Lang leven op aarde.

Efeziërs 6:1-9

1 Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het. 2 ‘Toon eerbied voor uw vader en moeder,’ dat is het eerste gebod waaraan een belofte verbonden is: 3 ‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’ 4 Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd, maar vorm en vermaan hen, zodat u ze opvoedt zoals de Heer dat wil. 5 Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; 6 niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil. 7 Wees toegewijd in uw werk, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 8 want u weet dat allen, zowel slaven als vrije mensen, door de Heer beloond worden voor het goede dat ze doen. 9 Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier. Laat dreigementen achterwege, want u weet dat zij en u dezelfde Heer in de hemel hebben, en dat Hij geen onderscheid maakt. (NBV21)

Gisteren hadden we het over de misverstanden die de woorden van Paulus kunnen oproepen, en helaas hebben opgeroepen, over de verhouding tussen mannen en vrouwen. Met de woorden van Paulus over ouders en kinderen en over slaven en meesters is het al niet anders. De oproepen om in de geest van Jezus van Nazareth te blijven in die verhoudingen zijn maar al te vaak uitgelegd om de gehoorzaamheids gewoonten van de wereld over te nemen. Zorgen voor je naaste kost immers maar tijd en tijd is geld en geld is voor de bazen en de rijken. Van harte te doen wat God wil is de kern van het stuk. En we weten dat de onderwijzing in de Liefde van de God van Israël, de Tora, voorschrijft dat je het goede doet en niets dan het goede. Dat geldt ook voor kinderen. In de eerste plaats roept de Bijbel op nooit je afkomst te vergeten. Voor het volk Israel gold, en geldt nog steeds, dat ze moeten onthouden dat ze slaven waren in Egypte en bevrijdt waren van die slavernij. Die bevrijde slaven worden ons ook ten voorbeeld gehouden en als ook wij Heidenen opgeroepen worden onze afkomst niet te vergeten dan geldt voor ons dat we broeders en zusters zijn van die bevrijde slaven in het volk Israel.

Ouders en kinderen eren elkaar dus door te zorgen dat ze werkelijk mens kunnen worden, dat ze mee kunnen werken in dat nieuwe Koninkrijk en volop mee kunnen doen in de samenleving, vrije mensen worden die elkaar helpen te realiseren wat ze in zich hebben. En dan de slaven. Het lijkt er op dat Paulus de slavernij goedpraat, maar zo is het niet. Ook slaven worden opgeroepen hun eigenaar het goede en niets dan het goede voor te houden. En niet voor niets. De Gereformeerde slavenhouders in het Zuiden van de Verenigde Staten verboden het bekeren van hun slaven tot het Christendom. Waren die slaven namelijk eenmaal bekeerd dan waren ze onbruikbaar als slaven omdat ze dan broeders en zusters waren geworden. Paulus sluit hierbij aan bij de oproepen van de profeten aan de ballingen in Babel. Zij moesten zich niet verzetten tegen hun status als balling, maar hun geloof bewaren en tuinen aanleggen waar ze groenten en dergelijke verbouwden zodat ze die konden delen met de armsten in de stad en zodoende een goede reputatie voor de God van Israël konden opbouwen. Slavenopstanden liepen in de dagen van Paulus steevast uit op verschrikkelijke bloedbaden.

De houding die Paulus dus heel uitdrukkelijk vraagt is de houding van bevrijding. Niet de goden van macht en profijt, van geld en goed, regeren hier maar de God van de Liefde. En in die Liefde worden slaven en vrijen gelijkelijk beloond. Er zijn ook vandaag de dag nog een heleboel werksituaties waarin die houding van bevrijding bittere noodzaak is. Slavenverhoudingen tussen arbeiders en werkgevers. Bevrijding van onrechtvaardige werkdruk, van gevaarlijke arbeidsomstandigheden, van ziekmakende verhoudingen is nog te veel nodig. Dat in tegenstelling tot volledige ontplooiing, tot mede verantwoordelijkheid, tot samen werken en samen leven waar het eigenlijk over zou moeten gaan. De bevrijding zou vandaag kunnen beginnen. Wij letten er vaak nog te weinig op, maar onze kleding, onze schoenen, snuisterijen worden vaak gemaakt onder de meest verschrikkelijke omstandigheden. Af en toe breekt in een naaiatelier, een weverij of een fabriek brand uit en dan vallen er veel slachtoffers omdat er geen vluchtwegen zijn of omdat arbeiders, kinderen ook vaak, letterlijk aan hun arbeidsplaats geketend zijn. We mogen niet verwachten dat die slaven in opstand komen, maar wij kunnen hen bevrijden door onophoudelijk te vragen om slaafvrije kleding, slaafvrij schoeisel, slaafvrije snuisterijen voor onze huizen. Ook bij onze consumptie geldt dat we het goede moeten doen en niet dan het goede, elke dag opnieuw.

Eén lichaam

Efeziërs 5:21-33

21 Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus. 22 Vrouwen, erken het gezag van uw man zoals dat van de Heer, 23 want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk, het lichaam dat Hij gered heeft. 24 En zoals de kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen. 25 Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven 26 om haar te heiligen, haar te reinigen met het water en met woorden 27 en om haar in al haar luister bij zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver. 28 Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. 29 Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel, men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, 30 want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen. 31 ‘Daarom zal een man zich losmaken van zijn vader en moeder en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’ 32 In deze woorden schuilt een groot geheim-ik betrek ze op Christus en de kerk. 33 Maar ook voor elk van u geldt dat ieder zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf, en dat een vrouw ontzag moet hebben voor haar man. (NBV21)

Er zijn mensen die de Bijbel letterlijk willen nemen van kaft tot kaft. De eerste vraag is natuurlijk welke bijbel men letterlijk wil nemen. De oorspronkelijke Bijbel, geschreven in het Hebreeuws, Grieks en Aramees, of de vertaling ervan en dan ook nog vertaald in welke taal. Er zijn enkele tientallen verschillende vertalingen in het Nederlands. Wij volgen hier de Nieuwe Bijbelvertaling van het Nederlandse Bijbelgenootschap die in 2021, onlangs dus, werd gepresenteerd. De Bijbel is een boek uit een ver verleden. Voor Bijbelschrijvers is de aarde plat en draaien zon en sterren rond de aarde. Men wist niet beter en het doet aan de boodschap van de Bijbel niet toe of af. Ook het stuk uit de brief van Paulus dat we vandaag lezen moeten we met een dergelijke voorzichtigheid lezen. Maar al te gemakkelijk leggen we begrippen uit zoals we ze in de ons omringende wereld zien. Daar was het immers vele eeuwen gebruik dat mannen de baas waren over hun vrouw en dat de vrouw de man gehoorzaam moest zijn. Als er ergens ook nog een christelijk excuus voor die situatie nodig was dan werd gewezen naar het stuk uit de brief van Paulus dat we vandaag hebben gelezen. Ten onrechte.

Misschien dat Paulus wel bedoelde dat mannen de baas zijn van een gezin maar dat schrijft hij niet. Hij wijst op de Bevrijder als hoofd van de Kerk en analoog daaraan de plaats van de man in het gezin. Jezus van Nazareth heeft als kenmerk van die Bevrijder genoemd het dienen. Niet het heersen maar het dienen is het teken van waarachtigheid. Zo dienen mannen dus hun vrouwen te bevrijden van de wereldse conventies die hen kunnen weerhouden van het krijgen van eigen maatschappelijke verantwoordelijkheden, die hen weerhouden de mens te zijn die ze zouden kunnen zijn als de samenleving hen dat zou toestaan, die hen verhinderen volledig en volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Als je de richtlijnen van de God van Israël, van eerlijk delen, van rechtvaardigheid en van zorgen dat iedereen mee kan doen, toepast op de maatschappelijke verhouding tussen mannen en vrouwen dan kan het niet anders of mannen zorgen dat er niets in de weg staat van de ontplooiing van de vrouw en zorgen vrouwen er voor dat ze ook zelf bevrijd worden van de maatschappelijk conventies die hen tegenhouden zich te ontplooien.

Als je de Bijbel letterlijk wil nemen moet je de boodschap van de Bijbel letterlijk nemen en die boodschap is niet dat de een heerst over de ander, maar dat ieder de ander dient en liefheeft als zichzelf. Man en vrouw kunnen een eenheid vormen, één lichaam zelfs en niemand zet zichzelf gevangen of sluit zichzelf uit. Ook Paulus spreekt hier dus bevrijdende taal. Nu mag je dus een uitspraak als “Niemand haat zijn eigen lichaam” best letterlijk nemen. Als je dat los van het Bijbelgedeelte van vandaag vertelt dan zal men je zeggen dat er toch een aantal doctoren zijn die grof geld verdienen aan mensen, vooral vrouwen, die zeer ontevreden zijn met hun eigen lichaam. Die vrouwen, ze zijn van alle leeftijden, ondergaan soms de meest vernederende martelingen om maar aan een zogenaamd ideaal beeld te voldoen. Dat uiterlijk telt is één van die maatschappelijke conventies die mensen gemakkelijk op verkeerde wegen brengen. Het gaat namelijk in het leven niet om het uiterlijk, lang niet altijd om het innerlijk, maar om het effect dat het handelen van mensen heeft op de minsten in de samenleving. Over het innerlijk van anderen kunnen we niet oordelen en  het oordeel over het uiterlijk gaat alleen over eigen genot. Pas het effect op de minsten van je handelingen geeft je waarde aan.

Elk bedrieglijk pad

Psalm 119:97-104

97 Hoe lief heb ik uw wet, heel de dag is hij in mijn gedachten. 98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, ik ben er eeuwig mee verbonden. 99 Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters, want ik overdenk uw richtlijnen, 100 ik heb meer inzicht dan ouderen, want uw regels volg ik op. 101 Mijn voeten mijden elk pad dat slecht is, zo kan ik mij houden aan uw woord. 102 Van uw voorschriften wijk ik niet af, U bent het die mij onderricht. 103 Hoe zoet zijn uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond. 104 Uw regels geven mij inzicht, daarom haat ik elk bedrieglijk pad. (NBV21)

In de tijden van de kredietcrisis, riep een kamerlid dat we maar moesten stoppen met ontwikkelingssamenwerking en al het geld moesten stoppen in de Nederlandse economie. Het staat nu in het partijakkoord voor de nieuwe regering. Het is in de eerste plaats economisch heel dom. Een paar jaar geleden waren Nederlandse bedrijven nog bang voor opkomende economieën als China en India. Inmiddels hebben ze ontdekt dat er veel aan zulke markten te verdienen valt en worden er door Nederlandse bedrijven miljoenen winst gemaakt door zaken te doen met vroegere ontwikkelingslanden. Uit de landen die we nog steunen en helpen komen grondstoffen voor ons bedrijfsleven. Bedrijven die die grondstoffen verwerken moeten er niet aan denken dat de leverende landen zo arm worden dat ze zelfs die grondstoffen niet meer kunnen produceren.

Die ramp zou oneindig groter zijn dan het verlies van een beetje ontwikkelingssamenwerking voor de Nederlandse economie. Maar stopzetten van ontwikkelingssamenwerking is ook misdadig in de zin van de richtlijnen voor de menselijke samenleving die het volk in de woestijn had ontvangen. Wie tegen die richtlijnen wil ageren moet inderdaad het delen met de minsten op aarde gaan stoppen en dat vooral ten eigen bate doen. We weten al dat dat stom zou zijn en daarom is het houden aan de richtlijnen wijzer dan de tegenstanders beweren. Delen met elkaar houdt elkaar overeind. Zorg voor de minste, zonder aan jezelf te denken, is ook zorg voor jezelf. In de economie hebben we eerst geleerd dat iedereen vrij moet zijn en zelf moet kunnen ondernemen, de goeden overleven en worden rijk en dragen daarmee bij aan de samenleving, de slechten gaan ten onder. Daarna hebben we geleerd dat mensen die afhankelijk zijn van loon samen moeten gaan werken om te zorgen dat ze een rechtvaardig deel van de winst krijgen, winst op de producten zie ze samen hebben gemaakt.

Ondernemen is niet slecht en werknemers zijn even belangrijk als ondernemers maar beiden moeten zorgen dat ze delen met de armsten. In de Bijbel wordt de rijkdom niet veroordeeld maar de armoede. De eerste opdracht die we hebben in de richtlijnen voor de menselijke samenleving is zorgen dat de armoede de wereld uit gaat. Dat is pas gevolg geven aan het gebod dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Elke dag kun je daarvan opnieuw leren want elke dag brengt opnieuw vragen waarop je antwoord moet geven. Vragen om keuzes tussen eigen rijkdom en ontwikkeling van anderen. Vragen om keuzes tussen luxe en bestrijding van honger en armoede. Maken we ruimte voor vluchtelingen en ontheemden of beschouwen de ruimte die we van God hebben gekregen als ons onvervreemdbaar eigendom. Het inzicht dat we door anderen te helpen Gods richtlijnen nakomen en op deze wereld een werkelijk menselijke samenleving gaan vormen moet ons vreugde en vrede geven en onze keuzes gemakkelijker maken.

Ga open

Marcus 7:31-37

31 Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van de Dekapolis. 32 Daar werd iemand bij Hem gebracht die doof was en gebrekkig sprak, en men smeekte Hem om deze man de hand op te leggen. 33 Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel zijn tong aan. 34 Hij sloeg zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en zei tegen hem: ‘Effata!’, wat betekent: ‘Ga open!’ 35 Daarop gingen zijn oren open, zijn tong kwam los en hij kon normaal spreken. 36 Hij beval de omstanders om aan niemand te vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger Hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden. 37 De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: ‘Alles wat Hij doet is goed: zelfs doven laat Hij horen en stommen laat Hij spreken.’ (NBV21)

Nog een week en een paar dagen dan is het feest. We vieren dan, op 28 augustus, het ontzet van Groningen in 1672. Nederland werd van vier kanten aangevallen. Het land  was reddeloos , de regering redeloos en het volk radeloos. Zo niet de Groningers die zich teweerstelden tegen de Bisschop van Münster, Berend van Galen. Ondanks zijn fraaie kerkelijk aandoende titel was het een machthebber die wilde profiteren van het werk van gewone mensen. Dat is niet de manier waarop in de christelijke kerk met mensen omgegaan hoort te worden. Zo leren we tenminste vandaag uit het verhaal dat Marcus voor ons heeft opgeschreven. Jezus trekt met zijn volgelingen uit Libanon terug naar het land waar hij vandaan kwam, Galilea. Met een kleine omweg door het 10 stedenland, een buitenlands uitstapje dus.

En als hem dan gevraagd wordt een hardhorende weer terug te brengen naar de gemeenschap, spreekt hij de taal van het volk, aramees, niet de taal van de religieuze leiders, het Hebreeuws, of van de bezetter, het Latijn, of van de intellectuelen, het Grieks. Hij doet ons denken aan die Groninger die midden in de bisschoppelijke bommenregen op wacht ging staan bij een gat in de stadsmuur. Toen hem gevraagd werd wat hij daar deed antwoorde hij in zijn eigen taal “kiekintjat”, ik kijk in het gat. Net zo nuchter als die Groninger die zijn dappere daad terugbracht tot een handeling die we allemaal verrichten, uitkijken dus, handelt Jezus, je moet het aan niemand vertellen. Effatha betekend: wordt geopend. Het is niet alleen de straattaal uit de dagen van Jezus, het Aramees, het is ook een woord dat eenvoudig met liplezen kan worden verstaan.

Jezus gebruikt gewoon de zaken waar het volgens het geloof uit die dagen om gaat. Hij raakt de tong en de oren aan. Hij gebruikt speeksel zoals een moeder met een kus een zere knie kan genezen. Hij gebruikt geen onverstaanbare toverformules maar spreekt de taal die iedereen verstaat. Het gaat dus niet om de wonderen, het gaat om de mensen, om je eigen stad, om samen voor elkaar te kunnen zorgen, en om je te weer te stellen tegen profiteurs. Ook tegen profiteurs die zich mooie titels hebben aangemeten. Ooit was gezegd dat in de toekomst de doven zullen horen en de blinden zullen zien. De eenvoud waarmee Jezus dit waar maakt doet ons vragen of wij dat ook niet zouden kunnen. Daarvoor is liefde en aandacht nodig. Hopelijk worden het Groningse doveninstituut en het dovenpastoraat in stand gehouden. Met dit verhaal en dit feest kunnen we er weer tegenaan.

 

Ik zoek uw bevelen.

Psalm 119:89-96

89 Voor eeuwig, o HERE, houdt uw woord stand in de hemelen. 90 Van geslacht tot geslacht is uw trouw, Gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat; 91 Naar uw verordeningen staan zij heden ten dage, want zij alle zijn uw knechten. 92 Ware uw wet niet mijn verlustiging geweest, dan was ik vergaan in mijn ellende. 93 Nimmer zal ik uw bevelen vergeten, want door deze hebt Gij mij levend gemaakt. 94 Ik ben de uwe, verlos mij, want ik zoek uw bevelen. 95 Goddelozen loeren erop mij te verderven; ik geef acht op uw getuigenissen. 96 Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien, maar uw gebod is onbegrensd. (NBV21)

We zingen vandaag weer een couplet uit de grote lofzang op de leer van Mozes, Psalm 119. Sommige mensen zullen nu ophouden met lezen want hoe kun je nu een lofzang zingen op een Wet. Van Wetten en regels hebben we in het algemeen snel genoeg. Elke week ook is er wel een kamerlid dat pleit voor vermindering van wetten en regels, om vervolgens vrolijk voor te roepen of de arm te heffen als de voorzitter weer een aantal wetten in stemming weet te brengen. Maar het gaat hier niet om Wetten die ons inperken. Het gaat niet eens om wetten zoals wij die kennen. Het gaat namelijk niet om dingen die we moeten of dingen die we niet mogen. De Wet van God wil eigenlijk het omgekeerde, daarbij gaat het om alles wat we niet moeten en alles wat we uitdrukkelijk mogen. We moeten ons niet de wet laten lezen door anderen. Volgens de Wet van God is er maar één Heer die het te vertellen heeft en dat is God zelf. Alle andere bazen en heren zijn nep en namaak en kunnen naast die God van ons niet bestaan.

We mogen uitdrukkelijk van iedereen houden, we mogen met de Wet waarin we niemand hoeven te gehoorzamen eeuwig doorgaan, daar komt geen einde aan. We mogen blijvend van iedereen op de wereld houden. Naar regels van God kun je eindeloos maar vergeefs zoeken, het enige dat je zult vinden is inzicht. Het inzicht namelijk dat je zonder die ander, zonder de mensen om je heen, niet kan. Pas als het lukt om met iedereen in vrede te leven en met iedereen te delen dan lukt het om verder te gaan en te groeien en je te ontwikkelen. Dat geldt in het klein, in onze steden en wijken, dat geldt in het groot in landen en volken. Wie de burgemeester van Rotterdam wilde terugsturen naar Rabat omdat hij daar ooit toevallig geboren is heeft de Bijbel niet begrepen. Niet de Rotterdamse gemeenteraad is fout die iemand voordraagt van wie ze verwachten dat die iedereen vertegenwoordigd die in Rotterdam woont, maar hen die denken dat de krampachtige manier waarop de Marokkaanse wet mensen Marokkaan houdt ook al willen ze dat niet ook iets voor ons te betekenen heeft.

In de Wet van God waarop we een loflied zingen vandaag mag iedereen mee delen, ja moet iedereen mee delen, door dat zingen delen we dat ook aan iedereen mee. De vrijheid die dat schenkt is eindeloos. Alles mag, niks moet, maar als je van je naaste houdt als van jezelf dan steel je van niemand, dan bezeer je niemand, dan val je niemand lastig, dan schaam je je niet voor iemand en zeker niet voor je afkomst, dan wil je iedereen helpen en alles delen. Dan wordt er niet gedood, ook niet door een staat of regering of leger van een staat of regering. Dan zorgen we dat niemand slaaf wordt van de productie en consumptie door een dag in de week ook werkelijk iedereen vrij te geven, tot de dieren toe. Dat zijn wetten die niet in de wetboeken van ons land staan. Dat is eigenlijk een Wet die iedereen in het hart heeft geschreven. Want wie wil nu niet het goede doen en niets dan het goede, we moeten daar elkaar alleen nog de gelegenheid voor geven.

Dood, waar is uw prikkel?

1 Korintiërs 15:50-58

50 Dit spreek ik evenwel uit, broeders: vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beerven en het vergankelijke beerft de onvergankelijkheid niet. 51 Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. 53 Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. 54 En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning. 55 Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel? 56 De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. 57 Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus. 58 Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here. (NBV21)

De manier waarop Jezus van Nazareth zijn kruisiging onderging en stierf aan het kruis heeft op zijn volgelingen diepe indruk gemaakt. Wie, aan een kruis gehangen, helpt zijn medegekruisigden, wie kan vanaf een kruis nog troost zoeken voor zijn moeder, wie bidt voor zijn beulen hangend aan een kruis? Die liefde kon onmogelijk dood gemaakt worden, dat bleef leven. Paulus had later die volgelingen te vuur en te zwaard vervolgd, maar toen hij met blindheid geslagen was hadden diezelfde volgelingen van Jezus van Nazareth hem opgevangen en verzorgd. Ja, toen hij zelf in het verhaal van Jezus van Nazareth wilde gaan meedoen hadden ze hem uiteindelijk zelfs opgenomen in de kring van de zendelingen zoals die door Jezus van Nazareth waren aangewezen. De dood speelde geen enkele rol meer. Het ging en het gaat om de manier waarop mensen met elkaar omgaan.

Lichamelijke eigenschappen doen daarbij niet ter zake, sterk of zwak, mooi of lelijk, oud of jong, voor het verhaal van Jezus van Nazareth is een metamorfose van een heel ander kaliber nodig. Daar komt geen chirurg of andere mooimaker aan te pas. Je doet het zelf. Je gaat de weg op van Jezus van Nazareth. Mensen van de weg werden die eerste Christenen genoemd. Van hot naar her trokken ze het land door, de armen bevrijding verkondigend, de zieken genezing, de lammen lieten ze lopen en de blinden lieten ze zien. Mensen kregen weer waarde, mensen kregen weer een plaats in de samenleving. Slaven werden broeders, slavinnen werden zusters. Alle dode regels zijn vervallen. Denk niet dat je er nu maar op los kunt leven. Alles mag heeft Paulus ergens anders gezegd. En dode regels bepalen zeker niet wat mag of niet mag.

Alles mag kun je gemakkelijk zeggen als je weet dat iedereen het uit z’n hoofd zal laten een ander te beschadigen. Als je de naaste liefhebt als jezelf, dan beschouw je niemand als een voorwerp dat voor jou bevrediging kan brengen, dan geef je geen drank of drugs, je kijkt wel uit. Zelfs de risico’s die jezelf misschien wil lopen voor je eigen plezier gun je een ander niet. En maakt dat van jou een dooie pier? Nou en? Werkelijke liefde geeft veel meer genot, dat gaat alles te boven, daar kan geen kick tegen op. Anderen, die ongelukkig waren, weer geluk en vertrouwen in het leven geven, is het mooiste dat er is. En het allermooiste is dat we er elke dag opnieuw mee mogen beginnen, elke dag weer, ook vandaag, net zo vaak als we willen, onophoudelijk.

Wanneer de doden opstaan.

1 Korintiërs 15:35-49

35 Nu zou iemand kunnen vragen: ‘Maar hoe worden de doden opgewekt? Met wat voor lichaam komen ze tot leven?’ 36 Dwaas die u bent! Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. 37 En wat u zaait heeft nog niet de vorm die het later krijgt; het is nog maar een naakte korrel, een graankorrel misschien of iets anders. 38 God geeft daaraan de vorm die Hij heeft vastgesteld, en Hij geeft elke zaadkorrel zijn eigen vorm. 39 Elk aards lichaam is anders; het lichaam van een mens is enig in zijn soort, dat van een dier eveneens, dat van een vogel ook, en ook dat van een vis. 40 Er zijn lichamen aan de hemel en lichamen op aarde, maar de schittering van een hemellichaam is anders dan die van een aards lichaam. 41 De zon heeft een andere schittering dan de maan, de maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering. 42 Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, 43 wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. 44 Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. 45 Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest. 46 Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke. 47 De eerste mens kwam voort uit het stof, uit de aarde, de tweede mens is hemels. 48 Ieder aards mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede. 49 Zoals we nu de gestalte van de mens uit het stof hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben. (NBV21)

Er zijn mensen, dieren en dingen. Er zijn lichamen op aarde en er zijn hemellichamen. Ondanks alle wetenschap die we tegenwoordig hebben is het spraakgebruik nog niet veel anders. De schitterende sterren aan een heldere hemel in een donkere nacht spreken nog steeds tot de verbeelding. Wat nu die opstanding uit de doden betreft leren we dat ook Paulus eigenlijk geen idee heeft wat er uiteindelijk gaat gebeuren. De adem van de mens die door God werd gegeven gaat uiteindelijk terug naar God. Het goede in de geest van de mens blijft en inspireert, begeestert zeggen we wel, mensen die het goede willen doen. En daar blijft het bij. Dat is het dan. En als het niet om jezelf gaat dan is dat eigenlijk helemaal niet erg.

Er zijn predikers die mensen proberen te overtuigen door te wijzen op een eeuwig leven. Dat zou je moeten krijgen. Maar na al die eeuwen zien we weinig eeuwig leven om ons heen. In elk geval te weinig om je te motiveren het met het verhaal van Jezus van Nazareth te wagen, mee te gaan in het verhaal van Israël. Wat je wel om je heen ziet is de onrechtvaardigheid. Wat je kan zien zijn de armen in de wereld, de naakten, de hongerigen, de lammen, de blinden, de weduwen en de wezen die in de steek gelaten worden. En als je als mens nog een klein beetje gevoel voor een ander over hebt dan wil je daar iets mee doen. Dat kan motivatie geven om mee te gaan in het verhaal van Jezus van Nazareth die zijn volgelingen de opdracht gaf de armen bevrijding aan te zeggen. Dat zou moeten lukken als we onze naaste liefhebben als onszelf, als we zelfs onze vijanden lief weten te hebben.

Wie er over nadenkt beseft dat, hoe het dan ook zit met opstanding uit de doden, hoe het ook zit met een God van wie je geen beeld kunt maken, de wereld er een stuk beter uit zou zien als we elkaar lief zouden hebben. Als mensen inderdaad bereid zou zijn om met elkaar te delen. Als recht en rechtvaardigheid de verdeling van goederen, voedsel en welvaart zouden bepalen in plaats van de wetten van winst en profijt en het recht van de sterkste. De mensen die nu ten dode zijn opgeschreven in honger, ziekte en oorlog zouden dan een deel van leven hebben. Er zou een geest over de aarde waaien van goedheid en niet een damp van wantrouwen. Misschien dat we met Paulus geen idee hebben van wat er uiteindelijk zou kunnen gebeuren, maar we hebben wel een idee waar we zouden kunnen beginnen. Een samenleving vormen waar Liefde regeert, elke dag mag je daar opnieuw mee beginnen, ook vandaag weer.

 

Elke dag sterf ik opnieuw

1 Korintiërs 15:20-34

20 Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. 21 Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. 22 Zoals allen sterven in Adam, zo zullen allen ook tot leven komen in Christus. 23 Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer Hij komt, zij die Hem toebehoren. 24 En dan komt het einde en draagt Hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat Hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. 25 Want Hij moet koning zijn totdat ‘Hij alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. 26 De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, 27 want er staat: ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.’ Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan Hem onderwerpt. 28 En op het moment dat alles aan Hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan Hem die alles aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn. 29 Wat denken zij die zich voor de doden laten dopen te bereiken? Als de doden toch niet worden opgewekt, waarom zouden zij zich dan voor hen laten dopen? 30 En waarom zouden wij ons voortdurend aan gevaren blootstellen? 31 Elke dag sterf ik opnieuw, broeders en zusters, zo waar als ik dankzij Christus Jezus, onze Heer, trots op u kan zijn. 32 In Efeze heb ik op leven en dood gevochten; wat zou ik daarmee hebben bereikt als ik geen hoop had? Wanneer de doden toch niet worden opgewekt, kunnen we maar beter zeggen: ‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we.’ 33 Maar vergis u niet: slecht gezelschap bederft goede zeden. 34 Kom toch eens echt tot bezinning en zondig niet langer. Sommigen van u hebben geen enkele kennis van God. U moest u schamen. (NBV21)

In de Romeinse samenleving, waar de mensen in Korinthe in leefden, ook Griekenland hoorde bij het Romeinse rijk, was een mensenleven weinig waard. De dood kon je overal treffen, zeker als ze je konden uitschelden voor Christen omdat je aan dat verhaal van Jezus van Nazareth mee wilde doen. Mensen die slaven en vrouwen gingen vertellen dat ze gelijk waren aan Koningen en goden konden de heersers niet gebruiken. Goden waren voor de tempels en de priesters en als die van hun opbrengsten met de overheid meedeelden moest je ze niet te na komen. De rest van de samenleving draaide op slaven dus je haalde het fundament onder de samenleving uit als je de slaven bevrijding ging aanzeggen. De dood was al een drijfveer van formaat, je keek wel uit op te vallen of ruzie te krijgen, de dood weerhield je ook de samenleving te hervormen.

Tot Christenen kwamen die zeiden dat de dood zou worden overwonnen, ja al was overwonnen. Dat het de laatste tegenstander zou zijn die zou worden overwonnen maar dat het overwonnen zou worden hoe dan ook. Door net als God te willen zijn was ooit de dood in de wereld gekomen, als het uiteindelijke onderscheid tussen God en de mensen. Door aan de afspraak met God te beantwoorden dat mensen elkaar lief zouden hebben als zichzelf zou de dood verdwijnen en zouden mensen kinderen van God worden. Jezus van Nazareth had zelfs eens op een Psalm gewezen waarin gezongen werd dat we allemaal Goden waren. De keuze die de nieuwe gemeenten maakten voor het leven, niet zozeer het leven van zichzelf maar vooral voor het leven van de zwaksten, van hen die al ten dode waren opgeschreven, was daarom alleen al revolutionair.

Geen wonder dat Paulus daar in deze brief zo de nadruk op legt. Voor ons is het misschien niet zo helder. Zoveel mensen worden toch niet vermoord? Als dat gebeurd staan de kranten er vol van. Ook de vijfhonderd verkeersdoden per jaar zijn een vijand en jaar op jaar volgen er nieuwe maatregelen ze te beperken. De dood is nog lang niet overwonnen, in Afrika sterven nog veel te veel mensen aan armoe en geweld. Maar de gedachte dat elk leven op aarde telt en waard is om beschermd te worden groeit van jaar tot jaar. Ze kan alleen groeien als we ze voeden. Als we ze voeden met acties als Max Havelaar, Samen Weer naar School, Giro 555, Nederland helpt Azië de overstromingen te weerstaan en al die andere acties die gericht zijn op het bevrijden van mensen uit de dood. Er zijn nog 50 oorlogen gaande leerde de laatste telling. Elke keer als we een hand uitsteken naar een arme, als we onze samenleving iets beter inrichten op de bescherming van de armen in de wereld, winnen we weer een slag tegen de dood. Blijf dus kiezen voor het leven ook vandaag weer.

 

De beklagenswaardigste mensen

1 Korintiërs 15:12-19

12 Maar wanneer nu over Christus wordt verkondigd dat Hij uit de dood is opgewekt, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan? 13 Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; 14 en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos. 15 Dan blijkt dat wij als getuigen van God over Hem hebben gelogen, omdat we verklaard hebben dat Hij Christus heeft opgewekt-want als er geen doden worden opgewekt, dan kan Hij dat niet hebben gedaan. 16 Wanneer de doden niet worden opgewekt, is ook Christus niet opgewekt. 17 Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden 18 en worden de doden die Christus toebehoren niet gered. 19 Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn. (NBV21)

Voor de schrijver van de brief aan de mensen in Korinthe is dit kennelijk de kern van het verhaal. De doden zullen opstaan. Willen we dat blijven geloven dan mag dat opstaan van sommige mensen zo na een paar duizend jaar onderhand ook wel eens gebeuren ook. Of zou er iets anders worden bedoeld dan dat het stof van de crematoria, de botten uit de geruimde graven, weer tot de mensen worden die ze waren. In heel het verhaal van Jezus van Nazareth gaat het niet om hem maar om de mensen die hij weer een plaats geeft in de samenleving. Ook Paulus benadrukt in zijn brieven dat je jezelf niet op de eerste plaats moet zetten maar de mensen die dat Evangelie nodig hebben. In het Evangelie van Lucas hebben we kunnen lezen dat dat Evangelie betekent de boodschap van bevrijding van de armen.

Die mensen die als dood zijn, die geen toekomst hebben, die niet voor of achteruit kunnen, die mensen komen weer tot leven en krijgen een eigen leven terug. Dat werk, die bevrijding gaat door de dood heen. Jezus van Nazareth, de gezalfde bevrijder, de Messias, de Christus, hield dat vol door de dood heen. Niets of niemand hield hem tegen zelfs de dood niet. In dat verhaal mogen we dus meedoen. En we kunnen in dat verhaal pas meedoen als we de angst voor de dood verliezen. Als we niet meer bang zijn voor de machthebbers in de wereld die ons vijanden aan proberen te praten, die ons wijs proberen te maken dat alle aanhangers van de Islam ons bedreigen. Die, nu de communistische vijand is verdwenen, binnen een aantal jaren een nieuwe vijand hebben geschapen. Maar zij hebben nooit geleerd dat je je vijanden lief moet hebben.

Zij hebben nooit geleerd dat je, zoals in Deuteronomium staat, de vreemdelingen aan tafel moet nodigen. Zij hebben nooit geleerd dat de nette keurige, wetslievende mensen wel voor zichzelf kunnen zorgen maar dat wij moeten zorgen voor de ontevredenen, voor de geweldzoekers, voor de onruststokers. Juist voor al de mensen die de weg van de dood kiezen, de letterlijk doodlopende weg, is dat Evangelie van bevrijding bedoeld. Daar moet het gebracht worden. Het geeft geen pas in het Witte Huis te bidden als je dat niet durft in Taliban land tussen Afghanistan en Pakistan. Juist als je dat echt gelooft zorg je dat je vrede brengt in plaats van geweld. Zuid Koreaanse Christenen deden dat en vonden de dood, zelf er zomaar heengaan is dus de weg niet. We moeten het doen met de hele bewoonde wereld, we zullen iedereen mee moeten zien te krijgen. Daar kunnen we aan werken te beginnen in ons eigen huis, onze eigen stad elke dag opnieuw.

 

Misgeboorte die ik was.

1 Korintiërs 15:1-11

1 Broeders en zusters, ik herinner u aan het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat u hebt aangenomen, dat uw fundament is 2 en uw redding-als u tenminste vasthoudt aan de boodschap zoals ik u die verkondigd heb. Anders bent u tevergeefs tot geloof gekomen. 3 Het belangrijkste dat ik u heb doorgegeven, heb ik op mijn beurt ook weer ontvangen: dat Christus voor onze zonden is gestorven, zoals in de Schriften staat, 4 dat Hij is begraven, dat Hij op de derde dag is opgewekt, zoals in de Schriften staat, 5 en dat Hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf. 6 Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. 7 Vervolgens is Hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. 8 Pas op het laatst verscheen Hij ook aan mij, misgeboorte die ik was. 9 Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. 10 Maar door zijn genade ben ik nu wat ik ben. En zijn genade is bij mij niet zonder uitwerking gebleven. Integendeel, ik heb veel harder gewerkt dan alle andere apostelen, althans, niet ik, maar Gods genade die mij bijstaat. 11 In ieder geval, of zij het nu zijn of ik, wij verkondigen allemaal de boodschap die ik u verkondigd heb, en door die boodschap bent u tot geloof gekomen. (NBV21)

Soms vergeten we het wel eens en noemen we de maandag de eerste dag van de week, maar de zondag is nog steeds de echte eerste dag van de week. Bijna de hele week zullen we ons bezig houden met de lezing van het vijftiende hoofdstuk van de brief aan de inwoners van Korinthe. De hoofdstukindeling is overigens vrij willekeurig en pas in de Middeleeuwen aangebracht, maar ze komt ons deze komende week goed uit omdat we dan ook op afstand met elkaar weten wat we gaan lezen. Dit eerste deel is niet eenvoudig. Dat komt omdat het in eeuwen lijkt doodgepreekt. Wat moeten we met de gekruisigde Jezus die dood was en begraven en na drie dagen uit de dood is opgestaan? We willen dat misschien best geloven, misschien is het zo wel gegaan, we waren er niet bij, maar wat moeten we er mee.

Er worden ook nog allemaal getuigen bij gesleept die het geloven in het verhaal gemakkelijker moeten maken, maar ook die getuigen kennen we niet. Toch blijft dit verhaal ook na zoveel eeuwen verkondigd worden. En niet door de minsten. In deze brief schrijft Paulus dat al die apostelen, al die getuigen allemaal hetzelfde verkondigen. En Jos Brink vertelde ooit in zijn Amsterdamse Duif gemeente ook dat hij hetzelfde verkondigde als die Paulus. Dat zijn liefde voor mensen, die in het theater en op TV op grote massa’s afspatte, dezelfde liefde zou moeten zijn die Jezus voor de mensen had. Dat hij daarom mee leefde met de Aidspatiënten aan wie hij als buddy was toegewezen. Dat hij daarom de hand vasthield van zwaar dementerende patiënten in het verpleeghuis waar hij als pastor werkte. Wij wisten weinig en hoorden nog minder van de pastorale kant van Jos Brink. Hij stond zich er niet op voor. Het ging immers om de mensen zelf en niet om Jos Brink. En dat was ook dat Evangelie waar Paulus over schrijft.

Door de dood heen de liefde voor de mensen vast houden, bevrijding voor de armen verkondigen, daardoor de lammen laten lopen, de bedroefden troosten, de blinden laten zien en de doven laten horen. Wie durfde een Koningin op één lijn te stellen met zijn moeder, wie durfde over zijn eigen dood te roepen dat die groots beleefd moest worden met een uitvaart uit Carré, en natuurlijk een dienst in zijn eigen kerk? Hoe triest het einde van Jos Brink ook was, hoe we ook mee treurden, hem lukte het ook door zijn dood heen te blijven getuigen van zijn liefde voor de mensen en zijn liefde voor het meegaan in het verhaal van Jezus van Nazareth. Laat het ons ook moed geven in dat verhaal te blijven meegaan. Er zijn overigens prachtige boeken met teksten van Jos Brink die je kunnen helpen bij bidden en overdenken. En de gemeente in de Duif in Amsterdam is er nog steeds, daar kun je op zondag gewoon heen, net als naar de PKN kerk in je eigen buurt.