, maar aan tradities van mensen houdt u vast.’ 9 En Hij vervolgde: ‘Mooi is dat, hoe u Gods geboden ongeldig maakt om uw eigen tradities te kunnen onderhouden! 10 Heeft Mozes niet gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en uw moeder”, en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden”? 11 Maar u leert dat iemand tegen zijn vader of moeder mag zeggen: “Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn is korban,”’ (wat ‘offergave’ betekent) 12 ‘waarmee u hem niet toestaat nog iets voor zijn vader of moeder te doen, 13 en zo ontkracht u het woord van God door de tradities die u doorgeeft; en u doet nog veel meer van dit soort dingen.’ (NBV21)

Mensen maken wetten die als een last worden ervaren. In onze dagen spreken we dan van regeldruk die verminderd moet worden, tenminste als het om regels gaat die onszelf raken, regels die alleen anderen raken moeten worden aangescherpt. Maar het volk Israël kreeg haar regels in de Woestijn. Toen was er geen land en geen volk dat in steden en op een platteland leefde. Het verhaal van die regels gaat over een groep ontvluchte slaven en die regels waren bedoeld om ze als een bevrijd volk te laten leven. Het waren richtlijnen waarlangs het leven zich kon ontwikkelen. Maar wetten zoals mensen die maken leggen het leven vast. Vooral de farizeeën probeerden de wetten uit het Oude Testament zo nauwkeurig mogelijk na te komen alsof het wetten van mensen waren. Jezus van Nazareth leek het vaak niet zo nauw met die wetten te nemen. In het verhaal van vandaag raakt hij in conflict over de reinheidswetten.

Wie houdt nu de Tora en waarom? Dat zijn de vragen waar het in dit Bijbelgedeelte om gaat. Jezus van Nazareth lijkt voortdurend te benadrukken dat de regels er zijn voor de mensen en niet de mensen voor de regels. De heiligheid van het offer zou dus niet de hulp aan je ouders in de weg moeten staan. De tien woorden die God zelf in de stenen platen schreef geeft als richtlijn dat je je vader en moeder moet eren. Voor het volk dat het beloofde land binnentrok betekende dat ook dat ze zich niet moesten schamen voor het slaaf geweest zijn van hun voorouders. Ook onder ons zijn er afstammelingen van slaven die weigeren dat nog langer te verzwijgen. Dat zij zich uitspreken over het leed hun ouders aangedaan is dus zeer Bijbels. Maar het verhaal gaat nog verder. Elke familie had bij de verdeling van het land een stuk grond gekregen waar je van moest leven. Als je ouders te oud zijn dan worden zij hun kinderen tot last.

Daar hadden die kinderen iets op gevonden. Om te voorkomen dat mensen gingen pronken met de offers die ze zouden gaan brengen zonder die offers ook daadwerkelijk te brengen, was er de regel dat als je eenmaal een deel van je bezit tot offer had bestemd en dat bekend had gemaakt je er niet meer handel mee mocht drijven. Je mag er dus ook niet je ouders van onderhouden. Belastingontwijking noemen wij dat. Schelden op de armen die de armoede aan zichzelf te wijten zouden hebben. Iedereen die aanvullende steun nodig heeft tot crimineel bestempelen maar zelf onder de regels uit duiken door slimme toepassing van regels verdient dezelfde kritiek die Jezus hier aan de Farizeeën geeft. God liefhebben is zorgen voor mensen, niet jezelf beter vinden dan een ander. Dat is ook de achtergrond van die Korban. Als je alles wat je hebt bestemd voor de Tempel kan je er niemand meer mee helpen, als het na je dood naar de Tempel gaat dan lijk je wel heel vroom maar je leeft er des te beter van.

Aan ieder van ons

Efeziërs 4:7-16

7 Aan ieder van ons is genade geschonken naar de maat waarmee Christus geeft. 8 Daarom staat er: ‘Toen Hij opsteeg naar omhoog, voerde Hij gevangenen mee en schonk Hij gaven aan de mensen.’ 9 ‘Hij steeg op’ -wat betekent dat anders dan dat Hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de aarde? 10 Hij die is afgedaald is dezelfde als Hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te vullen. 11 En Hij is het die zowel apostelen heeft aangesteld als profeten, zowel verkondigers van het evangelie als herders en leraren, 12 om de heiligen toe te rusten voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd, 13 totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. 14 Dan zijn we geen onmondige kinderen meer die stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen. 15 Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is: Christus. 16 Vanuit dat hoofd krijgt het hele lichaam samenhang, en wordt het ondersteund en bijeengehouden door alle gewrichtsbanden. Ieder deel draagt op eigen wijze bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde. (NBV21)

In de Grieks-Romeinse wereld, waar Paulus rondreisde, gingen de meest fantastische theorieën rond over de aard van de geestelijke en materiële wereld. Te veel theorieën vaak om te weerleggen en te weerspreken. Ook in de Joodse wereld waar Paulus toe behoorde waren sporen van die speculaties terug te vinden. Ook in onze dagen horen we over persoonlijke verhoudingen tot Jezus, over kosmisch evenwicht, over energiebanen en innerlijke evenwichtspunten en momenten van persoonlijke groei. Paulus schuift al die mooie begrippen hier met een ferme beweging aan de kant. Het gaat om de Liefde, en in de Liefde vormen we een hechte gemeenschap die die liefde ook uitstraalt naar de samenleving. Dat is de reden dat kerkelijke vrijwilligers vele jaren hun werk voor de voedselbanken, de asielzoekers, de uitkeringsgerechtigden, de gevangenen, de zieken en invaliden en de derde wereld volhouden. Onophoudelijk leven ze in de Liefde zoals ze die van Jezus van Nazareth hebben geleerd.

Ze vormen in hun, vaak kleine, kerkelijke gemeenschappen, hechte groepen en horen er zondag in zondag uit over spreken en zingen. Stap gerust eens zo’n Protestantse Kerk binnen en vraag wat ze doen voor de armen en verdrukten in eigen stad, land en in de wereld. Je zult verstelt staan. De collecte voor de diaconie is daarin alleen een liturgische, dus symbolische, handeling om aan te geven waar het op aan komt. Paulus beschrijft die gemeenschap als een lichaam. Wij zeggen dan graag dat we handen en voeten willen geven aan die prachtige woorden. Het moet immers niet bij woorden alleen blijven maar vooral blijken uit de daden, uit de vruchten die het voortbrengt. Een kerkelijke gemeente waar het alleen gaat om een persoonlijke band met Christus of met God, waar dan ook vaak en lang en hardop in het openbaar wordt gebeden, belijdt niet de Messias waar Paulus aan de gemeente in Efeze over heeft geschreven.

Paulus schrijft over een gemeente waarin ieder naar vermogen, en dan niet alleen geldelijk vermogen, een plaats heeft en waar de Liefde het samenbindend element vormt. Juist in die gemeenschap krijgt de Bevrijder gestalte en wordt de bevrijding mogelijk. Zoals het volk Israel ooit in de woestijn ontdekte dat je alleen kunt overleven als je werkelijk alles voor elkaar over hebt, zo kent de Christelijke gemeente de gemeenschap met elkaar door de Liefde. In de loop van de geschiedenis is dat geloof in het bouwen van een nieuwe samenleving, een nieuw soort samenleving ook, verworden tot een voor wat hoort wat geloof. Als ik nu goed doe dan wordt er voor mij ook goed gedaan. Ik krijg leven na de dood, ik krijg gezondheid of maatschappelijke voorspoed. Maar dat is niet de bedoeling. Het geloof in de komst van die nieuwe samenleving door Jezus, door de God van Israël is genoeg. Dat geloof zet je in beweging, niet om er zelf beter van te worden maar om de Naam van God groot te maken. Het is geweldig die samenleving die alle mensen te wachten staat. Daarvoor ga je door het vuur. En iedereen mag daarin meedoen, zonder inburgeringscursus of toelatingsexamen.

 

Uit liefde

Efeziërs 4:1-6

1 Ik, die gevangenzit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen: 2 wees altijd nederig, zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde. 3 Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: 4 één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, 5 één Heer, één geloof, één doop, 6 één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in allen is. (NBV21)

Je hoort wel eens zeggen dat de Bijbel vol zou staan met voorschriften en verboden. Dat is natuurlijk niet waar. De Bijbel staat vol van verhalen. Uit die verhalen kun je dan leren hoe de God van Israël zou willen dat de mensen met elkaar en met die God zouden omgaan. Maar je moet het wel willen horen. Als je altijd wil voordringen dan is de raad die aan een jonge gemeente wordt gegeven om altijd bescheiden te zijn niet erg welkom. Dat gaat ook op als je je eigen mening, je eigen levensovertuiging, wilt opdringen aan anderen. Dan is bescheidenheid een goede eigenschap maar dan kom je verder zonder. Kerken en Christenen hebben nog wel eens de neiging om hun overtuiging aan de samenleving op te leggen. Natuurlijk is een vrije zondag van groot belang voor de samenleving, maar het gaat niet aan die vrije zondag aan anderen op te dringen, zo komt nooit iemand er achter hoe belangrijk die is.

Natuurlijk is de mens geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, God heeft immers de mens gekneed uit de rode klei en de adem ingeblazen. Maar het gaat niet aan om de samenleving vervolgens op te dringen dat ze daar niet naar zouden mogen kijken en dat ze bloot moeten verbieden. Paulus schrijft aan de gemeente in Efeze wat die gemeente zou moeten uitstralen. Bescheiden, zachtmoedig en geduldig. De softies uit het Romeinse Rijk, de zalfjes, christenen, dat betekent gezalfden, genoemd. Niet omdat ze zich minder zouden moeten vinden, omdat ze zichzelf zouden willen wegcijferen, maar omdat ze van mensen houden. Van alle mensen, van de rijken en de machtigen en van de slaven en de mensen die uit de samenleving waren gezet. Binnen die gemeente werd de krachttoer verricht elkaar te verdragen.

Mensen die in de samenleving nooit met elkaar zouden omgaan, slaven en vrijen, mannen en vrouwen, Joden en Heidenen, autochtonen en allochtonen, vormden in de Christelijke gemeente een eenheid, een gemeenschap. Dat in de Geest van Jezus van Nazareth. Ze opereerden als één lichaam, allemaal verschillende functies en eigenschappen maar samen een onverslaanbaar sterk geheel. Gebonden door één hoop, de hoop op de wereld waarin alle geweld verdwenen zou zijn, waarin alle tranen gedroogd zouden zijn. Met één Heer, één Kurios of Keizer, Jezus van Nazareth. Het is mogelijk dat mensen van heel verschillende afkomst, van heel verschillende geloof, Joden en Heidenen, rond dat woord van Jezus van Nazareth samen één gemeenschap vormen. Ook voor ons is dat mogelijk, elke dag als wij van onze naaste houden als van onszelf en werken voor dat Koninkrijk van God, dat kan dus ook vandaag weer.