De trommels en de lieren

Jesaja 30:27-33

27 De HEER zelf komt van ver, in brandende toorn: uit zijn neus stijgt dichte rook omhoog, vervloeking ligt op zijn lippen, zijn tong is als een verterend vuur, 28 zijn adem als een kolkende watervloed die tot de hals reikt. Hij komt de volken opschudden met een bedrieglijke wan, de naties geeft Hij een misleidend bit tussen de kaken. 29 Maar bij jullie zullen liederen klinken, zoals in de nacht van heiliging voor een feest. Jullie zullen verheugd zijn als een pelgrim die op de schalmei speelt, op zijn tocht naar de berg van de HEER, de rots van Israël. 30 Dan zal de HEER zijn machtige stem laten horen en laten zien hoe zijn arm neerkomt, in grimmige toorn: met een verterend vuur, met wolkbreuken, stortbuien en hagelstenen. 31 Zijn stem zal Assyrië verlammen, de HEER zal het slaan met een stok. 32 Elke keer dat de HEER de tuchtigende staf op zijn rug laat neerkomen, zullen de trommels en de lieren klinken. Met een regen van slagen gaat Hij Assyrië te lijf. 33 De offerplaats is sinds lang gereed, klaargemaakt voor de koning, met een vuurhaard diep en ruim, en vuur en hout in overvloed. Als een stroom van zwavel steekt de adem van de HEER hem in brand. (NBV21)

Wat moeten wij nu met die oude verhalen? Met die oude belofte van bevrijding en die waarschuwing tegen kinderoffers? Wij zorgen toch goed voor onze kinderen? Wij hebben onderwijs, wij hebben voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse kinderopvang? Maar te veel van onze kinderen groeien dicht. Het lijkt erop of we ze vetmesten zoals dieren vetgemest worden om geofferd te worden. Het aantal gedragsproblemen onder kinderen neemt toe. De opvang die kinderen geboden wordt betekent dat ze steeds minder tijd doorbrengen met liefhebbende zorgende ouders die hen een voorbeeld zijn in het leven.

De goden van winst en profijt, die in onze dagen worden aanbeden, eisen ook hun slachtoffers, eisen dat we werk stellen boven zorg, dat we dus het tegendeel doen van wat de God van Israël van ons vraagt. Onze politiek weet daar soms mooie woorden voor te verzinnen, inkomensondersteuning bijvoorbeeld, maar als je iets ondersteunt dat er niet is dan blijft er niets. We moeten dus wellicht een andere weg inslaan. De Weg van de God van Israël, de weg van delen met elkaar en zorgen voor de minsten staat elke dag opnieuw voor ons open, ook vandaag weer. Kies dus de weg die je wil gaan.

Het gedeelte dat we vandaag lezen belooft ons een rooskleurige toekomst. Elke keer als onze vijand denkt toe te slaan zal God toeslaan. Elke keer dus als er over de zorg voor armen gelogen wordt dan stuurt God zijn boodschappers om de leugens aan de kaak te stellen. Vandaag staat ons de kennismaking met een nieuwe regering te wachten. Gaat die regering herbergzaam zijn? Gaat die regering een stroom van armoede tegenhouden door armoede ook in verre landen te bestrijden? Brengt die regering vrede, vrede tussen groepen in ons land en vrede tussen landen die in de wereld oorlog voeren? Gelovigen zullen stem moeten worden van hen die geen stem hebben, we moeten dus ook vandaag niet nalaten onze stem te verheffen.

 

Dit is de weg

Jesaja 30:19-26

Volk van Jeruzalem, dat op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want Hij zal zich over je ontfermen als je weeklaagt, Hij zal antwoorden zodra Hij je hoort. 20 De Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. Met eigen ogen zul je je leermeester zien, 21 met eigen oren zul je een ste19 m achter je horen zeggen: ‘Dit is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links.’ 22 Dan zullen jullie je met zilver overtrokken beelden en je vergulde godenbeelden als onrein beschouwen. Je zult zeggen: ‘Weg ermee!’ en ze weggooien als een onreine doek. 23 Dan zal Hij regen geven voor het zaad waarmee je het land hebt ingezaaid. Alles wat het land voortbrengt zal mals en voedzaam zijn. Op die dag zullen je kudden op uitgestrekte weidegronden grazen. 24 De runderen en ezels die het land bewerken, krijgen voer dat verrijkt is met zuring, nadat het met vork en zeef is gewand. 25 Op de dag van het bloedbad, wanneer de torens vallen, zullen er beken en waterstromen neervloeien van iedere hoge berg en van elke heuvel die zich verheft. 26 Dan is het licht van de maan als het licht van de zon, en het zonlicht wordt verzevenvoudigd, als het licht van zeven dagen tegelijk. Op die dag verbindt de HEER de wond van zijn volk en geneest Hij de striemen die het zijn toegebracht. (NBV21)

Volgens het boek van de profeet Jesaja houdt de God van Israël zich actief bezig met internationale politiek. Vandaag lezen we daar een passage over die dat meer dan duidelijk maakt. Volken die het arme volkje van Israël denken te kunnen bezetten en uitbuiten zullen zelf te lijden krijgen, uiteindelijk zelf in het vuur verdwijnen waarin de kinderen van Israël aan hun god Moloch werden geofferd. Het is een belofte van steun. Assyrië had in eerste instantie gewonnen. Israël was gestraft juist mede vanwege het offeren van kinderen in het vuur aan Moloch, een afgod. Assyrië had koningen en priesters in ballingschap gevoerd.

De belofte het volk van deze onderdrukking te bevrijden is tegelijk een waarschuwing. Het zal duidelijk zijn dat als het vuur voor Moloch bestemd wordt om er Assyriërs in te gooien datzelfde vuur niet meer een zogenaamd heilig offervuur is waar kinderen van Israël in geofferd worden aan een afgod. Het verhaal van het offer van Izaäk was in Israël totaal vergeten. Dat Abraham zijn zoon had gebonden en naar de top van een berg had gebracht om zijn zoon te offeren aan de God van Israël klonk in de dagen van Jesaja niet meer dan normaal, zo deden gelovigen. Dat die God van Israël zelf een offerdier had gestuurd en juist het offeren van kinderen had verboden was een deel van het verhaal dat vergeten was, verdrongen door de mode.

Uiteindelijk had die afgoderij Israël verzwakt. Er werd niet meer voor elkaar gezorgd. De minsten bleven onverzorgd, de weduwe en de wees rechteloos. En een volk, een huis, dat tegen zichzelf verdeeld is gaat ten onder. Dat was ook het lot van het volk Israël geworden. De tegenstelling was volgens Jesaja niet zozeer Juda tegen Israël maar arm tegen rijk. Als een deel van het volk zo zeer onderligt dat ze moet vechten om te overleven, zal ze niet meevechten om het volk te redden van een vijand. Ook vandaag is dat zo.

In rust en inkeer

Jesaja 30:9-18

9 Een onhandelbaar volk is het, kinderen vol bedrog, die niet willen luisteren naar het onderricht van de HEER. 10 Tegen de zieners zeggen zij: ‘Voor ons geen visioenen!’ en tegen de schouwers: ‘Schouw niet naar waarheid. Paai ons met vleierij en valse profetieën. 11 Verlaat de juiste weg, wijk af van het rechte spoor. Val ons niet lastig met de Heilige van Israël.’ 12 Daarom-dit zegt de Heilige van Israël: Omdat jullie die woorden hebben verworpen en vertrouwden op geweld en bedrog, 13 zal dit kwaad in jullie doorwerken als een steeds bredere bres in een hoge muur, die dan opeens, in een oogwenk, instort 14 en breekt als de kruik van een pottenbakker die zo meedogenloos wordt verbrijzeld dat er geen scherf meer over is waarmee vuur uit de haard gehaald of water uit een vat geschept kan worden. 15 Dit zei God, de HEER, de Heilige van Israël: ‘In rust en inkeer ligt jullie redding, in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.’ Maar jullie wilden niet.16 Jullie zeiden: ‘Nee! Te paard vluchten we weg!’ – Vluchten zúl je! ‘Wij gaan er razendsnel vandoor!’ – Razendsnel word je ingehaald. 17 Duizend zullen er vluchten voor het dreigen van één, voor het dreigen van vijf vluchten jullie allen. Al wat er van jullie rest is als een paal op een bergtop, als een vaandel op een heuvel. 18 En toch wacht de HEER op het ogenblik dat Hij jullie genadig kan zijn; toch zal Hij zich oprichten om zich over jullie te ontfermen. Want de HEER is een God van recht. Gelukkig de mens die op Hem wacht. (NBV21)

Als we het hebben over profeten dan hebben we het al snel over onheilsprofeten. Mensen die langs de kant van de weg staan om te vertellen hoe slecht we wel zijn en hoe schandalig we ons gedragen. En als je uitgescholden wordt voor onhandelbaar volk, voor kinderen vol bedrog die niet willen luisteren dan is dat niet zo heel vreemd. Maar volgens dit deel uit het boek van de profeet Jesaja ligt dat ook aan onszelf. Wij horen van die profeten alleen maar de verwijten. Wij horen niet naar het visioen, naar de analyse van de waarheid zoals die oplicht in het licht van de God van Israël. Kijk maar eens naar vers 18. Er zal volgens de profeet een ogenblik komen dat de God van Israël voorbij ziet aan al die slechte dingen van het volk en zich zal ontfermen. Het is een God van recht staat er.

Hoezo? Als je fout doet moet je veroordeeld worden! Maar niet bij de God van Israël, recht is voor die God: mensen tot hun recht laten komen. Vandaag lezen we dus een boodschap van hoop uit het boek van de profeet Jesaja. Hoop voor de bevolking van Jeruzalem, een stad die bezet was door vreemde soldaten en waarvan de leiding van Tempel en Koninkrijk was weggevoerd in ballingschap. Wat voor uitzicht hadden de bewoners van de Tempelberg nog? Ze moeten weeklagen zegt de profeet. Dat is iets anders dan ach en wee roepen en gewoon doorgaan met waar je mee bezig was, maar dan met een droevig gezicht. Er zal een Weg worden gewezen die je zult moeten willen gaan, je zult er naar moeten willen luisteren. Het visioen dat de profeten ook ons voorhouden is dat als je leeft volgens het principe dat je je naaste lief moet hebben als jezelf. Als je een samenleving zo inricht dat de minsten mee kunnen delen. Als je de samenleving zo inricht dat mensen tot hun recht komen.

Een dergelijk volk leeft in vrede. De voorwaarden die de profeten schetsen voor een volk dat in vrede leeft zijn niet heel ingewikkeld. Ze konden in de tijd van de profeet Jesaja worden toegepast en vele eeuwen daarvoor toen het volk door de woestijn trok en ze kunnen in onze dagen worden toegepast. We hoeven zelfs niet te wachten tot onze volksvertegenwoordiging ze in wetten en regels heeft weten vast te leggen. We kunnen een volksvertegenwoordiging kiezen die van die regels uitgaat, maar nog beter is gewoon zelf met de regel dat we onze naaste liefhebben als onszelf te beginnen. Wie gaat er staan naast de slachtoffers van het Toeslagenmisdrijf. Wie zorgt dat gezinnen weer herenigt worden daar waar ze door misdrijven van de overheid uiteen zijn gerukt. We kunnen er elke dag mee beginnen en dat kan elke dag weer opnieuw, zelfs vandaag weer.

Schande en smaad.

Jesaja 30:1-8

1 Wee jullie, opstandige kinderen-spreekt de HEER -, die plannen uitvoeren buiten Mij om, verdragen sluiten tegen mijn zin en zo zonde op zonde stapelen; 2 die zonder Mij te raadplegen op weg gaan naar Egypte, om te schuilen in de vesting van de farao en bescherming te zoeken in de schaduw van Egypte. 3 De vesting van de farao zal jullie schande brengen, de bescherming van Egyptes schaduw smaad. 4 Al komen zijn leiders naar Soan, al bereiken zijn gezanten Chanes, 5 toch zullen allen beschaamd staan, want dat volk heeft niets te bieden. Het brengt geen hulp of voordeel, maar slechts schande en smaad. 6 Profetie over de dieren van het Zuiden. Door een land van ellende en ontbering -het domein van leeuwin en leeuw, van adder en vliegende gifslang- vervoeren zij hun schatten op ezelsruggen, hun rijkdommen op kamelenbulten, naar een volk dat niets te bieden heeft. 7 De hulp van Egypte is loos en leeg; dus noem Ik het Rahab, Tandeloos monster. 8 Neem een stenen plaat en schrijf dit op, leg het voor hen vast in een boek, zodat het voor altijd en eeuwig bewaard blijft.(NBV21)

Profeten hebben het nergens op met de bondgenootschappen die de Koningen van Israël en Juda sluiten met andere volken. Dat komt omdat ze vinden dat het volk Israël allereerst haar steun moet zoeken bij de God van Israël. Ze dromen van een volk dat weigert iemand ter dood te brengen omdat het verbond met hun God zegt “Gij zult niet doden”. Ze dromen van een volk waarin iedereen voor iedereen zorgt. Waar de bedreiging van een enkeling een bedreiging voor allen is, maar waar verlies van goederen, land en inkomen direct door gezamenlijke inspanning wordt goedgemaakt. Zo’n volk, een volk dus dat de weg van de God van Israël volgt is volgens de profeten onoverwinnelijk. Zeker in het boek van de Profeet Jesaja vindt je voortdurend de waarschuwingen tegen al die bondgenootschappen. En een bondgenootschap met Egypte, het land van de dood en de doodscultus is al helemaal het einde, dat betekent dat het volk haar slavernij en de bevrijding daarvan helemaal vergeten is.

We lezen om te beginnen een uitspraak over de dieren van het Zuiden. Dat zegt ons niet zoveel, maar als we naar de kaart van Israël kijken dan ligt het voor de hand te denken dat het zal gaan over de woestijn en vooral over de roofdieren die zich in de wildernis schuilhouden. Nu is het Hebreeuws een aardige taal, de schrijftaal kent geen klinkers. En als je in een woord de klinkers vervangt door andere klinkers dan betekent het woord ineens iets anders. Het gaat het om Juda dat een verbond gaat sluiten met Egypte. Gezanten zijn naar Soan en Chanes gereisd om daar te onderhandelen over de verdragsbepalingen. De namen van die steden zeggen ons niks maar geleerden hebben uitgemaakt dat het Hebreeuwse verbasteringen zijn van Egyptische namen voor hun steden, zoals wij Parijs zeggen tegen het Franse Paris, en Berlijn tegen het Duitse Berlin. Het gaat dan om de hoofdstad van Egypte Dat beide steden werden bezocht geeft aan dat het sluiten van het verdrag met Egypte ook een religieuze kant had. Geen vreemde zaak, als buitenlanders steun bij jou kwamen zoeken dan zochten dus ook steun bij de God die aan jouw kant stond. Die God werd door een verdrag alleen maar groter en sterker.

Juda kon het dus niet af met de God van Israël, de God die het volk had bevrijd uit de slavernij in Egypte. Het steun zoeken bij vreemde goden zou ze wel eens duur kunnen komen te staan. Volgens de profeet zou slechts schande, spot en hoon hun deel zijn. Ook in onze dagen willen mensen nog wel eens bondgenootschappen met vreemde volken langs de maat van de Bijbel leggen. Staat het “Gij zult niet doden” voorop? Met andere woorden ,worden we verleid tot een vechtmissie of een hulpmissie? Laten we de armsten in een conflict tot hun recht komen? Is er sprake van humanitaire hulp? Is er sprake van bevrijding van onderdrukten of vervangen we de ene onderdrukker door de andere? Als je “Gij zult niet doden” voorop zet betekent niet dat je afziet van het gebruik van wapens en volstrekt je geweldloos gedraagt. Wie de verhalen van de profeten leest hoort daar wel anders vertellen. En de profeten gaven die boodschap aan het “uitverkoren volk”. Maar het betekent dat ook wij geweld willen overwinnen door het goede te doen en niet dan het goede. Dat kunnen we elke dag opnieuw, ook vandaag weer.

Gelijkenissen

Marcus 4:24-34

24 Hij zei ook tegen hen: ‘Let goed op wat je hoort: met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden, en er zal je zelfs meer worden toebedeeld. 25 Want wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen.’ 26 En Hij zei: ‘Het is met het koninkrijk van God als met een mens die zaad uitstrooit op de aarde: 27 hij slaapt en staat weer op, dag in dag uit, terwijl het zaad ontkiemt en opschiet, ook al weet hij niet hoe. 28 De aarde brengt uit zichzelf vrucht voort, eerst de halm, dan de aar, en dan het rijpe graan in de aar. 29 Maar zo gauw het graan het toelaat, slaat hij er de sikkel in, omdat het tijd is voor de oogst.’ 30 En Hij zei: ‘Waarmee kunnen we het koninkrijk van God vergelijken en door welke gelijkenis kunnen we het voorstellen? 31 Het is als een zaadje van de mosterdplant, het kleinste van alle zaden op aarde wanneer het gezaaid wordt. 32 Maar als het na het zaaien opschiet, wordt het het grootste van alle planten en krijgt het grote takken, zodat de vogels van de hemel in zijn schaduw kunnen nestelen.’ 33 Met zulke en andere gelijkenissen verkondigde Hij hun Gods boodschap, voor zover ze die konden begrijpen; 34 Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tegen hen, maar wanneer Hij alleen was met zijn leerlingen, verklaarde Hij hun alles. (NBV21)

Wie niets heeft zal zelfs het laatste worden ontnomen. Soms lijkt er in de Bijbel toch iets anders te staan dan je altijd al gedacht had. Is het dan bijbels dat de rijken rijker worden en de armen armer? Je zou het bijna denken. Maar deze uitspraken gaan over een serie vergelijkingen met het Koninkrijk van God. Wat is dat Koninkrijk nou eigenlijk? Het is in elk geval niet zo als we normaal gewend zijn. Met een regering, met belangrijke figuren, met opinieleiders en zo. Ook de achterkamertjes en de compromissen ontbreken. Alles wat verborgen is moet immers openbaar worden, en alles wat in het geheim is ontstaan moet aan het licht komen. Dat Koninkrijk van God steekt overal bovenuit, daar is niks geheimzinnigs aan, integendeel iedereen mag meedoen, iedereen heeft er deel aan. Wie oren heeft om te horen moet goed luisteren. Dit is wat er over verteld wordt. En dan komt het stuk over de maat waarmee je meet. Die maat kennen we bijna niet meer, ja in museumwinkels kom je ze nog wel tegen. Er staan dan van die grote bakken vol met suiker, koffiebonen, gort of andere granen, soms havermout ook. Bij die bakken ligt een grote schep en op de toonbank staat een weegschaal. Als het om de melk gaat staat er een kan naast met streepjes. Die weegschaal en die kan zijn de maten waarmee de koopwaar wordt afgemeten.

In het Bijbelboek Leviticus staat dat je een zuivere maat moet hebben omdat je anders de armen besteelt. Wij kennen vanouds het IJkwezen dat de meetlatten, de maatbekers en de weegschalen controleert. Zelfs de benzinepompen langs de weg ontkomen niet aan een regelmatige controle. En als we dat tot ons door laten dringen snappen we ineens wat er met die rare uitspraken bedoeld wordt. In een winkel met een betrouwbare weegschaal en een zuivere maat ga je graag kopen. Die gaat dus meer verdienen. Een winkel die de klanten besteelt met een onzuivere maat zal ook bestolen worden, daartegen komen klanten in opstand die hun geld terug willen hebben en daar blijven de mensen uiteindelijk weg, die winkel gaat ten onder. Eerlijkheid, rechtvaardigheid en zorg voor de ander leveren je economisch dus een directe winst op, voor de winkelier en voor de klant. De gelijkenissen die Jezus van Nazareth uitgesproken heeft zijn beroemd geworden. Onder bijbeluitleggers soms ook wel een beetje berucht. Want wat moet je nou met een gelijkenis als die van het mosterdzaadje. Zo klein is dat zaadje helemaal niet. En van een boom kun je al helemaal niet spreken als je over de mosterdstruik spreekt. De heggemus zou er in kunnen nestelen maar dat er vogels onder het bladerdak kunnen schuilen zou eerder van onkunde dan van een prachtig beeld getuigen.

Maar de bijbelstudie bewandelt soms vreemde wegen. Een tijd geleden vonden ze in Israël het zaad van een dadelpalm. Genetisch niet echt te onderscheiden van de dadelpalmen die we tegenwoordig kennen. Wonder boven wonder bleek het zaad na eeuwen ook nog kiemkracht te bezitten. Het zaad werd gezaaid en opgekweekt en wat bleek, in Bijbelse tijden zag de dadelpalm er toch wat anders uit als tegenwoordig, je zou zonder genetisch onderzoek niet denken dat het dezelfde planten zijn. Waarom zou het niet zo gegaan zijn met de mosterdplant? We kennen twee mosterdsoorten, de gele die hier veel voorkomt, waardoor we denken dat de gelijkenis niet klopt, en de bruine. Het zaad van de bruine mosterd is de helft van het zaad van de gele mosterd, wel klein dus. Van die bruine mosterd zijn hele hoge struiken, tot drie meter hoog bekend,. En dan klopt die gelijkenis dus wel. Of de biologie van de verhalen nu precies wel of niet klopt is niet zo belangrijk, het gaat in de Bijbel om de boodschap. Een klein zaadje heeft een enorme potentie. In Nederland zou je misschien beter kunnen denken aan de beuk. Wie een oude beuk met haar geweldige omtrek en een hoogte van misschien wel 25 meter heeft gezien kan zich nauwelijks voorstellen dat dat ooit is begonnen met een simpel beukennootje, zo’n pitje waar je een handvol makkelijk kan meenemen. Wij hebben dus de kracht van een beukennootje ter beschikking.. Je naaste liefhebben als je zelf kan dus geweldige gevolgen hebben en elke keer dat je iemand je onbaatzuchtige liefde toont zaai je weer zo’n zaadje. Geweldig toch dat je een heel beukenbos vol liefde vandaag kunt planten.

 

Goed luisteren!

Marcus 4:13-23

13 Hij zei tegen hen: ‘Begrijpen jullie deze gelijkenis niet? Hoe zullen jullie alle andere gelijkenissen dan begrijpen? 14 De zaaier zaait het woord.15 Sommigen zijn als het zaad dat op de weg valt: het woord wordt wel gezaaid, maar wanneer ze het gehoord hebben, komt meteen Satan om het woord weg te graaien dat in hen gezaaid is. 16 Anderen zijn als het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid: wanneer zij het woord gehoord hebben, nemen ze het meteen met vreugde aan. 17 Maar doordat het geen wortel schiet in hen, is dat van korte duur. Worden ze vanwege het woord verdrukt of vervolgd, dan komen ze meteen ten val.18 Weer anderen zijn als het zaad dat tussen de distels is gezaaid: ze hebben het woord wel gehoord, 19 maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft. 20 Maar er zijn ook mensen die zijn als het zaad dat op goede grond is gezaaid: zij horen het woord en aanvaarden het en dragen vrucht, sommigen dertig-, anderen zestig- en weer anderen honderdvoudig.’ 21 En Hij zei: ‘Je pakt toch geen lamp om hem onder een korenmaat te zetten of onder een bed weg te bergen? Nee, je zet hem op een standaard. 22 Alles wat verborgen is, moet openbaar worden gemaakt, en alles wat geheim is, moet aan het licht komen. 23 Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ (NBV21)

De gelijkenissen van Jezus van Nazareth zijn naast zijn wonderen wel het meest bekend, ook onder mensen die verder niet zoveel weten van het zogenaamde Christelijk geloof en de Evangeliën waarin ze opgeschreven staan. Gelijkenissen zijn verhalen uit het leven van alledag die dat leven zin geven en af en toe boven zich uit tillen. Wie zo af en toe de tuinprogramma’s op de televisie ziet begrijpt wellicht de gelijkenis van de zaaier. Als je een mooie tuin wil dat moet je zorgen dat je vruchtbare grond hebt. Planten neerzetten op een stuk asfalt werkt niet, net als planten op droog zand of op granieten rotsen. In het gedeelte dat we vandaag lezen staat de uitleg van de gelijkenis er bij. Het gaat om het zaaien van het Woord. Nu weten we best dat ook Jezus van Nazareth nog zoiets gezegd heeft als “heb uw naaste lief als uzelf” Maar is dat wat bedoeld wordt met dit woord?

Het lijkt er wel op. Nu komt dat Woord over het liefhebben van je naaste uit de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, de Tora heten die boeken samen. Toen de Romeinen die boeken gingen lezen dachten ze dat de inhoud van die boeken wel erg veel leken op de Romeinse Wetten. Er staan straffen in als je niet doet wat er staat, er worden strafprocessen beschreven en vrijplaatsen benoemd. Er staat in waar rechters vandaan komen en noem maar op. Geen wonder dat de Romeinen over die boeken gingen spreken als over de Wetten van Mozes. Die zou die Wetten van de God van Israël hebben gekregen. Maar de schrijvers van de Hebreeuwse Bijbel zelf schreven niet over de Wetten van Mozes maar om het onderricht van Mozes, of de leer van Mozes. Die zou hij inderdaad van God hebben gekregen. Dat is dus een heel andere benadering. Het volk Israël kreeg dat onderricht toen ze in de woestijn waren. Daar waren ze op weg naar een nieuw land. En waar kregen ze onderricht in? In het inrichten van de nieuwe samenleving als een bij uitstek menselijke samenleving, niet langer zou macht de dienst uitmaken maar Liefde.

In de dagen van Jezus van Nazareth is duidelijk geworden dat die inrichting toch niet helemaal gegaan is zoals het in de leer van Mozes beschreven staat. Er zijn armen en rijken en de rijken buiten de armen uit. Dat is vandaag de dag nog net zo. Jezus van Nazareth geeft daarvoor een verklaring. Als je dat onderwijs geeft zijn er altijd leerlingen die niet opletten. Er zijn er die de leer vertrappen, als je kans ziet dan is zelf rijker worden toch altijd leuker dan te moeten delen met een ander, vluchtelingen moet je niet helpen maar terugsturen. Er zijn ook mensen die het horen maar het niet tot zich laten doordringen, het klinkt mooi maar het heeft geen gevolg. Anderen nemen het in zich op om zich vervolgens met andere dingen bezig te gaan houden, voetballen kan ook leuk zijn, en uit gaan en er mooi uitzien en naar concerten gaan. Dat kost allemaal geld en dat kan je moeilijk delen met de armen. Er zijn maar weinig mensen die hun leven echt in dienst stellen van de armen, de vertrapten, de verdrukten, de mensen zonder recht en gerechtigheid. En die mensen zwijgen er meestal over. Die anderen maken zoveel lawaai dat er in stilte gewerkt wordt aan een menselijke samenleving. Jezus van Nazareth roept op om het niet stilletjes, niet geheim te houden maar je licht er over laten gaan, daar licht de waarheid, de zin van het leven, de toekomst met vrede, waar alle tranen gedroogd zullen zijn.

 

Opdat ze scherp zien,

Marcus 4:1-12

1 Weer ging Hij naar het meer om de mensen te onderwijzen; er kwam een enorme menigte om Hem heen staan. Daarom ging Hij in de boot op het meer zitten, terwijl de menigte op de oever bleef staan. 2 Hij onderwees hen en sprak hen toe in allerlei gelijkenissen. Hij zei: 3 ‘Luister. Een zaaier ging eropuit om te zaaien. 4 Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op. 5 Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; 6 en toen de zon opkwam verschroeide het, en doordat het geen wortel had droogde het uit. 7 Weer een ander deel viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vruchten voort. 8 Maar er was ook zaad dat in goede grond viel en wel vruchten voortbracht: het schoot op en groeide en droeg vrucht, dertig-, zestig- en honderdvoudig.’ 9 En Hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren!’ 10 Toen Hij weer alleen was met zijn volgelingen en met de twaalf leerlingen, stelden ze Hem vragen over de gelijkenissen. 11 Hij zei tegen hen: ‘Aan jullie is het geheim van het koninkrijk van God onthuld; maar zij die buiten staan, krijgen alles te horen in gelijkenissen, 12 “opdat ze scherp zien, maar geen inzicht hebben, opdat ze goed horen, maar niets begrijpen, anders zouden ze tot inkeer komen en vergeving krijgen.”’ (NBV21)

We lezen vandaag de gelijkenis van Jezus over zaadjes die in de akker vallen en vrucht dragen. Het meest vruchtbaar zijn natuurlijk de vrouwen onder ons. In de Bijbel vindt je veel verhalen over bevrijding die beginnen met verhalen over de vrouwen die daarin een rol spelen. Mozes zou het volk Israël uit de slavernij in Egypte leiden en aan het begin van het verhaal over Mozes gaat het over zijn moeder, zijn zuster en een Egyptische prinses. De zuster van Mozes speelde ook later nog een belangrijke rol. Het verhaal van vandaag is eigenlijk een verhaal over hoop en wanhoop. We hopen natuurlijk allemaal dat ons streven in het leven ook wat opbrengt. Veel mensen zeggen dan dat ze de wereld voor hun kinderen een beetje beter willen achterlaten als ze de wereld hebben aangetroffen.

In het voorjaar is er in een aantal kerken ook nog de biddag voor gewas en arbeid. Voor veel agrariërs breekt de tijd van zaaien en planten aan en de hoop op een goede oogst. Nu de meeste agrariërs verdwenen zijn heeft de kerk daar ook de arbeid bij betrokken. En natuurlijk is het goed om met elkaar af te spreken, en daarbij stil te staan, dat dat zaaien, oogsten en werken tot zegen zal zijn, ofwel ten goede komt aan de armsten in de samenleving. Al die mensen die de biddag voor gewas en arbeid vieren zouden in hun bedrijven en op hun boerderijen kunnen werven voor het leveren van voedsel en geld voor de voedselbanken, zodat de tekorten kunnen worden weggewerkt. Vrouwen weten dat over het algemeen al wel, maar vrouwen moeten vandaag weer eens stilstaan bij wat ze eigenlijk waard zijn. Veel vrouwen stellen zich nog te dienstbaar en onderdanig naar hun mannen op.

Omdat ze vaak zo weinig van zichzelf houden komt er van de liefde voor hun naaste ook maar weinig terecht. En omdat veel vrouwen zichzelf niet echt hoog achten vindt je ook weinig vrouwen op hoge posities. Ook in het verhaal dat Jezus van Nazareth vertelde en dat wij vandaag lezen wordt er niet anders geoogst dan er is gezaaid. Alleen als er in goede grond is gezaaid dan levert het meer op. In het verhaal van het leven van Jezus van Nazareth is de goede grond de liefde. Pas als er veel liefde is, kan er groei zijn, kan er vrede zijn, kan er heling zijn. Het verhaal van vandaag werd verteld in een boot omdat er zoveel mensen kwamen luisteren. Maar het verhaal gaat eigenlijk over doen. Een vrouwen verhaal, want vrouwen offeren zich op voor hun kinderen, voor hun omgeving, soms voor hun partner. Natuurlijk hoef je er zelf niet beter van te worden van al die zorg, maar hoe meer je van jezelf houdt, hoe meer je laat zien hoeveel een mens waard kan zijn, hoe meer je ook voor een ander kunt betekenen. Dan pas gaat liefde 30, 60 of 100 voud opbrengen, en van zoveel liefde gaat de wereld veranderen.

Ze knarsetandden

Handelingen 7:44–8:1a

44 Onze voorouders hadden in de woestijn de verbondstent bij zich, gemaakt in opdracht van de engel die met Mozes sprak, naar het ontwerp dat Mozes had gezien. 45 Onze voorouders hadden deze tent bij zich toen ze onder leiding van Jozua het land veroverden van de volken die God voor hen verdreef; dit duurde tot in de tijd van David. 46 David werd door God begunstigd en vroeg om een heiligdom voor het volk van Jakob. 47 Maar het was Salomo die voor God een tempel bouwde. 48 Toch woont de Allerhoogste niet in een huis dat door mensenhanden is gemaakt, zoals de profeet zegt: 49 “De hemel is mijn troon, de aarde mijn voetenbank. Hoe zouden jullie dan een huis voor Mij kunnen bouwen-zegt de Heer-,een plaats waar Ik kan rusten? 50 Heb Ik dit alles niet met eigen handen gemaakt?” 51 Maar u bent halsstarrig, onbesneden van hart en van oren; steeds weer verzet u zich tegen de heilige Geest, zoals uw voorouders ook al deden. 52 Wie van de profeten hebben uw voorouders niet vervolgd? Degenen die de komst van de rechtvaardige aankondigden hebben ze gedood, en zelf hebt u nu de rechtvaardige verraden en vermoord, 53 u die de wet ontvangen hebt door tussenkomst van de engelen, maar er niet naar hebt geleefd.’ 54 Toen ze dit hoorden, werden ze razend op hem, ze knarsetandden van woede. 55 Maar vervuld van de heilige Geest sloeg Stefanus zijn blik op naar de hemel en zag de luister van God, en Jezus, die aan Gods rechterhand stond, 56 en hij zei: ‘Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat.’ 57 Maar ze schreeuwden en tierden, hielden hun handen voor hun oren en stormden met zijn allen op hem af. 58 Ze dreven hem de stad uit om hem te stenigen. De getuigen gaven hun mantel in bewaring bij een jongeman die Saulus heette. 59 Terwijl Stefanus gestenigd werd, riep hij uit: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest.’ 60 Hij viel op zijn knieën en riep luidkeels: ‘Heer, reken hun deze zonde niet aan!’ En na deze woorden stierf hij. 1 Saulus keurde de moord op hem goed. (NBV21)

De politiek van de Hoge Raad van Israël, het Sanhedrin, beruste op zeer oude wetgeving in Israël. Van God mogen geen beelden gemaakt worden en dus horen er zeker in de Tempel in Jeruzalem geen beelden geplaatst. Ooit in de geschiedenis was dat wel gebeurd en het was dan slecht gegaan met het volk. Pas als de beelden verwijderd waren en de Tempel gereinigd, ging het weer beter met het volk. Stephanus wijst fijntjes op de oude traditie van de Tempel, ooit begonnen als een Tent en pas door Salomo tot een echte Tempel omgebouwd. Maar die traditie brengt ook met zich mee dat het volk geloofde dat God daar zelf niet woonde. God was immers hoog verheven, hoger dan enig mens ooit verheven zou kunnen worden. In de Psalmen wordt over de Tempel wel gezegd dat het de voetenbank van God is. Daar ontmoeten hemel en aarde elkaar. Daar, in het centrum van die ontmoeting, werd vanouds de richtlijn van heb Uw naaste lief als Uzelf bewaard. In de tijd van Stephanus was die ark al een paar eeuwen verdwenen maar de functie van de Tempel was nog steeds de ontmoeting met God mogelijk te maken en het verbond dat die Wet met zich bracht te vernieuwen.

Door een offermaaltijd te houden met de armen, de vreemdelingen, je familie en de dienaren van de Tempel vernieuwde je de belofte je aan de leer van Mozes samengevat in “heb Uw naaste lief als Uzelf” te houden. Maar de Priesters hadden in de loop van de geschiedenis de Tempel steeds belangrijker gemaakt en daarmee zichzelf. De Tempel was weliswaar zonder beelden maar God woonde er wel degelijk en de Tempel zelf was Heilig geworden. Niet de ontmoeting met God, de vernieuwing van het verbond, stond centraal, maar de pracht en praal van het Tempelcomplex en de macht van de Priesterkaste in Jeruzalem. Als Stephanus, met behulp van de oude verhalen van het volk Israel en het visioen dat je via Jezus van Nazareth direct contact kunt hebben met je God, de macht van de Priesters en de betekenis van de Tempel ter discussie stelt dan wekt dat de woede van iedereen die tot de machthebbers behoort. Zo iemand kun je wel vermoorden, en dat deden ze dan ook. Moeten we de machthebbers in Jeruzalem dan veroordelen? Wat ze deden was in onze ogen niet goed, maar onze ogen kijken achteraf, niet naar het hier en nu.

Het verhaal zelf waarschuwt ons te gemakkelijk te oordelen over mensen ook al doen ze kwaad. Bij de moord op Stephanus was ook Saulus aanwezig en hij keurde de moord goed. Diezelfde Saulus zou later als Paulus de belangrijkste verbreider van die leer van Jezus van Nazareth worden. Hij zou zich verzetten tegen religieuze machthebbers die de mensen wijsmaakten een Wet van God en de juiste leer in bezit te hebben. Hij zou de mensen voor houden dat de leer van heb Uw naaste lief als Uzelf in je verstand gebeiteld moet worden en in je hart moet wonen, dat je lichaam de Tempel moet zijn. Alleen dan kunnen we opkomen voor de weduwen en wees, voor de minsten der aarde, een hand uitsteken naar hen die een hand nodig hebben om op te staan. Daarom veroordelen we niet maar houden we ons bezig met het goede en niets dan het goede, ook vandaag weer.

Beelden die jullie zelf gemaakt hebben

Handelingen 7:35-43

35 Het was deze Mozes die door zijn volksgenoten werd afgewezen met de woorden: “Wie heeft jou als leider en rechter aangesteld?” Maar God zond hem als leider en bevrijder naar hen toe, door tussenkomst van de engel die in de doornstruik aan hem verschenen was. 36 Het was deze Mozes die het volk wegleidde uit Egypte onder het verrichten van tekenen en wonderen, niet alleen in Egypte, maar ook bij de Rode Zee en in de woestijn, veertig jaar lang. 37 Mozes was het die tegen de Israëlieten zei: “God zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan.” 38 Hij was het die, toen het volk in de woestijn bijeen was, als bemiddelaar optrad tussen onze voorouders en de engel die op de Sinai tegen hem sprak, hij was het die de levenbrengende woorden ontving om ze aan ons door te geven. 39 Maar onze voorouders wilden hem niet gehoorzamen: ze wezen hem af en verlangden terug naar Egypte. 40 Daarom zeiden ze tegen Aäron: “Maak goden voor ons die voor ons uit kunnen gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.” 41 Toen maakten ze een beeld in de vorm van een stierkalf, brachten er offers aan en verheugden zich over hun eigen maaksel. 42 Maar God keerde zich van hen af en liet hen de sterren en hemelgoden aanbidden, zoals in het Boek van de profeten geschreven staat: “Hebben jullie Mij soms dierenoffers en brandoffers gebracht toen jullie veertig jaar door de woestijn trokken, volk van Israël? 43 Nee, jullie hebben de tent van Moloch meegedragen en de ster van jullie god Refan, beelden die jullie zelf gemaakt hebben om te aanbidden. Daarom zal Ik jullie wegvoeren, tot voorbij Babylon.” (NBV21)

De vraag die Stephanus in herinnering roept en die aan Mozes werd gesteld door het volk dat in slavernij werkte in Egypte werd natuurlijk ook gesteld door het Sanhedrin, de Hoge Raad van Israël, aan Jezus van Nazareth. Later werd aan de volgelingen van die Jezus van Nazareth de vraag gesteld op grond waarvan ze hem eigenlijk als leider en rechter hadden aanvaard. Stephanus benadrukt in de manier waarop hij het verhaal vertelt dat het volk Mozes, en daarmee de God van Mozes, steeds heeft afgewezen. Ja dat toen ze de richtlijnen kregen, de leer van Mozes waarop de leiders van Israël, de leden van het Sanhedrin, zich zo graag beriepen alsof het een Romeinse wet was, in plaats van de Heer, de God van Israël, te danken, ze een gouden beeld er van maakten en daar om heen gingen dansen. Stephanus besluit dit gedeelte van het verhaal met een citaat uit het boek van de profeet Amos waar die de afgodendienst uit zijn tijd direct verbond met de afgodendienst rond het gouden kalf.

Amos voorspelde dat het volk Israël verspreid zou worden tot achter Babylon toe. Christenen die dit verhaal lazen na de verwoesting van de Tempel in het jaar 70 zullen gedacht hebben dat ook Stephanus de ondergang van Israël had voorspeld. Het Sanhedrin zal ondertussen tijdens deze rede hebben zitten koken van woede. Zonder dat Stephanus dat nu zo uitgesproken zegt beschuldigt hij ze van afgoderij, van het aanbidden van gouden beelden. Terwijl ze zo omzichtig en uitgebreid bezig waren geweest het plaatsen van gouden beelden in de Tempel van Jeruzalem te voorkomen. Ze waren zo bezig met de macht en het machtsevenwicht dat ze de armen en de slachtoffers van de Romeinse bezetting vergeten waren. In de eerste dagen van mei herdenken ook wij de dagen van vreemde bezetting. Toen mensen uit onze samenleving werden weggevoerd omdat ze een eigen geloof en een eigen cultuur hadden, een eigen afkomst die hen deed onderscheiden van anderen.

Ook tijdens die bezetting waren er leidende figuren in het volk die met de bezetter samenwerkten om het leed voor de onderdrukten zo klein mogelijk te houden, om zo veel mogelijk van het eigene te kunnen behouden. Achteraf werden die leiders voor “fout” aangemerkt, maar dat is achteraf. De keuzes onder een bezetting zijn nooit eenvoudig. Juist daarom is de herdenking in onze dagen van vrede en voorspoed zo belangrijk. Het onderscheid maken tussen mensen op grond van hun geloof en afkomst sluipt zo gemakkelijk een samenleving binnen, wij moeten dat toch ook merken. En zolang we ze niet vergassen lijkt het onschuldig, een politieke mening meer niet. Stephanus laat ons horen dat het geschipper met de grondregel van heb Uw naaste lief als Uzelf direct leidt tot afgoderij ook al zien we de gouden beelden nog niet in de Tempel. Onze samenleving is dus vergiftigd als wij niet in verzet komen tegen vreemdelingenhaat en angst voor het vreemde. Daar kunnen we vandaag om denken.

 

Hun jammerklachten

Handelingen 7:17-34

17 Naarmate de tijd naderde dat Gods belofte aan Abraham in vervulling zou gaan, nam het volk in Egypte in aantal toe en werd het steeds groter, 18 tot er een andere koning in Egypte aan de macht kwam, die Jozef niet had gekend. 19 Deze koning trof een sluwe maatregel om zich van ons volk te ontdoen: hij dwong onze voorouders hun pasgeboren kinderen te vondeling te leggen, zodat die zouden sterven. 20 In die tijd werd Mozes geboren. Hij was een uitzonderlijk mooi kind. Drie maanden lang werd hij in het huis van zijn vader verzorgd, 21 maar toen hij te vondeling werd gelegd, ontfermde de dochter van de farao zich over hem en liet hem opvoeden als haar eigen zoon. 22 Mozes werd onderwezen in alle kennis van de Egyptenaren en werd een machtig man in woord en daad. 23 Toen hij veertig jaar was, besloot hij zich te bekommeren om het lot van de Israëlieten, zijn eigen volk. 24 Op een dag zag hij dat een van hen werd mishandeld door een Egyptenaar, waarop hij de man wie dit onrecht werd aangedaan te hulp schoot en wraak nam door de Egyptenaar te doden. 25 Hij meende dat zijn volksgenoten zouden begrijpen dat God hen door zijn toedoen wilde bevrijden, maar ze begrepen het niet. 26 De volgende dag kwam hij tussenbeide toen twee Israëlieten aan het vechten waren, en hij probeerde hen met elkaar te verzoenen door te zeggen: “Jullie zijn toch broeders? Waarom doen jullie elkaar dan kwaad?” 27 Maar de man die zijn volksgenoot mishandelde, duwde hem weg en zei: “Wie heeft jou als leider en rechter over ons aangesteld? 28 Wou je mij soms ook doodslaan, net als die Egyptenaar gisteren?” 29 Toen Mozes dat hoorde, nam hij de vlucht en vestigde zich als vreemdeling in Midjan, waar hij twee zonen kreeg. 30 Nadat er veertig jaren waren verstreken, verscheen er in de woestijn bij de Sinai een engel aan hem in de vlammen van een brandende doornstruik. 31 Vol verwondering keek Mozes naar dit schouwspel, maar toen hij dichterbij kwam om het te onderzoeken, klonk de stem van de Heer: 32 “Ik ben de God van je voorouders, de God van Abraham, Isaak en Jakob.” Bevend van schrik wendde Mozes zijn blik af. 33 Maar de Heer zei tegen hem: “Trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. 34 Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is en Ik heb hun jammerklachten gehoord, zodat Ik ben afgedaald om hen te bevrijden. Daarom stuur Ik je nu naar Egypte.” (NBV21)

Het lijkt er op dat Stephanus de Hoge Raad van de Tempel uitvoerig de les leest door ze nog eens nauwkeurig en uitvoerig het verhaal van het volk Israël in Egypte en Mozes te vertellen. Maar zo nauwkeurig is het nu ook weer niet. In het verhaal zoals het in het boek Exodus wordt verteld werden niet alle jongetjes uit de generatie van Mozes te vondeling gelegd, ze werden ter dood gebracht. Als je slaven genoeg hebt dan verminder je de aanwas nietwaar. Alleen Mozes werd door zijn zuster in een biezen mandje in de Nijl te water gelaten in de hoop dat hij als vondeling zou worden beschouwd, hetgeen lukte. Ook de mededeling dat Mozes, toen hij 40 jaar was, iemand doodsloeg en moest vluchten staat niet in Exodus, daar wordt helemaal niet over de leeftijd van Mozes gesproken. En dat Mozes na 40 jaar in de woestijn bij de Berg Sinaï een engel in de brandende doornstruik zag, staat zo al helemaal niet in Exodus. Stephanus verdeelt hier het verhaal van Mozes in perioden van 40 jaar en een tijdsperiode van 40 jaar of 40 dagen is een periode van volheid in de Bijbel.

Toen het tijd was, toen de tijd daar was is vaak hetzelfde als na 40 dagen of na 40 jaren, zo ook hier. Stephanus, de Griek, vertelt hier dus op zijn eigen manier het verhaal van de redding van Israël en de ontmoeting van Mozes met God. Denk nu niet dat er tegenstrijdigheden staan in de Bijbel. Dat is dus onzin. Denk ook niet dat Stephanus het mis had, of dat Exodus het mis had. Het komt niet op de details aan maar op de boodschap. God heeft Mozes door de dood heen gehaald en als Prins van Egypte groot laten brengen om later het volk uit de slavernij te kunnen voeren. Dat was niet iets dat Mozes zelf had bedacht maar daar was een Goddelijke roeping voor nodig. Het was ook geen zaak van overhaaste beslissingen geweest of een opwelling maar het gebeurde toen de tijd er voor rijp was. Maar op deze manier Mozes, de grote profeet van het volk Israël, de wetgever in de woestijn, te vergelijken met Jezus van Nazareth, de volksprediker die werd gekruisigd, moet voor de leden van Hoge Raad een serie vloeken in de Tempel zijn geweest.

En nog wel in het Grieks ook. Voor ons Heidense volgelingen van Jezus van Nazareth valt te leren dat het navertellen van de oude verhalen ons ineens duidelijk kan maken hoe het zit met die bevrijding. Gewoon te vondeling leggen kan het begin zijn van een vruchtbaar leven dat mensen bevrijdt uit een slavenbestaan. Daarom zijn ook de minsten onder ons te eren en te respecteren. Voor we het weten rijken we de hand aan mensen die onmisbaar zullen blijken in de loop van onze geschiedenis of de geschiedenis van onze kinderen. Dat is een verhaal dat de Bijbel ons voortdurend voorhoud, als we niet houden van onze naaste als van onszelf zullen we geen van beiden overleven. Daarom weten we wat ons te doen staat. Ook vandaag weer.